Octrooihoudster : H. van Wijnen B.V., te Krimpen a/d IJssel : drs. A.J.W. Hooiveld, vergezeld van de heren P. de Snoo en D.

Vergelijkbare documenten
Datum 24 juni 2013 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

RIJSWIJK, 6 juni mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ir. D. van den Berge ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest, secretaris

RIJSWIJK, 29 juni mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ing. J. de Vries ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest, secretaris

RIJSWIJK, 10 november mevr. mr. C. Eskes, voorzitter mr.drs. R.C.D.E. Hasekamp drs. H.J.H. Korfage mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg, secretaris

Verzoekster: Gerhardus Frederikus Ophuis h.o.d.n. Ophuis Engineering te Hengelo Gemachtigde: mw. ir. W.H. Slikker

: HBC International A/S te Svenstrup, Denemarken Fase Partner voor de automotive te St. Gillis-Waas, België Inventive Repair te Heerenveen, Nederland

Albert Eltjo Doewe van Capelleveen te Bleiswijk ir. A. Ferguson, octrooigemachtigde te Den Haag

Sulphide Productions (HK) Ltd te Hong Kong

RIJSWIJK, 28 juli mw. mr. C. Eskes, voorzitter ing. J. de Vries ir. J.P.F. Barneveld Binkhuijsen ir. B.L. van Soest, secretaris

mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest ir. J.C. Hordijk, secretaris

Handelsmaatschappij Boumans Benschop B.V. te IJsselstein

Advies ex art. 84 jº art. 76, lid 1 Rijksoctrooiwet 1995 Nederlands octrooi

RIJSWIJK, 29 januari Mr. Drs. R.C.D.E. Hasekamp, voorzitter Drs. H.J.H. Korfage Mr. J.L. Driessen Mw. Ir. A.E. Heezius, secretaris

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. B.L. van Soest ir. P.C.A. de Haas ir. J.C. Hordijk, secretaris

RIJSWIJK, 15 november mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. A.A.M. Bexkens ir. F.A.T. van Looijengoed, secretaris

mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest ir. J.C. Hordijk, secretaris

BUREAU VOOR DE INDUSTRIËLE EIGENDOM RIJSWIJK, 14 december 2004

River Hopper B.V. te Zwijndrecht ir. H.A. Witmans, octrooigemachtigde te Arnhem

RIJSWIJK, 24 november mw. mr. C. Eskes, voorzitter ir. L.Th.M. Crouzen ir. M. Martin ir. F.A.T. van Looyengoed, secretaris

RIJSWIJK, 8 augustus mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. B.L. van Soest mw. drs. S. Jonkhart, secretaris

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

RIJSWIJK, 12 december mw. mr. C. Eskes, voorzitter ir. J.G. Hofman mr.dr.ir. M.W.D. van der Burg mw. mr. A.P. van Rooden, secretaris

RIJSWIJK, 15 februari mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ir. D. van den Berge mr.dr.ir. M.W.D. van der Burg mevr. dr. N.O.M. Rethmeier, secretaris

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter dr. ir. S.C.J. Worm drs. S. Jonkhart ir. W. Boek, secretaris

BUREAU VOOR DE INDUSTRIËLE EIGENDOM RIJSWIJK, 19 januari 2005

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter mevr. drs. S. Jonkhart dr. ir. J.W. Meewisse ir. W. Boek, secretaris

Datum 28 november 2012 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

ir. K.J. Metman, octrooigemachtigde te Amsterdam

Maxi Miliaan te Helmond en Dorel Juvenile Group te Helmond. Octrooihouder: Bébécar Utilidades para Criança, Lda te Caldas de Sao Jorge, Portugal

RIJSWIJK, 21 oktober Mr. J.L. Driessen Ir. D. van den Berge Ir. A.A.M. Bexkens Mw. mr. A.P. van Rooden, secretaris

RIJSWIJK, 9 januari mr. I.W. van der Eijk, voorzitter ir. J.G. Hofman mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg mw. mr. A.P. van Rooden, secretaris

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter dr. ir. J.W. Meewisse ir. J.C. Hordijk ir. S. el Bouazzaoui, secretaris

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon fax Beschikking A. - B.

Sulphide Productions (HK) Ltd te Hong Kong

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

De inhoud van de hiervoor genoemde stukken dient als hier ingelast te worden beschouwd.

ir. M. H. Luten dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens dr. ir. J.W. Meewisse dr. ir. M. van der Vlugt, secretaris

RIJSWIJK, 4 mei mevr. mr. C. Eskes, voorzitter ing. J. de Vries ir. A.A.M. Bexkens ir. F.A.T. van Looijengoed, secretaris

mr.dr.ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens mw. drs. S. Jonkhart dr.ir. J.W. Meewisse, secretaris

dr. ir. G.J.C. Verdijck

dr.mr.ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens dr.ir. J.W. Meewisse ir. J.C. Hordijk, secretaris

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter dr. ir. S.C.J. Worm mw. drs. S. Jonkhart ir. W. Boek, secretaris

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. B.L. van Soest ir. P.C.A. de Haas ir. S. el Bouazzaoui

Verzoeksters: MBrands International B.V. en MBrands B.V., beide gevestigd te Katwijk Gemachtigde: drs. J.W. Burger

Datum 20 december 2013 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

RIJSWIJK, 4 November mw. mr. C. Eskes, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. J.P.F. Barneveld Binkhuijsen ir. B.L. van Soest, secretaris

De hierna volgende tekst is een afdruk van de beschrijving met conclusie(s) en tekening(en), zoals deze op bovengenoemde datum werd ingediend.

RIJSWIJK, 17 juli mw. mr. C. Eskes (voorzitter) ir. D. van den Berge mr. J.L. Driessen (tevens secretaris)

Datum 14 september 2012 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi

Octrooihoudster: Bébécar Utilidades para Criança S.A. te Caldas de S. Jorge, Portugal

Beslissing van 2 maart 2011 van de Raad van Toezicht voor de Octrooigemachtigden inzake de klacht van

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. B.L. van Soest dr. ir. M. van der Vlugt dr. ir. I.M. Stuijt-Noordhoek, secretaris

De inhoud van de hiervoor genoemde schriftelijke stukken dient als hier ingelast te worden beschouwd.

te Yerseke te Zoutkamp te Harlingen te Arnemuiden te Jüchen, Duitsland en

ANONIEM BINDEND ADVIES

Cola Dairy Products S.p.A. te Napels, Italië

RIJSWIJK, 10 november ing. J. de Vries, voorzitter ir. A.A.M. Bexkens mr. I.W. v.d. Eijk ir. B.L. van Soest, secretaris

mr. ir. D.J. Dronrijp te Capelle a.d. IJssel, ing. E.C. Dronrijp te Nieuwerkerk en ing. J.G.E. Keetels MBA te Valkenswaard

Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. UITSPRAAK

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

ir. G.J.M. Verhees, die daarbij was vergezeld van mr. T.W.F. Overdijk, advocaat te

Datum 19 september 2013 Betreft Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 inzake NL octrooi Grendene S/A te Farroupilha, Brazilië

ANONIEM BINDEND ADVIES

mr. J.L. Driessen, voorzitter mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg ir. B.L. van Soest ir. J.C. Hordijk, secretaris

OPGAVE A. Bijlagen Bijlage A1: brief van de cliënt Bijlage D1: gepubliceerde octrooiaanvrage

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

prof. dr. ir. H.R. Brouwer

B.V. Machinefabriek P.M. Duyvis te Koog a.d. Zaan ir. A.R. Aalbers

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

verordening bezwaarschriftencommissie Gouda

SAMENVATTING. de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van Onderwijsgroep A, verzoeker, hierna te noemen de GMR

dr.mr.ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter dr. F. Liefrink dr.ir. J.W. Meewisse ir. J.C. Hordijk, secretaris

AÏerinzagelegging

nu

Samenvatting uitspraak. Interpretatiegeschil VO artikel 10 onder b WMS (wijziging onderwijs- en examenregeling)

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. P.C.A. de Haas dr. ir. J.W. Meewisse ir. J.C. Hordijk, secretaris

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

De commissie adviseert de bezwaren van reclamant ongegrond te verklaren en het bestreden raadsbesluit van 18 maart 2003 in stand te laten.

verzoeksters) hebben op 29 september 2016 een verzoekschrift ingediend bij

RIJSWIJK, 1 mei mw. mr. C. Eskes, voorzitter ir. J.G. Hofman ir. D. van den Berge ir. J. Lutter, secretaris

RIJSWIJK, 13 april mr. I.W. v.d. Eijk, voorzitter ing. J. de Vries ir. A.A.M. Bexkens ir. B.L. van Soest, secretaris

de Centrale medezeggenschapsraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de CMR gemachtigde: mr. J.L.J.E. Koster

2. De Raad van Toezicht heeft op 6 juli 2006 een kopie van de klacht aan B. toegezonden met het verzoek op de klacht te reageren.

dr. mr. F. Liefrink, voorzitter ir. P.C.A. de Haas dr. ir. J.W. Meewisse ir. M.C. van der Wel, secretaris

RIJSWIJK, 16 december mr. J.L. Driessen, voorzitter ir. L.Th.M. Crouzen dr. ir. S.C.J. Worm mr. dr. ir. M.W.D. van der Burg, secretaris

o

Samenvatting. Interpretatiegeschil PO artikel 11 onder j WMS (beleid m.b.t. toelating van leerlingen)

dr. mr. ir. M.W.D. van der Burg, voorzitter ir. P.C.A. de Haas ir. J.C. Hordijk ir. M.C. van der Wel, secretaris

Te hoge huurprijs vastgesteld? Summiere onderbouwing taxatierapport. Gebrek aan communicatie.

ANONIEM BINDEND ADVIES


RAAD VAN TOEZICHT VOOR Postbus GE RIJSWIJK DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Tel Fax

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de Hogeschool A te C, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: mr. L.C.J.

ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Doetinchem, gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;

Het gerechtshof te Arnhem, tweede meervoudige belastingkamer;

Transcriptie:

RIJSWIJK, 17 juni 1998 mevr. mr. C. Eskes, voorzitter mr.drs. R.C.D.E. Hasekamp ing. J. de Vries mr. I.W. van der Eijk, secretaris Advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 Nederlands octrooi! " Verzoekster Gemachtigde : Paling en Zalmfileerderij J. Foppen B.V., te Harderwijk : mr.ir. J. van Breda, vergezeld van mr. F.B.A.M. van Oss Octrooihoudster : H. van Wijnen B.V., te Krimpen a/d IJssel Gemachtigde : drs. A.J.W. Hooiveld, vergezeld van de heren P. de Snoo en D. van Prooijen #$&%(')$*,+.-/' Verzoekster heeft op 10 april 1998 een verzoekschrift (met bijlagen) ingediend, met verzoek een advies volgens artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 uit te brengen omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 75, eerste lid Rijksoctrooiwet 1995 genoemde nietigheidsgronden op het Nederlandse octrooi 1000026. De octrooihoudster heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend op 27 april 1998. Ter hoorzitting van het Bureau I.E. van 15 mei 1998 hebben partijen hun standpunten doen bepleiten, verzoekster door mr.ir. J. van Breda, octrooihoudster door drs. A.J.W. Hooiveld, waarbij de eerste een pleitnota heeft overgelegd en de laatste een video heeft vertoond. De inhoud van vorengenoemde stukken wordt als hier ingelast beschouwd.

2 $ $ + % $ - Octrooihoudster - nader te noemen van Wijnen - is rechthebbende op het Nederlands octrooi 1000026, haar op een aanvrage van 3 april 1995 op de voet van de Rijksoctrooiwet 1995 onder dagtekening 4 oktober 1996 verleend voor een "Werkwijze voor het verwerken van vis, in het bijzonder zalm, alsmede inrichting voor toepassing van de werkwijze". Conclusie 1 van het octrooi luidt als volgt: 1. Werkwijze voor het verwerken van vis, in het bijzonder zalm, waarbij de vis in delen wordt gesneden en de visdelen vervolgens hechtend met elkaar worden verbonden door behandeling met $&%,$&% een hechtmiddel, bij voorkeur bestaande uit een mengsel van fibrinogeen en thrombine,,$ - $ * % de vis wordt gesneden in plakken met een zo weinig per plak variërende dikte dat, bij het op elkaar in een vorm leggen van de plakken telkens onder tussenaanbrenging van het hechtmiddel, door vervorming onder behoud van structuur van de plakken, een massieve viskolom wordt gevormd, terwijl conclusie 8 als volgt luidt: 8. Inrichting voor toepassing bij de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 7, $&%,$&%,$ - $,* % deze een langwerpige vorm bevat. Het octrooi bevat 7 werkwijze-conclusies en drie inrichting-conclusies. $ /$ $ -- $ )$ % $ Verzoekster - nader te noemen Foppen - stelt zich op het standpunt dat het octrooi nietig is en wel, kort weergegeven, op de volgende gronden. Conclusie 1 is niet nieuw, gezien het bekende uit de Nederlandse octrooiaanvragen 9302194 ("Nidera") en 7206554 ("Unilever"). Bij "Nidera" betreft het een oudere, niet-voorgepubliceerde, en dus colliderende aanvrage. De aanhef van conclusie 1 is ook bekend uit de Nederlandse (colliderende) aanvrage 9401943 ("van Wijnen I"). Met de beweerdelijke uitvinding wordt beoogd ten opzichte van van Wijnen I een minder stappen vergende, efficiëntere en goedkopere wijze van vervaardiging te verschaffen van schijfjes vis, in het bijzonder zalm, van vaste afmetingen met een gewenst gewicht. De daartoe onder het kenmerk van conclusie 1 voorgestelde wijze van werken is bekend zowel uit Nidera als uit Unilever. Nidera heeft betrekking op een werkwijze voor het bereiden van een samengevoegd visprodukt uit visdelen, die aan elkaar zijn gehecht doordat deze in een vorm zijn gebracht en door middel van een in hoofdzaak uit fibrine bestaand eiwitgel aan elkaar zijn gehecht. Daarbij wordt als doelmatig genoemd om de vis in zijden of moten in een vorm te stapelen. De zijden of moten worden dan op de beoogde aanrakingsvlakken bespoten met fibrinogeen en thrombine, zodat de stukken door inwerking daarvan

3 aan elkaar kunnen hechten (blz. 3, regels 23-28). Ondanks de omstandigheid dat geen of praktisch geen druk op de vis wordt uitgeoefend, wordt een goede hechting verkregen zonder dat delen op elkaar worden geperst. De vorming van met lucht gevulde holten treedt in de praktijk volgens Nidera niet op (blz. 4, regels 5 t/m 15). Aldus is conclusie 1 uit Nidera bekend. Ook Unilever is schadelijk voor de nieuwheid van conclusie 1. De volgconclusies Conclusie 2 voegt aan de eerste conclusie toe dat de vis eerst langs zijn symmetrievlak in twee delen wordt gesneden, waarna elk deel vervolgens in plakken wordt gesneden. Deze maatregelen zijn reeds uit Nidera en Unilever bekend. Conclusies 3 en 4, die betrekking hebben op de afmetingen van de plakken, vormen geen eenheid van uitvinding met het onderwerp van de hoofdconclusie, en bevatten verder geen uitvinding nu de afmetingen van de plakken zoals deze in de conclusies worden voorgesteld direct afhankelijk zijn gesteld van het brood of toastje dat met de zalm belegd zal worden. Conclusie 5 is niet nieuw, gezien het bekende uit Nidera en Unilever. Conclusie 6 specificeert dat de vorm met daarin de massieve viskolom wordt gekoeld/ingevroren tot een temperatuur waarop de massieve viskolom afzonderlijk verder kan worden verwerkt, dit is reeds bekend uit Unilever en van Wijnen I. Conclusie 7 geeft een maatregel waaraan geen zelfstandige betekenis toekomt, omdat deze het gevolg is van de maatregel volgens conclusie 6. De inrichting-conclusie 8 zegt niets anders dan dat de inrichting een langwerpige vorm moet bevatten. Dergelijke inrichtingen zijn er vele, onder andere in Nidera en Unilever. Ook de Franse octrooiaanvrage FR-A-2094050 ("Blanchard") toont in figuren 1 en 2 een inrichting met een langwerpige vorm. De conclusies 9 en 10 worden geanticipeerd door Nidera en Unilever, en ook door Blanchard en van Wijnen I. Blanchard toont een volledig demontabele doos, dat wil zeggen een doos die is voorzien van losneembaar met elkaar verbonden zijwanden, bodem en deksel, bovendien is de doos rechthoekig.

4 #$&% $ $ $ - % )+ /* % $ Van Wijnen verweert zich primair op basis van de conclusies van haar Nederlandse octrooi, maar verzoekt - subsidiair - de conclusies van dit octrooi vervangen te mogen beschouwen door de conclusies van het corresponderende, op 27 mei 1998 te verlenen Europese octrooi nr. 0716814, en op basis hiervan in het advies tot geldigheid van het Nederlandse octrooi te concluderen. Van Wijnen heeft in haar verweerschrift uiteengezet dat haar vinding betrekking heeft op de voor de catering-industrie belangrijke "portion controlled salmon", dat wil zeggen het kunnen leveren van zalmdelen met steeds precies de gewenste afmetingen en met nagenoeg precies hetzelfde gewicht. De hiertoe in conclusie 1 voorgestelde maatregelen zijn niet terug te vinden in de door Foppen genoemde publicaties. Nidera geeft een werkwijze waarbij wordt uitgegaan van gesneden zalmmoten die ieder een gewicht hebben van circa 1,5 kg., die in een doosvormige vorm met een afmeting van 50 cm. lengte, 13 cm. breedte en 8 cm. hoogte worden aangebracht (zie voorbeeld 1). Onderzoek van van Wijnen heeft uitgewezen dat zalmmoten met een dergelijk gewicht te groot zijn om te voorkomen dat tussenruimten ontstaan. Door nu volgens de hoofdconclusie van het onderhavige Nederlandse octrooi zalmplakken met relatief geringe afmetingen in een vorm op elkaar te leggen zullen de plakken, zonder vorming van tussenruimtes, volledig tegen elkaar aan liggen, doordat elke plak vanwege de geringe variërende dikte daarover enigszins vervormt, zonder overigens de visstructuur daarin te beschadigen (zie de beschrijving van het octrooi blz. 4, regels 26-32). De Nederlandse octrooiaanvrage 7206554 van Unilever is evenmin bezwarend, omdat het in alle voorbeelden uitgaat van het onder druk plaatsen van zalmfilets, wat volgens het onderhavige octrooi dient te worden vermeden (zie beschrijving, blz. 3, regels 5-14). #$&% )* +.$ -,$&% $ Beoordeeld zijn in de eerste plaats de uitsluitende rechten zoals omschreven in de conclusies 1 t/m 10 van het Nederlandse octrooi 1000026. De werkwijze volgens conclusie 1 is naar de mening van het Bureau niet nieuw ten opzichte van de werkwijze die beschreven wordt in de oudere, niet-voorgepubliceerde Nederlandse aanvrage 9302194 (Nidera). De aanhef van conclusie 1 staat in deze oudere aanvrage beschreven (zie de beschrijving, blz. 1, regels 6 t/m 9, in samenhang met regel 14 waar als hechtmiddel fibrine wordt genoemd). In het kenmerkend gedeelte van conclusie 1 is vervolgens aangegeven dat de vis in plakken wordt gesneden en elke plak zo weinig in dikte varieert, dat wanneer deze plakken op elkaar in een vorm worden gelegd en tussen de plakken het hechtmiddel wordt aangebracht, deze plakken door vervorming, onder behoud van de structuur van de plakken, een massieve viskolom vormen. Er treden met andere woorden geen met lucht gevulde holten op tussen de opeenvolgende, op elkaar gelegde plakken. Over de afmetingen van

5 deze plakken wordt in conclusie 1 niet gesproken. Eenzelfde werkwijze staat beschreven in de Nideraaanvrage, zie de beschrijving op blz. 3, regels 23-28 en blz. 4, regels 5-15. Aan deze passages is te ontlenen dat moten vis onder aanbrenging van het hechtmiddel in een vorm op elkaar worden gestapeld, waarbij zonder het uitoefenen van druk deze moten zonder insluiting van met lucht gevulde holten een viskolom vormen. Nu de moten vis, evenals de plakken volgens de onderhavige werkwijze, op elkaar worden gelegd zal op vergelijkbare wijze sprake zijn van het optreden van (een geringe) vervorming, met behoud van de structuur van de moten. Hierna zou als laatste verschil overblijven dat bij de geoctrooieerde werkwijze de vis wordt gesneden in plakken "met een zo weinig per plak variërende dikte", maar dit voorschrift, zoals namens octrooihoudster is toegelicht en ook op de ter zitting gedraaide video is getoond, houdt niet in dat enigerlei bijzondere maatregel wordt genomen om de plak over het gehele oppervlak een nagenoeg gelijke dikte te geven, daar niet anders wordt gedaan dan de vis (nadat deze bij voorkeur eerst langs zijn symmetrievlak in twee delen is gesneden) in plakken te snijden. Nu dit laatste ook gebeurt bij de Niderawerkwijze, is uit de Nidera-aanvrage 9302194 de materie van de gehele conclusie 1 bekend, en is deze conclusie niet meer nieuw te achten. Octrooihoudster heeft de vraag voorgelegd in welke vorm conclusie 1 wel als nieuw en inventief denkbaar zou zijn. Het Bureau heeft bij de beantwoording van deze vraag niet in de eerste plaats gekeken naar conclusie 1 van het corresponderende Europese octrooi, daar deze conclusie, na ingediend te zijn als een gelijkluidende versie van de onderhavige conclusie 1, tijdens de verleningsprocedure een aantal wijzigingen heeft ondergaan en niet meer te beschouwen is als een eenvoudige combinatie van een aantal conclusies, terwijl voorts uit het kenmerk is verdwenen de maatregel "whereby said slices vary so little in thickness". Het Bureau is daarom uitgegaan van het onderhavige octrooi 1000026 en heeft onderzocht op welke wijze de hoofdconclusie hiervan zodanig valt te beperken dat deze alsnog een octrooieerbare vorm zou krijgen. Het Bureau merkt hierover het volgende op. Blijkens de in de Nidera-aanvrage 9302194 beschreven voorbeelden worden moten vis van 1,5 kg. gebruikt (zie blz. 5, regel 32). Octrooihoudster heeft betoogd dat het door haar beoogde doel, namelijk het verkrijgen van een massieve viskolom zonder luchtinsluitsels, met dergelijke grote en zware moten vis niet te realiseren is. In haar verweer ten opzichte van de Nidera-aanvrage stelt zij dan "Door overeenkomstig het kenmerk van de hoofdconclusie van het Nederlandse octrooi zalmplakken met relatief geringe afmetingen in een vorm op elkaar te leggen..." (verweerschrift blz. 3, begin 2 e alinea; zie ook de beschrijving van octrooi 1000026, blz. 4, regels 27/28). Omdat over de afmetingen van de te gebruiken plakken zalm in de voorliggende conclusie 1 niet wordt gesproken en dit blijkbaar toch een essentieel onderdeel van de werkwijze is, zal conclusie 1 gecombineerd moeten worden met conclusie 3, respectievelijk conclusie 4. Dan is duidelijk welke lengte- en breedte-afmetingen een plak vis moet hebben om de beoogde massieve viskolom te kunnen realiseren. Teneinde echter ook te kunnen voldoen

6 aan het vereiste dat uit de massieve viskolom schijfjes kunnen worden gesneden, waarin de oorspronkelijke herkenbare structuur in de langsrichting van de zalm behouden blijft (zie de beschrijving blz. 6, regels 14-18) is tevens nodig conclusie 5 in de combinatie te betrekken. Blijkens de door octrooihoudster gegeven toelichting en de getoonde video moet het voorschrift van conclusie 5 dan zo worden verstaan dat de plakken met de oorspronkelijke lengterichting van de vis niet alleen evenwijdig aan de bodem van de vorm op elkaar worden gelegd, maar dat de plakken ook onderling evenwijdig aan elkaar worden opgestapeld: opeenvolgende plakken mogen dus niet 90 ten opzichte van elkaar worden gedraaid, omdat dan slecht-ogende schijfjes uit de viskolom worden verkregen, dat wil zeggen schijfjes van inferieure kwaliteit. Vanzelfsprekend geldt e.e.a. slechts voor zover het om vierkante plakken gaat. Bij dit advies zijn twee werkwijze-conclusies gevoegd, die de hierboven besproken combinatie van de conclusies 1, 3 en 5 dan wel 1, 4 en 5 bevatten. Ten aanzien van de in deze conclusies onder het kenmerk voorkomende zinsnede "dat de vis wordt gesneden in plakken met een zo weinig per plak variërende dikte, dat bij het op elkaar in een vorm leggen van de plakken... door vervorming onder behoud van de structuur van de plakken, een massieve viskolom wordt verkregen" merkt het Bureau het volgende op. Nu deze zinsnede, zoals hierboven is besproken, volgens octrooihoudster niet inhoudt dat enigerlei bijzondere maatregel wordt genomen om de plak over het gehele oppervlak een nagenoeg gelijke dikte te geven, moet de zinsnede naar de mening van het Bureau veeleer zo worden verstaan dat door de keuze van (uitgangs)plakjes vis van relatief geringe afmetingen, welke plakjes vervolgens in een verticale kolom op elkaar worden gestapeld, ondanks de binnen elk plakje optredende dikteverschillen toch het resultaat wordt bereikt zoals omschreven op blz. 4, regels 28-32 van de onderhavige beschrijving, namelijk dat de plakken - zonder vorming van tussenruimtes - volledig tegen elkaar aanliggen, doordat elke plak vanwege de geringe variërende dikte daarover enigszins vervormt, zonder overigens de visstructuur daarin te beschadigen. Met andere woorden, het effect dat door octrooihoudster wordt aangeduid als "compensatie door vervorming", wordt alleen bereikt indien men uitgaat van plakjes vis met relatief geringe afmetingen. Daarbij zal bij het op elkaar stapelen van de plakjes in de kolom, zoals door octrooihoudster is toegelicht en in figuur 1 van het octrooi ( zie "inleggen" en "snijden") is af te lezen, enige zorgvuldigheid worden toegepast in die zin dat men de dikkere kant van een plakje zal neerleggen op de dunnere kant van het voorgaande plakje. De bijgevoegde conclusies 1 en 2 zijn nieuw ten opzichte van de werkwijze als beschreven in de Nederlandse aanvrage 9302194, omdat daarin niet de suggestie wordt gedaan gebruik te maken van plakken vis met relatief geringe omtreksafmeting. De conclusies zijn evenmin bekend te achten uit de Unilever-aanvrage 7206554, omdat geen druk wordt toegepast om een massieve viskolom te verkrijgen.

7 Het Bureau is voorts van oordeel dat de conclusies, mede gezien het met de nieuwe maatregelen verkregen resultaat, een inventieve werkwijze bevatten. Omtrent de overblijvende volgconclusies wordt het volgende opgemerkt. Conclusie 2 heeft betrekking op een normale handeling bij het verwerken van vis, en is alleen reeds noodzakelijk om de hoofdgraat te kunnen verwijderen. Het Bureau acht daarom de voorgestelde maatregel te triviaal om inventief te kunnen zijn. Conclusie 6 betreft een maatregel die op zichzelf bekend is uit de Nederlandse aanvrage 7206554 (zie blz. 5, regels 22-35), en toepassing hiervan bij de onderhavige werkwijze wordt binnen het bereik van de vakman geacht. Hetzelfde geldt voor de maatregel van conclusie 7, die op zichzelf eveneens bekend is uit de aanvrage 7206554 (blz. 5, regel 4-12). De maatregelen van de inrichting-conclusies 8, 9 en 10 zijn op zichzelf nietszeggend. In combinatie leveren de maatregelen echter een inrichting op die niet bekend is uit de Franse octrooiaanvrage 2094050 (Blanchard), en die op bijzondere wijze geschikt is om de onderhavige werkwijze toe te passen. Aan de bij dit advies gevoegde werkwijze-conclusies is derhalve als conclusie 3 een inrichting-conclusie toegevoegd, die een combinatie inhoudt van de geoctrooieerde conclusies 8, 9 en 10. Op grond van het vorenoverwogene komt het Bureau I.E. tot het advies de door verzoekster aangedragen nietigheidsgronden gedeeltelijk toepasselijk te achten op het Nederlandse octrooi 1000026. De materie van de volgconclusies die standhoudt in combinatie met conclusie 1, alsmede een gecombineerde inrichting-conclusie zou als volgt tot uitdrukking gebracht kunnen worden: )- +.$ 1. Werkwijze voor het verwerken van vis, in het bijzonder zalm, waarbij de vis in delen wordt gesneden en de visdelen vervolgens hechtend met elkaar worden verbonden door behandeling met een $&%,$&% hechtmiddel, bij voorkeur bestaande uit een mengsel van fibrinogeen en thrombine,,$ - $, dat de vis wordt gesneden in plakken met een zo weinig per plak variërende dikte, dat bij het op elkaar in een vorm leggen van de plakken telkens onder tussenaanbrenging van het hechtmiddel, door vervorming onder behoud van de structuur van de plakken, een massieve viskolom wordt gevormd, waarbij althans nagenoeg rechthoekige plakken worden gesneden met een lengte en een breedte, die onafhankelijk van elkaar inliggen tussen 8 en 12 cm., in het bijzonder tussen 9 en 11 cm., doch die beide bij voorkeur circa 10 cm. bedragen, waarbij de plakken zodanig op elkaar in de vorm worden gelegd dat de oorspronkelijke lengterichting van de vis waarvan de plakken afkomstig zijn, evenwijdig aan de bodem van de vorm verloopt.

8 2. Werkwijze voor het verwerken van vis, in het bijzonder zalm, waarbij de vis in delen wordt gesneden en de visdelen vervolgens hechtend met elkaar worden verbonden door behandeling met een $&%,$&% hechtmiddel, bij voorkeur bestaande uit een mengsel van fibrinogeen en thrombine,,$ - $, dat de vis wordt gesneden in plakken met een zo weinig per plak variërende dikte, dat bij het op elkaar in een vorm leggen van de plakken telkens onder tussenaanbrenging van het hechtmiddel, door vervorming onder behoud van de structuur van de plakken, een massieve viskolom wordt gevormd, waarbij althans nagenoeg rechthoekige plakken worden gesneden met een lengte en een breedte die onafhankelijk van elkaar inliggen tussen 3 en 7 cm. in het bijzonder tussen 4 en 6 cm., doch die beide bij voorkeur circa 5 cm. bedragen, waarbij de plakken zodanig op elkaar in de vorm worden gelegd dat de oorspronkelijke lengterichting van de vis waarvan de plakken afkomstig zijn, evenwijdig aan de bodem van de vorm verloopt. $&%,$&% 3. Inrichting voor toepassing bij de werkwijze volgens conclusie 1 of volgens conclusie 2,,$ - $, dat deze een langwerpige vorm bevat, die in dwarsdoorsnede rechthoekig is en is voorzien van losneembaar met elkaar verbonden zijwanden, bodem en deksel, waarbij het deksel in de lengterichting van de vorm beweegbaar is. Aldus gedaan, op 17 juni 1998 door C. Eskes, R.C.D.E. Hasekamp en J. de Vries voornoemd. w.g. C. Eskes w.g. I.W. van der Eijk