Verpleegtechnische handelingen Niveau 3



Vergelijkbare documenten
Verpleegtechnische handelingen Niveau 4

BIJLAGEN STARTBEKWAME FASE BEROEPSOPDRACHT D

BIJLAGEN STARTBEKWAME FASE BEROEPSOPDRACHT D

Verpleegtechnische handelingen Test jezelf.

Overzicht vaardigheden

Verpleegtechnische handelingen. Test jezelf.

OPLEIDING tot Verzorgende-IG. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak D Startbekaam

PERMANENT KATHETER INBRENGEN EN VERZORGEN

PATIËNTENINFORMATIE MIC-KEY VOEDINGSSONDE

H Inbrengen katheter via de buik (suprapubische katheter)

Opleiding Verzorgende IG, vanaf cohort 2013

Suprapubische katheter. Poli Urologie Route 60

Verwijderen van een blaastumor

Aftekenboekje MBO Verpleegkunde Het uitvoeren van verpleegtechnische en voorbehouden handelingen

1 Inleiding Wat is een PEG-sonde Waarvoor dient de PEG-sonde Hoe wordt de PEG-sonde geplaatst Voorbereiding...

BIJLAGEN STARTBEKWAME FASE BEROEPSOPDRACHT D

Overzicht vaardigheden

Scholingsaanbod vanaf 1 september 2014 t/m eind 2014

Inbrengen suprapubische katheter

PATIËNTEN INFORMATIE. Suprapubische katheter

Aandachtspunten bij de verzorging van een zorgvrager met een verblijfskatheter. Bousery Patricia Docent KTA Brugge. Inleiding

PEG-katheter (maagsonde) Sophia Kinderziekenhuis

PICC Radboud universitair medisch centrum

Wat is een PRG-sonde Voor vrouwen Contrastmiddel Voorbereiding Het onderzoek

Suprapubische katheter

Suprapubische catheter

Plaatsen van een PEG-katheter

TransUrethrale Resectie van een blaastumor (TURT)

Suprapubische katheter

Transurethrale resectie van de blaas (TURB)

Interne Geneeskunde Nazorg na het plaatsen van een PEG-sonde

adviezen MIC-KEY button na een voedingssonde hernia-operatie ZorgSaam

MIC-KEY button voedingssonde. De MIC-KEY voedingssonde bestaat uit de volgende onderdelen:

Transurethrale resectie van een blaastumor

PEG-katheter (maagsonde) Sophia Kinderziekenhuis

PEG sonde. Interne Geneeskunde. 5652i FUN.035/0812

Overzicht BSL e-learning verzorgenden en verpleegkundigen 2018

Suprapubische katheter

Inbrengen van een PRGsonde

Transurethrale resectie van een

Scholingsaanbod vanaf 1 januari 2012

Suprapubische katheter

PATIËNTEN INFORMATIE. Plaatsing PEG-katheter bij kinderen Informatie voor ouders/verzorgers

Functieafdeling. PEG-katheter verzorging

Informatie over uw blaaskatheter

Sondevoeding thuis. Diëtetiek

Plaatsen PEG-sonde Endoscopie afdeling

Plaatsen van een PEG-katheter

De suprapubische katheter

TUR blaas. Urologie. Beter voor elkaar

Continent urinestoma bij kinderen

Verwijdering van een blaastumor via de plasbuis

Verzorging PEG-sonde. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Urologie TUR blaas 1

Suprapubisch katheter

Eenvoudige verpleegtechnische. Informatie voor cliënten en ADL-assistenten

H Inbrengen van een PEGsonde

COMPLICATIES Lange termijn complicaties Complicaties van de ogen (retinopathie) Complicaties van de nieren (nefropathie)

Suprapubisch katheter

Plaatsing van een PEG-sonde

PICC-lijn Radboud universitair medisch centrum

Sondevoeding thuis. Kindergeneeskunde. Via neus-maagsonde. Inleiding. Sondevoeding. Toediening

Transurethrale resectie van een blaastumor

Een buikkatheter. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Nefrostomiekatheter Radboud universitair medisch centrum

Het verzorgen van een PEG-sonde

Subtitel voorpagina. Kinderen met sondevoeding in de thuissituatie

Verzorging nierkatheter nefrostomie katheter

Met een katheter naar huis

Uw behandelend arts heeft met u afgesproken een dubbel-j katheter te plaatsen. In deze folder vindt u informatie over deze ingreep.

Nefrostomie katheter

Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie

Injecteren - medicijn Injecteren Cytostaticum subcutaan VH x* x* s

Met sondevoeding naar huis

Uw behandelend arts heeft met u afgesproken een dubbel-j katheter te plaatsen. In deze folder vindt u informatie over deze ingreep.

Omgaan met een katheter

Transurethrale resectie van een blaastumor. Urologie

Ustekinumab. (Stelara) Dermatologie

Sondevoeding in de thuissituatie

Een operatie voor het verwijderen van de blaas en het aanleggen van een Hautmannblaas

Verwijderen van de galblaas. Polikliniek chirurgie

De stoma operatie stap voor stap

URS Ureterorenoscopie

Thuis met uw Suprapubische Katheter

Suprapubische Katheter

Vocht- en zoutadvies bij darmfalen

Maatschap Chirurgie / Maatschap Interne Geneeskunde. Ileostoma

Het plaatsen van een PEG-sonde krijgt u alleen wanneer u langer dan vier tot zes weken moet worden gevoed met sondevoeding.

Transurethrale resectie van een blaastumor (TURT)

De Perifeer Ingebrachte Centraal Veneuze Katheter (PICC-lijn)

Wat is een PEG-sonde

Urologie. Transurethrale resectie van een blaasgezwel (TUR-blaas)

Verzorging PEG-sonde. Interne geneeskunde. Locatie Hoorn/Enkhuizen

Urineretentie Moeite hebben met plassen na de bevalling

Patiënten op de. Intensive Care. zien er soms anders uit. Intensive Care. alle aandacht

PEG-sonde. Plaatsing en verzorging. MDL-centrum IJsselland Ziekenhuis.

percutane niersteenoperatie (PNL)

H Transurethrale resectie van de prostaat (TUR P)

Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen. Hoofdstuk Injecteren

Transcriptie:

Antwoorden stellingen Verpleegtechnische handelingen Niveau 3 NU ZORG Editie 2014 Pagina 1

Hoofdstuk 1. Wetgeving 1. De Wet marktordening gezondheidszorg is een wet die de financiering regelt. 2. Wetgeving rondom klachten ligt vast in de WGBO. 3. Verzorgenden zijn verplicht zich te registreren in het BIG-register. 4. Een verzorgende-ag mag minder verpleegtechnische handelingen verrichten dan een verzorgende-ig. 5. Alle voorbehouden handelingen zijn geneeskundige handelingen, maar niet alle geneeskundige handelingen zijn voorbehouden. 6. Een bekwaamheid geeft aan of je een handeling mag uitvoeren. 7. Het klachtrecht, het burgerlijk recht, het arbeidsrecht en het strafrecht zijn op iedere beroepsbeoefenaar van toepassing. 8. Volgens de WGBO heb je als verzorgende informatieplicht en een plicht tot het bieden van juiste zorg en het samenstellen van een dossier. 9. Een partner van een zorgvrager heeft altijd recht op informatie. 10. De Wet Mentorschap wet regelt dat de mentor de niet-financiële zaken van de zorgvrager behartigt. 11. In de Wkcz staat beschreven aan welke regels men zich moet houden om een zorgvrager gedwongen te laten opnemen en welke rechten een zorgvrager na een gedwongen opname heeft. 12. De periode van M & M s mag niet langer duren dan zeven dagen. 13. Het wetsvoorstel Zorg en dwang is bedoeld voor zorgvragers met kortdurende ziekten. 14. In het wetsvoorstel Zorg en dwang staat centraal dat onvrijwillige zorg een uitzondering is. 15. Toepassing van onvrijwillige zorg mag alleen als er sprake is van ernstig nadeel voor de zorgvrager zelf of voor anderen. Pagina 2

Hoofdstuk 2. Sondevoeding 1. Een maagsonde is een afsluitbaar slangetje van silicone, rubber of polyurethaan. 2. Sondevoeding wordt ook wel parenterale voeding genoemd. 3. Een gestoorde slikfunctie kan een reden zijn om sondevoeding te geven. 4. Sondevoeding bevat meestal eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen en mineralen. 5. Een maagsonde kun je het best inbrengen als de zorgvrager zich in een liggende houding bevindt. 6. Een van de complicaties bij de toediening van sondevoeding is maagretentie. 7. Bij het inbrengen van de sonde hoef je geen handschoenen of een verpleegschort te dragen. 8. Het inbrengen van een sonde valt onder de Wet BIG. 9. Volgens de NEX wordt er gemeten van de lengte vanaf het puntje van de neus via de oorlel naar de keel. 10. Met een ph-meter kun je nagaan of het opgezogen vocht maagzuur is. 11. Aspiratie is het bij inademing wegzuigen van slijm in de luchtwegen. 12. Een eenmaal aangehangen fles of pack mag maximaal 24 uur aanhangen. 13. Wanneer de sonde niet wordt gebruikt, moet je deze elke dag eenmaal doorspuiten met 30 tot 40 ml kraanwater. 14. Het op en neer bewegen van de PEG-sonde in de insteekopening wordt dompelen genoemd. 15. Als de MIC-KEY tijdelijk niet wordt gebruikt, moet deze een keer per dag doorgespoeld worden met 10 ml lauw water. Pagina 3

Hoofdstuk 3. Katheterzorg 1. Katheteriseren van de blaas is het inbrengen van een holle buis (katheter) in de blaas, met als doel het meten van urine. 2. Het inbrengen van een blaaskatheter is een voorbehouden handeling. 3. Op voorschrift van de arts breng je als verzorgende een blaaskatheter in, in de urethra. 4. Urineretentie is het terugstromen van urine doordat de zorgvrager niet kan plassen. 5. Zwelling van de urethramond kan urineretentie veroorzaken. 6. Een urimeter gebruik je wanneer je nauwkeurig moet meten hoeveel urine de zorgvrager per dag uitscheidt. 7. Lekkage kan ontstaan door verstopping van de blaaskatheter of door een te volle ballon. 8. Een zorgvrager met een katheter observeer je op hoeveelheid, kleur en aspect van de urine. 9. Voordat je de katheter verwijdert, spoel je de blaas om de mictie weer op gang te krijgen. 10. Aanwijzingen voor een urineweginfectie zijn onder meer: troebele urine, bloed in de urine, koorts, pijn in de zij of boven de blaas, een gevoel van malaise. 11. Om een collaps te voorkomen mag je na het inbrengen van een katheter niet meer dan 500 ml urine in een keer laten afvloeien. 12. Suprapubische katheters zijn door de urineleider in de blaas ingebracht. 13. Een obstructie door ruimte-innemende processen of vernauwingen van de plasbuis zijn redenen voor plaatsing van een suprapubische katheter. 14. Blaaskrampen bij een suprapubische katheter kunnen beperkt worden door de ballon niet te vol te doen (maximaal 5 ml). 15. Bij het blaasspoelen kan de blaaswand worden beschadigd doordat te koude spoelvloeistof wordt ingebracht. Pagina 4

Hoofdstuk 4. Medicijngebruik 1. De chemische naam van het medicijn bestaat uit de stoffen die erin zitten. Een voorbeeld is Cumarineproduct. 2. De generieke naam voor benzodiazepine is fluoxetine. 3. Contra-indicaties zijn situaties die aanleiding kunnen zijn om het medicijn niet te geven. 4. Capsules zijn tabletten met een hard suikerlaagje eromheen. 5. Als er retard achter de naam van het medicijn staat, komt de werkzame stof langzaam vrij. 6. Bij een allergische reactie gaat de zorgvrager bleek zien, heeft hij het koud en kan hij bewusteloos raken. 7. Een zorgvrager mag je alleen medicatie geven als hij daarvoor toestemming heeft gegeven. 8. Morfine valt onder de Opiumwet. 9. Als je medicijnen op parenterale wijze toedient, gebeurt dat via de mond (per os) of via de anus (rectaal). 10. De regel van vijf heeft betrekking op: de juiste tijd, de juiste persoon, het juiste medicament, de juiste dosis en de juiste toedieningswijze. Pagina 5

Hoofdstuk 5. Injectie en inhalatie 1. Subcutaan medicijn spuit je onder de huid. 2. Voor en na de handeling was je altijd je handen, om druppelinfectie te voorkomen. 3. Wanneer de handen zichtbaar verontreinigd zijn of plakkerig aanvoelen worden ze altijd gewassen met water en vloeibare zeep. 4. Voor intramusculaire injecties (in een spier) gebruik je langere naalden, vanaf 60 mm. 5. Bij de huidplooitechniek breng je de injectienaald met een snelle beweging in de huidplooi, onder een hoek van 45 à 60 graden. 6. Een subcutane injectie met heparine kun je het best in een been toedienen met behulp van de loodrechttechniek. 7. Om verkalking van de huid te voorkomen, wissel je steeds van injectieplaats. 8. Algemene overgevoeligheidsreacties zijn: roodheid van de huid, jeuk en koorts. 9. De afkorting VIM staat voor Veilig Incident Meldingssysteem. 10. Na een prikaccident laat je het wondje flink doorbloeden. 11. Een concentratie geeft aan hoeveel gram van een stof in een vloeistof is opgelost. 12. Soms wordt de concentratie uitgedrukt in promillen ( ). Dit is het aantal delen werkzame stof per honderd delen oplossing. 13. De concentratie kun je berekenen door het aantal mg of IE dat in de ene flacon zat te delen door het aantal ml vloeistof uit de andere flacon dat je eraan hebt toegevoegd. 14. Beschikbaar = V = morfine 2% in een flacon van 1 ml. Toe te dienen = N = 5 mg. 15. Medicijnen per inhalatie zijn bedoeld voor een plaatselijke werking in de bronchiën. 16. Een dosisaerosol (verstuiver) bestaat uit een spuitbusje in een houder dat bij indrukken een afgepaste hoeveelheid medicijnen loslaat. 17. Vernevelaars zijn apparaten die geneesmiddelen in gasvorm verstuiven. 18. Om met een vernevelaar te kunnen inhaleren, die je medicijnen en evenveel glucose in de medicijnkamer. 19. Een stoombad wordt toegepast bij zorgvragers met een ontsteking van de onderste kluchtwegen. Pagina 6

20. Bij een te grote dosering medicatie kunnen er bij inhalatie hartritmestoornissen ontstaan. Pagina 7

Hoofdstuk 6. Wondzorg 1. Een scheurwond is een diepe wond met rafelige wondranden. 2. Een contusie is een ontwrichting, bijvoorbeeld een arm die uit de kom is geraakt. 3. Granulatieweefsel is het jonge bloedvatrijke bindweefsel dat ontstaat, enige tijd nadat het stolsel of de korst is verdwenen. 4. Bij het verwijderen van verband gebruik je steriele handschoenen. 5. Wondverzorging is een verpleegtechnische handeling die je altijd in opdracht van de arts uitvoert. 6. Bij het WCS Classificatiemodel wordt vooral gekeken naar de grootte van de wond. Die zegt iets over de toestand van het wondweefsel. 7. Als er pus uit de wond komt, is de wond geïnfecteerd. 8. Bij geïnfecteerde wonden moet je van binnen naar buiten te werken. 9. Bij de wondverzorging werk je aseptisch door je handen te wassen voor en na de handeling, steriele handschoenen en steriele materialen te gebruiken en een steriel veld bij de wondverzorging te maken. 10. Decubitus is een gelokaliseerde beschadiging van de huid en/of onderliggend weefsel, meestal ter hoogte van een botuitsteeksel, als gevolg van druk of druk in samenhang met schuifkracht. 11. Als er bij een wondrand sprake is van een verweekte huid, kun je dit laten indrogen door bijvoorbeeld zinkzalf te gebruiken. 12. Decubituswonden moet je schoonmaken met fysiologisch zout of kraanwater. 13. In hoeverre je de voeding- en vochttoediening moet aanpassen, hangt af van de grootte van de wond, de voedingstoestand van de zorgvrager en de vochtbalans. 14. Exsudaat is de zwarte korst van weefselnecrose. 15. Bij een autolytisch débridement wordt gebruikgemaakt van maden. 16. Bij het zwachtelen van een ledemaat zwachtel je van de buitenkant naar het midden toe. 17. Bij het zwachtelen maak je een spiraalwinding 1/3 op de hiel en 2/3 erboven. 18. Een compressieverband of drukverband wordt aangelegd om oedeem te verminderen en een verbeterde doorbloeding van de huid te stimuleren. Pagina 8

19. Als de circulaire slagen te strak worden aangelegd, bestaat het risico op het afknellen van het been. 20. Een zorgvrager kan veneuze insufficiëntie voorkomen door zwachtels of elastische kousen te dragen. Pagina 9

Hoofdstuk 7. Stomazorg 1. Bij een dubbelloops stoma wordt een stuk darm naar buiten geleid. 2. Een colostoma ligt rechts op de onderbuik. 3. Bij een ileostoma komt de dunne darm het ileum door de buikwand naar buiten. 4. Een urostoma is een opening in de buikwand die in verbinding staat met de dunne darm. 5. Breuken bij een stoma ontstaan door zwakke plekken in de buikwand die gaan uitstulpen, waardoor op de buik bobbels zichtbaar worden. 6. Gasvorming is een specifieke complicatie bij een ileostoma. 7. Een koolstoffilter heeft een neutraliserende werking op de geur. 8. Bij huidirritaties bij een stoma moet je zo mogelijk overstappen van een tweedelig systeem op een eendelig systeem. 9. Vruchtensappen werken laxerend bij een colostoma. 10. Een stoma irrigeren betekent het spoelen van de darm via een stoma om de darm te leeg te maken. 11. Bij het toedienen van een klysma breng je een grote of kleine hoeveelheid vocht via een stoma in de darmen. 12. Bij het toedienen van een klysma ligt de zorgvrager bij voorkeur op zijn rechterzijde. 13. Na een darmspoeling blijft de ontlasting een of soms zelfs twee dagen volledig weg. Pagina 10

Hoofdstuk 8. Ademhaling, zuurstof en tracheacanule 1. In de longblaasjes wordt koolzuur opgenomen en koolzuurgas uitgescheiden. 2. Als een zorgvrager zuurstof krijgt, moet je letten op de huidskleur en de kleur van lippen en nagels. 3. De drukregelaar mag je alleen met de bijgeleverde sleutel losdraaien. 4. Zuurstofslangen en zuurstofmaskers hoeven niet behandeld te worden als besmet materiaal. 5. Een cilinder met een inhoud van 10 liter weegt 20 kilo en bevat als hij vol is ongeveer 2000 liter gaszuurstof. 6. Op de flowmeter kun je de druk van de zuurstof in de cilinder aflezen. 7. De formule om uit te rekenen hoe lang de zorgvrager toe kan met een zuurstofcilinder = druk de inhoud van de cilinder in liters, gedeeld door het aantal te geven liters per minuut 60 = looptijd in uren. 8. Een neuskatheter moet wekelijks door een nieuwe worden vervangen. 9. Bij een longpatiënt die zuurstof krijgt, bestaat de kans dat de prikkel tot ademhalen gebaseerd is op een te laag zuurstofgehalte. 10. Hoofdpijn, prikkelbaarheid, slaperigheid en bewustzijnsstoornissen zijn symptomen die wijzen op een tekort aan zuurstof. 11. De neus-, mond- en keelholte mag niet worden uitgezogen bij een verhoogd risico op neus- en keelbloedingen. 12. Zuurstof toedienen is een voorbehouden handeling. 13. Bij een tijdelijke stoma, waarbij nog een verbinding bestaat met de keelholte, voorkomt de cuff ook aspiratie van voeding en vocht. 14. Kunststof canules zijn licht en kunnen meerdere keren worden gebruikt. 15. Wanneer de zorgvrager problemen heeft met het opgeven van sputum, kun je enkele druppels water in de tracheostoma laten vallen. Pagina 11

Hoofdstuk 9. Warmte- en koudebehandeling 1. Bij koude vernauwen de bloedvaatjes in de huid zich, waardoor de doorbloeding vermindert. 2. Zorgvragers met een stoma zijn extra gevoelig voor temperatuurwisselingen. 3. Na verbranding moet je koelen met koud stromend water. 4. Met warmte verklein je de kans op bloedingen. 5. Droge geleidingswarmte is geschikt om plaatselijke pijn of krampen te verminderen. 6. Bij warmtetoediening kunnen door de toegenomen doorbloeding ziektekiemen vanuit een bepaalde infectiehaard verspreid worden over het hele lichaam. 7. Snoezelen is vooral bedoeld om psychogeriatrische zorgvragers of zorgvragers met een ernstige verstandelijke beperking te activeren. 8. Bij kinderen met een laag bilirubinegehalte is lichttherapie een doeltreffende behandeling. 9. Als de koude te kort wordt toegediend, krijg je een tegengestelde reactie. 10. In het laatste stadium van koudebehandeling kan de zorgvrager een brandend gevoel krijgen en vaak ook pijn. Pagina 12

Hoofdstuk 10. Laboratoriumonderzoek 1. Voor het opvangen van urine bij een pasgeborene gebruik je een katheter. 2. Bij het opvangen van lichaamsvochten hoef je geen handschoenen aan, maar was je voor en na de handeling altijd je handen. 3. Bij een PKU/CHT/AGS-screening wordt bloed verzameld voor onderzoek op de aanwezigheid van de ziekten fenylketonurie, congenitale hypothyreoidie en adrenogenitaal syndroom. 4. Een reden voor het uitvoeren van fecesonderzoek is het aantonen van bloedverlies in het maagdarmkanaal. 5. Als de ureters verstopt zijn geraakt, heeft de urine de kleur van donker bier of sterke thee. 6. De normale waarde van glucose in urine is negatief. 7. Bij een urinemonster is het de bedoeling dat je de midstream-urine opvangt. 8. Als je een urinemonster moet nemen bij een zorgvrager met een verblijfskatheter, moet je er wat urine uit laten lopen. 9. Als je bloed moet prikken in een vinger, prik je altijd aan de onderkant van de vingertop. 10. Om de bloedglucosewaarde te meten, wordt een druppel bloed (capillair volbloed) uit de vinger op een teststrip opgevangen of opgezogen. Pagina 13