Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B-1000 Brussel Tel. +32 2 553 13 53 Fax +32 2 553 13 50 Email: info@vreg.be Web: www.vreg.be Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt van 30 januari 2007 met betrekking tot de goedkeuring van de aanvraag tot toekenning van warmtekrachtcertificaten voor de warmtekrachtbesparing gerealiseerd door de warmtekrachtinstallatie bestaande uit een interne verbrandingsmotor met een totaal elektrisch vermogen van 373 kw, gelegen te Driewegenstraat 21, 8830 Hooglede. (referentie: WKC-0045) BESL-2007-9
De Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt; Gelet op de artikelen 16 en 25bis van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 ter bevordering van de elektriciteitsopwekking in kwalitatieve warmtekrachtcentrales (hierna "het WKK-Besluit ); Gelet op het Ministerieel Besluit van 6 oktober 2006 inzake de vastlegging van referentierendementen voor toepassing van de voorwaarden voor kwalitatieve warmtekrachtinstallaties (hierna het Ministerieel Besluit ) Gelet op de beslissing van de VREG van 14 oktober 2003 tot de bepaling van de nadere regels betreffende de procedure tot beoordeling van een kwaliteitserkenning van een warmtekrachtinstallatie; Gezien de aanvraag tot toekenning van warmtekrachtcertificaten voor de warmtekrachtbesparing gerealiseerd door de warmtekrachtinstallatie bestaande uit een interne verbrandingsmotor met een totaal elektrisch vermogen van 373 kw, gelegen te Driewegenstraat 21, 8830 Hooglede (hierna de Warmtekrachtinstallatie genoemd) ingediend door Senergho BVBA, Driewegenstraat 21, 8830 Hooglede (hierna de aanvrager genoemd), ontvangen door de VREG op 22 augustus 2006 (referentie: WKC-00xx); Gezien het schrijven van de VREG van 23 oktober 2006, waarin de aanvrager werd verzocht om zijn aanvraagdossier te vervolledigen; Gezien de bijkomende inlichtingen, door de VREG ontvangen op 11 september en 22 november 2006 en 24 januari 2007; Overwegende dat de VREG vaststelt dat het aanvraagdossier volledig werd ingediend; Overwegende dat de aanvrager in het aanvraagdossier verklaart de eigenaar van de Warmtekrachtinstallatie te zijn; Overwegende dat de certificaatgerechtigde de VREG in haar schrijven van 24 januari 2007 verzocht heeft om de voorwaarden tot toekenning en aanvaarding van de warmtekrachtcertificaten, de berekeningsmethode voor het aantal warmtekrachtcertificaten, het thermisch rendement van een referentieketel en het elektrisch rendement van een referentiecentrale, zoals vastgelegd op het moment van de aanvraag tot toekenning van warmtekrachtcertificaten, te laten vervallen, en opnieuw door de VREG vast te laten leggen volgens de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op de datum van ontvangst op de VREG van het schrijven, te weten 24 januari 2007, hetgeen de facto neerkomt op de indiening van een nieuwe aanvraag; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie gelegen is in het Vlaams Gewest; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie als brandstof biogas verbruikt; Overwegende dat de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde warmte nuttig wordt gebruikt, namelijk voor de droging en vergisting van mest; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie warmte produceert in de vorm van warm water en warme lucht; Pagina 2 van 6
Overwegende dat de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde elektrische energie naar schatting voor 65,5% wordt geïnjecteerd in het distributienet van WVEM en voor 34,5% ter plaatse wordt gebruikt; Overwegende dat de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde elektrische energie wordt geïnjecteerd op een spanning van 11,5 kv; Overwegende dat de warmtekrachtinstallatie voor het eerst in dienst werd genomen op 6 oktober 2006; Overwegende dat voor de gemiddelde jaarlijkse buitentemperatuur op de plaats van de Warmtekrachtinstallatie gelijk wordt verondersteld aan de gemiddelde temperatuur van het KMIweerstation te Ukkel, namelijk 9,7 C; Overwegende dat de rendementsreferentiewaardes voor gescheiden elektriciteits- en warmteproductie voor de bepaling van de besparing op primaire energie worden gegeven door het Ministerieel Besluit; Overwegende dat de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie gelijk is aan 42%, overeenkomstig Bijlage I van het Ministerieel Besluit voor het gegeven type brandstof en het gegeven jaar van eerste indienstname van de Warmtekrachtinstallatie; Overwegende dat op deze waarde een correctie voor klimaatomstandigheden moet worden toegepast, overeenkomstig artikel 2, 1, van het Ministerieel Besluit; Overwegende dat op deze waarde geen correctie voor vermeden netverliezen moet worden toegepast, overeenkomstig artikel 2, 2, van het Ministerieel Besluit, omdat de Warmtekrachtinstallatie als brandstof biogas gebruikt; Overwegende dat het gecorrigeerde referentierendement voor de gescheiden opwekking van elektriciteit dus als volgt wordt berekend: Ref Eη = (42% + Delta_T x 0,1) In deze uitdrukking is: Ref Eη Delta_T het gecorrigeerde referentierendement voor de gescheiden opwekking van elektriciteit, het geheel aantal graden dat de gemiddelde jaartemperatuur onder 15 C blijft, gelijk aan 5 Overwegende dat de gecorrigeerde rendementsreferentiewaarde voor gescheiden elektriciteitsproductie (hierna: Ref Eη ) bijgevolg 42,5% bedraagt; Overwegende dat de rendementsreferentiewaarde voor gescheiden productie van warme lucht voor droogtoepassingen (hierna: Ref Wη ) 93% bedraagt, overeenkomstig bijlage II en artikel 6 van het Ministerieel Besluit; Overwegende dat het elektrisch rendement van de Warmtekrachtinstallatie (hierna: Eη") 37,4% bedraagt, op basis van constructeurgegevens; Overwegende dat het thermisch rendement van de Warmtekrachtinstallatie (hierna Wη") 55,6% bedraagt, op basis van constructeurgegevens; Pagina 3 van 6
Overwegende dat de door de Warmtekrachtinstallatie gerealiseerde relatieve besparing op primaire energie ten opzichte van de gescheiden productie van warmte en elektriciteit (hierna BPE), bijgevolg 32,33% bedraagt, volgens onderstaande berekening overeenkomstig bijlage III van het WKK-Besluit: 1 BPE = 1 100% Wη Eη + Ref Wη Ref Eη Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie bijgevolg een relatieve primaire energiebesparing realiseert die groter is dan of gelijk is aan 0% ten opzichte van de gescheiden productie van warmte en elektriciteit, zoals vereist in artikel 7 en bijlage III van het WKK-Besluit voor warmtekrachtinstallaties met een elektrisch nominaal vermogen kleiner dan 1 MW.; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie voorzien is van de nodige meetapparatuur om permanent de netto-elektriciteitsproductie, de benutte warmte en het brandstofverbruik te meten of te berekenen en dat deze meetapparatuur, evenals de meetopstelling en de toegepaste meetprocedures voldoen aan de terzake geldende internationale en nationale normen, zoals in artikel 3 van het WKK-Besluit wordt vereist van warmtekrachtinstallaties met een elektrisch nominaal vermogen groter dan 200 kw; Overwegende dat de warmtekrachtinstallatie bijgevolg voldoet aan de voorwaarden voor een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie, vastgelegd in uitvoering van artikel 16 van het Elektriciteitsdecreet; Overwegende dat uit de aanvraag blijkt dat de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde nuttige warmte zo dicht mogelijk bij de plaats van de aanwending wordt gemeten, zoals vereist in artikel 3 van het WKK-Besluit; Overwegende dat de referentierendementen voor de gescheiden productie van elektriciteit en warmte in de vorm van warme lucht voor droging voor de bepaling van de warmtekrachtbesparing (hierna η E, η Ql en η Qw ) worden gegeven door Artikel 10 van het WKK-Besluit; Overwegende dat de metingen van elektriciteit, bedoeld in artikel 9, 1, eerste lid, van het WKK- Besluit, door WVEM aan de VREG worden overgemaakt; Overwegende dat de VREG van mening is dat deze metingen, bedoeld in artikel 9, 1, eerste lid, van het WKK-Besluit, dienen te worden aangevuld met andere metingen om de warmtekrachtbesparing te bepalen, namelijk de metingen opgesomd in Artikel 2 en van deze beslissing; Overwegende dat de VREG op verzoek van de certificaatgerechtigde beslist heeft deze metingen over te laten aan de certificaatgerechtigde; Overwegende dat de Warmtekrachtinstallatie een elektrisch nominaal vermogen heeft dat kleiner is dan 1 MW en dat bijgevolg overeenkomstig artikel 4, 1, 4 van het WKK-Besluit geen keuringsverslag dient te worden bijgevoegd bij het aanvraagdossier; Overwegende dat voor de door de Warmtekrachtinstallatie geproduceerde elektriciteit die in het distributienet wordt geïnjecteerd ook groenestroomcertificaten worden toegekend met de vermelding nog niet gebruikt, zoals bedoeld in artikel 13, 5 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 inzake de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, zodat de warmtekrachtcertificaten die worden uitgereikt voor de Warmtekrachtinstallatie gerealiseerde warmtekrachtbesparing niet kunnen gebruikt worden als garantie van oorsprongniet in aanmerking komt voor het verkrijgen van garanties van oorsprong; Pagina 4 van 6
Overwegende dat de aanvraag en de Warmtekrachtinstallatie bijgevolg voldoen aan de terzake van toepassing zijnde decretale en reglementaire voorwaarden tot toekenning van warmtekrachtcertificaten; Beslist: Artikel 1. De warmtekrachtbesparing, die wordt gerealiseerd door de warmtekrachtinstallatie bestaande uit een interne verbrandingsmotoren met een totaal elektrisch vermogen van 373 kw, gelegen te Driewegenstraat 21, 8830 Hooglede, voldoet aan de voorwaarden voor de toekenning van warmtekrachtcertificaten, bedoeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 7 juli 2006 ter bevordering van de elektriciteitsopwekking in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties. Artikel 2. Het aantal warmtekrachtcertificaten dat in een bepaalde maand door de VREG zal worden toegekend voor de warmtekrachtbesparing gerealiseerd door de Warmtekrachtinstallatie, bedoeld in artikel 1, wordt bepaald door: E WKB = η hierin is: netto E Q + η netto Q F E netto Q netto de gemeten netto elektriciteitsproductie door de Warmtekrachtinstallatie, uitgedrukt in MWh en gemeten door de meter Landis&Gyr ZMD410CT41.0607S2 met serienummer 86808132, op basis van de meetgegevens die maandelijks door WVEM aan de VREG worden overgemaakt met betrekking tot de geproduceerde elektriciteit, de netto warmteproductie door de Warmtekrachtinstallatie in de vorm van warme lucht, waarvoor geldt: Q netto DU NK = DU ( Q V ) tot DU NK aantal draaiuren van de Warmtekrachtinstallatie in de betreffende maand aantal uren dat de noodkoeler in werking is, in de betreffende maand Q tot bruto warmteproductie van de Warmtekrachtinstallatie, waarvoor geldt: W η,bruto Qtot = E prod, E η met hierin E η het elektrisch rendement van de Warmtekrachtinstallatie, gelijk aan 37,4%, en W η,bruto het thermisch bruto rendement van de Warmtekrachtinstallatie, gelijk aan 61,95% V het warmteverbruik van de vergistingsinstallatie, uitgedrukt in MWh, en gemeten door de warmtemeter Calec Light met serienummer 4611701 en debietmeter Endress+Hauser met serienummer 8616CF19000, op basis van de meetgegevens die maandelijks door Senergho aan de VREG Pagina 5 van 6
worden overgemaakt met betrekking tot het warmteverbruik van de vergistingsinstallatie F het biogasverbruik door de Warmtekrachtinstallatie, bepaald als E prod /E η. η E η Ql referentierendement voor de productie van elektriciteit op basis van biogas, gelijk aan 42%. referentierendement voor de productie van warme lucht op basis van biogas, gelijk aan 70%; Artikel 3. De toegekende warmtekrachtcertificaten, zoals berekend in artikel 2 van deze beslissing, zijn aanvaardbaar voor de certificatenverplichting zoals bedoeld in Artikel 11 van het WKK-Besluit. Vanaf de maand oktober 2010 wordt er voor X% van de in artikel 2 berekende warmtekrachtbesparing certificaten toegekend die aanvaardbaar zijn voor de certificatenverplichting, en voor (100-X)% van deze warmtekrachtbesparing certificaten die niet aanvaardbaar zijn voor de certificatenverplichting. X wordt hierbij berekend als volgt: X = 100 ( BPE 0,2 ( T 48 )) BPE In deze uitdrukking is: BPE T de relatieve besparing op primaire energie, uitgedrukt in procenteenheden, berekend aan de hand van de formule opgenomen in deze beslissing, en op basis van de meest recente gegevens bekend bij de aanvraag of bekend na een controle; de periode tussen de datum van indienstneming en de productiemaand, vermeld op het warmtekrachtcertificaat, uitgedrukt in maanden Artikel 4. De warmtekrachtcertificaten krijgen bij toekenning de vermelding niet van toepassing, zoals bedoeld in Artikel 12, 2, 15 van het WKK-besluit. Artikel 5. De eerste toekenning van warmtekrachtcertificaten zal gebeuren op basis van de warmtekrachtbesparing die wordt gerealiseerd vanaf 1 januari 2007. Voor de VREG Brussel, 30 januari 2007 André Pictoel Gedelegeerd Bestuurder Pagina 6 van 6