Vastgesteld LOI februari 2009, december 2010: goedgekeurd door de Gezondheidsraad.

Vergelijkbare documenten
Bof Richtlijn Meldingsplichtige ziekte groep C

De incubatieperiode varieert van 12 tot 25 dagen (de meeste gevallen van bof ontstaan tussen de 16 en 18 dagen). (AAP03)

1. Algemeen. 2. Ziekte 2.1 Verwekker. 2.2 Pathogenese. 2.3 Incubatieperiode. 2.4 Ziekteverschijnselen. Bof

"Old Friends Revisited" Bof in Studentensteden. MINC 14 oktober Henriëtte ter Waarbeek, arts-coördinator infectieziektebestrijding

Bof, l histoire se répète

De nieuwe meldingsplicht voor tien ziekten Hans van Vliet RIVM-CIb 7 oktober 2008

Rubella Synoniemen: rodehond, German measles, Röteln

Gezondheidsinformatiefiche voor bedrijven: bof

DRAAIBOEK INFECTIEZIEKTEN CLB. Bof. Ziektebeeld

Mazelen. Coschap Huisarts- en Sociale geneeskunde Huisartsenpraktijk P.A.J. van de Kar Jiske Sloekers

Bof op school of in het bedrijf: informatiefiche

Bof, terug van weggeweest

Bof, versie 15 (PDF aangemaakt op: ) EPI-azc Indien de patiënt een asielzoeker betreft worden data doorgeven aan GGD GHOR Nederland.

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei jan 2014 (week 5)

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei jan 2014 (week 1)

Jaap T. van Dissel Afdeling Infectieziekten. Neuraminidaseremmers bij pandemie door Mexicaanse Griep Influenza A(H1N1)

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 4 sep 2013 (week 36)

Mazelen surveillanceoverzicht, 1 mei 18 dec 2013 (week 51)

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei 4 dec 2013 (week 49)

Mazelen surveillance overzicht, 1 mei jan 2014 (week 3)

Veelgestelde vragen over mazelen

DRAAIBOEK INFECTIEZIEKTEN CLB. Mazelen

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 14 aug 2013 (week 33)

Bijlage II Morbilli (mazelen): aanvullende richtlijnen gedurende een mazelenepidemie

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 11 sep 2013 (week 37)

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 7 aug 2013 (week 32)

AFSPRAKEN KETENPARTNERS OVER WATERPOKKEN EN RODEHOND BIJ ASIELZOEKERS I. ACHTERGROND

Mazelen en rubella surveillance overzicht, 1 mei 21 aug 2013 (week 34)

U denkt dat uw kind mazelen heeft Wanneer u vermoedt dat uw kind mazelen heeft, verzoeken wij u contact op te nemen met uw huisarts.

Centrum Immunologie van Infectieziekten en Vaccins

Effectiviteit van BMR-vaccinatie gegeven voor de leeftijd van 14 maanden op korte en lange termijn: een afweging

Module 1 Administrative Information of prescribing Information. Summary of Product Characteristics Tetanus vaccin

Hepatitis A.

Poliomyelitis. Ziektebeeld

Bescherming tegen mazelen in de gezondheidszorg

GRIEPVACCINATIE VOOR ZORGVERLENERS Hoe kan griep voorkomen worden?

Bofuitbraak onder gevaccineerde studenten in universiteitssteden in Nederland

Module 1 Administrative Information of prescribing Information. Summary of Product Characteristics Tetanus vaccin

Kinkhoest. Kinkhoest of pertussis is een acute bacteriële infectie van de luchtwegen.

Soort verwekker. Indien relevant plaats in de taxonomie. Bij bijzondere cycli iets over de ontwikkeling.

Kinkhoest Rubriekhouder: Mw. dr. H. de Melker, RIVM ( )

Kinkhoest. Inleiding. Rubriekhouder: Mw. dr. H. de Melker, RIVM ( )

Kinkhoest Rubriekhouder: Mw. dr. H. de Melker, RIVM ( )

Mazelen epidemie 2013 Bedreiging voor de volksgezondheid of kans voor de wetenschap?

Het RVP, waar staan we nu? Hans van Vliet, programmamanager RVP

Kinkhoest en zwangerschap

ELIMINATIE VAN RUBELLA IN BELGIË

8 Kinkhoest Rubriekhouder: Mw. dr. H. de Melker, RIVM ( )

Bof Brief ouders (t.e.m. 4 de leerjaar)

1 Kinkhoest Rubriekhouder: Mw. dr. H. de Melker, RIVM ( )

Hepatitis B Inleiding Hepatitis A Preventie hepatitis B Preventie hepatitis A

Commissie Praktische Tuberculosebestrijding AANBEVELINGEN UIT DE RICHTLIJN DIAGNOSTIEK (LATENTE) TUBERCULOSE- INFECTIE (LTBI)

Afdeling Reumatologie en Klinische Immunologie, locatie AZU. Langwerkende antireumatische middelen: anakinra (Kineret )

14u05-14u50 Geef griep geen kans op de werkvloer. Els De Pinnewaert, verpleegkundig ziekenhuishygiënist

SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie

Tetanus vaccine, suspension for injection. Module 1.3 PRODUCT INFORMATION SPC, Labelling and Package Leaflet

PATIËNTENINFO. Aanbevolen vaccinaties aanvullend op het schema van Kind en Gezin KINDERAFDELING

Periodieke Koorts Met Afteuze Faryngitis En Adenitis (PFAPA)

Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Van Gerven en Langkamp over vaccinatie tegen polio, bof, mazelen en rodehond.

Kinkhoest Rubriekhouder: Mw. dr. H. de Melker, RIVM ( )

Periodieke Koorts met Afteuze Faryngitis en Adenitis (PFAPA)

CMV, EBV, Toxoplasma. Diagnostiek. Inge Gyssens Dienst infectieziekten Internist infectioloog


Rijksvaccinatieprogramma Terugblik en blik vooruit

Doel Behandeling bij Varicella Zoster virus (VZV) tijdens de zwangerschap en bij neonaat.

Exanthemen diagnostiek & surveillance

Rituximab Mab Thera. Ziekenhuis Gelderse Vallei

Nieuwe Influenza A (H1N1)

Ziekenhuizen. Cytomegalovirusinfecties bij zwangeren

LCI-richtlijn Kinkhoest

Zika virus en zwangerschap

Vragen en antwoorden inzake de beoordeling van monovalente en multivalente vaccins tegen bof, mazelen, rodehond en/of varicella

LCI-richtlijn XXX-ziekte. Synoniemen van de desbetreffende ziekte

Bijlage I Evidence-based onderzoek

Kinkhoest is gevaarlijk voor zuigelingen en jonge kinderen

Zorgeenheid Reumatologie en Klinische Immunologie, locatie AZU. Langwerkende antireumatische middelen: TNF-remmers: Adalimumab (Humira )

Richtlijn Varicella Zoster Verloskunde 1 e en 2 e lijn

Rituximab. MabThera, Rixathon

Afweer en Immuniteit

Hepatitis B, versie 20 (PDF aangemaakt op: ) Indien de patiënt een asielzoeker betreft worden data doorgeven aan GGD GHOR Nederland.


BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Poliomyelitisvaccin, suspensie voor injectie Poliomyelitisvaccin multidose, suspensie voor injectie

Centrum Infectieziekteonderzoek, Diagnostiek en Screening

Influenza vaccinatie van ziekenhuismedewerkers

Golimumab (Simponi ) Bij colitis ulcerosa. Informatiefolder. NNIC folder Golimumab uitgave november 2014

Notitie Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (AGO) in de context van werk en biologische agentia

Samenvatting. Griepvaccinatie: wie wel en wie niet?

De mensheid lijdt het meest. Door vaccinaties? Infectieziekten?

Q-koorts. Dr. Janna Munster AIOS gynaecologie Pathologendagen

Vaccinaties ; informatie voor ouders

Nieuwe Influenza A (H1N1)

7,2. Werkstuk door een scholier 1567 woorden 21 februari keer beoordeeld. Het actuele vaccinatieprogramma

Abatacept (Orencia ) bij reumatische aandoeningen

De Q koorts epidemie in Nederland


Ustekinumab Stelara. Ziekenhuis Gelderse Vallei


Azathioprine (Imuran )

Uw sleutel tot effectieve zeugenvaccinatie en bestrijding van PRRS

Abatacept (Orencia ) subcutaan bij reumatische aandoeningen

Transcriptie:

Bof Richtlijn parotitis epidemica Samenvatting Verwekker:bofvirus (RNA-virus). Besmettingsweg:druppelinfectie uit neus- en keelholte (hoesten, niezen). Incubatietijd:12-25 dagen, meestal 16-18 dagen. Besmettelijke periode: meest besmettelijk van 1-2 dagen vóór het optreden van de parotiszwelling tot 5 dagen daarna. Maatregelen: bron- en contactopsporing. Symptomen: deel asymptomatisch. Koorts, spierpijn, hoofdpijn en malaise, bovensteluchtweginfectie. Kenmerkend: ontsteking van de wangspeekselklier (zwelling van de wangen), meestal aan één kant van het gezicht, met pijn bij openen mond en oorpijn. Bij sommige patiënten verloopt bof juist ernstig en er kunnen ernstige complicaties optreden. Overig:vaccinatie is in het RVP opgenomen (BMR). Versiebeheer Vastgesteld LOI februari 2009, december 2010: goedgekeurd door de Gezondheidsraad. Wijzigingen: 21 maart 2019: verduidelijking in Maatregelen "vaccinatie aanbieden aan ongevaccineerde contacten (groepsgenoten, leerkrachten, begeleiders studenten) die niet conform hun leeftijd gevaccineerd zijn". 20 april 2018: In arboparagraaf riep duur van wering van niet-immune zorgverlener na blootstelling vragen op, dit duidelijker geformuleerd. 31 januari 2018. Arboparagrafen toegevoegd. Juli 2017: bijlage met evidence onderbouwing beleid zwangeren uit 2008 vervallen. Deze komt niet meer overeen met de huidige maatregelen (nu tot 5 dagen na de zwelling). Augustus 2015: maatregelen teruggebracht van 9 tot 5 dagen na de zwelling, in lijn met internationale richtlijnen Augustus 2010: informatie toegevoegd over het vaccineren van ongevaccineerde personen tijdens een uitbraak. Ziekte & Besmettelijkheid Verwekker Bofvirus is een RNA-virus behorend tot de groep paramyxovirussen. Pathogenese Het bofvirus infecteert de bovenste luchtwegen, waarna vermenigvuldiging van het virus plaatsvindt in het plaatselijke luchtwegepitheel en regionale lymfeklieren. De daarop volgende viremie verplaatst het virus naar de targetorganen: speekselklieren, pancreas, testis, ovarium en centraal zenuwstelsel. In de parotis ontstaat een interstitiële ontsteking met een serofibrineus en leukocytair exsudaat en een degeneratie van de cellen van de parotisgangen. In de testis 16/09/2019 Pagina 1 van 12

ontstaan hemorragieën, interstitieel oedeem en een degeneratie van de tubuli. De pancreas laat een interstitieel oedeem en een beperkte degeneratie van de eilandjes van Langerhans zien. Histologisch is bij bofmeningo-encefalitis een perivasculaire demyelinisatie te zien, die karakteristiek is voor een postinfectieuze encefalitis. Incubatieperiode 12 tot 25 dagen (de meeste gevallen van bof ontstaan tussen de 16 en 18 dagen). (AAP03) Ziekteverschijnselen Naar schatting verloopt ongeveer een derde van de bofinfecties asymptomatisch, bij kinderen jonger dan 2 jaar zelfs meer dan de helft. De ziekte begint met koorts en wordt begeleid door andere prodromalesymptomen, zoals spierpijn, hoofdpijn en malaise. In veel gevallen is slechts sprake van een bovensteluchtweginfectie. (Con01) Een van de kenmerkendesymptomen van bof is de ontsteking van de speekselklieren (parotitis). Meestal verloopt de parotitis eenzijdig en de zwelling van het omliggende weefsel kan het oorlelletje doen oplichten. Bij een gelijktijdige infectie van de andere speekselkieren in de mondbodem kan een forse confluerende zwelling ontstaan.de vergrote speekselklier veroorzaakt pijn, vooral bij het openen van de mond. Ook oorpijn is een frequent voorkomend verschijnsel. De zwelling van de parotis is maximaal na 2 à 3 dagen, en is binnen een week weer verdwenen, evenals de overige symptomen. Als complicatie van bof kunnen aseptische meningitis, encefalitis, epididymo-orchitis, oöforitis, gehoorverlies, pancreatitis, thyroïditis, artritis, mastitis, glomerulonefritis, trombocytopenie, cerebellaire ataxie en myocarditis voorkomen. (AAP03, Bea99, Con01) Aseptische meningitis, de meest voorkomende complicatie op de kinderleeftijd (1 tot 10%), treedt vooral tussen de leeftijd van 3 en 7 jaar op en heeft een gunstige prognose. (Bea99) Bij een klein percentage gaat het klinisch beeld gepaard met een encefalitis (0.02 tot 0.3% van alle bofgevallen). Deze kan ernstiger verlopen, maar heeft slechts zelden een fatale afloop (1.4%). (AAP03) Epididymo-orchitis (ontsteking van de epididymis en de testis) komt voornamelijk voor na de puberteit. Bij 25% van de mannen met een postpuberale infectie doet zich een, meestal eenzijdige, orchitis voor. Een op de 6 patiënten heeft een bilaterale epididymo-orchitis. (Con01) Steriliteit bij mannen als complicatie van het doormaken van een bilaterale bof-epididymoorchitis wordt zelden waargenomen. (Bea99, Con01) Oöphoritis (ontsteking van de eierstokken) komt voor bij ongeveer 5% van de postpuberale vrouwen met klinische bof en veroorzaakt buikpijn. Deze complicatie beïnvloedt de fertiliteit zeer zelden. (Bea99) In de differentiaaldiagnose van een (solitaire) parotitismoet gedacht worden aan andere oorzaken: infectieuze (para-influenzavirus, influenza A, coxsackie A-virus, echovirus, hiv et cetera) en niet-infectieuze oorzaken (medicamenten, maligniteiten, immunologische ziekten en obstructie van de speekselbuis). (MMWR06-3) Ziekteverschijnselen in relatie tot arbeid 30% van de bofinfecties verloopt subklinisch. Complicaties (in 15--20% van de gevallen bij volwassenen (Couturier 2009)) kunnen optreden. De inzetbaarheid zal afhangen van de ziekteverschijnselen, pas het werk aan op de mogelijkheden. 16/09/2019 Pagina 2 van 12

Natuurlijke immuniteit Na infectie met het bofvirus ontstaat waarschijnlijk een levenslange immuniteit. De prevalentie van beschermende antistoffen tegen het bofvirus bij 25 tot 79-jarige Nederlanders met overwegend natuurlijke immuniteit, verworven vóór de introductie van het BMR-vaccin, is >96%. (Hof03, Nar03) De verworven immuniteit na vaccinatie en natuurlijke infectie is mogelijk niet levenslang. In de literatuur zijn meerdere uitbraken van bof onder gevaccineerden beschreven. (Bro05, MMWR06-1,2,3, Sav05) Risicofactoren voor een uitbraak onder gevaccineerden zijn: aanwezigheid van niet of nietvolledig gevaccineerden, afnemende immuniteit na vaccinatie, primair vaccinfalen en crowding. ( Coh07, Par07)Er zijn vermoedens dat de introductie van nieuwe en/of variante bofvirusstammen een rol kan spelenbij het ontstaan van deze uitbraken. (San08) Reservoir De mens is de enige bekende gastheer van het bofvirus. Besmettingsweg Druppelinfectie uit neus- en keelholte (hoesten, niezen). Besmettelijke periode Bof is het meest besmettelijk vanaf 1 tot 2 dagen vóór het optreden van de parotiszwelling tot 5 dagen daarna. (AAP03) Er zijn gevallen beschreven waar het virus in het speeksel geïsoleerd is vanaf 5 dagen vóór tot 9 dagen na het ontstaan van de parotitis. (AAP03) In de urine is tot 5 dagen na het begin van de parotitis bij 80% van de patiënten het virus aantoonbaar. Besmettelijkheid Bof is een erg besmettelijke infectieziekte, ook subklinische infecties zijn besmettelijk. Diagnostiek Microbiologische diagnostiek Met medewerking van de NVMM. Vastgesteld augustus 2015. Zie ook Diagnostisch Vademecum Bofvirus. Direct Nucleïnezuuramplificatietechniek (RT-PCR) is geschikt voor de keeluitstrijk-, urine-, speeksel- en liquor (CSF) monsters en voldoende sensitief indien de monsters zijn afgenomen binnen de 1e week na de 1e ziektedag (start parotitiszwelling) (Oka05).Deze detectiemethode heeft de virusisolatie grotendeels vervangen. Sinds de recente uitbraken van bof is deze PCR-methode ook weer beschikbaar gekomen in meerdere laboratoria in Nederland. Virusisolatie door middel van kweek van keeluitstrijk,urine, speeksel of liquor. Dit wordt echter nog zeer beperkt uitgevoerd, de meeste laboratoria in Nederland kweken bofvirus niet meer. Indirect Specifieke antistoffen (IgM en IgG) worden in de regel met enzyme immunoasay (EIA ) aangetoond. Klassieke assays als de immunofluorescentietest (IFT) zijn ook valide, maar worden niet veel meer toegepast. 16/09/2019 Pagina 3 van 12

Bij ongevaccineerden is de meest aangewezen test het aantonen van IgM-antistoffen in het serum. Deze kunnen meestal na 3 dagen na de eerste ziektedag worden aangetoond en zijn tot enkele weken na de ziekte nog goed aantoonbaar. Bij gevaccineerden die alsnog bofparotitis ontwikkelen is de sensitiviteit van de IgMantistofbepaling echter onvoldoende. Bij gevaccineerden wordt daarom een RT-PCR aangeraden voor de diagnostiek van bof in het begin van de ziekte. Bofvirus kan aangetoond worden in speeksel van 7 dagen voorafgaand aan de eerste ziektedag tot 8 dagen daarna, maar de virale uitscheiding neemt snel af na aanvang van de bofklachten. Bij zowel gevaccineerden als ongevaccineerden is een viervoudige titerstijging van IgGantistoffen in twee opeenvolgende monsters met een paar weken ertussen tevens betrouwbaar als diagnostiek. Het eerste monster moet (bij voorkeur) binnen 3 dagen na de eerste ziektedag worden afgenomen, Het tweede monsters ~2 weken na het eerste monster. Antistoffen kunnen soms ook in het cerebrospinale vocht worden aangetoond (Kra06). Typering voor bron- en contactonderzoek Typering is mogelijk via het CIb/IDS. Dit is zinvol om vast te stellen of er sprake is van geïmporteerde infectie, dan wel dat uitbraken op basis van overeenkomstige virale sequenties gedetecteerd kunnen worden. GGD'en kunnen zo gealerteerd worden op verhoogde transmissie in een bepaalde regio. Risicogroepen Verhoogde kans op infectie Iedereen die niet gevaccineerd is of op natuurlijke wijze immuniteit heeft verworven, vooral als er sprake is van clustering van niet-immune personen in bepaalde woon- of verblijfplaatsen: kinderen van 6 tot 14 maanden die hun eerste BMR-vaccinatie nog niet hebben gekregen; kinderen die, bijvoorbeeld om religieuze of antroposofische redenen, niet gevaccineerd zijn; volwassenen geboren voor 1987 die de ziekte niet hebben doorgemaakt. Mogelijk zijn er personen bij wie de vaccingeïnduceerde immuniteit sneller daalt dan gewenst. De grens waarbij deze waning immunity leidt tot een verhoogde kans op een bofinfectie is nog onbekend, evenals de immunologische kenmerken van deze personen. Voor de introductie van BMR in 1987 raakte vrijwel iedereen geïmmuniseerd door het wilde virus. Het aantal vatbaren in deze groep is laag (<4%). Risicogroepen (arbo) Personen die vatbaar zijn tgv het niet natuurlijk hebben doorgemaakt van de ziekte en die niet (volledig) gevaccineerd zijn én die: in nauw contact komen met (nog) niet (volledig) gevaccineerde kinderen, zoals kinderartsen, consultatiebureau-artsen, (kinder)verpleegkundigen, tandartsen, medewerkers kinderdagverblijven, onderwijzend personeel. Dit geldt met name in gebieden waar kinderen om principiële redenen niet worden gevaccineerd (betreft risicovormers) laboratoriumwerk met het bofvirus verrichten reizen naar gebieden waar bof endemisch voorkomt (Couturier 2009) in nauw contact komen met studenten (kan sprake zijn van secundair vaccinfalen zoals personen werkend op hogescholen, universiteiten, studenten sport- of gezelligheidsverenigingen, militair personeel (Mossong 2009), studentenartsen 16/09/2019 Pagina 4 van 12

Medisch kwetsbare werknemers zijn immuungecompromitteerde personen en zwangeren. Verhoogde kans op ernstig beloop De kans op chronische, dubbelzijdige parotitis is groter bij hivgeïnfecteerde kinderen. Risico's tijdens de zwangerschap Op basis van beschikbare data bestaan geen aanwijzingen dat het krijgen van bof tijdens de zwangerschap tot een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen leidt. Er zijn vermeldingen in de literatuur dat parotitis door het bofvirus in de eerste 12 weken van de zwangerschap is geassocieerd met een verhoogd risico op spontane abortus (AAP03). Ook zijn er enkele casussen gepubliceerd waarbij een mogelijke associatie tussen bofvirusinfectie in het eerste trimester en spontane abortus werd beschreven (Gar80, Kur82), maar in een studie bij 79 zwangere Duitse vrouwen met serologisch bewezen acute bofinfectie kon een toename van spontane abortus of premature bevalling niet worden bewezen (End05). Epidemiologie Verspreiding in de wereld Bof komt wereldwijd voor. Tussen 2004 en 2005 werden bofepidemieën in het Verenigd Koninkrijk gemeld. (MMWR06-1) Hier betrof het mensen in de leeftijdscategorie van 15 tot 24 jaar. Van hen had 3.3% 2 doses BMR-vaccin ontvangen en 30% één dosis. (MMWR06-1) In juli 2005 ontstond een bofuitbraak in een zomerkamp in de staat New York. (MMWR06-2) De index was een twintigjarige ongevaccineerde man uit het Verenigd Koninkrijk en alle gevallen waren tussen de 10 en 15 jaar. Vanaf december 2005 tot april 2006 werden verschillende grote bofuitbraken (met 515 vermoedelijke bofgevallen) gemeld in de staat Iowa in de Verenigde Staten. (MMWR06-3) Tussen mei 2005 en januari 2006 zijn 2 uitbraken van bofparotitis in Nova Scotia (Canada) gemeld. (Wat06) Bij de eerste uitbraak betrof het in 69% van de gevallen patiënten die 2 doses BMR-vaccin hadden gehad, bij de tweede uitbraak betrof het in 95% van de gevallen patiënten die maar één dosis BMR-vaccin hadden gehad. Voorkomen in Nederland In 1999 werd de wettelijke meldingsplicht voor bof afgeschaft en berustte de surveillance van bof op informatie van de ziekenhuisregistratie door PRISMANT, van de virologische weekstaten en de sterftestatistieken door het CBS. Dit bood in beperkte mate zicht op de daadwerkelijke incidentie van bof in Nederland. Met de ingang van de nieuwe Wet publieke gezondheid in 2008 is de meldingsplicht voor bof opnieuw ingevoerd. Nadat in 1987 gestart werd met vaccinatie is het aantal ziekenhuisopnamen wegens bof in Nederland drastisch gedaald. Het aantal ziekenhuisopnamen in verband met bof daalde van 390 naar nul in 1994.(Bea99, Con01) In de periode tussen 1997 en 2003 werden 2 sterftegevallen door bof geregistreerd. (Abb04) In 2004 werd in een populatie van 843 studenten en medewerkers van de Hotelschool in Den Haag en Amsterdam bij 105 personen (12%) parotitis of orchitis of laboratoriumbevestigde bof (n=34) aangetoond. 34% van de studenten en medewerkers (287/843) had typische klachten of 2 of meer atypische klachten. 16/09/2019 Pagina 5 van 12

In 2007/2008 verspreidde een ander genotype bofvirus (type D) zich sterk onder de ongevaccineerden in Nederland. Omdat bof niet meldingsplichtig was, is niet duidelijk geworden hoeveel gevallen van bof er daadwerkelijk zijn geweest. Ten tijde van deze uitbraak zijn frequent parotitismeldingen onderzocht van onvolledig (1x) en volledig (2x) gevaccineerde personen. De meeste van deze personen bleken bij laboratoriumonderzoek door hetzelfde virus (type D) te zijn geïnfecteerd geweest als de ongevaccineerden (CIb/IDS- onderzoek). Zie voor actuele informatie over het voorkomen van bof in Nederland: Atlasinfectieziekten Bof (RIVM.nl) Virologische weekstaten Meldingen van beroepsgerelateerde infecties In de afgelopen jaren zijn geen beroepsmatige gevallen van bof aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) gemeld. Preventie Immunisatie Actieve immunisatie Samenstelling Het bofvaccin is een levend verzwakt virus en maakt deel uit van de BMR-vaccinatie tegen bof, mazelen en rodehond. (Monovalent bofvaccin is in Nederland niet verkrijgbaar). (Contra-)indicaties, bijwerkingen en interacties In ongevaccineerde populaties komt bofvirusinfectie voornamelijk tussen het eerste en negende levensjaar voor. In gevaccineerde populaties worden ongevaccineerden gemiddeld later besmet. Niet-geïmmuniseerde en immuno-incompetentepersonen zijn de belangrijkste risicogroepen. Contra-indicaties voor het BMR-vaccin zijn: BMR-vaccinatie is gecontra-indiceerd voor zwangeren. Op theoretische gronden mag het vaccin niet worden gegeven aan zwangeren. Omdat een risico voor de foetus ten gevolge van toediening van deze levende virusvaccins in theorie niet kan worden uitgesloten, dient de gevaccineerde gedurende 4 weken na vaccinatie zwangerschap te vermijden. Dit geldt voor alle mazelen-, bof-, BMR- of andere vaccins die een verzwakt levend virus bevatten. [CDC01] Recent gebruik van immunoglobuline-substitutietherapie: BMR-vaccinatie moet ten minste 2 weken voor of 3 maanden na immunoglobulinetherapie plaatsvinden. Theoretisch gezien kunnen antilichamen het verzwakte bofvirus neutraliseren en daarmee de effectiviteit van de vaccinatie beïnvloeden. Verminderde immunologische afweer (immunodeficiëntie, bestraling, stamceltransplantatie et cetera). Bij hivgeïnfecteerden wordt vaccinatie echter toch aanbevolen vanwege het ernstige beloop van een mazeleninfectie, mits de immunologische toestand van de patiënt dat toelaat. Deze wordt bepaald aan de hand van het aantal CD4+- en CD8+-cellen. Anafylactische shock na eerdere BMR-vaccinatie. Het voorkomen van anafylactische reactie na vaccinatie is niet bekend: in Nederland is er alleen een passieve registratie van bijwerkingen, zowel bij het RIVM als bij Lareb (Nederlands Bijwerkingen Centrum). De incidentie van anafylactische reactie na vaccinatie is erg laag, maar het kan wel voorkomen. (LCR06). De Inspectie voor de Gezondheidszorg vindt de aanwezigheid van 16/09/2019 Pagina 6 van 12

noodsets voor reanimatie op het CB tijdens toediening van BMR-vaccin niet nodig. Bij aandoeningen met een immunologische component (zoals bij een reumatische aandoening of (auto)immuunstoornis) moet de beslissing over vaccinatie individueel worden genomen, in overleg met behandelend arts en een in immunologie en infectieziekten gespecialiseerde kinderarts en GGD. Cytostaticagebruik of hoge dosis corticosteroïden. Voor mensen met langdurig (14 dagen of langer) gebruik van een prednisondosis equivalent aan?2 mg/kg/dag (kinderen) en?20 mg/dag (volwassenen), is BMR gecontra-indiceerd. Het advies is om niet eerder dan 4 weken na het stoppen van corticosteroïdtherapie te vaccineren. (AAP03) Bij tijdelijke toediening van immunosuppressiva en cytostatica worden regulaire vaccinaties (inclusief BMR) bij voorkeur uitgesteld tot ten minste één maand na het staken van de therapie. Van de bofcomponent in het BMR-vaccin zijn geen specifieke bijwerkingen bekend. De bekende bijwerkingen worden toegeschreven aan de mazelen- en de rubellacomponenten. (AAP03)Voor kinderen bekend met een allergie voor kippenei-eiwit is de BMR-vaccinatie niet gecontraindiceerd. Zij lopen geen groter risico dan kinderen die niet allergisch zijn voor kippenei-eiwit. Bijwerkingen en interacties: branderig, stekend gevoel op de injectieplaats; koorts en/of erytheem, meestal 5 tot 12 dagen na de vaccinatie; febriele convulsies, met name bij kinderen die met koorts op vaccinatie reageren en die hiervoor gepredisponeerd zijn; soms lymfeklierzwellingen. Doseringsschema BMR wordt intramusculair toegediend, maar kan subcutaan of intramusculair (van alle op de markt zijnde producten voor bescherming tegen bof, mazelen of rodehond is vastgesteld dat zowel intramusculaire als subcutane toediening effectief en veilig is). Zie RVP-richtlijn voor vaccinatietechniek. Bescherming, beschermingsduur, revaccinatie Tweemaal bofvaccinatie biedt aanzienlijke maar geen 100% bescherming tegen infectie met het bofvirus. Na de eerste dosis BMR is het percentage beschermende antistoffen 90-96% en na de tweede dosis tot 98%. (Oka05)De prevalentie van beschermende antistoffen (cut-off 40 RU/ml ) tegen het bofvirus bij 1 tot 14-jarigen met overwegend vaccingeïnduceerde immuniteit, was 91%, en daarmee significant lager dan de prevalentie van beschermende antistoffen bij personen met een overwegend natuurlijke immuniteit (97.5% bij 25 tot 79-jarigen) (Bea99). De vaccingeïnduceerde immuniteit is ruim voldoende om epidemieën te voorkomen. Onbekend is de individuele mate van waning imunity en het moment waarop dit begint. Vaccinatieprogramma s Als onderdeel van het RVP, als het BMR-vaccin. Het combinatievaccin BMR is vanaf januari 1987 in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) opgenomen, waarbij iedereen geboren vanaf 1978 in aanmerking kwam voor dit vaccin. Passieve immunisatie Passieve immunisatie met immunoglobuline is niet effectief in het beschermen tegen infectie met bofvirus. Algemene preventieve maatregelen Aangezien bof zeer besmettelijk is zijn algemene maatregelen zoals handen wassen en hoesthygiëne niet voldoende om transmissie te voorkomen.in de klinische setting wordt 16/09/2019 Pagina 7 van 12

druppelisolatie toegepast. Preventieve maatregelen (arbo) Voorlichting aan werknemers die risico lopen over symptomen en transmissieroute (ook via besmette voorwerpen mogelijk) en het belang van vaccinatie. Screening op volledige BMR-vaccinatie (of het hebben doorgemaakt van de ziekte) bij werknemers uit risicovolle beroepen en aanbieden van de BMR-vaccinatie (vanuit de werkgever) wanneer sprake is van onvoldoende bescherming. De vaccinatiestatus dient centraal geregistreerd te worden (Bonebrake 2010). Vaccineren van vatbare werknemers bij uitbraken. Bij behandeling/verzorging van een bewezen geval: druppelinfectie en verdere verspreiding voorkómen: dragen van handschoenen en (wegwerp)schort. Verpleging/verzorging door personen die immuun zijn. Hygiënische voorzorgsmaatregelen bij een bewezen geval: goede hoest-, nies-, hand- en snuithygiëne; deze maatregelen zijn overigens op zichzelf onvoldoende om transmissie te voorkomen (www.kiza.nl). Zwangeren of immuungecompromitteerden die niet immuun zijn mogen geen (verdachte) bofpatiënten verplegen of werken in een omgeving waar bof heerst; zij kunnen tijdelijk vervangende werkzaamheden uitvoeren. Hoewel voor zwangeren wetenschappelijk geen recente bewijzen op een extra gezondheidsrisico, wordt hier vanuit het voorzorgsprincipe gehandeld. Desinfectie Conform de richtlijn standaardmethoden reiniging, desinfectie en sterilisatie in de openbare gezondheidszorg Maatregelen Meldingsplicht Bof is een meldingsplichtige ziekte groep C. Laboratorium en behandelend arts melden binnen 1 werkdagaan de arts infectieziektebestrijding van de GGD. De GGD meldt binnen 3 dagenanoniem conform de Wet publieke gezondheid aan het CIb. Melding bij: een persoon met ten minste 1 van de volgende 3 verschijnselen: acuut ontstane, pijnlijke zwelling van de glandula parotis of andere speekselklier, orchitis, meningitis, in combinatie met ten minste 1 van de volgende 2 criteria: laboratoriumbevestiging van bofvirusinfectie, contact (<4 weken geleden) met een persoon bij wie bofinfectie is vastgesteld. Laboratoriumbevestiging van bofvirusinfectie: - in persoon die niet recent (4 weken voor afname monsters) is gevaccineerd: detectie van een bof-specifieke significante antistofrespons in serum of speeksel, 16/09/2019 Pagina 8 van 12

en/of en/of detectie van bof-rna, isolatie van bofvirus (kweek). - in persoon die recent is gevaccineerd (4 weken voor afname monsters): detectie van wildtype bof-rna. Melden van beroepsgerelateerde infecties Indien de ziekte (waarschijnlijk) is opgelopen tijdens de beroepsuitoefening moet dit door een geregistreerd bedrijfsarts gemeld worden aan het NCvB (www.beroepsziekten.nl). Bronopsporing Een solitaire bof is uitzonderlijk, maar kom wel voor. Het belang van bronopsporing is gelegen in het traceren van mogelijke import van nieuwe bofstammen waartegen het vaccin in het Rijksvaccinatieprogramma geen bescherming biedt. Kweek en moleculaire typering zijn aangewezen om de herkomst door typering van het virus te achterhalen. Als er sprake is van een bestaand cluster of een landelijke epidemie dan heeft bronopsporing geen meerwaarde en is dus niet nodig. Contactonderzoek Naar aanleiding van een melding van bof (in het laboratorium bevestigd) moet de vaccinatiestatus van de personen in de omgeving van de patiënt worden nagegaan, evenals de aanwezigheid van personen met verhoogd risico op gecompliceerd beloop zoals niet-immune zwangeren en immuungecompromitteerde personen. Met name zal de vaccinatiestatus in het gezin, de schoolklas of kinderdagverblijfgroep moeten worden gecontroleerd. Maatregelen ten aanzien van patiënt en contacten Bij een solitair geval van bof en afwezigheid van contacten met verhoogd risico op gecompliceerd beloop, zijn extra maatregelen in het algemeen niet zinvol. Indien deze contacten wel aanwezig zijn, dan dient de patiënt tot het einde van de besmettelijke periode (tot 5 dagen na het optreden van de parotiszwelling) contact met deze personen te mijden. Indien er sprake is van een solitair geval dat niet met andere door laboratoriumonderzoek bevestigde gevallen in verband gebracht kan worden, is het natuurlijk van belang dat de diagnose wordt bevestigd door laboratoriumdiagnostiek alvorens tot maatregelen wordt overgegaan. bij een solitair bevestigd geval of een uitbraak van bof in een instelling (bijvoorbeeld een school, kinderdagverbijf of gezondheidszorginstelling) is het aan te raden vaccinatie aan te bieden aan ongevaccineerde contacten (groepsgenoten, studenten, leerkrachten, begeleiders) die niet conform hun leeftijd gevaccineerd zijn. Vervroegd vaccineren van kinderen onder de 14 maanden voor bof is niet nodig. Bof wordt bij deze leeftijd zelden gezien, waarschijnlijk omdat zij nog over maternale antistoffen beschikken. Ook hoeft de 2e vaccinatie (volgens RVP op 9 jaar) niet vervroegd toegediend te worden. De kosten van de immunisatie betreffen individuele zorg en vallen daarmee onder de zorgverzekeringswet. De GGD kan deze kosten bij de zorgverzekeraar declareren op basis van de Beleidsregel overige geneeskundige zorg. Meer informatie over deze beleidsregel kunt u 16/09/2019 Pagina 9 van 12

terugvinden op ggdkennisnet. Indien er op scholen, kindercentra en instellingen gevaccineerd dient te worden kan per cliënt de entstof en een vaccinatie(consult) gedeclareerd worden. Algemene preventieve maatregelen en bron- en contactopsporing door de GGD en zijn taken die op het gebied van de collectieve preventie liggen en vallen in het kader van de Wpg onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Wering van werk, school of kinderdagverblijf Wering van bofpatiënten van school of kinderdagverblijf is niet zinvol en niet nodig. Niet alleen is de bofpatiënt tijdens de prodromale fase al besmettelijk, maar ook heeft ongeveer de helft van de bofpatiënten geen typische symptomen. Besmetting van klasgenoten heeft dus meestal al plaatsgevonden voordat de diagnose is gesteld. Ook het weren van niet-gevaccineerde kinderen ten tijde van een bofepidemie wordt niet zinvol geacht. Echter, in de situatie van een afgrensbare uitbraak van bof kan wering van niet-immune zwangere vrouwen in het eerste trimester of van immuungecompromitteerde personen overwogen worden, bijvoorbeeld in een kinderdagverblijf waar bof heerst. Wering van werk Wering of vervangende werkzaamheden (dit is afhankelijk van het beleid van de instelling) voor niet-immune werknemers die onbeschermd contact hebben gehad met een bofpatiënt en werken met medisch kwetsbaren (bijvoorbeeld in de zorg): vanaf 7 dagen na het eerste contact tot 25 dagen na het laatste contact. Indien de werknemer klachten ontwikkelt in deze weringsperiode dan zal de wering lopen of verlengd worden t/m minimaal 5 dagen na het ontstaan van de zwelling (te bepalen in overleg met behandelaar / bedrijfsarts). Aan niet-immune contacten wordt vaccinatie aangeboden. Profylaxe & Behandeling Profylaxe Geen Behandeling Alleen symptomatische behandeling is hier aangewezen. Historie Voor de introductie vande BMR-vaccinatie in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in 1987 kwamen regelmatig bofepidemieën voor, waarbij voornamelijk kinderen tussen het eerste en negende levensjaar werden aangedaan. Na 1987 daalde het aantal aangegeven gevallen naar minder dan 50 per jaar. (Con01) In 1999 is de meldingsplicht voor bof afgeschaft, echter in 2008 is deze weer geïntroduceerd, met name ter surveillance van vaccinfalen. Literatuur Aanwezigheid van een arts op reizigersvaccinatiebureaus. Rapport Bureau Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering 2006, pag. 16. 16/09/2019 Pagina 10 van 12

Abbink F, Greeff SC de, Hof S van den, Melker HE de. Het Rijksvaccinatieprogramma in Nederland: het vóórkomen van de doelziekten. RIVM-rapport 210021001/2004, RIVM 2004. American Academy of Pediatrics. Mumps. In: Pickering L ed. Red Book: 2003 Report of the Committee on Infectious Diseases. 26th ed. Elk Grove Village, IL: American Academy of Pediatrics, 2003:439 43. Beaumont MTA, Hof S van den, Berbers GAM, Conyn-van Spaendonck MAE. De immuniteit van de Nederlandse populatie tegen bof: evaluatie van het Rijksvaccinatieprogramma. RIVM rapport nr 213676010; pp.38. Bilthoven, 1999. Brockhoff HJ, Sonder GJB. Bof op een internationale school, Infectieziekten Bulletin 2005; jaargang 16, nummer 2:54-55. Burgmeijer R, Hoppenbrouwers K, Bolscher (red.). Handboek Vaccinaties (Deel B, Hoofdstuk 1, p. 3-11). Assen: Van Gorcum, 2007. ISBN 978 90 232 4339 7. Cohen, C, White JM, Savage EJ, et al. Vaccine effectiveness estimates, 2004-2005 mumps, England. Emerg Infect Dis 2007;13:12-17. Conyn-van Spaendonck MAE, Vermeer-de Bondt PE, Hof S van den, Bosman A. Bof, wat weten we er nog van? Infectieziekten Bulletin 2001; jaargang 12 nummer 4 (bof):114-116. Enders M, Rist B, Enders G. Abort- und Fruhgeburtenrate nach akuter Mumpsinfecktion in der Schwangerschaft. Gynakol. Geburtshilfliche Rundsch 2005;45(1):39-43. Garcia AGP, Perira JMS, Vidigal N, et al. Intrauterine infection with mumps virus. Obstetrics and Gynaecology 1980;56:756-59. Heymann D.L. Control of Communicable Diseases Manual19th Edition Hof S van den, Beaumont MT, Berbers GA, Melker HE de. Antibodies against mumps in The Netherlands as assessed by indirect ELISA and virus neutralization assay. Epidemiol Infect 2003;131:703-9. Krause CH, Eastick K, Ogilvie MM. Real-time PCR for mumps diagnosis on clinical specimens-comparison with results of conventional methods of virus detection and nested PCR. J Clin Virol 2006;37:84-89. Krause CH, Molyneaux PJ, Ho-Yen DO, McIntyre P, Carman WF, Templeton KE. Comparison of mumps-igm ELISAs in acute infection. J Clin Virol 2007;38:153-6. Kurtz JB, Tomlinson AH, Pearson J. Mumps virus isolated from a fetus. Br Med J 1982;284:471. MMWR Morb. Mortal Wkly Rep 2006;55 (7):173-5 [1]. MMWR Morb. Mortal Wkly Rep 2006;55 (7):175-7 [2]. MMWR Morb. Mortal Wkly Rep 2006;55 (14):401-2 [3]. Nardone A, Pebody RG, Hof S van den, et al. Sero-epidemiology of mumps in western Europe. Epidemiol Infect 2003;131:691-701. Okafuji T, Yoshida N, Fujino M, et al. Rapid diagnostic method for detection of mumps virus genome by loop-mediated isothermal amplification. J Clin Microbiol 2005;43:1625-31. Park DW, Nam MH, Kim JY, et al. Mumps outbreak in a highly vaccinated school population: assessment of secondary vaccine failure using IgG avidity measurements. Vaccine 2007;25:4665-70. Redbook, 30e editie 2015 Santos CL, Ishida MA, Foster PG, et al. Detection of a new mumps virus genotype during a parotitis epidemic of 2006-2007 in the State of São Paolo, Brazil. J Med Virol 2008;80:323-9. Savage E, Ramsay M, White J, Beard S, Lawson H, Hunjan R, et al. Mumps outbreaks across England and Wales in 2004: observational study. BMJ 2005;330:1119-20. Watson-Creed G, Saunders A, Scott J, Lowe L, Pettipas J, Hatchette TF. Two successive outbreaks of mumps in Nova Scotia among vaccinated adolescents and young adults. CMAJ 2006;175:483-8. 16/09/2019 Pagina 11 van 12

Literatuur arbo 2018 Centers for Disease Control and Prevention: Immunization of health-care Personnel: Recommendations of the Advisory Committee on Immunization Practices (ACIP). November 25, 2011 / 60 (RR07); 1-45 http://www.cdc.gov/mmwr/preview/mmwrhtml/rr6007a1.htm Centers for Disease Control and Prevention: Manual for the Surveillance of vaccinepreventable diseases. Last reviewed April 1, 2014 http://www.cdc.gov/vaccines/pubs/surv-manual/chpt09-mumps.html Couturier A. Occupational and environmental Infectious diseases. Second Edition. Beverly farms. OEM Press, 2009. Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid. www.kiza.nl Mossong J, Bonert Ch, Weicherding P, Opl M, Reichert P, Even J, Schneider F. Mumps outbreak among the Military in Luxembourg in 2008: Epidemiology and Evaluation of control measures. Eurosurveillance Volume 14, Issue 7. 19 february 2009 ( http://www.researchgate.net/profile/joel_mossong/publication/24030049_mumps_outbreak_among_the_m ) 16/09/2019 Pagina 12 van 12