Beoordeling. h2>klacht

Vergelijkbare documenten
Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie Oost-Nederland. Datum: 8 november Rapportnummer: 2013/167

Rapport. Datum: 17 september 2007 Rapportnummer: 2007/196

Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Noord-Holland. Datum: Rapportnummer: 2014/075

Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Noord-Holland. Publicatiedatum 22 juli 2014 Rapportnummer 2014/075

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/219

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/018

Rapport. Datum: 26 juni 2006 Rapportnummer: 2006/227

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 2 februari Rapportnummer: 2012/014

Rapport AANLEIDING. Datum 11 maart 2019 Rapportnummer 2019/015

Rapport. Datum: 24 februari Rapportnummer: 2011/063

Rapport. Datum: 22 juni 2006 Rapportnummer: 2006/222

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

I. Ten aanzien van het slaan van verzoeker tijdens het afnemen van een blaastest op het politiebureau

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Rapport. Datum: 7 november 2007 Rapportnummer: 2007/244

Rapport. Datum: 27 december 2010 Rapportnummer: 2010/369

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 25 januari 2011 Rapportnummer: 2011/020

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 1 mei 2007 Rapportnummer: 2007/082

1.3 De auto van verzoeker bleef achter in een parkeervak waar parkeerbelasting moest worden betaald.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland.

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/292

Rapport. Concept Rapport over een klacht over het regionale politiekorps IJsselland. Datum:

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland uit Amsterdam. Datum: 14 juni 2012

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/207

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Rapport van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 30 maart 2015 Rapportnummer: 2015/074

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze ambtenaren zijn kamer hebben doorzocht om zijn legitimatiebewijs te vinden.

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 april 2004 Rapportnummer: 2004/135

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale eenheid Amsterdam. Datum: 30 december Rapportnummer: 2013/218

Rapport. Datum: 25 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/413

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 19 juli Rapportnummer: 2012/117

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Datum: 12 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/310

Rapport. Datum: 4 oktober Rapportnummer: 2011/293

Een onderzoek naar het vorderen van een identiteitsbewijs door de politie.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 21 januari 2005 Rapportnummer: 2005/017

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/139

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van de politie Midden- en West Brabant, thans regionale eenheid Zeeland- West Brabant.

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Rapport. Datum: 29 september 2006 Rapportnummer: 2006/341

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 12 mei Rapportnummer: 2011/143

Rapport. Datum: 24 maart 2005 Rapportnummer: 2005/086

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Zeeland West- Brabant. Datum: 10 april Rapportnummer: 2014/036

3. In het proces-verbaal van bevindingen staat over het letsel vermeld:

Beoordeling Bevindingen

Een onderzoek naar de mogelijkheden van de politie om het maken van beeldopnamen door burgers van slachtoffers te beletten.

Rapport. Datum: 2 september 1998 Rapportnummer: 1998/371

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland. Datum: 4 maart Rapportnummer: 2011/078

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Groningen. Datum: 8 juni Rapportnummer: 2011/0169

Verzoeker klaagt erover dat politieambtenaren van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond:

Rapport. Datum: 3 december 1998 Rapportnummer: 1998/535

Rapport Datum: 15 september 2011 Rapportnummer: 2011/270

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207

Rapport. Je was erbij dus je hoort erbij! Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie- eenheid Den Haag. Oordeel

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie- eenheid Den Haag. Datum: 4 februari Rapportnummer: 2014/008

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Noord-Holland Noord. Datum: 21 maart Rapportnummer: 2011/099

Beoordeling. h2>klacht

- aan verzoeker heeft voorgesteld om hem in zijn kruiwagen naar zijn woning te vervoeren.

Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Brabant. Datum: 16 augustus Rapportnummer: 2013/101

Rapport. Datum: 7 november 2001 Rapportnummer: 2001/349

Rapport. Datum: 27 april 2006 Rapportnummer: 2006/162

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

- hem met een vuist in het gezicht heeft geslagen terwijl hij reeds geboeid was.

Rapport. Datum: 24 februari Rapportnummer: 2011/064

Rapport. Datum: 10 juni 2005 Rapportnummer: 2005/171

Rapport. Datum: 8 december 2005 Rapportnummer: 2005/381

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Beoordeling. h2>klacht

Voorts klaagt verzoeker erover dat de politieambtenaren die nacht zonder toestemming zijn huis zijn binnengetreden.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/319

Rapport. Datum: 12 juni 2007 Rapportnummer: 2007/115

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost te Eindhoven. Datum: 15 oktober 2012

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 15 oktober Rapportnummer: 2012/169

De politie stuurde deze registratieset toe aan de Stichting Processen-Verbaal.

Rapport. Datum: 20 juni 2007 Rapportnummer: 2007/124

Rapport. Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015

Een onderzoek naar de handelwijze van een medewerker van de gemeente Heerlen en de afhandeling van de klacht door de gemeente.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Rapportnummer: 2011/306

Rapport. Rapport over een klacht over de voormalige korpsbeheerder van het voormalige regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/140

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat een politieambtenaar te paard van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland hem op 13 september 2007 met een (lange) wapenstok op zijn hoofd heeft geslagen. Daarvoor was volgens verzoeker geen enkele aanleiding. Ook zou hij niet vooraf zijn gewaarschuwd. Beoordeling ALGEMEEN 1. Op 13 september 2007 hield de politie een bromfietscontrole op het Krugerplein in Amsterdam. Bij eerdere bromfietscontroles op dit plein probeerden jongeren de controle te belemmeren. Daarom werd het gehele controlegebied afgebakend door hekken en werden er politiepaarden ingezet. Tijdens de controle was het wederom rumoerig en zelfs grimmig. Een groep jongeren probeerde een aanhouding te voorkomen. Omdat waarschuwingen en vorderingen om weg te gaan niet hielpen, werd hulp gevraagd aan de politieruiters. De politieruiters kregen de opdracht het gebied voor supermarkt X op het Krugerplein vrij te maken van publiek. Politieruiter W. zou verzoeker daarbij zonder aanleiding en zonder waarschuwing op zijn hoofd hebben geslagen met de lange wapenstok. Verzoeker liep daardoor een hersenschudding en psychische klachten op. 2. Naar aanleiding van het optreden van politieruiter W. diende verzoeker een klacht in bij de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. De korpsbeheerder verklaarde zijn klacht op advies van de klachtadviescommissie ongegrond. 3. Omdat verzoeker zich daarmee niet kon verenigen, klaagde hij bij de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman stelde vervolgens een onderzoek in naar verzoekers klacht. I. Bevindingen Verzoekers standpunt 1. Verzoeker had boodschappen gedaan bij supermarkt X op het Krugerplein. Hij zag dat de politie een bromfietscontrole hield en een jongen probeerde aan te houden. Het was druk op straat en veel mensen gingen kijken wat er gebeurde. Verzoeker had niet gehoord dat de politie het bevel gaf om weg te gaan en dat anders geweld zou worden gebruikt. Hij duwde niet tegen het paard van politieruiter W. en dit paard kwam niet tegen hem aan. Politieruiter W. benaderde verzoeker van achteren en gaf hem zonder aanleiding en zonder waarschuwing een klap op zijn hoofd met de wapenstok. Hij merkte dat hij bloedde. Na de klap kon hij zich niet alles meer herinneren. Volgens de neuroloog had hij door de klap een hersenschudding opgelopen. Hij kreeg ook psychische klachten. Dat de

3 korpsbeheerder zijn klacht niet gegrond verklaarde, vond hij belachelijk en onrechtvaardig. Verklaring getuige M. 2. Getuige M. liep samen met verzoeker voor supermarkt X op het Krugerplein. Hij zag dat de politie een bromfietscontrole hield en dat jongens stonden te schreeuwen naar de politie. Het werd rumoerig. Hij zag dat politieruiter W. naar de jongens toe ging en met zijn wapenstok ging zwaaien. De situatie werd grimmiger. Hij wilde samen met verzoeker de andere kant op gaan. Toen zag hij politieruiter W. hun kant op komen. Verzoeker en hij stonden stil. Politieruiter W. ging achter hen staan. M. draaide zich om en deed een paar stappen achteruit. Hij zag vervolgens dat politieruiter W. verzoeker met de lange wapenstok op zijn hoofd sloeg. Politieruiter W. haalde volgens M. niet met volle kracht uit en de tik was niet echt hard, maar kennelijk hard genoeg om een hoofdwond te veroorzaken. Deze politieruiter had niet gezegd dat zij zich moesten verwijderen en gaf geen waarschuwing. Hoewel M. niet had gehoord dat andere politieambtenaren riepen dat zij zich moesten verwijderen, was het hem wel duidelijk dat zij weg moesten gaan. De politie hield namelijk jongens aan. Ook zag hij politieruiter W. zwaaiende bewegingen maken met zijn wapenstok met de kennelijke bedoeling om mensen weg te sturen. Verklaring getuige I. 3. Getuige I. was in de buurt van het Krugerplein om boodschappen te doen bij supermarkt X. Hij zag dat er meer publiek was dan normaal en zag ook politie. Toen hij naar supermarkt X liep, zag hij politieruiter W. met zijn lange wapenstok zwaaien, zoals een cowboy met een lasso. Politieruiter W. liep richting verzoeker en M. en sloeg plotseling uit het niets met de lange wapenstok op verzoekers hoofd. Het was een flinke tik op het hoofd, maar het was meer een tik van doorlopen. In zijn beleving had verzoeker de klap nooit zien aankomen. Verzoeker leek gedesoriënteerd. Hij pakte zijn hoofd met beide handen vast en draaide rond op zijn benen. I. had niet gehoord dat de politie waarschuwde dat de mensen zich moesten verwijderen. Standpunt korpsbeheerder 4. De korpsbeheerder verklaarde verzoekers klacht ongegrond en verwees daarbij naar het advies van de klachtadviescommissie. Naar het oordeel van deze commissie was er sprake van een bedreiging van de openbare orde. Op grond daarvan was de politie bevoegd om op te treden. De chef van dienst, inspecteur S., vorderde het publiek meerdere malen zich te verwijderen en riep dat anders geweld zou worden gebruikt. Omdat het publiek onvoldoende gehoor gaf aan zijn vorderingen, gaf hij politieruiters W. en J. de opdracht in te grijpen. Deze politieruiters sommeerden het publiek om weg te gaan. Verzoeker negeerde deze sommering en ging ter obstructie tegen het paard van politieruiter W. hangen. Politieruiter W. prikte verzoeker daarom ter waarschuwing met de

4 lange wapenstok. Toen verzoeker zich nog steeds niet verwijderde, was hij genoodzaakt verzoeker een tik te geven met de lange wapenstok. Het was niet zijn bedoeling om verzoeker op zijn hoofd te raken. Dat dit in de hectiek van het moment wel gebeurde, was aan verzoeker zelf te wijten. Immers, verzoeker was bij herhaling bevolen zich te verwijderen, maar hij voldeed niet aan dit bevel. Verklaring politieruiter W. 5. De betrokken politieambtenaar verklaarde tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman, voor zover van belang, het volgende. "Algemene situatie Vlakbij de speelplaats op het Krugerplein hield de politie een brommercontrole. Omdat de politie bij eerdere controles werd belemmerd in haar werkzaamheden, werden er politiepaarden ingezet. Die stonden op gepaste afstand. De controle trok veel publiek aan. Het was erg rumoerig. Jongeren riepen: "Weg met de politie!" en scholden de politie uit voor "kankerlijers" en dergelijke. Op een gegeven moment probeerde een collega een verdachte aan te houden. Een groep jongeren probeerde dit te voorkomen door achter die collega aan te rennen. De desbetreffende collega en de verdachte lagen op de grond in een worsteling tussen geparkeerde auto's en fietsenrekken. Hij probeerde de verdachte onder controle te brengen en te boeien. Inspecteur S. sommeerde de jongeren meerdere malen om weg te gaan. Daarbij deelde hij ook mee dat anders geweld zou worden gebruikt. Optreden bereden politie De jongeren weigerden weg te gaan en omsingelden de verdachte om de aanhouding te voorkomen. Op dat moment gaf inspecteur S. de politieruiters de opdracht om de situatie vrij te maken teneinde de collega, die de verdachte probeerde aan te houden, te beschermen. Het doel van de politieruiters was om een veilige ruimte te creëren, zodat de aanhouding maar ook de brommercontrole verder konden gaan. De politieruiters drongen door de menigte en draaiden met hun paarden om ruimte te creëren. De jongeren gooiden kiezelstenen naar de politieruiters. Een aantal van deze stenen ketste op de muur ter hoogte van het hoofd van politieambtenaar W. en zijn paard. Deze kiezelstenen werden gegooid door een groepje jongeren die op de hoek Krugerplein/ Maritzstraat stonden bij het speelplaatsje. Volgens collega's gooiden de jongeren zelfs een voetbal tegen politieambtenaar W. aan. In de hectiek van het moment merkte hij dat niet eens. Politieambtenaar W. vorderde de groep jongeren meer dan vijf keer heel duidelijk om weg te gaan en dat anders geweld zou worden gebruikt. Ook probeerde hij de groep door middel van zijn paard te verdrijven. Indien met zekerheid kon worden vastgesteld wie de stenengooier(s) was of waren, dan was het optreden niet tegen deze groep geweest maar tegen de stenengooier(s). Politieambtenaar W. koos ervoor om deze groep ten behoeve

5 van de algehele veiligheid te laten verwijderen. Verzoeker bleef echter, net als de rest van de groep, staan en weigerde weg te gaan. Hij hing tegen het paard aan en bleef weerstand bieden door terug te duwen. Verzoeker zei tegen politieambtenaar W. dat hij sigaretten moest halen bij de snackbar en wilde erdoor. Omdat verzoeker tegen het paard bleef hangen, bleef het paard staan. Politieambtenaar W. had zijn paard kunnen aansporen, maar dan was de kans aanwezig dat er mensen, waaronder verzoeker, door het paard zouden worden vertrapt. Dat zou veel ernstiger zijn geweest. Daarom koos hij voor het minst zware middel door verzoeker met zijn lange wapenstok aan te prikken. Dit deed hij drie keer. Verzoeker reageerde daar echter niet op. Politieambtenaar W. probeerde verzoeker vervolgens een tik op zijn bovenarm c.q. schouder te geven met de lange wapenstok. Omdat zijn paard, hijzelf en verzoeker bewogen, kwam de tik per ongeluk op verzoekers hoofd terecht. Dat was absoluut niet zijn bedoeling. De tik was niet hard, maar omdat die van bovenaf kwam, was die kennelijk toch hard aangekomen. Verzoeker had namelijk een bloedende hoofdwond. Politieambtenaar W. achtte het niet logisch dat verzoeker, zoals hij stelt, met zijn rug naar politieambtenaar W. toe stond en dat hij verzoeker zomaar op zijn hoofd sloeg. Opleiding bereden politie Politieambtenaar W. was sinds 1972 werkzaam bij de politie en was drieëndertig jaar politieruiter. Hij was niet snel angstig en kon situaties altijd snel goed overzien. Tijdens de opleiding voor de bereden politie werd hem geleerd zoveel mogelijk bij elkaar te blijven, rustig te zijn, de collega's goed in de gaten te houden en hen waar nodig af te schermen. Zodra een groep dreigend in de omgeving van een politieruiter stond, moest hij met zijn paard in beweging blijven. Door te draaien met het paard probeerde hij de mensen niet te dichtbij te laten komen en als het ware weg te duwen. De lange wapenstok werd alleen gebruikt als er geen minder zwaar middel was om een dreigende of gevaarlijke situatie te voorkomen. Nazorg Toen politieambtenaar W. zag dat verzoeker iets mankeerde hield hij hem goed in de gaten. Zodra hij de gelegenheid had, ging hij naar verzoeker toe en zorgde hij ervoor dat verzoeker medische verzorging kreeg. Hij begreep dan ook niet zo goed dat verzoeker een klacht over hem had ingediend." Verklaring inspecteur S. 6. Inspecteur S. was als coördinator belast met de bromfietscontrole op het Krugerplein. Bij eerdere bromfietscontroles op dit plein probeerden jongeren de controle te belemmeren. Daarom werd het gehele controlegebied afgebakend door hekken en werden er politiepaarden ingezet. Toen politieambtenaren een aantal personen probeerden aan te

6 houden, rende zeer veel publiek er naartoe. Er ontstond een zeer bedreigende situatie voor de aanhoudende politieambtenaren. De groep telde namelijk meer dan honderd personen en ging rond deze politieambtenaren staan. Vanuit de groep werd geschreeuwd, gespuugd en er werden obscene gebaren gemaakt. In de richting van de aanhoudende politieambtenaren werden slaande bewegingen gemaakt. Ook werd vanuit de groep voorwaarts geduwd, waardoor de groep zich steeds meer in de richting van de aanhoudende politieambtenaren bevond. Het publiek drong zich steeds meer op en riep dat de verdachten bevrijd moesten worden. S. kreeg de indruk dat het publiek de aangehouden verdachten probeerde weg te halen. Omdat de situatie zeer bedreigend was voor een aantal politieambtenaren, moest het publiek op afstand worden gebracht. S. riep drie keer met zeer luide stem in de richting van het publiek: "Hier spreekt de politie. Verwijdert u zich of geweld zal worden gebruikt." Sommigen personen uit het publiek riepen in zijn richting dat zij niet weg gingen, dat hij moest opdonderen en dat de politie niet bepaalde wat zij moesten doen. Het publiek bevond zich toen op een meter afstand van de politieambtenaren, die bezig waren de verdachten te boeien. Om de zeer onveilige en bedreigende situatie op te heffen en de bescherming van de politieambtenaren te waarborgen, gaf S. de politieruiters de opdracht om het gebied voor supermarkt X vrij te maken van publiek en indien nodig hierbij geweld te gebruiken. Hij zag dat politieruiters W. en J. het publiek opzij duwden met behulp van de paarden. Hierdoor ontstond ruimte voor de politieambtenaren. S. liet nog weten dat hij zich het voorval nog goed kon herinneren, omdat het een behoorlijk spannende confrontatie was die ernstig had kunnen escaleren. Verklaring politieruiter J. 7. Politieruiter J. en W. waren belast met het ondersteunen van de bromfietscontrole op het Krugerplein. Tijdens deze controle riepen jongeren ongewenste en beledigende teksten naar de politie, zoals: "Rot op met die kankerpaarden, oprotten hier, wat moet je hier controleren, kanker op." Hoewel politieruiters J. en W. de jongeren met klem verzochten om hiermee te stoppen, gaven ze daaraan geen gehoor. De jongeren liepen onder andere richting supermarkt X. Een aantal jongeren aan de kant van supermarkt X was de toegestroomde personen aan het ophitsen. Eén van de jongens riep luid: "Fuck you, fuck the police." en maakte de daarbij horende gebaren. Toen de politie deze jongen probeerde aan te houden, keerde het publiek zich tegen de politie. Het publiek stroomde in groten getale naar de aanhoudende politieambtenaren toe. Er ontstond voor hen een zeer bedreigende situatie. Daarom vorderde de chef van dienst S. het publiek meerdere malen duidelijk hoorbaar om zich te verwijderen. Het publiek gaf hieraan geen gehoor.. gaf politieruiters J. en W. de opdracht het publiek voor supermarkt X te verwijderen. Politieruiters J. en W. duwden het publiek met behulp van de paarden weg. Daarbij waarschuwden zij het publiek luidkeels om weg te gaan. Zij werden vervolgens vanuit het speeltuintje op de hoek van de Maritzstraat en het Krugerplein met stenen bekogeld en er werd luidkeels geroepen: "Kankerlijers oprotten". Politieruiter W. pakte zijn wapenstok en maakte slaande bewegingen naar het publiek. Politieruiters J. en W. stonden een stuk uit

7 elkaar. 8. De op ambtseed en/of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en de (gewelds)rapportages, die kort na het incident waren opgesteld, ondersteunen het voorgaande beeld dat de politieambtenaren hebben geschetst. II. Beoordeling Behoorlijkheidsvereiste 9. Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten worden gerespecteerd. Het recht op onaantastbaarheid van het lichaam is een grondrecht dat door de Grondwet wordt beschermd (zie Achtergrond, onder 1.). Het gebruik van fysiek geweld tegen personen betekent een inbreuk op dit grondrecht; dit mag alleen wanneer daarvoor een wettelijke grondslag bestaat. Politiewet 10. Een politieambtenaar die in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening is, is bevoegd geweld te gebruiken wanneer dit noodzakelijk is en een minder ingrijpend middel niet voorhanden is. Het geweld dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf (zie Achtergrond, onder 2.). Geen schending 11. De Nationale ombudsman stelt voorop dat er sprake was van een grimmige situatie die dreigde te escaleren. Voor de betrokken politieambtenaren was de situatie op het Krugerplein in Amsterdam zeer bedreigend. Een grote groep jongeren omsingelde een aantal politieambtenaren op een agressieve wijze. De jongeren schreeuwden, scholden, spuugden en maakten slaande bewegingen richting de politie. Ook werden er kiezelstenen naar de politieambtenaren gegooid. Vanwege de bedreiging van de openbare orde waren de politieambtenaren genoodzaakt om snel een einde te maken aan de onrust. De politieambtenaren traden dan ook op in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Ook getuige M. verklaarde dat de situatie rumoerig en grimmig was. Hij en getuige I. zagen dat politieruiter W. richting supermarkt X ging en met zijn lange wapenstok zwaaide met de kennelijke bedoeling het publiek te waarschuwen. De politieruiters duwden het publiek met behulp van hun paarden weg. Hoewel verzoeker en de getuigen verklaren dat zij niet hebben gehoord dat verschillende politieambtenaren riepen dat zij zich moesten verwijderen, was het voor getuige M. wel duidelijk dat zij daar weg moesten gaan. Gezien het voorgaande had het redelijkerwijs ook voor verzoeker, die naast getuige M. liep, duidelijk moeten zijn dat de situatie was geëscaleerd. Verzoeker had op dat moment de keuze om weg te gaan of te blijven. Door te blijven nam verzoeker deel aan de escalatie. Daarmee nam hij het risico dat de politie geweld zou toepassen jegens hem.

8 Naar het oordeel van de Nationale ombudsman was de geweldtoepassing door politieruiter W. gerechtvaardigd en was er in die zin sprake van een verantwoorde escalatie. W. is een zeer ervaren politieruiter en de lezing die hij geeft van het verdere verloop komt de Nationale ombudsman geloofwaardig voor. W. koos er niet voor om zijn paard aan te sporen, omdat de kans dan aanwezig was dat er mensen, waaronder verzoeker, door het paard zouden worden vertrapt. Omdat het duwen met het paard niets opleverde, koos hij voor het minst zware middel door verzoeker met zijn lange wapenstok aan te prikken. Dit deed hij drie keer. Verzoeker reageerde daar echter ook niet op. Daarom was hij genoodzaakt verzoeker een tik op zijn bovenarm of schouder te geven met de lange wapenstok. De Nationale ombudsman acht het aannemelijk dat, omdat het paard, politieruiter W. en verzoeker bewogen, de tik per ongeluk en dus onbedoeld op verzoekers hoofd terecht kwam. De tik was, zoals getuigen ook hebben verklaard, niet hard maar omdat die van bovenaf kwam, was die kennelijk toch zo hard aangekomen dat verzoeker, hoe betreurenswaardig ook, gewond raakte aan zijn hoofd. Ondanks de flinke verwonding, is de Nationale ombudsman van oordeel dat politieruiter W. door eerst te kiezen voor minder ingrijpende middelen, zoals het duwen met zijn paard en het aanprikken met de wapenstok, het recht op onaantastbaarheid van het lichaam voldoende heeft gerespecteerd. Dat de wapenstok van de betrokken politieambtenaar, omdat zijn paard, hijzelf en verzoeker bewogen, onbedoeld op verzoekers hoofd terecht kwam, valt hem in de gegeven omstandigheden niet te verwijten en komt voor risico van verzoeker. Gelet op het voorgaande is het vereiste dat grondrechten worden gerespecteerd, in dit geval het recht op onaantastbaarheid van het lichaam, niet geschonden. De onderzochte gedraging is dan ook behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland is niet gegrond. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond 1. Grondwet Artikel 11 "Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam."

9 2. Politiewet 1993 Artikel 8, eerste en vijfde lid "1. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf. ( ) 5. De uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn."