Archeologisch onderzoek Domburg Markt 4-5 verbouwing woningen

Vergelijkbare documenten
Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Archeologisch bureauonderzoek De Kikkerpit te Domburg, gemeente Veere

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Archeologiebeleid op Walcheren

Archeologieparagraaf Wetgeving omtrent archeologie Gemeentelijk beleid omtrent archeologie Procedure

4 Archeologisch onderzoek

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven)

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Heesch - Beellandstraat

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM

MEMO. Projectgegevens

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden

memo Locatiegegevens: Inleiding

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Archeologisch onderzoek plangebied Havendijkstraat

Archeologische Quickscan

Archeologisch onderzoek locaties Oranjehof en Appelgaard

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

BUREAUONDERZOEK NAAR DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET PLANGEBIED ELSHOF TE KLEINE SLUIS GEMEENTE ANNA PAULOWNA

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01)

Archeologie en cultuurhistorie

Dordrecht Ondergronds 51. Gemeente Dordrecht, Schrijversstraat 7. Een archeologisch bureauonderzoek.

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Baarland Bedrijventerrein Crop Alliance Oude Dierikpolderweg 1 (gemeente Borsele)

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

KOEWACHT-OVERSLAG-ZUIDDORPE. 1e wijziging

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat (QSnr ) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat

Archeologisch onderzoek N242 Westtangent gem. Heerhugowaard

Gemeente Deventer Toelichting Bestemmingsplan Eikendal 2014 eerste uitwerking

Archeologisch onderzoek Schulpstet 7, 9 en 13 te Bakkum, gemeente Castricum

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Libau, 10 augustus Tracé Aduard - Dorkwerd Een Archeologisch Bureauonderzoek

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Bureauonderzoek Archeologie

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Adviesdocument 434. Project: Adviesdocument, N.C.B.-laan te Veghel, gemeente Veghel. Projectcode: 14714VENCB. Opdrachtgever: Aveco de Bondt

Vikingen in Domburg. opgraving van de vroeg-middeleeuwse ringwalburg, de Duinburg

Rijkswaterstaat Brede Afspraak Archeologie. Datum 3 juli 2014 Status definitief

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD

BUREAUONDERZOEK MOLENAKKERSTRAAT TE GEMERT

PROVINCIAAL BLAD. Provincie Zeeland - Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland 2014

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Bureauonderzoek plangebied IJssalon Venezia op de Heuvel te Oss

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

Archeologische Quickscan. Uitbreiding zwembad t Bun Staartweg 30, Urk (gemeente Urk)

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.

Afb. 1. Locatie plangebied ter hoogte van de kassen (de te handhaven stolpboerderij ligt in de rode cirkel)

Bureau voor Archeologie. Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

RAAP-NOTITIE Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Dordrecht Ondergronds Waarneming 6 VEST 124, GEMEENTE DORDRECHT

Dordrecht Ondergronds 33

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. Honderdland Ontwikkelingscombinatie cv Honderdland, fase2

Afbeelding 1.1. Luchtfoto van de locaties (rood=alternatief, blauw=bestaand)

Burgwerd, De Hemert 13 Gem. Wûnseradiel (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /02

Archeologisch onderzoek Geluidswal Spier

Tzummarum, Buorren Gem. Franekeradeel (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /10

Archeologische Quickscan

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist. K oen Hebinck

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

RAAP-NOTITIE Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Broekermeerdijk 30 te Watergang, gemeente Waterland (NH) ARC-Rapporten

Quickscan Archeologie

Archeologische MonumentenZorg

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen,

Archeologisch onderzoek plangebied Helen Dowling Instituut te Maartensdijk, gemeente De Bilt

Transcriptie:

Archeologisch onderzoek Domburg Markt 4-5 verbouwing woningen Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen voor de verbouwing van twee woningen op de hoek Zuidstraat en Markt te Domburg, gemeente Veere GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN Concept ISSN De heer P. Bommeljé Grontmij Nederland B.V. Roermond, 27 december 2011

Verantwoording Titel Subtitel : Archeologisch onderzoek Domburg Markt 4-5 verbouwing woningen : Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen voor de verbouwing van twee woningen op de hoek Zuidstraat en Markt te Domburg, gemeente Veere Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 27 december 2011 Auteur(s) E-mail adres Gecontroleerd door : Mevr. Drs. N.J.G. van Jole-de Visser, Dhr. drs. F.G.R. D hondt en dhr. Drs. B. Terryn : jack.geraeds@grontmij.nl / info@artefact-info.nl : Dhr. drs. J.J.G. Geraeds Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : Dhr. ir. P.G.M. Kaasenbrood Paraaf goedgekeurd : Contact : Grontmij Nederland B.V. Bredeweg 239 6043 GA Roermond Postbus 410 6040 AK Roermond T +31 475 39 00 00 F +31 475 31 96 95 www.grontmij.nl Pagina 2 van 45

Administratieve gegevens Soort onderzoek Bureauonderzoek met Inventariserend veldonderzoek, verkennende fase Provincie Zeeland Gemeente Veere Plaats Domburg Locatienamen Markt 4-5 Projectnaam Domburg Markt 4-5 RD-coördinaten : hoekpunten NW X: 23.963 Y: 398.869 NO X: 23.977 Y: 398.878 ZW X: 23.974 Y: 398.850 ZO X: 23.988 Y: 398.858 Kadastrale perceelnummer(s) Domburg, Sectie F 334 en 335 Oppervlak onderzoekslocatie 370 vierkante meter Status terrein: AMK-monumentnummer(s) met benaming en waarde 15.834; terrein van zeer hoge archeologische waarde Archis-waarnemingsnummer(s) - Zeeuws Archeologisch Archief vondstmelding(en) - Archis-vondstmeldingsnummer(s) - CIS-onderzoeksmeldingsnummer 49.830 Onderzoeksnummer (afgemeld in ARCHIS) In te vullen na beoordeling rapport Opdrachtgever De heer P. Bommeljé Herenstraat 24 4357 AL Domburg Gedelegeerd opdrachtgever Grontmij Nederland BV Segeerssingel 6 4337 LG Middelburg 0118 652500 Bevoegd gezag Gemeente Veere Postbus 1000 4357 ZV Domburg 0118 555444 0118 555433 gemeente@veere.nl Adviseur bevoegd gezag Walcherse Archeologische Dienst De heer B.H.F.M. Meijlink Postbus 70 4330 AB Middelburg 0118 678803 06 52552925 bhfm.meijlink@veere.nl Pagina 3 van 45

Beheer en plaats van vondsten Beheer en plaats van documentatie Beheer en plaats van digitale documentatie: Zeeuws Archeologisch Depot Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Depotbeheerder: dhr. H. Hendrikse 0118 670618 h.hendrikse@scez.nl Zeeuws Archeologisch Archief Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Beheerder: dhr. J.J.B. Kuipers 0118-670879 jjb.kuipers@scez.nl e-depot Nieuw aangetroffen vindplaatsen: Archisvondstmeldingsnummer(s) of Archis- Archis-Vondstmeldingsnummer 418.884 waarnemingsnummer(s) Complextype van de aangetroffen vindplaats(en) VWAL Pagina 4 van 45

Samenvatting In opdracht van de heer P. Bommeljé heeft Grontmij Nederland in samenwerking met Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in december 2011 een Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO-O) uitgevoerd ter plaatse van het plangebied in het centrum van Domburg, gemeente Veere. Het plangebied bestaat uit twee percelen, gelegen op de hoek van de Markt en Zuidstraat. Het betreft de percelen met adres Markt 4 en 5, bekend als kadastrale percelen Domburg, Sectie F 334 en 335. Ter plaatse van het plangebied zal de bestaande bebouwing worden gesloopt en zal een nieuwbouw worden gerealiseerd. In het kader van deze nieuwbouwplannen wil men ook een kelder realiseren achter de bestaande bebouwing. De maximale verstoringsdiepte is volgens de ontwerpschets gepland op 3.90 meter benden straatpeil. Omgerekend is dit circa 2.00 meter +NAP. Het doel van het onderzoek is de archeologische waarden middels het bureauonderzoek en het booronderzoek in kaart te brengen en advies uit te brengen hoe met deze waarden om te gaan zodat deze in de bodem behouden kunnen blijven. In het Bureauonderzoek werd informatie verworven over de huidige situatie, de aardwetenschappelijke, de historische situatie en bekende archeologische waarden. Samenvattend gold voor het plangebied een middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen vanaf de vroege prehistorie tot en met de Romeinse Tijd. De verwachtingswaarde voor vindplaatsen uit de Vroege Middeleeuwen, de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd kon als zeer hoog worden beschouwd. Om dit verwachtingsmodel te toetsen werden in het plangebied 8 boringen uitgevoerd. De opdracht voor het veldonderzoek was gericht op het toetsen van geologische opbouw ter plaatse van het plangebied en het toetsen van eventuele verstoringen die uit het Bureauonderzoek naar voren kwamen. In alle boringen werden Jonge Duin- en strandafzettingen aangeboord. Het duinzand bestaat uit matig fijn lichtgrijs tot lichtbruingrijs zand. De top van deze stuifzanden varieert tussen 1.80 en 3.45 meter +NAP. Dit grote hoogteverschil is wellicht te verklaren doordat het duinzand is opgestoven, wat grote reliëfverschillen kan opleveren. Onderin de boringen was het duinzand erg compact en vast. Hierdoor konden de boringen niet worden doorgezet naar de diepere archeologische niveaus. Het Laagpakket van Wormer, het Hollandveen Laagpakket en het Laagpakket van Walcheren werden tijdens het onderzoek niet bereikt. In boringen 6, 7 en 8 werd in het duinzand een gelaagde opbouw vastgesteld. Het licht bruingrijze duinzand werd afgewisseld met banden donker grijs, humeus zand. Mogelijk kan dit gerelateerd worden aan de vroegmiddeleeuwse ringwal. Deze werd volgens van Heeringen in dit deel van het plangebied gesitueerd. Door de relatief hoge ligging ten opzichte van de hoogte waarop al eerder resten uit de Vroege Middeleeuwen werden aangetroffen, kan dit ook in vraag worden gesteld. 1 Het is ook mogelijk dat deze laag zich op een natuurlijke manier heeft ontwikkeld. Door opstuiving en antropogene bewerking of bodemvorming kan er ook een gelaagde opbouw ontstaan. Dit onderscheid is middels een booronderzoek moeilijk vast te stellen. Toch zijn we van mening dat we hier te maken hebben met resten van de ringwal. De afwijking in maaiveldhoogtes ten opzichte van eerder uitgevoerde onderzoeken kan verklaard worden door het feit dat het oorspronkelijke maaiveld op deze locatie ook al hoger was in de uitgangssituatie. 1 Deze laag werd aangetroffen op 4.03 meter +NAP (B6), 3.42 meter +NAP (B7) en 2.96 meter +NAP (B8). Pagina 5 van 45

Bovenop het duinzand werden in alle boringen antropogene ophooglagen aangetroffen. Op basis van het aardewerk dat in deze ophooglagen is aangetroffen kunnen deze lagen gedateerd worden in de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Er werden geen duidelijke bewoningslagen aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen dat het archeologisch bodemarchief ter plaatse van het onderzoeksgebied door latere bouwactiviteiten verstoord werd. Tijdens het onderzoek werden in alle boringen archeologische indicatoren aangetroffen. Bij de meeste boringen beperkte dit zich tot kleine brokjes houtskool, fragmenten baksteenpuin en brokjes kalkmortel. In twee boringen werd ook aardewerk gevonden. Ook stuitten twee boringen op een massieve, ondoordringbare laag. Boring 1 is gestuit op 1.30 meter beneden maaiveld (4.66 meter +NAP), wellicht op metselwerk en ook boring 5 is op 2.00 meter beneden maaiveld (4.21 meter +NAP) gestuit op metselwerk. Samengevat kan worden gesteld dat op basis van dit onderzoek de archeologische verwachting voor dit plangebied kan worden gehandhaafd. Dit betekent dus enerzijds de zeer hoge verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Vroege Middeleeuwen, de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Resten uit deze periode kunnen in het volledige plangebied voorkomen en dat vanaf het maaiveld. Zowel de vroegmiddeleeuwse ringwalburgen op Walcheren als de ontwikkeling van de dorpen en steden op Walcheren vormen aandachtspunten op de onderzoeksagenda binnen het archeologisch beleidsplan van de Gemeente Veere (zie ook Meijlink 2008). Anderzijds kan ook de middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf de vroege prehistorie tot en met de Romeinse Tijd gehandhaafd blijven. Deze verwachting kon op basis van dit onderzoek echter niet worden getoetst omdat deze lagen niet werden bereikt in de boringen. Op basis van de resultaten van voorliggend onderzoek is vastgesteld dat resten binnen het plangebied bedreigd worden door de beoogde bouwplannen. Het betreft hier enerzijds resten uit de Late Middeleeuwen en/of de Nieuwe Tijd die zich in de antropogene ophooglagen bevinden. Deze resten kunnen al vanaf het maaiveld worden aangetroffen. Anderzijds is het ook mogelijk dat resten van de vroegmiddeleeuwse ringwal tijdens de geplande werkzaamheden zullen worden vernietigd. Ter plaatse van Markt 4 werd tussen 4.03 en 2.96 meter +NAP een gelaagde opbouw van duinzand vastgesteld die mogelijk te relateren is aan deze vroegmiddeleeuwse wal. Daarom wordt geadviseerd om geen bodemverstorende activiteiten uit te voeren binnen het plangebied beneden een diepte van 0.40 meter beneden het maaiveld. Indien er in verband met de toekomstige sloop- en de bouwactiviteiten toch diepere verstoringen (dieper dan 0.04 meter mv) dienen plaats te vinden binnen het plangebied luidt het advies dan ook dat hier vervolgonderzoek dient te worden uitgevoerd. De volgende stap in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) is de uitvoering van en Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-p). Hiertoe dient een Programma van Eisen opgesteld te worden dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de bevoegde overheid. Pagina 6 van 45

Inhoudsopgave Samenvatting... 5 1 Inleiding... 8 1.1 Aanleiding en doelstelling... 8 1.2 Onderzoeksopzet en richtlijnen... 10 1.3 Beleidskader... 11 2 Bureauonderzoek... 14 2.1 Doel en methode... 14 2.2 Resultaten... 14 2.2.1 Toekomstig gebruik... 15 2.2.2 Huidige situatie... 18 2.2.3 Aardkundige waarden... 18 2.2.4 Archeologie... 21 2.2.5 Bewoningsgeschiedenis (naar WAD 2008)... 26 2.2.6 Historische situatie plangebied (naar WAD 2008)... 28 2.2.7 Actueel Hoogtebestand Nederland... 34 2.2.8 Verstoringsgegevens... 35 2.3 Verwachtingsmodel... 35 3 Controleboringen... 38 3.1 Doel en methode... 38 3.2 Resultaten... 39 3.2.1 Geologie en bodem... 39 3.2.2 Archeologie... 40 4 Conclusie en advies... 41 4.1 Conclusie... 41 4.2 Advies... 42 Literatuurlijst en bronnen... 43 Verklarende woordenlijst en gebruikte afkortingen... 45 Bijlage 1: Boorpuntenkaart (schaal 1:250) Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Boorprofielen Archeologische Basisgegevens Kaart Tijdtabel Bijlage 5: Profielen Onderzoek 1991 (van Heeringen 1992) Bijlage 6: Terminologie Geologische lagen Pagina 7 van 45

1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doelstelling In opdracht van de heer P. Bommeljé heeft Grontmij Nederland in samenwerking met Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in december 2011 een Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO-B) uitgevoerd ter plaatse van het plangebied in het centrum van Domburg, gemeente Veere. Het plangebied bestaat uit twee percelen, gelegen op de hoek van de Markt en Zuidstraat. Het betreft de percelen met adres Markt 4 en 5, gekend als kadastrale percelen Domburg, Sectie F 334 en 335. Het doel van het onderzoek is de archeologische waarden middels het bureauonderzoek en het booronderzoek in kaart te brengen en advies uit te brengen hoe met deze waarden om te gaan zodat deze in de bodem behouden kunnen blijven. De aanleiding tot uitvoering van het onderzoek vormen de plannen om ter plaatse van het plangebied de bestaande bebouwing te slopen en een nieuwbouw te realiseren. Binnen deze planvorming is ook de bouw van een kelder voorzien achter de nieuwe winkelruimte, ter plaatse van de huidige tuinen. Het geplande vloerniveau van deze kelder is 2.90 meter beneden het straatpeil aan de Markt (circa 3.00 meter +NAP). Op de ontwerpschets is hieronder nog een rand voorzien van 1.00 meter. De maximale verstoring loopt dus door tot circa 2.00 +NAP. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van 370 vierkante meter. Het onderhavig archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd binnen het kader van het ruimtelijke ordeningsbeleid en archeologiebeleid van de gemeente Veere. Conform de Archeologische beleidsadvieskaart kernen Domburg, Veere en Westkapelle valt het plangebied binnen een zone aangeduid met een gele kleur. Dit is een zone met een hoge archeologische verwachting (historische kern). Afbeelding 1. Ligging plangebied in Nederland (rode ster). Het uitgangspunt van het beleid dat voor deze zones geldt, is, dat met het oog op een zorgvuldige belangenafweging voorafgaand aan bodemingrepen dieper van 0.40 meter beneden maaiveld en met een oppervlak groter dan 30 vierkante meter, in de vroegste fase van de planvor- Pagina 8 van 45

ming een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd dient te worden, eventueel in combinatie met een inventariserend veldonderzoek. Als gevolg van de voorgenomen bodemingrepen (graafwerkzaamheden) kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden aangetast. Door de gemeente Veere is dan ook besloten dat in het kader van de planprocedure een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase moet worden uitgevoerd. Deze verwachting dient in het veld door middel van 8 boringen in het plangebied getoetst te worden en aangevuld te worden met nieuwe informatie die tijdens de verkennende fase naar boven komt. Doel van dit archeologisch vooronderzoek is op basis van gegevens omtrent de bodem, geologie, oude kaarten, historische bronnen, bekende archeologische gegevens, verstoringsgegevens, hoogtekaarten en luchtfoto s zoveel mogelijk informatie te verzamelen ten einde een analyse te kunnen maken die dient als basis voor het opstellen van een specifieke archeologische verwachting voor het plangebied. Het resultaat van archeologisch onderzoek is een rapport met een inhoudelijk advies aan de hand waarvan een beleidsbeslissing genomen kan worden ten aanzien van een eventuele vervolgstap in de AMZ (Archeologische Monumenten Zorg) cyclus. 2 Afbeelding 2. Globale ligging van het plangebied in Zeeland (rode ster) 2 Sterk vereenvoudigd kent de AMZ cyclus vier opeenvolgende en nauw samenhangende fasen. De eerste fase behelst de inventarisatie (bijv. kartering) en documentatie van archeologische waarden: waar in de bodem is wat aanwezig? In de tweede fase wordt aan de hand van een reeks heldere criteria vastgesteld welke waarde de gekarteerde resten hebben, zodat op basis van geëxpliciteerde normen vervolgens een selectie kan worden gemaakt: welke resten verdienen het behouden te worden (in of ex situ) en welke mogen ongezien verloren gaan? In de derde fase wordt het behoud vormgegeven van de gewaardeerde en geselecteerde resten: is het mogelijk om de archeologische resten in de bodem te behouden of moeten ze bijvoorbeeld onder druk van ruimtelijke ontwikkelingen - opgegraven worden? In het eerste geval moet worden vastgesteld hoe bescherming in situ (instandhouding) wordt vormgegeven, in het tweede geval hoe de opgraving moet worden uitgevoerd en uitgewerkt. In de vierde en laatste fase van de AMZ-cyclus worden tenslotte de resultaten van het uitgevoerde onderzoek 'opgewerkt' tot nieuwe kennis over de Nederlandse geschiedenis. Deze kennis op haar beurt vormt weer de inbreng voor de eerste procesfase. Pagina 9 van 45

1.2 Onderzoeksopzet en richtlijnen Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd volgens de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) voorgeschreven werkwijze en bestaat uit een bureauonderzoek (zie Hoofdstuk 2) en een inventariserend veldonderzoek (controleboringen) (zie Hoofdstuk 3). Voor de uitvoering van het Bureauonderzoek werd tevens rekening gehouden met de eisen die aan het onderzoek gesteld worden in de Provincie Zeeland 3. Deze eisen zijn geconformeerd door de Walcherse Archeologische Dienst, waar de beleidsarcheoloog van de gemeente Veere is ondergebracht. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen gesteld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.2. Grontmij Nederland bv beschikt over een opgravingsvergunning dat is uitgegeven door het Ministerie van OC &W. In het kader van deze vergunning werd het veldonderzoek uitgevoerd. Het Bureauonderzoek vond plaats op 6 december 2011, waarna het veldonderzoek werd uitgevoerd op 12 december 2011. Het onderzoeksteam bestond uit mevr. drs. N.J.G van Jole-de Visser (rapportage), dhr. drs. J.E.M. Wattenberghe (rapportage en autorisatie), dhr. drs. F.G.R. D hondt (veldwerk, GIS bewerking, kaartvervaardiging en rapportage) en dhr. drs. B.K. Terryn (voorbereiding, veldwerk en uitwerking veldgegevens). Afbeelding 3. Ligging van het plangebied (rode polygoon) op een uitsnede van de GBKN. Schaal: 1: 10.000 (Bron: gemeente Veere). 3 aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland, 2009. Pagina 10 van 45

1.3 Beleidskader Rijk Sinds 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 van kracht. Middels de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) is hiermee het verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het verdrag van Malta beoogt het cultureel erfgoed, dat zich in de bodem bevindt, beter te beschermen. Deze wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van archeologische onderzoeken. De belangrijkste veranderingen als gevolg van deze nieuwe wetgeving betreffen: het streven naar behoud en bescherming van archeologische waarden in de bodem de archeologische monumentenzorg wordt een geïntegreerd onderdeel van het ruimtelijk ordeningsproces de kosten van archeologische werkzaamheden komen in principe voor rekening van de initiatiefnemer van bodemverstorende activiteiten (principe van veroorzaker betaalt ) Daarnaast is er op landelijk niveau een Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) opgesteld waar in hoofdstuk 16 de Zeeuwse situatie wordt geschetst. Van de talloze middeleeuwse vindplaatsen die in het West-Nederlandse kustgebied aanwezig zijn, is vaak weinig meer bekend dan een handvol scherven. Het aantal bekende huisplattegronden uit de Vroege en Late Middeleeuwen is beduidend minder dan het aantal plattegronden dat bekend is uit de Romeinse tijd. Opvallend genoeg ligt het aantal plattegronden dat we uit de Vroege Middeleeuwen kennen beduidend hoger dan dat uit de Late Middeleeuwen, ondanks het feit dat het aantal bekende vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen veel groter is. Dit houdt waarschijnlijk verband met een belangrijke verandering in de bouwmethode die optrad aan het begin van de Late Middeleeuwen, waarbij de aardvaste constructiewijze met ingegraven staanders vervangen werd door een funderingsconstructie van grondbalken en grote stenen die óp het oppervlak rustte. Omdat dergelijke constructies geen of weinig sporen in de bodem achterlaten vertoont onze kennis van de boerderijbouw tussen de 12e en de 16e eeuw een grote lacune. Vanaf de 16e eeuw zijn er weer boerderijplattegronden bekend; deze vertonen veel overeenkomst met de huidige boerderijen in de verschillende regio s. Hoe de ontwikkeling van de boerderijen uit de 11e-12e eeuw naar de (sterk streekgebonden) plattegronden uit later tijd zich heeft voltrokken, onttrekt zich mogelijk dan ook volledig aan de archeologische waarneming. Ook over de ontwikkeling van de nederzettingsstructuur is nog weinig bekend. In nieuwe ontginningen was er, getuige de spreiding van huisterpjes, waarschijnlijk veel meer sprake van verspreide (lint)bebouwing. Daarnaast ontstonden er (veelal in de omgeving van kerken) kleine kernen. De bebouwing van de kerndorpen bestond behalve uit boerderijen ook uit huizen waarin ambachten werden uitgevoerd die ondersteunend waren voor het boerenbedrijf. Provincie Het beleid van de provincie Zeeland ten aanzien van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) is vastgelegd in de Nota Archeologie 2006-2012. Daarnaast heeft de provincie in 2009 aanvullende richtlijnen opgesteld voor het uitvoeren van een Bureauonderzoek, onderzoek op veen en onderzoek op dagzomend en dun afgedekt dekzand. Daarnaast werd in 2008 een Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland (POAZ) 4 opgesteld waarbij enkele aandachtspunten worden beschreven. Het onderzoek in het huidig onderzoeksgebied sluit aan bij het diachrone thema 3 (Stedelijke ontwikkeling vanaf de vroege middeleeuwen tot heden. De relatie stad-platteland in de Middeleeuwen en ontwikkeling van handelsnederzettingen kunnen betrekking hebben op dit plangebied) en het periodegebonden subthema met betrekking tot de ringwalburgen. 4 Hessing, W.M.A, M.M.M. Alkemade, R.M. van Heeringen et al, 2008. Archeologie naar Deltahoogte. Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening, Zierikzee. Pagina 11 van 45

Gemeente Met de komst van de Wet op de archeologische Monumentenzorg (Wamz) is de verantwoordelijkheid voor het cultureel erfgoed in grote mate verschoven van Rijk en provincie naar de gemeenten. Gemeenten worden verantwoordelijk gehouden voor de omgang met archeologische waarden binnen het gemeentelijk grondgebied. Daartoe dienen gemeenten een eigen archeologiebeleid te voeren. Het onderhavig archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd binnen het kader van het ruimtelijke ordeningsbeleid en archeologiebeleid van de gemeente Veere. Conform de Archeologische beleidsadvieskaart kernen Domburg, Veere en Westkapelle valt het plangebied binnen een zone aangeduid met een gele kleur. Dit is een zone met een hoge archeologische verwachting (historische kern). Het uitgangspunt van het beleid dat voor deze zones geldt, is, dat met het oog op een zorgvuldige belangenafweging voorafgaand aan bodemingrepen dieper van 0.40 meter beneden maaiveld en met een oppervlak groter dan 30 vierkante meter, in de vroegste fase van de planvorming een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd dient te worden, eventueel in combinatie met een inventariserend veldonderzoek. De gemeente Veere heeft ook een onderzoeksagenda in haar beleid opgenomen. Dit betekent dat het archeologisch onderzoek zich met name richt op de volgende vier onderwerpen 5 : 1. Bewoning in IJzertijd en Romeinse tijd in het dynamische veenlandschap Archeologisch onderzoek toonde aan dat het Walcherse landschap ook in het verleden een zeer dynamisch gebied was, waarin de mens veen voortdurende strijd moest voeren tegen het water. In de IJzertijd en Romeinse Tijd nam het cultiveren van het land sterk toe. De resten van o.m. de Nehalennia tempel bij Domburg getuigen van een substantiële bewoning in die tijd. Deze Nehalennia-cultus, de verspreiding, leefomstandigheden en activiteiten van de bewoners, de strijd tegen het water met bijhorende infrastructuurwerken en de impact van de mens op het landschap vormen de belangrijkste aandachtspunten binnen dit thema. 2. Vroegmiddeleeuwse ringwalburgen en nederzettingen De ringwalburgen te Middelburg, Oost-Souburg en Domburg zijn ongetwijfeld één van de bekendste en meest tot de verbeelding sprekende archeologische monumenten op Walcheren. Onze kennis over deze burgen is echter zeer beperkt. Ook over de bewoning en de bevolking die aan de basis lagen van de stichting van de burgen is weinig bekend. En wat te denken over de nederzetting Walichrum in de omgeving van Domburg die in de loop van de 7e eeuw vermoedelijk de belangrijkste handelsplaats van het Merovingische/vroeg Karolingische Rijk was? Naast de bewoningsgeschiedenis zelf vormen ook de invallen van de Vikingen in de 9e eeuw een interessant onderzoeksthema. Waren zij enkel uit op het plunderen van de Walcherse kusten of reikte hun invloed verder en moeten we ook denken aan daadwerkelijke vestigingen en handelscontacten? 3. Ontwikkelingsgeschiedenis Walcherse steden en dorpen in de Middeleeuwen Het huidige beeld van Walcheren met kleine dorpen op de kreekruggen is in de loop van de 12e eeuw ontstaan. Vanuit de vijf oude kerken (Westmonsterkerk, Noordmonsterkerk, Westkapelle, Oostkapelle en Souburg) worden 31 dochterkerken gesticht, waarrond de Walcherse dorpen zich ontwikkelden. Lokale ambachtsheren hadden het beheer over de diverse parochies en richtten overal op het land versterkte huisplaatsen op, vaak voorzien van een vluchtheuvel, de zgn. vliedbergen'. Als aanvulling op de archivale bronnen blijft de ontwikkelingsgeschiedenis van de Walcherse steden, de stadsopbouw en -uitbreiding en de leefomstandigheden van de inwoners een belangrijk aandachtspunt. Ook over de specifieke ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van de dorpen is tot op heden nog weinig bekend. De vliedbergen zelf met daarbij speciale aandacht voor de neerhoven bij de bergen vormen eveneens een onderzoeksluik. 5 Meijlink, B.H.F.M, 2008. Pagina 12 van 45

4. Walcheren als belangrijke speler in de kaapvaart, de VOC en de WIC Door zijn strategische ligging had Walcheren alle troeven voor een belangrijke handelspost te worden. De aanvankelijk kleinschalige visserij werd al snel naar een hoger niveau getild, met de oprichting van verschillende kleine handelscompagnieën en de beruchte kaapvaart. Begin 17e eeuw werd uit de verschillende compagnieën de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en West-Indische Compagnie opgericht. Middelburg, Vlissingen en Veere vormden samen de Tweede Kamer van Zeeland. Deze belangrijke positie heeft uiteraard een grote invloed gehad op het Walcheren van die tijd, ondermeer op het vlak van lokale tewerkstelling en economie (scheepswerven, laad- en loswerken, ambachten, transport...), handelscontacten en -invloeden, migratie, infrastructuur, de stichting van de karakteristieke Walcherse buitenplaatsen. Onderhavig onderzoek is specifiek gericht op Thema 2 en met name het onderzoek naar de ringwalburg van Domburg. Pagina 13 van 45

2 Bureauonderzoek 2.1 Doel en methode Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied. Het resultaat is een standaardrapport met een gespecificeerde verwachting, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van (eventueel) vervolgonderzoek. Dit gebeurt aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, gaafheid en conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens. Afhankelijk van de omvang van de werkzaamheden, de aard van de aanleiding tot het onderzoek en de vraagstelling, zullen aanvullende gegevens moeten worden verzameld. Hierbij blijft de doelstelling van het bureauonderzoek (het komen tot een gespecificeerde verwachting) overeind. In het kader van het bureauonderzoek zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd: bepalen van het onderzoekskader (aanleiding onderzoek en begrenzing onderzoeksgebied) het vaststellen van het huidige en historische gebruik van het onderzoeksgebied en naaste omgeving door het raadplegen van de beheerder/eigenaar van de grond en/of de opdrachtgever en de door hen overgedragen gegevens het vaststellen van de toekomstige inrichting van het plangebied het bepalen van de landschappelijke (geologische en bodemkundige) kenmerken aan de hand van bestudering van de bodem-, geologische en geomorfologische kaarten; het bestuderen van oude kaarten het raadplegen van literatuur en luchtfoto s het inventariseren van gegevens uit het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te Amersfoort het raadplegen van de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Nederland het raadplegen van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) het raadplegen van het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) het raadplegen van het Zeeuws Archief het raadplegen van de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) het raadplegen van gemeentelijke verwachtingskaarten en beleidsadvieskaarten 2.2 Resultaten Het plangebied is gelegen in het centrum van Domburg, in de gemeente Veere. De planlocatie ligt ter plaatse van kaartblad 65A van de topografische kaart van Nederland (schaal 1: 25.000) en valt binnen de vier RD coördinaten: NW X: 23.963, Y: 398.869; NO X: 23.977, Y: 398.878; ZW X: 23.974, Y: 398.850 en ZO X: 23.988, Y: 398.858. Het perceel is kadastraal bekend onder nummer Domburg, sectie F 334 en 335 en bekend onder het toponiem Markt 4 en Markt 5. De totale oppervlakte van het onderzoeksgebied beslaat 370 vierkante meter. Pagina 14 van 45

In het noorden wordt plangebied begrensd door de Markt, in het westen door de Zuidstraat. In het oosten ligt het perceel Markt 3 en in het zuiden wordt het plangebied begrensd door een tuinpad achter de onderhavige percelen. Afbeelding 4. Ligging van het plangebied (rode polygoon) binnen het centrum van Domburg. Schaal 1: 2.000. (Bron: Gemeente Veere) 2.2.1 Toekomstig gebruik Omdat het toekomstig gebruik van het plangebied bepalend kunnen zijn voor het eventueel vervolgonderzoek (IVO, fysiek beschermen of opgraven), is het van belang vast te stellen hoe de planlocatie wordt ingericht. De voorgenomen inrichting bepaalt of bekende of verwachte archeologische waarden deels of geheel onaangetast kunnen blijven. Ook kan de inrichting van het plangebied zo worden aangepast dat de bekende en of verwachte archeologische waarden onaangetast kunnen blijven. Het doel van de opdrachtgever is de archeologische waarden middels het bureauonderzoek in kaart te brengen, om deze in eerste plaats in te passen in het plan. Op afbeelding 5 en 6 zijn de voorlopige bouwplannen weergegeven. Ter plaatse van het plangebied zijn drie winkelruimtes gepland met een totale oppervlakte van 289 vierkante meter. Deze nieuwbouw is gefundeerd op staal, met een vorstrand tot 1 meter beneden peil ( Achter en deels onder deze winkels zijn een kelder en twee patio s gepland met een totale oppervlakte van 226 vierkante meter. Het vloerniveau van deze kelder staat op de plannen aangegeven op 2.90 beneden peil. Omgerekend is dit circa 3.00 meter +NAP. De keldermuur loopt op de plannen nog door tot 3.90 beneden peil (circa 2.00 meter +NAP). Pagina 15 van 45

Afbeelding 5. Planvorming ter plaatse van het plangebied. Plattegrond op het niveau van de kelderruimte. (Bron: Lokerse Architecten) Pagina 16 van 45

Afbeelding 6. Planvorming ter plaatse van het plangebied. Dwarsdoorsnede B-B. (Bron: Lokerse Architecten) Pagina 17 van 45

2.2.2 Huidige situatie Voor de uitkomst van het bureauonderzoek en de bepaling van het (eventuele) vervolg van het voortraject (inventariserend veldonderzoek), is het van belang de huidige situatie vast te stellen. Bodemverontreiniging, gebruik, bebouwing, maar ook de aanwezigheid van bijvoorbeeld een hoogspanningsleiding, kunnen de onderzoeksstrategie van vervolgactiviteiten (mede) bepalen. Daarnaast kan dit mede bepalend zijn voor de archeologische verwachting. Het plangebied is gelegen in de stadskern van Domburg en is dus reeds sinds lange tijd in gebruik als woonzone. De verbouwing van de bestaande bewoning op het plangebied is de aanleiding voor dit bureauonderzoek. Navraag bij de opdrachtgever leert dat geen gegevens bekend zijn over diepgaande verstoringen binnen het plangebied. 2.2.3 Aardkundige waarden Kennis van de geologie, bodem en hydrologie van het onderzoeksgebied is noodzakelijk om inzicht te krijgen in de gebruiksmogelijkheden van het landschap voor de mens. Door inzicht te krijgen in deze gegevens kan het verwachtingsmodel nader worden bepaald. Domburg maakt deel uit van het zuidwestelijke zeekleigebied en is gelegen op het eiland Walcheren. De geologische ontwikkeling in het gebied is in hoge mate bepaald door de relatieve zeespiegelstijging in combinatie met de getijden. Deze zeespiegelstijging vond plaats vanaf het Vroeg-Atlanticum (Mesolithicum, 6.700 vc). Pas in het Laat-Atlanticum (Vroeg-Neolithicum, 4.400 vc.) zijn de pleistocene afzettingen van het plangebied ondergelopen en ontstond een getijdengebied met platen, slikken en schorren. De afzettingen van Calais zijn bij een open kust gevormd tot in het Vroeg-Subboreaal (Midden-Neolithicum, 3.500 vc.). Deze afzettingen zijn overwegend zandig en bovenin vrij kleiig. Het betreft een blauwgrijze ongerijpte klei gekenmerkt door het voorkomen van veel rietwortels in de top van de afzetting. Deze rietvegetatie betekent het begin van veenvorming op grote schaal in het Subboreaal. Na 4.400 v. Chr. begon het getijdengebied geleidelijk te verlanden en plaatselijk begon er zich veen te vormen op de getijdenafzettingen, zodat er in het Midden-Subboreaal (Laat-Neolithicum, 3.100 vc.) een quasi gesloten kustbarrière van strandwallen ontstond met daarachter een groot veengebied (Hollandveen). Het milieu veranderde in het Subboreaal van brak naar zoet en vervolgens van eutroof naar oligotroof. De aanwijzingen van bewoning tot in het Vroeg- Subatlanticum (IJzertijd, 250 vc.) zijn vooral aangetroffen in het strandwallengebied. Pas in de periode dat de mariene invloed was afgenomen en delen van het hoog opgegroeide veen voldoende ontwaterd waren, werden delen van het veen bewoond. In de Vroeg-Romeinse tijd (in dit gebied ca. 50 nc.), nam de bewoningsintensiteit in het gehele Zeeuwse kustgebied af. Tijdens de Midden-Romeinse tijd (200 n. Chr.) keerde de mens weer op grote schaal terug naar het Zeeuwse kustgebied. Grote delen van het veengebied zijn door de grootschalige verbreiding van de bewoning ontwaterd. De mens heeft het natuurlijke ontwateringsproces via kreekjes en riviergeulen bevorderd door het graven van afwateringsgreppels. In het Midden-Subatlanticum (Laat-Romeinse tijd, 350 nc.), kreeg de zee weer vat op het veengebied: door het afgraven van veen kon de zee verder en breder het achterland ingaan waardoor er weer sprake was van een getijdengebied. In het Laat-Subatlanticum (Late-Middeleeuwen, ca.1000 na Chr.) werd het strandwallengebied plaatselijk door de zee doorbroken waardoor het veengebied tot ver landinwaarts werd aangetast door inbraken van de zee. De oudere afzettingen werden bij deze inbraken grotendeels opgeruimd. De afzettingen van Duinkerke, die daarbij tot stand kwamen, liggen tot op heden in vrijwel heel Zeeland overal aan het oppervlak, ook in de omgeving van Domburg. In de Middeleeuwen werd het door het zeewater overspoelde veen op grote schaal afgegraven ten behoeve van brandstof- en zoutwinning. In die periode heeft er een ware kolonisatie van het getijdengebied plaats gevonden. Na eeuwen van overstroming waren de schorren hoog opgeslibd, slechts tijdens stormvloeden kwamen deze hoge delen af en toe weer onder water te staan. In de 11 e en 12 e eeuw begonnen de bewoners zich met dijken tegen stormvloeden te beschermen. Daarnaast vonden op grote schaal veenontginningen plaats. Dit had een aanzienlijke verlaging van en erosie van het oppervlak tot gevolg. Deze erosie werd in de hand gewerkt door slecht onderhoud van dijken. Dit had tot gevolg dat dijkdoorbraken tijdens een stormvloed catastrofale gevolgen kon hebben waarbij veel land verloren ging. Veel dorpen zijn verdronken in de stormvloeden van 1530 en 1532, zoals deze waarvan de resten nu nog te vinden zijn in het Verdronken land van Zuid-Beveland. Pagina 18 van 45

Voor het verkrijgen van inzicht in de geologische opbouw van het plangebied en de directe omgeving daarvan kon gebruik worden gemaakt van de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000, Blad Walcheren en van de Geomorfologische kaart van Nederland. Een nadeel bij het gebruik is de relatieve grofschaligheid van deze kaarten. Deze informatie is niet bedoeld en ook niet bruikbaar voor een beoordeling op perceelsniveau. Wel bieden de kaarten kaders voor een globale inschatting van de geologische en paleogeografische situatie. Een kaart die een meer gedetailleerd beeld van de bodemgesteldheid op Walcheren geeft is de Bodemkundige overzichtskaart van Walcheren van Bennema en Van der Meer (1952). Deze werd ook geraadpleegd. Op de Geologische Kaart van Nederland Blad Walcheren ligt de oude kern van Domburg, waarbinnen het plangebied gesitueerd is, in een zone met code Na1 en Na7. Deze gronden behoren tot de Formatie van Naaldwijk dat is opgebouwd uit het laagpakket van Walcheren (op circa 0.00 NAP) en Wormer (op circa 3.50 NAP) met inschakelingen van Hollandveen (op circa 2.50 meter NAP). Daaronder bevindt zich Pleistoceen dekzand (circa 15 meter NAP). Het laagpakket van Walcheren is overstoven met een pakket Jonge Duin- en strandafzettingen van minder dan 2 meter. 6 Op de Geomorfologische kaart van Nederland worden in de omgeving van het plangebied, gelegen in de bebouwde kom van Domburg en aangeduid als bebouwd, 3 verschillende zones aangegeven. 13C1 en 4H16 staan respectievelijk voor hoge kustduinen met bijhorende vlaktes en laagtes, en kustduinglooiingen en 2M35 geeft vlaktes van getijdeafzettingen weer (Archis2). Op de Bodemkaart van Nederland bevindt het plangebied zich binnen een zone die wordt weergegeven als bebouwd. In de onmiddellijke omgeving van het plangebied vinden we drie soorten bodemtypes terug. Enerzijds zeekleigronden, kalkarme poldervaaggronden bestaande uit zware zavel (code Mn25C), en anderzijds kalkhoudende en kalkloze zandgronden. Het plangebied ligt mogelijk op de overgang tussen deze twee bodemtypes. 6 De dieptes zijn afgeleid van de Geologische Kaart van Nederland, Kaartblad Walcheren, RGD, 1970. Pagina 19 van 45

Afbeelding 7. Projectie van het plangebied (rode polygoon) op de kaart van Bennema en Van der Meer 1952. Schaal 1: 10.000. De bodemkaart van Bennema en Van der Meer duidt de onmiddellijke omgeving van de kern van Domburg aan als zone Dv0-3, slibarm-slibhoudende duinzandgronden. Hieronder bevinden zich oude poelgronden (MOp) en oude kleiplaatgronden (MOa). De kern van Domburg, rond de voormalige ringwalburg bevindt zich vermoedelijk op een kreekrug (MOk en MMr). De grondwatertrappenkaart van Alterra geeft aan dat het grondwater ten zuiden van Domburg zich op niveau VI (40/80-120 cm onder maaiveld) bevindt. Ten zuidoosten bevindt zich een zone met trap V (<40 - >120 cm onder maaiveld), ten noorden een zone met trap VII (>80 - >120 cm onder maaiveld) en ten noordoosten zit het grondwater op niveau III (<40-80/120 cm onder maaiveld) (Archis2). Bij het bepalen van het grondwaterregime van de bodem wordt gewerkt met grondwatertrappen (zie tabel). Deze trappen geven een klassenindeling weer van ten eerste de verschillende grondwaterstanden naar diepte en ten tweede de seizoensvariatie in de grondwaterstanden. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII (van respectievelijk extreem nat tot extreem droog). Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor landbouw en vormden mede daarom, met name in het verleden een aantrekkelijk vestigingsgebied. In gebieden met een hoge grondwaterstand kunnen daarentegen goed geconserveerde, met name organische, archeologische resten worden aangetroffen. Tabel 3: Grondwatertrappenindeling Grondwatertrap: I II III IV V VI VII GHG in cm beneden maaiveld (<20) (<40) <40 >40 <40 40-80 >80 GLG in cm beneden maaiveld <50 50-80 80-120 80-120 >120 >120 (>160) Pagina 20 van 45

Samenvattend kan worden gesteld dat de bodem in de buurt van het plangebied bestaat uit Jonge Duinzandafzettingen met daaronder afzettingen van het Laagpakket van Walcheren, bestaande uit komafzettingen (klei) met daaronder Hollandveen en afzettingen van Laagpakket van Wormer (klei en zand). Op groter diepte bevinden zich pleistocene dekzandafzettingen van de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Het is echter niet uit te sluiten dat ter plaatse van het plangebied een kreekrug ligt die zich heeft ingesneden in het onderliggende Hollandveen en de afzettingen van het Laagpakket van Wormer. Dan bevindt zich onder het duinzand een dik pakket geulafzettingen (klei overgaand in zand) van het Laagpakket van Walcheren die het veen en de oudere mariene afzettingen deels of volledig heeft geërodeerd. 2.2.4 Archeologie Voor de uitkomst van het bureauonderzoek en de bepaling van de strategie van het veldonderzoek, is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Kennis daaromtrent bepaalt mede de onderzoeksstrategie van vervolgactiviteiten. Tabel 4: Overzicht van archeologische perioden Periode Nieuwe Tijd Late Middeleeuwen Vroege Middeleeuwen Romeinse Tijd IJzertijd Bronstijd Neolithicum (Nieuwe Steentijd) Mesolithicum (Midden Steentijd) Paleolithicum (Oude Steentijd) Tijd 1500 na Christus heden 1050 1500 na Christus 450 1050 na Christus 12 voor Christus - 450 na Christus 800 12 voor Christus 2000 800 voor Christus 5300 2000 voor Christus 8800 4900 voor Christus tot 8800 voor Christus Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) Volgens de IKAW geldt voor het plangebied een middelhoge trefkans op het aantreffen van archeologische resten. Deze trefkans hangt samen met de aanwezigheid van (eventueel intact) Hollandveen in de ondergrond, waarin resten uit de Late prehistorie en Romeinse tijd kunnen voorkomen (zie Bijlage 3). Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en Archeologische Monumentenkaart (AMK) De AMK is een dynamisch digitaal bestand van alle bekende behoudenswaardige archeologische terreinen in Nederland dat door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in samenwerking met de provincie Zeeland is opgesteld. Op de kaart staan terreinen met archeologische status aangegeven. Statustoekenning vindt plaats nadat het terrein is getoetst aan een aantal door de RCE gehanteerde criteria: kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde. De AMK is opgenomen in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Het plangebied maakt deel uit van een terrein dat op de Archeologische Monumentenkaart wordt aangeduid als een terrein met een zeer hoge archeologische waarde (AMK-nummer: 15.834), zijnde de historische stadskern van Domburg. In dit terrein zijn meerdere terreinen gelegen die een beschermde status hebben. Zie hiervoor ook tabel 5. Tabel 5: Overzicht van AMK-terreinen Monumentnummer Periode Complextype Beschrijving 11276 VME-LMEA Wal- /vluchtburcht Terrein met resten van een ringwalburg uit de vroege middeleeuwen. Het is een van de 5 ringwalburgen die Zeeland rijk is. Datering: laat 9e eeuw; 2e fase begin 10e eeuw. Voorafgaande aan de aanleg is het terrein door het opbrengen van 'blauwe' klei bouwrijp gemaakt. De diameter inclusief de gracht bedraagt 365 m. De wal is 12-16 m breed, de gracht circa 50 m (in ieder geval Pagina 21 van 45

13640 VMEC-NT Stad Wal- /vluchtburcht 15834 VME-NT Stad Wal- /vluchtburcht min. 20 m). De burg is in de late middeleeuwen overstoven en bedekt met circa 60 cm duinzand. Op een tweetal plekken in de directe nabijheid van het museum is de wal nog zichtbaar in reliëf. Het monument verkeert in goede staat, onder de bebouwing van Domburg. Er hebben meerdere opgravingen en proefonderzoeken plaatsgevonden in de periode 1986-1993 (ROB), maar ook nadien nog (2001; ROB). Aan de binnenzijde van de wal is een opeenvolging van woonniveaus aanwezig. De kwaliteit van het aangetroffen organische materiaal is goed. Het monument omvat 4 ruimtelijk gescheiden gebieden. De niet wettelijk beschermde, ZHAW delen van de burg maken deel uit van monument nr 15834. Terrein met sporen van bewoning. Het betreft de oude stadskern van Domburg, daterend uit de Late Middeleeuwen. De stad Domburg is ontstaan bij een laat 9de eeuwse ringwalburg. Op het buiten gebruik geraakte burgerrein ontstond in de 10de - 11 de eeuw een nederzetting. Domburg kreeg stadsrechten in 1223; in dat jaar werd ook een kerk gesticht. Het monument sluit aan bij de niet wettelijk beschermde, ZHAW(zeer hoge archeologische waarde) delen van de ringwalburg (nummer 15834; zie aldaar en bij nummer 11276). De oude stadskern strekt zich ook uit tot buiten de grenzen van het monument en valt ten dele samen met nummer 15834. Terrein met resten van een ringwalburg uit de vroege middeleeuwen. Het is een van de 5 ringwalburgen die Zeeland rijk is. Datering: laat 9de eeuw; 2e fase begin 10de eeuw. De diameter inclusief de gracht bedraagt 365 m. De wal is 12-16 m breed, de gracht circa 50m (in ieder geval min. 20m). De burg is in de late Middeleeuwen overstoven en bedekt met circa 60 cm duinzand. Op een tweetal plekken in de directe nabijheid van het museum is de wal nog zichtbaar in reliëf. Het monument verkeert in goede staat, onder de bebouwing van Domburg. Er hebben meerdere opgravingen en proefonderzoeken plaatsgevonden in de periode 1986-1993 (ROB), maar ook nadien nog (2001; ROB). Aan de binnenzijde van de wal is een opeenvolging van woonniveaus aanwezig. De kwaliteit van het aangetroffen organische materiaal is goed. Het monument omsluit 4 ruimtelijk gescheiden delen van een wettelijk beschermd monument (nr. 11276; zie aldaar). Het sluit aan bij mon.nr 13640, de oude stadskern van Domburg. De stadskern strekt zich ook uit tot buiten de grenzen van nr. 13640 en valt ten dele samen met onderhavige monument (nr 15834). Overige archeologische vindplaatsen Archis2 is het geautomatiseerde Archeologisch Informatiesysteem voor Nederland. Het bestaat uit een databank waarin allerlei gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen in Nederland zijn opgeslagen, daterend van de Prehistorie tot de Nieuwe Tijd. In dit rapport zijn de Pagina 22 van 45

bekende archeologische waarden op een door Grontmij samengestelde Archeologische Basisgegevens Kaart (een combinatiekaart met daarop, in een straal van 1 km van het onderzoeksgebied, aangegeven de indicatieve archeologische waarde, de AMK terreinen, de waarnemingen en vondstmeldingen, de onderzoeksmeldingen en de ligging van het onderzoeksgebied) in Bijlage 3 weergegeven. In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn 24 vindplaatsen bekend. In tabel 6 een overzicht hiervan. Tabel 6. Overzicht ARCHIS-waarnemingen/vondstmeldingen Archiswaarnemingsnummer Datering Aard van de melding 19813 VMEC Melding van een aantal aardewerkvondsten uit de vroege middeleeuwen (725-900 na Chr.) aan de Noordstraat. 19899 VMED-LMEA Melding van een aantal aardewerkvondsten (Kogelpot, Pingsdorf) uit de middeleeuwen (900-1250 na Chr.) aan de Duinenburg. 19964 LME Tijdens graafwerkzaamheden ter hoogte van het kruispunt van de Schuitvlotstraat/ t Groentje en de Ooststraat werden resten aangetroffen van sarcofagen in rode zandsteen en in tufsteen. Hierbij werd ook menselijk botmateriaal gevonden. Daarnaast werden verschillende bakstenen aangetroffen en wat kleinere voorwerpen in metaal en bot uit de late middeleeuwen (1050-1500 na Chr.). 19972 LMEA-LMEB Tijdens archeologisch onderzoek werden hier de resten van de Duinburcht aangetroffen. 19984 LMEB-NTA Op het eind van de 19 e eeuw werd in het Karregat werden een muntschat aangetroffen (gedateerd net na 1521 na Chr.). 19985 LMEB Tijdens rioleringswerkzaamheden aan het kruispunt Noordstraat-Zuidstraat werden enkele fragmenten aardewerk en dierlijk botmateriaal (1250-1500 na Chr.) aangetroffen. 19986 NTA Aan de Badhuisweg werden de resten van een overwelfde kelder aangetroffen (na 1600 na Chr.). 21953 VMEC-LMEA Vondstmateriaal uit archeologisch onderzoek op het terrein van de Ringwalburcht (Duinenburg). Er werden twee fasen onderkend. De basis werd op basis van het Badorf aardewerk gedateerd in de vroege middeleeuwen (725-900 na Chr.) Een tweede fase dateert uit de volle middeleeuwen (1050-1250 na Chr.). 21954 VMEC-LMEA Archeologisch onderzoek op het terrein van het Badhotel. Er werden restanten van de ringwalburg aangetroffen. Onder de wal van de burg werd een skelet van een vrouw aangetroffen. 21955 VMEC- VMED Archeologisch onderzoek op een terrein (terrein de Visser) ten westen van de Schuitvlotstraat. Hier werd de wal van de ringwalburg ook aangetroffen. In de lengterichting van de wal werd een doodskist aangetroffen. De kist moet geconstrueerd zijn gelijktijdig met het opwerpen van de wal. 22113 VMED-LMEA Tijdens graafwerkzaamheden voor een parkeerkelder van het Badhotel werd de wal van de ringwalburg in het profiel gedocumenteerd. De burg wordt hierdoor gedateerd in de 9 e eeuw, met een latere fase na het buiten gebruik raken van de burg uit de 10 e en 11 e eeuw. Pagina 23 van 45

26544 VMED In de bouwput voor appartementen naast het Badhotel werden ook resten van de ringwalburg aangetroffen. In deze waarneming wordt ook verwezen naar andere waarnemingen op het terrein. 46091 VMED-NTA Onderzoek naar aanleiding van de uitbreiding van de supermarkt op het kruispunt van de Singel met de Schuitvlotstraat. Hier werd naast de wal van de ringwalburg, ook nog de paalsporen en een kinderskelet aangetroffen. Het corresponderende aardewerk was te dateren in de vroege middeleeuwen (900-1050 na Chr.). Tijdens dit onderzoek werden ook nog recentere sporen van bewoning aangetroffen (1500-1650 na Chr.). 50878 LMEB-NTC Bij een booronderzoek aan de Singel werden enkele fragmenten aardewerk aangetroffen te dateren tussen 1250 en 1650 na Chr. 50884 XME-NT Waarneming bij booronderzoek aan de Noordstraat. Hier werden enkele fragmenten aardewerk, glas en natuursteen aangetroffen in de grondlagen. Deze archeologisch indicatoren werden gedateerd in de middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. 236023 VMED-NTC Tijdens de bouw van appartementen op de terreinen werd in de verschillende bouwputten de opgevulde gracht van de ringwalburg aangetroffen. Er werden ook afvalkuilen gevonden uit de vroege 20 e eeuw, die verband houden met het oude badhotel. De locatie van de waarneming is fout en vermoedelijk valt deze waarneming samen met waarnemingsnummer 26544. 408498 VMED-LMEB Tijdens een booronderzoek aan de Schuitvlotstraat werden verschillende fragmenten aardewerk, huttenleem en dierlijk bot aangetroffen in de verschillende grondlagen. Het aardewerk is te dateren in de periode tussen 900 en 1250 na Chr. en is te relateren aan de ringwalburg en het middeleeuwse Domburg. In de boringen konden een drietal bewoningsniveaus worden herkend: een bovenste niveau uit de Late Middeleeuwen A (LMEA, 1050-1250 A.D.) op circa 2.18-2.97 meter +NAP, een tweede en dieper gelegen niveau uit de Late Middeleeuwen A op circa 1.37-2.28 meter +NAP en een diepst voorkomend niveau uit de Vroege Middeleeuwen D (VMED, 900-1050 A.D.) op circa 0.62-1.30 meter +NAP. 412125 LMEB-NTC Bij een booronderzoek aan de Wijngaardstraat werden fragmenten aardewerk geborgen uit stedelijke ophooglagen. Deze lagen zijn te dateren vanaf 1250 tot heden. 412150 LMEA-LMEB Booronderzoek aan de Kikkerpit. Hier werden in een aantal boringen archeologische indicatoren uit de late middeleeuwen aangetroffen. 419658 LMEB-NTC Archeologische Begeleiding van een bouwput aan de Zuidstraat. Hier werden enkel sporen uit de Nieuwe Tijd gedocumenteerd. Er werden ook enkele kloostermoppen gevonden in de recentere ophooglagen. 424990 VMEC-NTC Aan de Kikkerpit werd een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Hier zijn de resten van een laatmiddeleeuws erf en cultuurlagen uit dezelfde periode aangetroffen. 427143 VMED-NTA Proefsleuvenonderzoek aan de Badstraat. Hier wer- Pagina 24 van 45