Verticale meertrapscentrifugaalpompen. Installatie- en bedieningsvoorschriften series: DPV en DPLHS



Vergelijkbare documenten
Verticale meertrapscentrifugaalpompen. Installatie- en bedieningsvoorschriften series: DPV en DPLHS

Verticale insteekpomp. Installatie- en bedieningsvoorschriften Serie: VCI

Besturings-units. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: DP-Messenger

Verticale meertraps centrifugaalpompen. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: DPVE/DPV(S)/DPVCF/DPLHS

Hydro-units. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: Eco Break-units

Horizontale meertrapscentrifugaalpompen. Installatie- en bedieningsvoorschriften series: DPHM(C)

TECHNISCHE HANDLEIDING

Verticale meertrapscentrifugaalpompen. Installatie- en bedieningsvoorschriften series: DPV en DPLHS

Hydro-units. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: Break-units - DPVME PW

Dompelpompen. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: DVV

Vuilwater-Units. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: Vuilwater-Unit VUN1

Meertraps centrifugaal pompen DPV

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

Hydro units. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: Home-Unit Pro

INHOUD. CE Verklaring van Overeenstemming 8. 2

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

Verticale meertrapscentrifugaalpompen. Installatie- en bedieningsvoorschriften serie: DPV en DPLHS

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies

MIDDENSPANNINGSBORD HET MODULAIR CONCEPT

Handleiding Harmopool Whirlpool Spa Pomp : ZFPX5200 -ZFPX ZFPX5220

Brand-units. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: FU 1 PB Eco Line

Gebruikershandleiding Festec FNS hydraulische moerensplijter

Gebruikershandleiding Pneumatische rechte stiftslijper EG120ST EG120K-19R

Gebruikershandleiding Reactieloze pneumatische ratel EG554A (3/8 ) EG554B (1/2 )

Gebruikershandleiding Pneumatische slagmoersleutel EG2460 (1/2 ) EG2480 (3/8 )

de dynamiek van water dpv verticale meertraps centrifugaal pompen

Gebruikershandleiding Pneumatische slagmoersleutel EG1662C (1")

Handleiding. Bij het installeren en / of samenbouwen van de apparatuur moet voor de ingebruikname alle veiligheidscomponenten zijn aangebracht.

Bedrijfsvoorschriften

Gebruikershandleiding Pneumatische haakse boormachine EG225-19R

de dynamiek van water dpv verticale pompen Jansen Pompentechniek T: +31(0) E:

Gebruikershandleiding

Montage handleiding Meskantafsluiters

dpvci verticale insteekpomp

Adapters en verloopmoeren van metaal

NEDERLANDS. Installatie & Onderhoudsinstructies

Installatie & Onderhoudsinstructies

Gebruikershandleiding Hijsframe t.b.v. trapgat Versie 1,

Hydro-units. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: Break-unit - DW

HANDLEIDING ATEX Explosionproof

Gebruikershandleiding Pneumatische haakse slagmoersleutel EG557A (3/8 ) EG557B (1/2 )

Gebruikershandleiding Pneumatische kitspuit EG195

ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR VERLICHTINGSARMATUREN

Gebruikershandleiding

INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES

Gegevensblad. Bladzijde: 1 / 5. ETL GG AV11D BKSBIE2 Inlinepomp. bedrijfsgegevens. Bouwwijze

Gebruikershandleiding Pneumatische pons- felsmachine EG

VEILIGHEID EN CORRECT GEBRUIK

Montage-, gebruikers- en onderhoudshandleiding BDA 04

Handleiding aansluiten en in gebruik nemen zelfaanzuigende SHE pompen

Gebruikershandleiding.

Handleiding. Geha heeft veel aandacht besteed aan de veiligheid en betrouwbaarheid van de geleverde onderdelen.

Vuilwater-Units. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: Vuilwater-Unit VUN1

Handleiding. UT 16A en UT 18A Afzuigboxen

KEYSTONE. CompoSeal-vlinderafsluiters, ringtype Handleiding voor installatie & onderhoud. Lees deze instructies zorgvuldig

Hefbrugkriks hand hydraulisch of pneumatisch hydraulisch

INSTRUCTIEBOEKJE TP800P-TP800R-TP1200R. tuinpompen

DM-SL (Dutch) Dealerhandleiding. RACE MTB Trekking. Stads-toer/ comfort-fiets. Schakelversteller. RAPIDFIRE Plus 11-speed SL-RS700

BA100E Elektrisch aangedreven Multifunctionele vuilwaterpomp Max. 260 m 3 /uur, Max. 21 mwk

Gebruikershandleiding

INSTALLATIE INSTRUCTIES VOOR VLINDERKLEPPEN

Gebruikershandleiding Pneumatische naaldbikhamer EG671CF

Gebruiksaanwijzing BullDuster

NL... Horizontaal tilsysteem. Vers. 3.00

Bedieningshandleiding. GeniaUniversal

BA200E Elektrisch aangedreven Multifunctionele vuilwaterpomp Max. 650 m 3 /uur, Max. 31 mwk

Gebruikershandleiding

TA-COMPACT-P. Gecombineerde regel- en inregelafsluiters voor eindunits Drukgecompenseerde regel- en inregelafsluiter (PIBCV)

Gebruiksaanwijziging. SPEED 70 AUT Bestelnr

Gebruikershandleiding

Voornaaf/cassettenaaf (standaardtype)

Gebruikershandleiding.

INSTALLATIE & ONDERHOUDSINSTRUCTIES

Dompelpompen. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: DVV

Glijringpakking RG-4 stationair, enkelwerkend

3 WEG- OMSCHAKELKLEP. Installatie- en gebruikershandleiding. voor warmtapwaterlading. USV 1" bu USV 5/4" bu USV 6/4" bi

Dealerhandleiding. WEG MTB Trekking. Stads-toer/ comfort-fiets. Schakelversteller METREA SL-U5000

Installatie & Onderhoudsinstructies 10/2015

Brand-units. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: FU 1

Hogedruk-inline-pomp. Movitec. ATEX-uitvoering. Bedrijfs-/Montagevoorschrift

NEDERLANDS. Installatie & Onderhoudsinstructies

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud

Documentatie. magneetventielen

GEBRUIKSAANWIJZING. Europese Modellen HI 120 Amerikaanse Modellen HI 48. WAARSCHUWING Lees deze handleiding voordat u de machine gebruikt.

GEBRUIKSAANWIJZING EIGENSCHAPPEN VOOR HET GEBRUIK

Transcriptie:

Verticale meertrapscentrifugaalpompen Installatie- en bedieningsvoorschriften series: DPV en DPLHS

Inhoudsopgave 1 Inleiding van de handleiding 1.1 Voorwoord 1.2 Pictogrammen en symbolen 2 Identificatie, service en technische ondersteuning 2.1 Gegevens en informatie verkrijgen DPV 2, 4, 6, 10, 15, 25 & 85... 5 2.2 Gegevens en informatie verkrijgen DPV 45, 65 & DPLHS6... 6 2.3 Afdichtingscodes... 7 2.4 Stroom... 7 2.5 Aanvullende documentatie... 7 3 Garantievoorwaarden 3.1 Garantievoorwaarden 4 Veiligheid en milieu 4.1 Algemeen 4.2 Gebruikers... 10 4.3 Veiligheidsvoorzieningen... 10 4.4 Veiligheidsmaatregelen...11 4.5 Milieuaspecten...11 5 Inleiding van de pomp 5.1 Modelcode... 12 5.2 Beschrijving van het product... 12 5.3 Ecologisch ontwerp... 12 5.4 Gebruik volgens bestemming... 13 5.5 Bediening... 13 5.6 Meten, aftappen en ontluchten... 14 5.7 Modulaire keuze... 14 5.8 Werkbereik... 14 5.9 Explosieveiligheid... 15 6 Transport 6.1 Transport... 18 6.2 Opslag... 18 7 Installatievoorschriften 7.1 De pomp opstellen... 19 7.2 Een motor op de pomp monteren... 20 7.3 Elektrische installatie... 23 7.4 In bedrijf stellen... 25 2 8 Bediening 8.1 Bediening... 26 9 Onderhoud 9.1 Inleiding... 27 9.2 Smering... 27 9.3 De pomp voor een lange stilstandperiode onderhouden... 27

10 Storingen 10.1 Storingentabel... 28 10.2 Aanhaalmomenten van de bouten van de koppeling - pos 914.01... 30 11 Bijlagen 11.1 CE-conformiteitsverklaring... 31 3

1 Inleiding van de handleiding 1.1 Voorwoord De handleiding bevat belangrijke informatie voor betrouwbare, juiste en efficiënte werking. Het is van cruciaal belang om de bedieningsinstructies op te volgen om betrouwbaarheid en een lange levensduur van het product te verzekeren en risico s te vermijden. De eerste hoofdstukken bevatten informatie over deze handleiding en veiligheid in het algemeen. De volgende hoofdstukken geven informatie over normaal gebruik, installatie, onderhoud en reparaties van het product. In de bijlagen staan de technische gegevens, de onderdelentekeningen en de conformiteitsverklaring(en). Wordt gebruikt voor het introduceren van veiligheidsinstructies die, indien zij niet worden opgevolgd, kunnen leiden tot schade aan het product en de functies hiervan. MILIEU-INSTRUCTIE Opmerkingen met betrekking tot het milieu. Raak vertrouwd met de inhoud. Volg de aanwijzingen en instructies nauwgezet. Wijzig nooit de volgorde van de te verrichten handelingen. Bewaar deze handleiding of een kopie daarvan samen met het logboek op een voor alle personeel toegankelijke, vaste plaats in de nabijheid van het product. 1.2 Pictogrammen en symbolen In deze handleiding en in alle bijbehorende documentatie worden de volgende pictogrammen en symbolen gebruikt. Gevaar voor elektrische spanning. Veiligheidsaanduiding voor IEC 417-5036. 4 Handelingen of procedures die, indien onvoorzichtig uitgevoerd, persoonlijk letsel of schade aan het product tot gevolg kunnen hebben. Algemene gevaaraanduiding voor ISO 7000-0434.

2 Identificatie, service en technische ondersteuning 2.1 Gegevens en informatie verkrijgen DPV 2, 4, 6, 10, 15, 25 & 85 ID3481 De typeplaat geeft de typeserie/maat, de belangrijkste bedrijfsgegevens en het identificatienummer. Vermeld deze gegevens in alle vragen om inlichtingen, herhalingsorders en in het bijzonder bij het bestellen van reserveonderdelen. Neem als u extra gegevens of instructies nodig heeft die niet in deze handleiding worden gegeven of in geval van schade contact op met het dichtstbijzijnde klantenservicecentrum van DP-Pumps. 34/2012 1020429-1289 MEI>=0.70 Figuur 2: Pomp zonder in de fabriek gemonteerde motor H 3481 ID3297 34/2012 1020429-1248 MEI>=0.70 Figuur 1: Pomp met motor 3297 Figuur 3: Werkpunt 3060 Tabel 1: Beschrijving typeplaat Aanduiding Betekenis DPVCF 85/2-1 B Modelcode (ontwerpversie B) 15 kw (12,5 kw) Nominaal motorvermogen 1 (vereist vermogen) Frame 160 Maat motorframe 50 Hz Nominale frequentie ID 29083352019B Pompidentificatie > bestand zoals gebouwd Q 85.0 m 3 /h Optimale capaciteit bij vaste snelheid (zie fig.: 3 Werkpunt) H 37.6 m Optimale kop bij vaste snelheid (zie fig.: 3 Werkpunt) n fix 2940 rpm Rotatiesnelheidsindicatie waarbij Q/H worden gegeven PO 600097191 Productieordernummer Prod WW / JJJJ XXXXXXX-XXXX Productie week/jaar en productieserienummer Seal Ca/SiC Mechanische afdichtingsoppervlakcode, zie: 2.3 Afdichtingscodes EPDM Pompelastomeren PN10-20/+100 C Maximumdruk bij genoemde temperatuur 2 Easy access Type afdichting Hydr. PN40+80 C/140 C+PN25 Maximumtemperatuur bij genoemde druk Conn. PN16 Drukklasse aansluiting MEI >=0.70 Minimale efficiëntie-index 5 1. Voor pompen zonder op de fabriek gemonteerde motor: Framemaat 2. bij lagere druk is een hogere temperatuur toegestaan (neem contact op met uw leverancier)

2.2 Gegevens en informatie verkrijgen DPV 45, 65 & DPLHS6 ID 2517/13062005 De typeplaat geeft de typeserie/maat, de belangrijkste bedrijfsgegevens en het identificatienummer. Vermeld deze gegevens in alle vragen om inlichtingen, herhalingsorders en in het bijzonder bij het bestellen van reserveonderdelen. Neem als u enige extra gegevens of instructies nodig heeft die niet in deze handleiding worden gegeven of in geval van schade contact op met het dichtstbijzijnde klantenservicecentrum van DP- Pumps. Pomp zonder motor H +120 C 2517/13062005 ID 2446/13062005 +120 C 2446/13062005 Pomp met motor Figuur 4: Werkpunt 3060 Tabel 2: Beschrijving typeplaat 6 Aanduiding Betekenis DPVF 45-10 Modelcode (aantal trappen x10) 4.0 kw(8.4a) 1 50Hz Nominaal motorvermogen (vereist vermogen) 50 Hz Nominale frequentie ID 22450010 Pompidentificatie > bestand zoals gebouwd Q 39.6 m 3 /h Optimale capaciteit bij vaste snelheid (zie fig.: 4 Werkpunt) H 18.4 m Optimale kop bij vaste snelheid (zie fig.: 4 Werkpunt) n fix 2850 rpm Rotatiesnelheidsindicatie waarbij Q/H worden gegeven PO 600123456 Productieordernummer Prod WW / JJJJ XXXXXXX-XXXX Productie week/jaar en productieserienummer Seal Ca/SiC Mechanische afdichtingsoppervlakcode, zie: 2.3 Afdichtingscodes EPDM Pompelastomeren Hydr. PN25-20/+120 C Maximumtemperatuur bij genoemde druk 2 Conn. DIN/NW80 Maat aansluiting MEI >=0.10 Minimale efficiëntie-index 1. Voor met speciale motoren geleverde pompen worden geen waarden gegeven (gebruik de op de typeplaat van de motor gegeven waarden) 2. Algemene indicatie van temperatuur en druk. De toegestane druk- en temperatuurwaarden zijn ook afhankelijk van het type afdichting. Voor service en technische ondersteuning zijn de volgende adresgegevens beschikbaar: Tabel 3: adres serviceafdeling DP-Pumps Serviceafdeling Kalkovenweg 13 2401 LJ Alphen aan den Rijn Telefoon: 0172-48 83 66 Fax: 0172-46 89 00 Internet: www.dp.nl E-mail: service@dp.nl

2.3 Afdichtingscodes Tabel 4: Materiaalcode van de asafdichting Code volgens EN 12756 Omschrijving Materiaal Opmerking B Q1 U3 A B Q1 U13 E V X4 Veerring Steunpunt Elastomeren Koolstof-grafiet Siliconencarbide Wolfraamcarbide Koolstofgrafiet Koolstofgrafiet Siliconencarbide Wolfraamcarbide EPDM Viton HNBR G Veer CrNiMo-staal G Andere metalen CrNiMo-staal onderdelen Ca SiC TuC Ca Ca SiC TuC EPDM Viton HNBR Druppelhars Gesinterd drukloos CrNiMo-binder Antimoon-geïmpregneerd Druppelhars Gesinterd drukloos CrNiMo-binder Ethyleenpropyleenrubber Fluor-koolstof-rubber Gehydrogeniseerd nitrilrubber Zie voor informatie over combinaties van afdichtingen, types, druk en temperatuur tabel 10 Afdichtingen 2.4 Stroom 2.4.1 Nominale stroom DPV 2, 4, 6, 10, 15, 25 & 85 De nominaal toegestane motorstroom staat op de typeplaat van de motor. Deze toont het nominale werkbereik van de motor en dient ter bescherming van de motor. Ga voorzichtig te werk bij deze manier van toepassen, want niet alleen de motor maar ook de pomp moet bij gebruik worden beschermd. Op de typeplaat van de pomp (kokerlabel) staat "pompstroom bij 400 Volt" als I nom. en kan worden gebruikt voor het vooraf instellen van de motorbeveiligingsschakelaar ter beveiliging van de pomp/motor-combinatie. ID 2446 Bij het vooraf instellen van de motorbeveiligingsschakelaar kan de werkelijke stroom van de pomp tijdens bedrijf worden gemeten ter bescherming van de pomp/motorcombinatie. Aan de hand van deze stroomwaarde kan de juiste elektrische apparatuur, zoals aandrijving met variabele frequentie, hoofdschakelaar, bedradingsdiameter, enz. worden bepaald. Niet alleen de motor maar ook de pomp moet bij gebruik worden beschermd. +120 C Aan de hand van deze stroomwaarde kan de juiste elektrische apparatuur, zoals aandrijving met variabele frequentie, hoofdschakelaar, bedradingsdiameter, enz. worden bepaald. 2.5 Aanvullende documentatie 2446 2.4.2 Maximumstroom DPV 45, 65 & DPLHS6 Behalve deze handleiding is ook de onderstaande documentatie beschikbaar: 7 De nominaal toegestane motorstroom staat als l.max. op de typeplaat van de motor. Deze maximaal toegestane stroom toont het maximale werkbereik van de motor en dient ter bescherming van de motor.

Tabel 5: Aanvullende documentatie Document Datum/ Code Versie Algemene leveringsvoorwaarden 10-1998 119 / 1998 Motec bedieningsinstructies 09-2001 BA-8200- motec-frequency-inverters-v3-0.em DPV 2, 4, 6, 10, 15, 25 & 85 Technische gegevens 50 Hz 09/2012 97004455 Versie B Technische gegevens 60 Hz Versie B 09/2012 97004456 DPV 45, 65 & DPLHS6 Technische gegevens 50Hz 04-2011 97004434 Technische gegevens 60 Hz 04-2012 97004435 Zie ook www.dp-pumps.com 8

3 Garantievoorwaarden 3.1 Garantievoorwaarden De garantieperiode wordt bepaald door de voorwaarden in uw contract of ten minste door de algemene leveringsvoorwaarden. Overige garantiebepalingen zijn opgenomen in de algemene leveringsvoorwaarden, die op verzoek beschikbaar zijn. Aanpassingen of wijzigingen met betrekking tot het geleverde product zijn alleen toegestaan na overleg met de fabrikant. Originele reserveonderdelen en accessoires die door de fabrikant zijn goedgekeurd garanderen de veiligheid. Door gebruik van andere onderdelen kan iedere aansprakelijkheid van de fabrikant voor gevolgschade komen te vervallen. De garantie met betrekking tot de betrouwbare werking en veiligheid van het geleverde product is alleen geldig als het product volgens de hiervoor bedoelde toepassingen zoals deze in de onderstaande paragrafen van deze handleiding worden beschreven wordt gebruikt. De in het informatieblad genoemde limieten mogen onder geen enkele omstandigheid worden overschreden. De garantie vervalt als van één of meer van onderstaande punten sprake is. De afnemer brengt zelf wijzigingen aan. De afnemer voert zelf reparaties uit of laat die door derden uitvoeren. Het product is onoordeelkundig behandeld of onderhouden. Op het product zijn geen originele DP-Pumps reserveonderdelen gemonteerd. DP-Pumps verhelpt defecten onder garantie als aan onderstaande punten voldaan wordt. 9 Defecten die het gevolg zijn van gebreken in het ontwerp, de materialen of de uitvoering. Het defect binnen de garantietermijn is gemeld.

4 Veiligheid en milieu 4.1 Algemeen Dit DP-Pumpsproduct is ontwikkeld volgens de allernieuwste technologie; het is gefabriceerd met de uiterste zorg en onderworpen aan constante kwaliteitscontrole. DP-Pumps aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade en letsel die veroorzaakt worden door het niet opvolgen van de voorschriften en instructies in deze handleiding. Dit geldt eveneens in gevallen van onachtzaamheid gedurende installatie, gebruik en onderhoud van het product. Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan de veiligheid van personeel, het milieu en het product zelf in gevaar brengen. Het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan ook leiden tot het verlies van alle rechten op schadeclaims. Het niet opvolgen kan in het bijzonder leiden tot bijvoorbeeld: het uitvallen van belangrijke functies van het product of het systeem, het niet uitvoeren van voorgeschreven onderhouds- en servicewerkzaamheden, gevaar voor personen door elektrische, mechanische en chemische invloeden, gevaar voor het milieu door lekkage van gevaarlijke stoffen, explosies. Afhankelijk van specifieke werkzaamheden kunnen aanvullende veiligheidsmaatregelen nodig zijn. Neem contact op met DP-Pumps als tijdens het gebruik een potentieel gevaar naar voren komt. 4.2 Gebruikers Alle medewerkers die betrokken zijn bij de bediening, het onderhoud, de inspectie en installatie van het product moeten volledig zijn opgeleid om de betreffende werkzaamheden uit te voeren. Verantwoordelijkheden, vaardigheden en toezicht moeten duidelijk door de bediener worden gedefinieerd. Als de betreffende medewerker nog niet de vereiste kennis heeft, moeten hiervoor geschikte training en instructies worden aangeboden. Indien nodig kan de bediener de fabrikant / leverancier opdracht geven om deze training te verzorgen. Daarnaast is de bediener verantwoordelijk voor het verzekeren dat de verantwoordelijke medewerkers de inhoud van de bedieningsinstructies volledig hebben begrepen. 4.3 Veiligheidsvoorzieningen Het product is met de grootst mogelijke zorg ontworpen. Originele onderdelen en accessoires voldoen aan de veiligheidsvoorschriften. Constructiewijzigingen of het gebruik van niet originele onderdelen kunnen leiden tot een veiligheidsrisico. Zorg dat het product binnen het werkbereik werkt. Alleen dan kan de goede werking van het product worden gegarandeerd. 10 De eigenaar van het product is verantwoordelijk voor de naleving van lokale veiligheidsvoorschriften en interne bedrijfsrichtlijnen. Niet alleen moeten de algemene veiligheidsvoorschriften die in dit hoofdstuk over veiligheid worden beschreven worden opgevolgd, maar ook de veiligheidsvoorschriften die onder de specifieke hoofdstukken worden uiteengezet. 4.3.1 Labels op het product De op het product aangebrachte pictogrammen, waarschuwingen en instructies maken deel uit van de getroffen veiligheidsvoorzieningen. De labels mogen niet worden verwijderd of afgedekt. Labels moeten gedurende de hele levensduur van het product leesbaar blijven. Vervang beschadigde labels direct.

4.4 Veiligheidsmaatregelen 4.4.1 Gedurende normaal gebruik Neem contact op met het lokale energiebedrijf voor vragen over elektriciteitsvoorzieningen. Scherm onderdelen die warm kunnen worden zodanig af, dat direct contact niet mogelijk is. Plaats, wanneer van toepassing, altijd niet vervormde koppelingsbeschermplaten als afscherming van de koppeling alvorens de pomp in gebruik te nemen. Zorg dat de koppelingsbeschermplaten nooit met de draaiende koppeling in contact komen. Sluit altijd de schakelkast. 4.4.2 Tijdens installatie, onderhoud en reparatie Alleen bevoegd personeel mag het product installeren, onderhouden, inspecteren en elektrische componenten repareren. Neem de plaatselijke veiligheidsvoorschriften in acht. Ontkoppel altijd eerst de energietoevoer naar het product, voorafgaande aan installatie, onderhoud en reparatie. Beveilig deze ontkoppeling. Na continue bedrijf kunnen de oppervlakken van een pomp heet zijn. Zorg ervoor dat niemand in de buurt van draaiende componenten aanwezig kan zijn bij het starten van een pomp. Alle veiligheids- en beschermende voorzieningen moeten direct na afronding van de werkzaamheden terug worden geplaatst en/of weer in werking worden gesteld. Neem alle instructies die in het hoofdstuk over "Inbedrijfstelling/ Opstarten" worden beschreven in acht voordat het product weer in werking wordt gesteld. 4.5 Milieuaspecten 4.5.1 Algemeen De producten van DP-Pumps zijn ontworpen om gedurende de gehele levensduur milieuvriendelijk te kunnen functioneren. Gebruik (waar van toepassing) altijd biologisch afbreekbare smeermiddelen voor het onderhoud. MILIEU-INSTRUCTIE Handel altijd volgens de wetten, voorschriften en instructies inzake gezondheid, veiligheid en milieu. 4.5.2 Ontmanteling Ontmantel en voer het product op milieuvriendelijke wijze af. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de eigenaar. MILIEU-INSTRUCTIE Informeer bij de plaatselijke overheid over hergebruik of milieuvriendelijke verwerking van afgedankte materialen. Behandel een pomp met gevaarlijke vloeistoffen met de grootst mogelijke voorzichtigheid. Voorkom gevaar voor personen of het milieu bij het verhelpen van lekkages, het aftappen van vloeistof en het ontluchten. Het is aangeraden om een lekbak onder de pomp te plaatsen. 11

5 Inleiding van de pomp 5.1 Modelcode Tabel 6: Voorbeeld modelcode DP VS F 85 /3-1 B Label DP Productlabel Materiaal/Constructie VC Gietijzeren pompvoet en kopstuk hydr. 1,4301 / AISI 304 V Alle natte onderdelen roestvrij staal 1.4301 / AISI 304 VM Alle natte onderdelen roestvrij staal 1.4301 / AISI 304 met gesloten gekoppelde motor VS Alle natte onderdelen roestvrij staal 1.4401 / AISI 316 Aansluitingen E Externe schroefdraad (met ingebouwde terugslagklep) Ovalen flens met interne schroefdraad F Ronde flens V Victaulic koppelingen T Aansluitingen met drie klemmen 85 Maat (capaciteit in m 3 /u bij Q. opt.) /3 Aantal trappen /3-1 Aantal trappen, waarbij één trap met gereduceerde kop B Ontwerpversie B 45 Maat (capaciteit in m 3 /u bij Q. opt.) -30 Aantal trappen (x10) -30-1 Aantal trappen (x10) waarbij één trap met gereduceerde kop Ontwerpversie 12 5.2 Beschrijving van het product De serie verticale, enkelvoudige of meertraps centrifugaalpompen is bedoeld voor het pompen van schone of licht bijtende waterachtige media. De aanzuig- en afvoeraansluitingen van de pomp liggen op één lijn, waardoor de pomp eenvoudig te installeren is. Het hydraulische systeem wordt door een elektromotor aangedreven. Alle hydraulische onderdelen van de pomp zijn van roestvrij staal. 5.3 Ecologisch ontwerp Product volgens verordening 547/2012 (voor waterpompen met een nominaal maximumasvermogen van 150 kw) volgens Richtlijn 2009/125/EG "Ecologisch ontwerp": Minimale efficiëntie-index: Zie typeplaat, legenda voor typeplaat. Zie tabel 1 Beschrijving typeplaat. De referentiewaarde MEI van een waterpomp met de hoogste efficiëntie is = 0,70. Bouwjaar: Zie typeplaat, legenda voor typeplaat. Zie tabel1 Beschrijving typeplaat. De naam van de fabrikant of het handelsmerk, officieel registratienummer en productielocatie: Zie de handleiding of de besteldocumentatie. Informatie over type en maat van het artikel: Zie typeplaat, legenda voor de typeplaat. Zie tabel 1 Beschrijving typeplaat. Prestatiecurves van de pomp, inclusief efficiëntiekenmerken: Zie de curve in de documentatie. De efficiëntie van een pomp met een gecorrigeerde waaier is meestal lager dan die van een pompwaaier met een maximale diameter. Een pomp met een gecorrigeerde waaier is op een bepaald werkpunt aangepast,

waarbij het energieverbruik is verlaagd. Minimale efficiëntie-index (MEI) verwijst naar de maximale waaierdiameter. De werking van deze waterpomp bij verschillende werkpunten kan efficiënter en economischer zijn als deze wordt bestuurd met behulp van, bijvoorbeeld, een variabele snelheidsregelaar die de werking van de pomp aan het systeem aanpast. Informatie over demontage, recyclen of afvoeren na definitieve uitschakeling: Zie paragraaf 4.5.2 Ontmanteling. Breng voor informatie over de efficiëntiereferentiewaarde of MEI = 0,7 (0,4) referentie-index voor de pomp op basis van het patroon in de afbeelding een bezoek aan: http:// www.europump.org/efficiencycharts. 5.5 Bediening ID3027 5.4 Gebruik volgens bestemming G G De pompen DPV zijn geschikt voor het transporteren en verhogen van de druk van koud en warm water zonder slijtage aan onderdelen binnen het aangegeven werkbereik. Transport van vloeistoffen met een andere viscositeit of dichtheid dan water is ook mogelijk. Hiervoor kan een motor met aangepast vermogen nodig zijn. Vraag advies aan DP-Pumps of aan uw distributeur. B C Elk ander of verdergaand gebruik van de pomp is niet conform de bestemming. DP-Pumps aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor hieruit voortvloeiende schade of letsel. De pomp is geproduceerd in overeenstemming met de geldende normen en richtlijnen. Gebruik de pomp uitsluitend in een technisch perfecte conditie, conform de hieronder beschreven bestemming. A E Figuur 5: DPVF 85 F D 20080190-A/27022008 Het Gebruik volgens bestemming, zoals vastgelegd in ISO 12100-2010, is het gebruik waarvoor het product volgens de opgave van de fabrikant geschikt is. Het gebruik van het product is beschreven in de beschikbare documentatie / informatie. Volg altijd de instructies op zoals beschreven in de bedienings- en bedrijfsvoorschriften. Bij twijfel moet het product gebruikt worden zoals dat blijkt uit de constructie, uitvoering en functie van het product. De roterende waaier verlaagt de druk bij de inlaat van de waaier. Deze drukverlaging creëert een stroming door de zuigaansluiting (A). Iedere trap (B) bestaat uit een waaier en een leiwiel. De grootte van de doorgang van de trap bepaalt de capaciteit van de pomp. De diameter van de waaier bepaalt de druk van de trap. Dankzij de modulaire bouw is het mogelijk het voor het vereiste werkpunt meest geschikte aantal waaiers te kiezen. Nadat het medium de laatste waaier heeft verlaten, stroomt het tussen de pomptrappen en de buitenmantel (C) en verlaat de pomp bij de afvoeraansluiting (D). 13

5.6 Meten, aftappen en ontluchten De pomp is voorzien van pluggen voor meten, aftappen en ontluchten. Aansluiting (E) dient voor het aftappen van het inlaatdeel van de pomp of voor het meten van de inlaat/zuigdruk met behulp van een G ¼-aansluiting. Aansluiting (F) dient voor het aftappen van het uitlaatdeel van de pomp of voor het meten van de afvoerdruk met behulp van een G ¼-aansluiting. Aansluitingen (G) dienen voor het ontluchten van het pompsysteem als de pomp niet in werking is of voor het meten van de afvoerdruk van de pomp met behulp van een G 3/8-aansluiting. 5.7 Modulaire keuze Voor optimale overeenstemming met de toepassing wordt de pomp samengesteld uit op basis van hun specificaties geselecteerde modules. De basismodules zijn: Basispompmodel. Definieert de capaciteit en kop, het basismateriaal en de toegestane druken temperatuurwaarden. Aansluitingen. Definieert de aansluitmaat, drukklasse en toegestane temperaturen. Afdichtingen. Definieert het materiaal van de elastomeren, het type asafdichting en de toegestane druk- en temperatuurwaarden. Elektromotor. Definieert alle eisen voor de motor, zoals maat, vermogen, voedingsspanning, frequentie en mogelijke motoraccessoires. Tabel 7: Algemene specificatie van het werkbereik Pomptype DPV Opmerking Omgevingstemperatuur [ C] -20 1 tot 40 2 Minimale inlaatdruk NPSH vereist + 1 m Viscositeit [cst] 1-100 3 Dichtheid [kg/m 3 ] 1000-2500 2 Koeling geforceerde motorkoeling Minimumfrequentie [Hz] 30 Maximumfrequentie [Hz] 60 4 Maximumaantal starten Geluidsemissie Toegestane afmeting van verpompte deeltjes zie het informatieblad van de motor zie het informatieblad van de motor 5 µm tot 1 mm 1. Vermijd bevriezing van de pomp. 2. Als de omgevingstemperatuur de bovenstaande waarde overschrijdt of als de motor zich hoger dan 1000 m boven zeeniveau bevindt, wordt de motorkoeling minder effectief en kan aanpassing van het motorvermogen nodig zijn. Neem voor nader advies contact op met uw leverancier. 3. Afwijkende viscositeit en/of dichtheid kan aanpassing van het motorvermogen vereisen. Neem voor nader advies contact op met uw leverancier. 4. Pompen bestemd voor werking met 50 Hz mogen niet op een voeding van 60 Hz worden aangesloten. 5. Vaak starten/stoppen in het bijzonder in combinatie met hogere drukverschillen (Äp) kan de levensduur van het product verkorten. Neem contact op me uw leverancier voor dergelijke toepassingen. 6. Uitsluitend de geluidsemissie van de motor is gedocumenteerd. 5 6 14 5.8 Werkbereik Het werkbereik is afhankelijk van het basisontwerp van de hydrauliek, het type aansluiting en de afdichtingen. De module in de pomp met de strengste specificatie bepaalt de toegestane druk en temperatuur van het medium in de pomp. De algemene bedrijfsspecificaties kunnen als volgt worden samengevat: Het temperatuurverschil tussen het medium en de pomp mag nooit meer zijn dan 60 C. Vul/verwarm de pomp langzaam, in ieder geval als het temperatuurverschil tussen de pomp en het medium meer is dan 30 C, om de kans op een thermische schok te vermijden. Zie voor een minimum/maximumstroming bij een mediumtemperatuur van 20 o C tabel 8 Minimum/ maximumcapaciteit (Qmin); zie voor hogere temperaturen figuur 6 Minimumcapaciteit vs. temperatuur (als een percentage van Q optimaal)

Tabel 8: Minimum/maximumcapaciteit (Q min ) maat Q min [m 3 /u] 50 Hz 60 Hz 2-polig 4-polig 2-polig 4-polig Min. Max. Min. Max Min. Max. Min. Max.. 2 0,2 3,3 0,2 4,0 4 0,4 6,5 0,5 7,8 6 0,6 9,0 0,8 8,6 10 1,1 13,2 0,5 6,6 1,3 15,8 0,6 7,9 15 1,6 22,5 0,8 11,3 2,0 27,0 1,0 13,5 25 2,8 35,0 1,4 17,5 3,1 42,0 1,6 21,0 45 4,6 57 5,1 65 65 6,1 75 6,1 90 85 8,5 110 4,3 53,9 10,2 132,0 5,1 65,1 LHS6 0,8 8,6 0,7 8,6 Asafdichtingsmaterialen type druk 1 [bar] TuC/TuC/HNBR RMG-G606 25 120 TuC/TuC/Viton RMG-G606 25 80 SiC/SiC/EPDM MG-G606 10 90 SiC/SiC/Viton MG-G606 10 80 TuC/Ca/EPDM RMG-G606 25 120 TuC/Ca/Viton 2 M37GN2 40 80 TuC/Ca/EPDM 2 M37GN2 40 120 5.9 Explosieveiligheid temperatuur [ C] 1. Naast de asafdichting kunnen andere afdichtingen met verschillende toegestane condities worden aangebracht. Neem in geval van twijfel contact op met uw leverancier. 2. Alleen DPLHS6 3675 Q [%] 40 35 30 25 20 15 Deze paragraaf bevat essentiële informatie die bij het installeren van de pomp met toestemming van ATEX in een gevaarlijke omgeving in acht moet worden genomen. 10 5 0 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 T [ o C] Figuur 6: Minimumcapaciteit vs. temperatuur (als een percentage van Q optimaal) 5.8.1 Gedetailleerd werkbereik DPV 2, 4, 6, 10, 15, 25 & 85 Zie voor het werkelijke werkbereik van de pomp de typeplaat. 3675 5.9.1 Algemeen Labels of aanduidingen op de pompmantel en op de motor geven aan of de pomp geschikt is voor gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving. De pomp mag in een in richtlijn 1999/92/EG geclassificeerde zone worden geïnstalleerd. In geval van twijfel bent u verplicht de bovenstaande richtlijn te raadplegen. 5.9.2 Aanduiding 5.8.2 Gedetailleerd werkbereik DPV 45, 65 & DPLHS 6 Tabel 9: Standaard hydraulisch ontwerp ID2512 Pomptype Druk [bar] Temperatuur [ C] DPV 45 25 120 DPV 65 25 DPLHS 6 40 Tabel 10: Afdichtingen Figuur 7: Aanduidingslabel explosieveiligheid 2512 15 Asafdichtingsmaterialen type druk 1 [bar] Sic/Ca/EPDM WRC RMG-G606 25 90 Ca/SiC/EPDM MG-G60 10 120 Ca/SiC/Viton MG-G60 10 80 SiC/Ca/EPDM RMG-G606 25 120 SiC/Ca/Viton RMG-G606 25 80 temperatuur [ C]

16 Tabel 11: ATEX-markering Aanduiding II Betekenis Productgroep voor bovengronds gebruik met uitzondering van werkzaamheden in mijnen waar explosiegevaar aanwezig is verband met mijngas en/of brandbare stoffen. 2 Categorie 2: Apparatuur in deze categorie is bedoeld voor gebruik op plaatsen met een hoog explosierisico veroorzaakt door mengsels van lucht en gassen, dampen of nevels of door lucht/stofmengsels. 3 Categorie 3: Apparatuur in deze categorie is bedoeld voor gebruik in gebieden waar explosierisico bestaat als gevolg van mengsels van lucht en gassen, dampen of nevels of lucht/ stofmengsels of, als dit risico aanwezig is, dit naar alle waarschijnlijkheid slechts zelden en alleen gedurende een korte periode aanwezig is. G Geschikt voor een explosieve omgeving als gevolg van gas, damp of nevel; niet geschikt voor een omgeving die explosief is als gevolg van stof. T4/T3 Temperatuurklasse: T4 voor een maximumoppervlaktetemperatuur van 135 C T3 voor een maximumoppervlaktetemperatuur van 200 C Open of demonteer in een explosiegevaarlijke omgeving geplaatste pompen niet ter plaatse. Dit in verband met de kans op het ontstaan van vonken tijdens het los- en vastdraaien van moeren en bouten. 5.9.3 Mediumtemperatuur De toegepaste ATEX-motor bepaalt de toegestane maximumtemperatuur van de verpompte vloeistof. Zie tabel 12 Maximummediumtemperaturen. Tabel 12: Maximummediumtemperaturen ATEX-markering motor Exe 60 C EXd 100 C Exde 60 C Toegestane mediumtemperatuur 5.9.4 Inbedrijfstelling (controlelijst) Het is verplicht om deze punten te controleren alvorens de pomp in werking te stellen. Controleer of de ATEX-gegevens op de motor en de pomp met de gegeven categorie overeenkomen. Als de categorieën van de motor en de pomp verschillen, is de laagste categorie bepalend. Zorg dat de pomp tegen beschadiging van buitenaf is beschermd. Controleer of de vloeistoftemperatuur de toegestane maximumtemperatuur niet overschrijdt (zie tabel 12 Maximummediumtemperaturen). Maak voor controle en beperking van de temperatuur gebruik van een systeem dat voldoet aan de eisen van EN 13463-6 en dat de pomp bij een te hoge mediumtemperatuur stopt. Merk op dat de op de typeplaat van de pomp vermelde maximumtemperatuur verwijst naar de technische specificatie van het mechanische deel van de pomp en niet overeenkomt met de toegestane maximumtemperatuur van het medium voor ATEX-toepassingen. Maak gebruik van een controle- en beperkingssysteem dat voldoet aan de eisen van EN 13463-6 om drooglopen te voorkomen. Dit systeem moet controleren of het medium bij de inlaat van de pomp aanwezig is en de pomp stoppen als geen medium beschikbaar is. Maak gebruik van een controle- en beperkingssysteem dat voldoet aan de eisen van EN 13463-6 om zeker te stellen dat de maximumstroomsterkte van de motor niet wordt overschreden. Sluit als de motor is uitgerust met een PTC deze aan op een controle- en beperkingssysteem. Controleer of de motorkabel geschikt is voor de stroom die de motor verbruikt. Zie de typeplaat van de motor. Controleer of de pomp volledig met de vloeistof is gevuld (ontlucht). Laat de pomp niet drooglopen. Controleer de draairichting van de motor. De motor moet rechtsom draaien (gezien vanaf de niet-aandrijfzijde). Deze richting wordt met een pijl op het kopstuk van de pomp aangegeven. Voorkom hogere drukwaarden in de pomp dan de op de typeplaat aangegeven toegestane bedrijfstemperatuur van het medium. Gebruik de pomp niet bij stromingen lager dan aangegeven in het Werkbereik. Gebruik de pomp niet bij stromingen hoger dan aangegeven in de prestatiecurve (zie de technische documentatie). Laat de pompen niet werken met een lagere inlaatdruk dan aangegeven in de eisen van NPSH vereist (NPSH vereist + 1 m). Zie de technische documentatie.

Zorg dat de maximumafmetingen van de deeltjes in het medium de in paragraaf 5.8 Werkbereik gegeven waarden niet overschrijden. Ontlucht de pomp weer als: de pomp buiten bedrijf is gesteld; zich lucht in de pomp heeft verzameld. Verkeerde afstelling van de koppeling kan leiden tot storing in de pomponderdelen. Laat de montage en afstelling van de koppeling uitvoeren door een gecertificeerde monteur van de leverancier van de pomp. Dit geldt bij levering van alleen een pomp of een axiaallagerhuis, maar ook als de pompkoppeling om een andere reden moet worden gemonteerd of afgesteld. Zorg dat de koppelingbeschermer is gemonteerd. Verkeerde montage van de koppelingbeschermer kan leiden tot trillingen tijdens de werking van de pomp of storing in de pomponderdelen. Als de koppelingbeschermer (opnieuw) moet worden gemonteerd, dient dit te worden gedaan door een gecertificeerde monteur van de leverancier van de pomp. Zorg dat de pomp en de motoras soepel zonder al te veel geluid lopen (er lopen dus geen onderdelen tegen elkaar). Verkeerde afstelling van de mechanische afdichting kan leiden tot storing in de pomp. Laat de montage van de cartridge-afdichting of eenvoudig toegankelijke afdichting uitvoeren door een gecertificeerde monteur van de leverancier van de pomp. Dit geldt zowel voor het vervangen van de mechanische afdichting als voor montage van een cartridge-/eenvoudig toegankelijke afdichting om een andere reden. Zorg dat uitsluitend media worden verpompt die geschikt zijn voor de in de pomp toegepaste afdichtingen en elastomeren (zie technische documentatie). Laat de elektrische installatie van de pompmotor uitvoeren door een door ATEX gecertificeerde monteur. De pomp moet met een gelijke potentiaal op de omgevende onderdelen van de installatie worden aangesloten. Pomp bij het verpompen van een brandbaar medium dit medium niet bij een hogere temperatuur dan de ontstekingstemperatuur van het medium plus 25 C. Bedenk dat als een eerder intensief gebruikte pomp een poosje niet is gebruikt, bij hoge druk lekkage bij de drukmantel kan voorkomen. Verpomp geen media die onderling chemische reacties kunnen veroorzaken. Als de pomp zonder motor wordt geleverd, bent u verplicht de volgende punten te controleren alvorens de pomp in bedrijf te stellen: Verkeerde afstelling van de koppeling kan leiden tot storing in de pomponderdelen. Laat de montage en afstelling van de koppeling uitvoeren door een gecertificeerde monteur van de leverancier van de pomp. Gebruik een ATEX-gecertificeerde motor voor apparatuurgroep IIG (geen mijnbouw en gas). Het bepalen van de ATEX-specificatie voor montage en certificering is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de pomp/motor. De strengste specificatie van de afzonderlijke onderdelen van de pomp is van toepassing. Gebruik een motor met een speciale lager die bestand is tegen de hoge axiale belastingen van de pompas. Maak indien dit niet het geval is gebruik van een axiaallagerhuis. Gebruik een motor met een nominaal vermogen dat geschikt is voor aandrijving van de pomp bij de bedrijfsfrequentie. Gebruik een motor met de juiste framemaat voor aansluiting op de aandrijflantaarn. Bij levering van een pomp met axiaallagerhuis of alleen een axiaallagerhuis bent u verplicht ook de volgende punten te controleren alvorens de pomp in bedrijf te stellen: Verkeerde afstelling van de axiale speling van de axiaallagerhuisas en de motoras kan leiden tot te hoge schokkrachten tussen deze assen. Laat de montage van de elektrische motor met het axiaallagerhuis uitvoeren door een gecertificeerde monteur van de leverancier van de pomp. Als het axiaallagerhuis is voorzien van een smeernippel, kan de axiaallager worden gesmeerd. Correcte smering is belangrijk om hoge temperaturen in de lager te voorkomen. Als het axiaallagerhuis is voorzien van een smeernippel, bent u verplicht om een hoeveelheid vet via deze nippel aan de lager toe te voeren. Installeer de pomp niet horizontaal of ondersteboven. 17

6 Transport 6.1 Transport Tabel 13: Transportposities ID3079 ID3080 1. Vervoer de pomp in de positie zoals aangegeven op de pallet of verpakking. 2. Zorg dat de pomp stabiel staat. 3. Houd rekening met de aanwijzingen op de verpakking (indien aanwezig). Hef de pomp op, indien nodig met behulp van een hijswerktuig en geschikte hijsbanden. Bevestig de banden aan het transportoog op de verpakking, indien aanwezig. Hef de pomp volgens de geldende hijsrichtlijnen op. Alleen hiervoor opgeleid personeel mag de pomp opheffen. ID3081 ID3082 Hef de pomp niet op aan de frequentieomvormer (indien geplaatst), elektrische onderdelen of de motorklep. Zorg dat de pomp altijd in balans is. Pompen kunnen tijdens het opheffen kantelen. Verwijder de hefinstallatie niet van de pomp voordat de pomp correct is geplaatst en gemonteerd. 6.2 Opslag 20080196/20080197/20080192/2008195 Vul de pomp met glycol ter bescherming tegen bevriezing. Tabel 14: Opslag 18 Opslag t omgeving [ C] -10/+40 Max. relatieve luchtvochtigheid 80% bij 20 C niet condenserend 6.2.1 Inspectie tijdens opslag 1. Draai de as iedere drie maanden en vlak voor de inbedrijfstelling.

7 Installatievoorschriften 7.1 De pomp opstellen Vermijd spanning in het pomphuis veroorzaakt door verkeerde uitlijning van het leidingsysteem. Zie de onderstaande tabel. Tabel 15: Toegestane krachten DPV(S)F Type DN Kracht [N] [mm] Fx Fy Fz Σ F V(S)F 2 B 25 3300-2400 1700 4400 V(S)F 4 B 25 3300-2400 1700 4400 V(S)F 6 B 32 3300-2400 1700 4400 V(S)F 10 B 40 4000-3100 3100 5900 V(S)F 15 B 50 4000-3100 3100 5900 V(S)F 25 B 65 3200-3500 3500 5900 V(S)F 85 B 100 3500-2500 1000 4400 DPLHS 6 32 8000-2000 3200 8800 20090283-E Type DN Kracht [N] [mm] Fx Fy Fz Σ F VCF 25 B 65 5000-2000 2500 5940 VCF 45 80 48000-17000 31000 59600 VCF 65 100 60000-21000 33000 71600 VCF 85 B 100 60000-40000 40000 82460 20090283-E Tabel 18: Toegestaan draaimoment DPVCF Type DN Aanhaalmoment [Nm] [mm] Mx My Mz Σ M VCF 2 B 25 600 300-360 760 VCF 4 B 25 600 300-360 760 VCF 6 B 32 600 300-360 760 VCF 10 B 40 460 460-500 820 VCF 15 B 50 460 460-500 820 VCF 25 B 65 1000 300-300 1090 VCF 45 80 2700 2700-2300 4500 VCF 65 100 3300 3600-3000 5700 VCF 85 B 100 3600 6100-4800 8560 20090283-E Tabel 16: Toegestaan draaimoment DPV(S)F Type DN Aanhaalmoment [Nm] [mm] Mx My Mz Σ M V(S)F 2 B 25 280 95-210 400 V(S)F 4 B 25 280 95-210 400 V(S)F 6 B 32 280 95-210 400 V(S)F 10 B 40 440 180-200 500 V(S)F 15 B 50 440 180-200 500 V(S)F 25 B 65 1000 230-400 1100 V(S)F 85 B 100 750 500-625 1100 DPLHS 6 32 460 460-500 800 20090283-E ID3064 Voor de waarden in de bovenstaande tabellen wordt aangenomen dat zij gelijktijdig optreden. Toepassing van pompseries DPV(S)F 45 en DPV(S)F 65 is alleen toegestaan in systemen waar geen externe krachten of koppels op de aansluitingen van het pomphuis worden uitgeoefend. Tabel 17: Toegestane krachten DPVCF Type DN Kracht [N] [mm] Fx Fy Fz Σ F VCF 2 B 25 9400-3200 3200 10430 VCF 4 B 25 9400-3200 3200 10430 VCF 6 B 32 9400-3200 3200 10430 VCF 10 B 40 8000-2000 3200 8850 VCF 15 B 50 8000-2000 3200 8850 Figuur 8: Toegestane krachten Monteer pompen die niet zelfstandig stevig of stabiel kunnen staan op een stevige en stabiele ondergrond. 20090283-E 19

Zet de pomp op de plaatst met de kleinste kans op geluidsoverlast. volumestromen in de paragraaf Werkbereik en fig. 6 Minimumcapaciteit vs. temperatuur (als een percentage van Q optimaal). 1. Plaats en installeer de pomp op een waterpas, stabiel oppervlak in een droge en vorstvrije ruimte. 2. Zorg dat voldoende lucht de koelvin van de motor kan bereiken. Hiervoor moet de vrije ruimte boven de koelventilator minstens ¼ van de diameter van de luchtinlaat van de ventilatorkap bedragen. 3. Installeer de pomp met tegenflenzen. Voor pompen met niet-genormaliseerde aansluitingen worden tegenflenzen apart meegeleverd. 4. Aanbevolen wordt om een klep op de toevoeren op de persaansluiting van de pomp te installeren. 5. Installeer een terugslagklep om te voorkomen dat medium bij een stilstaande pomp terugstroomt. 6. Zorg dat de inlaat van de pomp nooit verstopt raakt. 7.1.1 Indicatoren 7.2 Een motor op de pomp monteren Aangeraden wordt om een speciaal ontworpen DP-Pumps-motor te gebruiken.dp-pumps Neem voordat u een motor van een ander merk/ standaard IEC-norm installeert contact op met DP-Pumps om de bruikbaarheid hiervan te beoordelen. De volgende motorspecificaties zijn vereist: Verhoogd uitgangsvermogen (indien van toepassing) Versterkte lager aan de aandrijfzijde (om de axiale kracht te kunnen weerstaan) Vaste lager aan de aandrijfzijde (om de axiale speling zo klein mogelijk te maken) Gladde as, geen spiesleuf (voor betere grip van de koppeling en een betere motorbalans) 20 ID3078 Figuur 9: Pompindicatoren De pijl (A) op de pompvoet geeft de stroomrichting van de vloeistof aan. De pijl (B) op het kopstuk geeft de draairichting van de motor aan. 7.1.2 Omloopleiding installeren Installeer een omloopleiding als de pomp tegen een gesloten systeem werkt. De vereiste capaciteit van de omloopleiding is minimaal 10% van de optimale volumestroom. Bij hoge bedrijfstemperaturen is een hogere volumestroom nodig. Zie de tabel Minimale B A 20080201/26022008 De aanbevolen lagers voor ieder motortype zijn: Tabel 19: Minimumeisen voor motoraangedreven eindlager Lagertype Uitgangsvermogen 1-fasig 50 Hz 3-fasig 50/60 Hz [kw] 2-polig 4-polig 0,25 6202-2Z-C3 0,37 6202-2Z-C3 6203-2Z-C3 6202-2Z-C3 0,55 6202-2Z-C3 6203-2Z-C3 6202-2Z-C3 0,75 6204-2Z-C3 6204-2Z-C3 6202-2Z-C3 1,1 6204-2Z-C3 6204-2Z-C3 6205-2Z-C3 1,5 6305-2Z-C3 6305-2Z-C3 6205-2Z-C3 2,2 6305-2Z-C3 6305-2Z-C3 6206-2Z-C3 3 6306-2Z-C3 6206-2Z-C3 4 6306-2Z-C3 6208-2Z-C3 5,5 6308-2Z-C3 6208-2Z-C3 7,5 6308-2Z-C3 6208-2Z-C3 11 7309 15 7309 18,5 7309 22 7311 30 7312 37 7312 45 7313 20101096-B

7.2.1 Een motor monteren op een zonder motor en met een standaard mechanische afdichting geleverde pomp ID3312/20090403 Gebruik het juiste type ratel om de koppeling (en de hydraulische assemblage) 1,5 boven de laagste positie omhoog te brengen. Neem voor eenvoudige en nauwkeurige afstelling van de koppeling contact op met uw leverancier voor het juiste gereedschap voor het afstellen van hydraulische onderdelen. Figuur 11: vaste afdichting 20090559 Figuur 10: Zonder motor 1. Verwijder de koppelingbeschermers (681) en de koppelingsschalen (862). 2. Verwijder de afdichtingsbeschermingsbeugel (89-11.03) en het bijbehorende montagemateriaal. Plaats bij pompen met een verloopstuk (722) (met motor van 5,5 kw of meer) de twee bouten (914.02 of901.02) terug om het verloopstuk op de aandrijflantaarn aan te sluiten. Reinig de aandrijflantaarn (341), de as (210), de koppelingsschalen (862) en de motoras grondig. 3. Draai de koppelingsschalen (862) met de koppelingspin (560) losjes op de as (210). Gebruik hiervoor de zeskantinbusschroef (914.01) en de moer (920.01) (gebruik als de pomp is uitgerust met een stalen koppeling nooit dezelfde koppeling opnieuw, maar bestel een nieuwe). 4. Plaats de motor op de aandrijflantaarn (341). 5. Draai de onderste bouten van de koppelingsschalen (862) zo aan, dat de koppeling licht om de motoras klemt. 6. Voor pompserie: DPV 2, 4, 6, 10, 15, 25 & 85 20090321 Correcte afdichtingsafstelling max. 1,5 mm boven de laagste positie. Blokkeer bij motoren van 11 kw of hoger de rotor tijdens het afstellen van de koppeling. Dit garandeert dat de rotor niet uit de lagers wordt getild. 7. Voor pompserie: DPV 45, 65 & DPLHS6 Gebruik het juiste type ratel om de koppeling (en de hydraulische assemblage) maximaal omhoog te brengen en laat deze 1 mm vanuit deze positie zakken. Figuur 12: De afdichting plaatsen 20070376 21

Correcte afdichtingsspanning max. - 1 mm lager dan de hoogste positie. Blokkeer bij motoren van 11 kw of hoger de rotor tijdens het afstellen van de koppeling. Dit garandeert dat de rotor niet uit de lagers wordt getild. 7.2.2 Een motor monteren op een zonder motor en met cartridge-afdichting geleverde pomp 8. Draai de koppelingen volledig vast met het gegeven aanhaalmoment (zie Aanhaalmomenten in de bijlagen). Zorg dat de openingen tussen de koppelingen aan beide zijden gelijk zijn (zie de tekening). Figuur 13: Plaats van de koppeling 20030733 Figuur 14: Met motor 20090322 22 9. Zet de koppelingbeschermers (681) met de inbusschroeven (914.05) op de aandrijflantaarn (341) vast. 10. Sluit de voeding aan. Zie 7.3 Elektrische installatie. 1. Verwijder de koppelingbeschermers (681) en de koppelingsschalen (862). 2. Verwijder de afdichtingsbeschermingsbeugel (89-11.03) en het bijbehorende montagemateriaal. Plaats bij pompen met een verloopstuk (722) (met motor van 5,5 kw of meer) de twee bouten (914.02 of901.02) terug om het verloopstuk op de aandrijflantaarn aan te sluiten. Reinig de aandrijflantaarn (341), de as (210), de koppelingsschalen (862) en de motoras grondig. 3. Draai de koppelingsschalen (862) met de koppelingspin (560) losjes op de as (210). Gebruik hiervoor de zeskantinbusschroef (914.01) en de moer (920.01) (gebruik als de pomp is uitgerust met een stalen koppeling nooit dezelfde koppeling opnieuw, maar bestel een nieuwe). 4. Plaats de motor op de aandrijflantaarn (341). 5. Draai de drie cartridge-tapeinden (904) een slag los. 6. Duw het hydraulische pakket in de onderste positie. 7. Draai de drie cartridge-tapeinden (904) stevig vast op de as.

8. Draai de onderste bouten van de koppelingsschalen (862) zo aan dat de koppeling licht om de motoras klemt. 9. Voor pompserie: DPV 2, 4, 6, 10, 15, 25 & 85 Gebruik het juiste type ratel om de koppeling (en de hydraulische assemblage) 1,5 boven de laagste positie omhoog te brengen. Neem voor eenvoudige en nauwkeurige afstelling van de koppeling contact op met uw leverancier voor het juiste gereedschap voor het afstellen van hydraulische onderdelen. Correcte afdichtingsspanning max. - 1 mm lager dan de hoogste positie. Blokkeer bij motoren van 11 kw of hoger de rotor tijdens het afstellen van de koppeling. Dit garandeert dat de rotor niet uit de lagers wordt getild. 11. Draai de koppelingen volledig vast met het gegeven aanhaalmoment (zie Aanhaalmomenten in de bijlagen). Zorg dat de openingen tussen de koppelingen aan beide zijden gelijk zijn (zie de tekening). Figuur 15: Cartridge-afdichting 20091316 Correcte afdichtingsafstelling max. 1,5 mm boven de laagste positie. Blokkeer bij motoren van 11 kw of hoger de rotor tijdens het afstellen van de koppeling. Dit garandeert dat de rotor niet uit de lagers wordt getild. 10. Voor pompserie: DPV 45, 65 & DPLHS6 Gebruik het juiste type ratel om de koppeling (en de hydraulische assemblage) maximaal omhoog te brengen en laat deze 1 mm vanuit deze positie zakken. Figuur 17: Plaats van de koppeling 12. Monteer de koppelingbeschermers (681) met de inbusschroeven (914.05) op de aandrijflantaarn (341). 13. Sluit de voeding aan. Zie 7.3 Elektrische installatie. 7.3 Elektrische installatie 20030733 Volgens de lokale voorschriften, mag alleen bevoegd personeel elektrische aansluitingen op de motor aanbrengen. Sluit de motor aan volgens tabel en controleer altijd de draairichting. 23 Figuur 16: De afdichting plaatsen 20070376

Elektrische aansluitingen: Let erop dat de motorgegevens overeenkomen met de spanning waarop de motor van de pomp wordt aangesloten. Raadpleeg Elektrische aansluitschema s voor het juiste aansluitschema. Sluit de motor aan met een motorbeveiligingsschakelaar. Het voorbeeld kan van de gekozen motor verschillen ID2482 Figuur 18: Motoraansluitingen 20100169 PTC-aansluiting STM 140 EK: Standaardmotoren 3 kw en meer zijn voorzien van een PTC thermistor. Raadpleeg tabel 20 Technische gegevens PTC STM 140 EK. Sluit de PTC op een thermistorrelais aan. Tabel 20: Technische gegevens PTC STM 140 EK 24 Waarde t n [ o C] 140 R 20 C [Ώ] ~ 20 R tn-20 C [Ώ] ~ 250 R tn-20 C [Ώ] < 550 R tn+5 C [Ώ] > 1330 R tn+15 C [Ώ] > 4000 U n [VDC] 2,5 < U < 30

7.4 In bedrijf stellen Schakel de pomp uit als deze niet volledig is gevuld. 7.4.2 In een open circuit met een vloeistofniveau lager dan de pomp ID0241 Gezien vanaf de bovenzijde van de motor moet de pomp rechtsom draaien. Zie 7.1.1 Indicatoren 20 (B). Bij een driefasenmotor kan de draairichting worden gewijzigd door twee van de drie fasedraden te wisselen. B A 7.4.1 In een open of gesloten circuit met voldoende voordruk Figuur 20: Vloeistofniveau lager dan pomp ID241 ID0239 Figuur 19: Pomp met open of gesloten circuit 1. Sluit de toevoerafsluiter (A) en de persafsluiter (B). 2. Open de vulplug (C). 3. Open geleidelijk de toevoerafsluiter totdat de vloeistof uit de vulplug (C) vloeit. 4. Sluit de vulplug. 5. Open de toevoerafsluiter volledig. 6. Controleer de draairichting van de pomp. 7. Open de persafsluiter volledig. A C B ID239 1. Verwijder de vulplug (B) uit het kopstuk. 2. Sluit de persafsluiter. 3. Vul het pomphuis via de vulplug maximaal met de te verpompen vloeistof. 4. Draai de vulplug in het kopstuk. 5. Controleer de draairichting van de pomp. 6. Open de persafsluiter. 7.4.3 Na een lange periode van stilstand of opslag Controleer tijdens de eerste start de mechanische afdichtingen op lekkage als gevolg van een vastzittende of uitgedroogde smeerlaag. Ga indien dit het geval is als volgt te werk: 1. Draai de as met de hand of; 2. Controleer of de mechanische afdichting nog steeds lekt. Als de as nog steeds lekt: 1. Demonteer de mechanische afdichting. 2. Reinig en ontvet de loopvlakken grondig. 3. Plaats de mechanische afdichting terug en probeer de pomp nogmaals te starten. Als hiermee de lekkende as nog niet is opgelost, is vervanging van de mechanische afdichting noodzakelijk. 25

8 Bediening 8.1 Bediening De pomp wordt extern bestuurd en vereist daarom geen begeleiding bij de bediening. 26

9 Onderhoud 9.1 Inleiding Houd rekening met de algemene veiligheidsmaatregelen voor installatie, onderhoud en reparatie. Regelmatig onderhoud is nodig voor goede werking van een pomp. Neem voor onderhoud van de pomp contact op met uw leverancier. Een concept onderhoudscontract is op aanvraag beschikbaar. 9.2 Smering Standaardmotoren, met een maximumvermogen van 7,5 kw, zijn voorzien van onderhoudsvrije afgedichte lagers. 9.3 De pomp voor een lange stilstandperiode onderhouden Draai de as iedere drie maanden. Dit beschermt de afdichtingen tegen vastzitten. Bescherm de pomp tegen bevriezing bij kans op vorst. Ga als volgt te werk: 1. Sluit alle pompkleppen. 2. Tap elke pomp en/of het systeem af. 3. Verwijder alle pluggen van de pomp. 4. Open de afsluiters en de vul/ontluchtingsplug, indien aanwezig. Motoren met smeernippels moeten na 2000 uur gesmeerd worden. Smeer als de pomp onder extreme omstandigheden werkt, zoals trillingen en hoge temperaturen, de motoren vaker. Gebruik een lagersmeermiddel op basis van lithium - 30 C/160 C (ca. 15 gram). Raadpleeg als de pomp zonder motor wordt geleverd en van een een ander merk motor wordt voorzien of als de standaardmotor door een ander merk dan DP- Pumps wordt vervangen de onderhoudsinstructies van de motorleverancier. Volg tevens de instructies in 7.2 Een motor op de pomp monteren. 27

10 Storingen 10.1 Storingentabel Neem voorafgaande aan installatie, onderhoud en reparatie de algemene veiligheidsmaatregelen. Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Controlepunten Lekkage langs de as. De loopvlakken van de mechanische afdichting zijn versleten of beschadigd. Vervang de mechanische afdichting. Controleer de pomp op vervuiling/schurende deeltjes. Lekkage langs de mantel bij het kopstuk of bij de pompvoet. Nieuwe pomp: afdichting zit vast als gevolg van montage. De mechanische afdichting is verkeerd gemonteerd. De elastomeren zijn aangetast door medium. De druk is te hoog. De as is versleten. De pomp heeft zonder water gedraaid. O-ring versleten. De O-ring is niet bestand tegen het te verpompen medium. Er staat te veel spanning op de pompvoet; hij wordt ovaal. Open en sluit snel de uitlaatafsluiter tijdens bedrijf. Monteer de mechanische afdichting op de juiste manier. Gebruik water en zeep als smeermiddel. Gebruik de juiste rubbersamenstelling voor de mechanische afdichting. Gebruik een mechanische afdichting van het juiste type. Vervang de as en de mechanische afdichting. Vervang de mechanische afdichting. Vervang de O-ring. Vervang de O-ring door een O-ring met een hogere weerstand. Verminder de spanning op de leidingen. Monteer de pompvoet zonder spanning. Ondersteun de aansluitingen. 28