STAATSCOURANT. Nr Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. 1. Verloop van de procedure. 2. Beslissing in eerste aanleg

Vergelijkbare documenten
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van de op 17 september 2007 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 11 januari 2017 binnengekomen klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 9 augustus 2012 ingekomen klacht van

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Beslissing in de zaak onder nummer C van:

voor de Gezondheidszorg

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE

16.137Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

18.125T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 25 februari 2019

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

17.008B-2 Beslissing van het College van Beroep van het Kwaliteitsregister Jeugd van 5 december 2017

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Beslissing in de zaak onder nummer C van:

16.062T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

1.3. Klager heeft op 9 april 2003 een verweerschrift ingediend.

STAATSCOURANT. Nr Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. 1. Verloop van de procedure. 2. Beslissing in eerste aanleg

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

2007/134 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer 2007/134 van: A., wonende te B.

2007/119 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer 2007/119 van: A., neuroloog, wonende en

18.067Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 22 november 2018

C, tandarts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. L. Neuschäfer-Greebe, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

16.107T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

U I T S P R A A K

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

2008/088 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer 2008/088 van: A., wonende te B.

17.064T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

16.050Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/807 Wtra AK van 1 maart 2019 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1226 Wtra AK van 9 december 2016 van

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

2008/017 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer 2008/017 van: A., wonende te B.

17.025B Beslissing van het College van Beroep van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 maart 2018

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

16.053Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

16.039T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN

17.154Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 augustus 2018

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

17.137T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 mei 2018

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

College van Beroep. Van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW)

STAATSCOURANT. Nr Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. 1. Verloop van de procedure. 2. Beslissing in eerste aanleg.

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

KAMER VOOR HET NOTARIAAT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER. Beslissing van 24 juli 2003 in de zaak onder rekestnummer 90/2003 GDW van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

15.087T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

16.001T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Bespreking uitspraak tuchtrecht Wie mag er een klacht indienen?

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

STAATSCOURANT. Nr Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. 1. Verloop van de procedure. 2. Beslissing in eerste aanleg

16.144Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Transcriptie:

STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 29546 30 mei 2018 Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Nr. C2017.471 Beslissing in de zaak onder nummer C2017.471 van: A., huisarts, werkzaam te B., appellant, tevens verweerder in incidenteel beroep, verweerder in eerste aanleg, gemachtigde: mr. O. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, tegen C., wonende te D. (E.), verweerder in beroep, tevens incidenteel appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde: mr. J.I. van der Winden, advocaat te Muiderberg. 1. Verloop van de procedure C.- hierna klager heeft op 22 november 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen A. hierna de arts een klacht ingediend. Bij beslissing van 5 september 2017, onder nummer 16/450, heeft dat College de klacht deels ongegrond verklaard, deels gegrond verklaard en te dier zake aan de arts de maategel van berisping opgelegd. De arts is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Namens klager is een verweerschrift in beroep ingediend, waarbij tevens incidenteel beroep is ingesteld. Namens de arts is vervolgens een verweerschrift in het incidenteel beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 april 2018, waar zijn verschenen de arts, bijgestaan door mr. O. Hammerstein, en de gemachtigde van klager, mr. J.I. van der Winden. De zaak is over en weer bepleit. De gemachtigden hebben dat gedaan aan de hand van schriftelijke pleitnotities die zij aan het Centraal Tuchtcollege hebben overgelegd. 2. Beslissing in eerste aanleg 2.1 In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld: 2. De feiten 2.1 Klager, geboren in 1979, heeft de Amerikaanse nationaliteit en woont in D., E. Van 2 op 3 januari 2015 is klager van de E. naar Nederland (B.) gevlogen. Klager verbleef in B. in G. Op 4 januari 2015 is klager door verweerder, huisarts te B., in zijn hotelkamer gezien in verband met pijnklachten in zijn linkerbeen. Tijdens het consult was tevens aanwezig H., een vriend van klager. Verweerder heeft klager de volgende medicatie voorgeschreven: Prednisolon (30 mg per dag gedurende 5 dagen), Oxycodon en een maagbeschermer. H. heeft de medicatie opgehaald bij de apotheek. Klager en H. zijn de Nederlandse taal niet machtig. 2.2 Verweerder heeft van het consult een handgeschreven notitie in een notitieboekje gemaakt, die inhoudt: Voorgeschiedenis: recidiverende ischialgie sinds enkele weken. Kreeg Ibuprofen+hydrocodon/acetominofen. Hoesten niet pijnlijk. O)ischialgie li R) pred 1x30 mg(5) omeprazol 1x20mg(5) exercise/expectatief. 2.3 Op de hotelrekening van klager zijn met de datum 5 januari 2015 en 7 januari 2015 twee respectievelijk drie telefoontjes met de praktijk van verweerder in rekening gebracht. 2.4 H. heeft per e-mail het volgende over het consult van verweerder van 4 januari 2015 aan klager bericht: His visit was extremely brief (5-10mins) (...) there was not the request to stand up and the diagnosis was done very quickly. He moved your leg back and forth and had you cough. (...) there was brief conversation about what you were currently taking in the U.S. for this recent pain, but nothing at all about your medical history. He prescribed Prednisolone without mention any of the mental side effects (...). There was no information leaflet provided that explained these potential side effects (...). 2.5 In een schriftelijke verklaring heeft H. het volgende vermeld: The visit from Dr A. was brief, about ten minutes long. During this time, Dr A. did not provide any information verbally to Joseph about adverse side effects of the steroid, Prednisolone. His examination of Joe was quick and not thorough. 2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in: 3. De klacht en het standpunt van klager De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder bij de behandeling van klager onzorgvuldig heeft gehandeld. Verweerder wordt in het bijzonder verweten dat hij: klager tijdens het consult onvoldoende (lichamelijk) heeft onderzocht; Prednisolon heeft voorgeschreven, klager niet heeft gewaarschuwd voor de bijwerkingen 1 Staatscourant 2018 nr. 29546 30 mei 2018

en risico s van deze medicatie en geen afbouwschema heeft gehanteerd met betrekking tot deze medicatie; onvoldoende aantekeningen van het consult heeft gemaakt; onvoldoende nazorg heeft verleend. 4. Het standpunt van verweerder Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan. 2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd: 5. De beoordeling 5.1 Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Verder staat bij de beoordeling het persoonlijk handelen van verweerder centraal. 5.2 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel. Verweerder heeft verklaard dat hij de reflexen en sensibiliteit heeft gecontroleerd, de Laseque test heeft gedaan, de pijnpunten heeft gevonden en heeft onderzocht of de pijn erger werd bij hoesten. Volgens de schriftelijke verklaringen van H., die bij het consult aanwezig was, heeft verweerder enig lichamelijk onderzoek bij klager verricht en heeft hij het been van klager bewogen. Het college heeft gezien deze verklaringen niet kunnen vaststellen dat verweerder klager niet of te summier heeft onderzocht, zoals klager heeft betoogd. Dit klachtonderdeel is ongegrond. 5.3 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel. De door verweerder voorgeschreven medicatie Prednisolon was niet geïndiceerd voor de klachten van klager. Verweerder heeft ook niet onderbouwd waarom hij voor deze medicatie heeft gekozen (behalve dat hij klager, als toerist, snel weer op de been wilde hebben, maar dat is geen voldoende onderbouwing om dit zware middel voor te schrijven). Het voorschrijven van Prednisolon is bij de klachten van klager, die door verweerder werden gediagnosticeerd als ischialgie, niet overeenkomstig de NHG standaard Lumbosacraal radiculair syndroom. Het college is van oordeel dat verweerder ten onrechte Prednisolon aan klager heeft voorgeschreven. Verweerder stelt dat hij tijdens de anamnese heeft gevraagd naar specifieke psychische klachten en dat hij klager voorlichting heeft gegeven over de voorgeschreven medicatie. Klager ontkent dit. H. heeft in zijn verklaringen vermeld dat verweerder geen informatie heeft gevraagd of gegeven. In de notities van verweerder van het consult (zie 2.2) is niet vermeld dat verweerder heeft gevraagd naar eerdere psychische klachten en informatie heeft verstrekt over de bijwerkingen van Prednisolon. Het college houdt het er gezien het vorenstaande op dat verweerder niet heeft gevraagd naar de psychische voorgeschiedenis van klager en dat hij geen informatie heeft verstrekt over de bijwerkingen van Prednisolon, hetgeen een zorgvuldige beroepsuitoefening bij deze medicatie wel vereist. Verweerder kan niet worden verweten dat hij geen afbouwschema heeft gehanteerd met betrekking tot de voorgeschreven Prednisolon. In geval van een korte kuur zoals hier aan de orde (5 dagen) is het afbouwen van deze medicatie niet noodzakelijk. Het college heeft niet kunnen vaststellen dat de door klager gestelde klachten van hoofdpijn, diarree, misselijkheid, pijnlijke botten, hallucinaties, mondschimmel en suïcidaliteit het gevolg zijn geweest van de medicatie. Het tweede klachtonderdeel is derhalve deels gegrond. 5.4 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel. De dossiervorming van verweerder acht het college zeer gebrekkig. De aantekeningen van het consult bestaan uit de in 2.2. weergegeven notitie in een notitieboekje. Deze notitie acht het college te beknopt. Uit de notitie valt niet af te leiden welk lichamelijk onderzoek (behalve het laten hoesten) verweerder bij klager heeft verricht. Verweerder heeft bijvoorbeeld geen notitie gemaakt van de Laseque test, die hij stelt te hebben uitgevoerd. Uit de notitie blijkt voorts niet dat verweerder een zorgvuldige anamnese heeft afgenomen. Verweerder stelt dat iedere patiënt van hem een handgeschreven medisch rapport krijgt bij de rekening van de visite en dat hij dit rapport in dit geval misschien aan het hotel heeft gegeven. Het hotel geeft het rapport dan altijd met de rekening door aan de patiënt, aldus verweerder. Klager ontkent een dergelijk medisch rapport (via het hotel) te hebben ontvangen. Hoe dit ook zij, ook deze handelwijze kan niet als een zorgvuldige dossiervorming worden aangemerkt. Verweerder verstrekt kennelijk vertrouwelijke medische rapporten van zijn patiënten aan de staf van een hotel, hetgeen als onzorgvuldig moet worden aangemerkt en houdt kennelijk geen afschrift van het rapport voor zijn eigen dossier, hetgeen eveneens onzorgvuldig is. 2 Staatscourant 2018 nr. 29546 30 mei 2018

Verweerder heeft het college voorts niet kunnen overtuigen dat hij zijn dossiervorming inmiddels heeft aangepast en dat deze thans wel voldoet aan de aan een zorgvuldige dossiervorming te stellen eisen. Het inscannen van de in een notitieboekje gemaakte aantekeningen, zoals kennelijk thans de door verweerder gehanteerde werkwijze is, kan niet als zorgvuldige dossiervorming worden aangemerkt. Dit klachtonderdeel is gegrond. 5.5 Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel. Uit het door klager overgelegde afschrift van zijn hotelrekening blijkt afdoende dat klager op 5 en 7 januari 2015 diverse malen heeft gebeld met de praktijk van verweerder. Ook indien juist is dat verweerder klager niet aan de telefoon heeft gehad, zoals verweerder stelt, kan verweerder worden verweten dat zijn praktijk niet goed bereikbaar is en dat niet is geregeld dat telefoontjes van patiënten worden genoteerd, zodat zij zo nodig kunnen worden teruggebeld. Ook dit klachtonderdeel is gegrond. 5.6 De conclusie is dat de klachtonderdelen twee (deels), drie en vier gegrond zijn. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten. Bij oplegging van de maatregel houdt het college er rekening mee dat meerdere klachtonderdelen gegrond zijn bevonden en dat verweerder ter terechtzitting weinig inzicht heeft getoond in het aan hem verweten handelen. De oplegging van na te melden maatregel is passend. Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt. 3. Vaststaande feiten en omstandigheden Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven. 4. Beoordeling van het beroep Principaal beroep 4.1 De huisarts is onder aanvoering van diverse beroepsgronden in principaal beroep gekomen van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege waarbij klagers klacht deels gegrond is verklaard. Het principaal beroep strekt er primair toe dat de klacht alsnog in zijn geheel ongegrond wordt verklaard. Subsidiair is oplegging van een lichtere maatregel bepleit. Namens klager is in het principaal beroep gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van dit beroep. Incidenteel beroep 4.2 In incidenteel beroep is klager opgekomen tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdeel 1 door het Regionaal Tuchtcollege. Het incidenteel beroep strekt ertoe dat dit klachtonderdeel alsnog gegrond wordt verklaard. Namens de arts is in het incidenteel beroep gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van dit beroep. Beoordeling 4.3 Gelet op het vorenstaande ligt de klacht in beroep opnieuw in zijn geheel ter beoordeling voor. Het Centraal Tuchtcollege ziet aanleiding om het principaal beroep en het incidenteel beroep gezamenlijk te bespreken. 4.4 Voor wat betreft klachtonderdeel 1 overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de arts ter zitting in beroep uitgebreid en onweersproken heeft uiteengezet waaruit het door hem verrichte lichamelijk onderzoek tijdens het consult op 4 januari 2015 bestond. Met het Regionaal Tuchtcollege verklaart het Centraal Tuchtcollege daarom klachtonderdeel 1 ongegrond. Dit laat onverlet dat de dossiervorming niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, zoals hierna nog zal worden overwogen. 4.5 Bij de bespreking van klachtonderdeel 2 stelt het Centraal Tuchtcollege voorop dat, voor zover de door klager genoemde lichamelijke en psychische klachten al zijn komen vast te staan, niet is komen vast te staan dat deze het gevolg zijn van het gebruik van de door de arts voorgeschreven medicatie dan wel het afbouwen daarvan. Met het Regionaal Tuchtcollege oordeelt het Centraal Tuchtcollege wel dat de door de arts voorgeschreven medicatie prednisolon niet was geïndiceerd voor de bij klager geconstateerde klachten en de op basis daarvan door de arts gestelde diagnose. Het voorschrijven van deze medicatie is niet overeenkomstig de destijds vigerende NHG-Standaard Lumbosacraal radiculair syndroom, ook niet in het kader van een zogenoemde off-label behandeling. Afwijking van de 3 Staatscourant 2018 nr. 29546 30 mei 2018

NHG-Standaard is slechts gerechtvaardigd indien daarvoor een goede reden wordt gegeven. De arts heeft die goede reden naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet gegeven. Derhalve heeft de arts ten onrechte prednisolon aan klager voorgeschreven en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Mede gelet op het feit dat de arts slechts een korte stootkuur prednisolon aan klager heeft voorgeschreven, bestond er naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege voor de arts geen concrete aanleiding om met klager alle mogelijke bijwerkingen en risico s van de medicatie te bespreken. Het achterwege laten van een dergelijke uitvoerige voorlichting voor zover daarvan al sprake is levert daarom geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Op dit punt komt het Centraal Tuchtcollege dus tot een ander oordeel dan het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege zal dit onderdeel van de klacht alsnog ongegrond verklaren. Het niet hanteren van een afbouwschema met betrekking tot het gebruik van de voorgeschreven prednisolon kan de arts evenmin worden verweten. In geval van een korte kuur zoals hier aan de orde is het afbouwen van deze medicatie niet noodzakelijk. 4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel 3 sluit het Centraal Tuchtcollege zich aan bij hetgeen het Regionaal Tuchtcollege in de eerste alinea onder 5.4 heeft overwogen (van Ten aanzien van tot en met anamnese heeft afgenomen ). Het Centraal Tuchtcollege neemt deze overweging over, maakt deze tot de zijne, en komt daarmee tot een gegrondverklaring van klachtonderdeel 3. Hetgeen door en namens de arts in principaal beroep is aangevoerd heeft het Centraal Tuchtcollege niet tot een ander oordeel geleid. 4.7 Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege voorts van oordeel dat klachtonderdeel 4 gegrond moet worden verklaard. Op basis van de verklaring van klager in combinatie met de hotelrekening waaruit volgt dat klager meerdere malen naar de praktijk en het mobiele nummer van de arts heeft gebeld, gaat het Centraal Tuchtcollege ervan uit dat de arts niet goed bereikbaar is geweest voor klager. De arts heeft, ook in het door hem ingestelde principaal beroep, voor deze gang van zaken geen plausibele verklaring gegeven. 4.8 Het voorgaande betekent dat het Centraal Tuchtcollege over het tweede klachtonderdeel (voor wat betreft het waarschuwen voor de bijwerkingen en risico s van het medicijn Prednisolon) anders oordeelt dat het Regionaal Tuchtcollege en dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege op dit punt niet in stand kan blijven. Het Centraal Tuchtcollege zal opnieuw rechtdoende de klacht op dit punt alsnog ongegrond verklaren, als weergegeven onder 4.5, derde alinea. 4.9 Vorenstaande aanpassing leidt het Centraal Tuchtcollege niet tot het oordeel dat aan de arts een andere maatregel moet worden opgelegd dan in eerste aanleg. Met het Regionaal Tuchtcollege acht het Centraal Tuchtcollege een berisping passend. Daarbij heeft het Centraal Tuchtcollege in aanmerking genomen dat de arts nog steeds weinig inzicht heeft getoond in het aan hem verweten handelen. Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal het Centraal Tuchtcollege net als het Regionaal Tuchtcollege bepalen dat onderhavige beslissing op na te noemen wijze bekend wordt gemaakt. 4.10 De conclusie van het voorgaande is dat het principaal beroep gedeeltelijk slaagt en dat na vernietiging van de beslissing in eerste aanleg op het betreffende punt het principaal beroep voor het overige wordt verworpen. Het incidenteel beroep wordt eveneens verworpen. 5. Beslissing Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: in het principaal beroep: vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover daarin klachtonderdeel 2 (voor wat betreft het waarschuwen voor de bijwerkingen en risico s van het medicijn Prednisolon) gegrond is verklaard; en in zoverre opnieuw rechtdoende: verklaart klachtonderdeel 2 (voor wat betreft het waarschuwen voor de bijwerkingen en risico s van het medicijn Prednisolon) alsnog ongegrond; verwerpt, met instandhouding van de maatregel van berisping, het beroep voor het overige; in het incidenteel beroep: verwerpt het beroep; bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact en Huisarts en Wetenschap met het verzoek tot plaatsing. Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. S.M. Evers en mr. M.W. Zandbergen, leden juristen, dr. W. de Ruijter en drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden beroepsgenoten en mr. N. van der Velden, secretaris. 4 Staatscourant 2018 nr. 29546 30 mei 2018

Uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2018. Voorzitter Secretaris 5 Staatscourant 2018 nr. 29546 30 mei 2018