DE BIJZONDERE FINANCIERINGSWET: HEDEN EN



Vergelijkbare documenten
DE KLOOF TUSSEN DE TOTALE ONTVANGSTEN EN DE RIJKSMIDDELEN: EEN ANALYSE VAN DE PERIODE

The aim of this article is to present an overview of the current Special Finance

De federale dotaties voor het Vlaams en Franstalig onderwijs Evolutie en verdeling

De zesde staatshervorming en de

BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD. Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VR DOC.0085/1

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0277/4BIS

De Bijzondere Financieringswet

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse Instellingen, inzonderheid op de artikelen 42 en 63;

VLAAMS PARLEMENT VERSLAG. van het Rekenhof

bij de aanpassing van de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

De 6 de staatshervorming en de Bijzondere Financieringswet: een evaluatie


NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Spoor A2: De overdrachten aan de Gemeenschappen en Gewesten in het kader van de Bijzondere Financieringswet: K. Algoed D.

Themanummer Beschouwingen bij de hervorming van de Bijzondere Financieringswet

MEMORIE VAN TOELICHTING

WET VAN 5 MEI 2014 BETREFFENDE DIVERSE AANGELEGENHEDEN INZAKE DE PENSIOENEN VAN DE OVERHEIDSSECTOR. (B.S ) Uittreksels

De hervorming van de Bijzondere Financieringswet: wat zijn de gevolgen voor de houdbaarheid van de federale en gewestelijke overheidsfinanciën?

Technische nota bij de mededeling van het budget van financiële middelen op 1 januari 2019.

De financiële gevolgen van de verkiezingsuitslag van 25 mei 2014 voor de Vlaamse politieke partijen. Jef Smulders en Bart Maddens

De financiële gevolgen van de verkiezingsuitslag van 25 mei 2014 voor de Vlaamse politieke partijen. Jef Smulders en Bart Maddens

Juni 2012 De hervorming van de wet betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten 67

bij de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2016

DOWNLOAD OR READ : DE NIEUWE BIJZONDERE FINANCIERINGSWET VAN DE 6 PDF EBOOK EPUB MOBI

VR DOC.1224/2

Bijwerking van het advies van maart 2011 ten gevolge van de gewijzigde economische context

Spoor A2: De overdrachten aan de Gemeenschappen en Gewesten in het kader van de Bijzondere Financieringswet: e versie

Splitsing kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in Vraag en Antwoord

bij de aanpassing van de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2018

VR DOC.1297/3BIS

INITIATIEFADVIES. 21 november 2013

VLAAMSERAAD ONTWERP VAN DECREET. houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar Stuk 71B (BZ 1988) - Nr.

De perequatie van de overheidspensioenen

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November

De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat. Jef Smulders & Bart Maddens

MOETEN BRUSSELSE CLUBS KIEZEN: VLAAMS OF FRANS? Staatsrecht toegepast op de sport!

Tabel 1 Lijst van regeringen en ministers/staatssecretaris c.s., belast met het cultuurbeleid in de Belgische regeringen

VR DOC.0633/1BIS

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen AANGIFTE IN DE ROERENDE VOORHEFFING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 5, 1, I, 2, 3, 4 en 5 ;

Vlaamse begroting. Saskia Mahieu SBO van 8 juli 2015

ONDERFINANCIERING HOGER ONDERWIJS IN KAART

De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt

Gelet op het overleg gehouden op 4 juli 2017 in het Beheerscomité van FAMIFED;

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR

houdende invoering van een recht op kinderbijslag naar Deens model

MEMORIE VAN TOELICHTING

IE nr. : 620 FORFAIT 2016 REGULARISATIE 3 de LUIK 2016

Through peaceful and democratic reforms, Belgium has been transformed

ONTWERP VAN DECREET. houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2008 TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

Officieus gecoördineerde versie: oorspronkelijke tekst met opname van alle wijzigingen

Focus op de financiën van de gefedereerde entiteiten

Impact van de zesde staatshervorming op de Vlaamse administratie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Oeso s jaarrapport over België: Een commentaar

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

40 jaar Vlaams parlement

De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat. Jef Smulders & Bart Maddens

RAAD VAN STATE. Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State (artikelen 2, 3, 3bis, 4, 6bis, 84, 85, 85bis)

VR 2016 DOC.0943/1BIS

Brus sel, 19 mei Mijn heer de mi nis ter-pre si dent,

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen AANGIFTE IN DE ROERENDE VOORHEFFING

VLAAMSE RAAD ONTWERP VAN DECREET. tot instelling van een Gemeentefonds. Stuk 329 ( ) - Nr. 1 ZITTING APRIL 1990

VLAAMSE RAAD ONTWERP VAN DECREET

Ontwerp van decreet ( ) Nr juni 2012 ( ) stuk ingediend op

This article gives an overview of the evolution of the contributions

1. ESR-vorderingensaldo A. Resultaat 2010 verschil ESR-effect BGO 2010 BGC 2010 uitvoering 2010 uitvoering vs BC 10 onderbenutting ESR gecorrigeerde o

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt:

Advies van 10 maart 2014 met betrekking tot de wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 1990

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

Begrotingsopmaak 2012 Philippe Muyters

houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2012

VR DOC.1318/1BIS

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

D O C U M E N T A T I E B L A D

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

Inleiding De korven oppeling van de pensioenen aan een perequatiekorf Samenstelling van de korf De globale bezoldiging Ev

Vlaamse Regering VLAAMS MINISTER VAN ECONOMIE, BUITENLANDS BELEID, LANDBOUW EN PLATTELANDSBELEID

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Het Sectoraal comité voor de Federale Overheid (hierna: "het Comité");

SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST. protocol nr

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

VR DOC.0282/1BIS

Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (BS )

SUBSIDIARITEIT. Gelet op artikel 92bis, 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen ;

Koninklijk besluit van 30 mei 1997 houdende de versterking van de doeltreffendheid van de instrumenten voor financiële steun aan de export

Inhoud Inhoud I. Grondwet en (quasi-)constitutionele teksten II. Federale instellingen III. Gemeenschappen en Gewesten 167

September 2014 Vooruitzichten inzake de financiën van de gemeenschappen en de gewesten

Themanummer De financiën van de lokale overheden: evoluties en uitdagingen

Transcriptie:

DE BIJZONDERE FINANCIERINGSWET: HEDEN EN TOEKOMST Barbara Coppens Master in de economische wetenschappen Eindverhandeling ingediend met het oog op een benoeming tot attaché (A21) Economisch Advies bij de Studie- en Documentatiedienst van de Federale Overheidsdienst Financiën Federale Overheidsdienst Financiën - SEPTEMBER 2012 -

Inhoudsopgave 0. Inleiding...6 1. De Bijzondere Financieringswet na de vijfde staatshervorming...11 1.1. DE GEMEENSCHAPPEN...12 1.1.1. Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde...12 1.1.1.1. Basisbedrag (art. 38 & 39 BFW)...12 1.1.1.2. De bijkomende middelen ontvangen uit de btw (art. 40ter BFW)...15 1.1.2. Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting...18 1.1.2.1. Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting (art. 47 BFW)...18 1.1.2.2. Dotatie ter compensatie van het kijk- en luistergeld (art. 47bis BFW)...19 1.1.3. Specifieke dotaties...20 1.1.3.1. Dotatie voor de financiering van het universitair onderwijs dat aan buitenlandse studenten wordt verstrekt (art. 62 BFW)...20 1.1.3.2. De Lotto-middelen (art. 62bis BFW)...21 1.1.3.3. Dotatie voor de Nationale Plantentuin van België (art. 62ter BFW)...22 1.1.4. Eigen niet-fiscale ontvangsten (art. 2 BFW)...23 1.1.5. Leningen (art. 49 BFW)...23 1.1.6. De Gemeenschapscommissies...24 1.1.6.1. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (art. 65 BFW)...25 1.1.6.1.1. Eigen niet-fiscale middelen (art. 65 3 BFW)...25 1.1.6.1.2. Een dotatie vanwege de federale overheid (art. 65 4 BFW)...25 1.1.6.1.3. Leningen (art. 65 2 BFW)...25 1.1.6.2. Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie (art. 65bis BFW)...26 1.1.7. Evolutie van de middelen die de gemeenschappen ontvangen sinds 2002...26 1.1.7.1. De middelen die de gemeenschappen uit de btw-opbrengst ontvangen...27 1.1.7.2. De middelen ontvangen uit de PB-opbrengst...30 1.1.7.3. Specifieke dotaties...33 1.1.7.4. Totaal...36 1

1.2. DE GEWESTEN...41 1.2.1. Fiscale autonomie...41 1.2.1.1. De gewestelijke belastingen (art. 3 BFW)...42 1.2.1.2. Samengevoegde belasting: de personenbelasting (art. 6 2 BFW)...46 1.2.2. Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting (art. 34 BFW)...48 1.2.2.1. Eerste deel van de middelen uit de PB-opbrengst: basisbedrag (art. 33 BFW)...48 1.2.2.2. De negatieve term (art. 33bis BFW)...51 1.2.2.2.1. De overgangscorrectie (art. 33bis 2 BFW)...54 1.2.2.3. De nationale solidariteitstussenkomst (art. 48 BFW)...55 1.2.2.4. Middelen uit de PB-opbrengst...57 1.2.2.5. Bijkomende middelen ter financiering van de programma s voor wedertewerkstelling van werklozen (art. 35 BFW)...57 1.2.2.6. Bijkomende middelen...58 1.2.2.6.1. Landbouw (art. 35bis & art. 35ter BFW)...59 1.2.2.6.2. Landbouw en zeevisserij (art. 35quater BFW)...59 1.2.2.6.3. Wetenschappelijk onderzoek inzake landbouw (art. 35quinquies BFW)...60 1.2.2.6.4. Buitenlandse handel (art. 35sexies BFW)...61 1.2.2.6.5. Gemeentes en provincies (art. 35septies BFW)...61 1.2.3. De dode hand -compensatie (art. 63 BFW)...63 1.2.4. Eigen niet-fiscale ontvangsten (art. 2 BFW)...64 1.2.5. Leningen (art. 49 BFW)...64 1.2.6. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest...65 1.2.7. Evolutie van de middelen die de gewesten ontvangen sinds 2002...65 1.2.7.1. Middelen die de gewesten ontvangen uit de fiscale autonomie: gewestelijke belastingen...66 1.2.7.2. Het eerste deel van de middelen ontvangen uit de PB-opbrengst...71 1.2.7.3. De bijkomende middelen ontvangen uit de PB-opbrengst...77 1.2.7.4. Totaal...81 1.3. Samenvatting en knelpunten...87 2

1.3.1. Samenvatting...87 1.3.2. Knelpunten...88 1.3.2.1. Complexiteit en transparantie...88 1.3.2.2. Perverse effecten...89 1.3.2.2.1. Te veel solidariteit...89 1.3.2.2.2. De ontwikkelingsval...90 1.3.2.3. Fiscale autonomie en responsabilisering...90 2. De Bijzondere Financieringswet na de zesde staatshervorming...93 2.1. DE GEMEENSCHAPPEN...96 2.1.1. Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde...96 2.1.1.1. Nieuw basisbedrag...97 2.1.1.2. Verdeling en evolutie...98 2.1.2. Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting...99 2.1.2.1. Nieuw basisbedrag...99 2.1.2.2. Verdeling en evolutie...99 2.1.3. Financiering van de nieuwe bevoegdheden...100 2.1.3.1. Gezinsbijslag en FCUD...101 2.1.3.1.1. Gezinsbijslag...101 2.1.3.1.2. Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (FCUD)...103 2.1.3.2. Ouderenzorg...103 2.1.3.3. Gezondheidszorg...105 2.1.3.4. Andere bevoegdheden...107 2.1.4. Financiering van de reeds overgehevelde bevoegdheden en specifieke dotaties...108 2.1.5. Eigen niet-fiscale ontvangsten en leningen...108 2.1.6. De Gemeenschapscommissies...108 2.1.6.1. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie...108 2.1.6.2. Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie...109 2.1.7. Evolutie van de middelen die de gemeenschappen de komende tien jaar zullen ontvangen...110 3

2.1.7.1. Btw-middelen...111 2.1.7.2. PB-middelen...112 2.1.7.3. Totaal...113 2.2. DE GEWESTEN...115 2.2.1. Fiscale autonomie...115 2.2.1.1. Uitbreiding van de fiscale autonomie: Personenbelasting...115 2.2.1.1.1. Bedrag fiscale autonomie...115 2.2.1.1.2. Uitvoeringsregels fiscale autonomie...118 2.2.1.1.3. Fiscaal dividend...122 2.2.1.1.4. Impact op de PB-sleutel...123 2.2.1.2. Gewestbelastingen...124 2.2.2. Financiering van de nieuwe bevoegdheden...124 2.2.2.1. Werk (arbeidsmarktbeleid) en fiscale uitgaven...125 2.2.2.2. Andere bevoegdheden...128 2.2.3. Financiering van de reeds overgehevelde bevoegdheden en specifieke dotaties...128 2.2.3.1. Bijkomende middelen...128 2.2.3.2. De dode hand -compensatie...128 2.2.4. Solidariteitsmechanisme...129 2.2.5. Eigen niet-fiscale ontvangsten en leningen...133 2.2.6. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest...133 2.2.6.1. Eerste deel van de herfinanciering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest...134 2.2.6.2. Tweede deel van de herfinanciering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest...136 2.2.7. Evolutie van de middelen die de gewesten de komende tien jaar zullen ontvangen...137 2.2.7.1. De opbrengst van de personenbelasting voor de gewesten...138 2.2.7.2. De nationale solidariteitstussenkomst...141 2.2.7.3. Totaal (exclusief gewestbelastingen)...142 2.3. Responsabilisering...146 2.3.1. Pensioenen...146 4

2.3.2. Klimaat...147 2.4. Het overgangsmechanisme...149 2.5. Samenvatting...152 3. Besluit...154 4. Bijlagen...160 4.1. Lijst met afkortingen...160 4.2. Verschil tussen effectief doorgestort bedrag en theoretisch bedrag op langere termijn...161 Bibliografie...162 Referenties...162 Andere...163 Begrotingsdocumenten...164 Wetten...165 Koninklijke Besluiten...165 Webpagina s...166 5

0. Inleiding Ondanks de lang aanslepende regeringsonderhandelingen slaagde België in december 2011 er toch in een regering te vormen. Met de vorming van de regering-di Rupo I kon meteen ook de lang verwachte staatshervorming 1, dankzij het Vlinderakkoord afgesloten in oktober 2011, van start gaan. Deze staatshervorming zal de zesde op rij zijn in de bestaansgeschiedenis van het Belgische Rijk. Sinds 1970 is de Belgische Staat grondig gewijzigd en zijn haar fundamenten drastisch herschreven. In 1970 werd een eerste grondwetswijziging uitgevoerd waarbij er drie gewesten, drie cultuurgemeenschappen en vier taalgebieden werden opgericht. In 1980 werd deze eerste staatshervorming verder uitgewerkt. De gemeenschappen en gewesten (de gewestvorming was niet volledig in 1970) werden opgericht en beschikten over een grote mate van zelfbestuur. Vervolgens was er de derde staatshervorming in 1988-1989 waar onder meer de bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten werden uitgebreid en er een nieuw financieringsstelsel kwam voor de gemeenschappen en gewesten. In 1992-1993 was het opnieuw zo ver: de vierde staatshervorming werd doorgevoerd. In 1993 werd met het Sint-Michielsakkoord de Grondwet ingrijpend gewijzigd 2. Vanaf dit moment is België een federale staat. Daarnaast werden ook de bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten verder uitgebreid en kregen ze meer middelen. De vijfde staatshervorming kwam er in 2001-2002. Het Lambermontakkoord (verzamelnaam voor diverse communautaire akkoorden) breidde de bevoegdheden van de gewesten uit en zorgde eveneens voor een grote toename van de autonomie inzake de gewestbelastingen. Ook de financiering van de gemeenschappen en gewesten werd gewijzigd en uitgebreid. Voor een detailoverzicht van de vijf Belgische staatshervormingen zie Vanalme (2007, p. 89-93). Een rode draad door al deze staatshervormingen is de financiering van de gemeenschappen en de gewesten. Na de derde staatshervorming in 1989 werd de financiering voor het eerst 1 Deze belangrijke staatshervorming stond al sinds de federale verkiezingen van 2007 op het programma. Voor een overzicht van alle stappen (voorwaarts én achterwaarts) die sindsdien zijn ondernomen om tot het huidige Vlinderakkoord te komen, zie Vanhee (2012, p. 3-5) 2 De eerste zin van het eerste artikel van de Grondwet werd gewijzigd in: België is een federale staat, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten. 6

formeel bepaald in een bijzondere wet. De Bijzondere Financieringswet (vanaf nu afgekort tot BFW) 3 beschrijft het financieringsstelsel van de gemeenschappen en de gewesten dat tot op vandaag nog steeds van kracht is. Deze Bijzondere Wet werd gewijzigd tijdens de vierde en vijfde staatshervorming, respectievelijk in 1993 4 en 2001 5. De BFW werd in de beide gevallen gewijzigd om het financieringsstelsel aan te passen en zo de uitgebreide fiscale autonomie en de financiering van de overheveling van nieuwe bevoegdheden op te nemen in de BFW. Ook in de zesde staatshervorming speelt de financiering van de gemeenschappen en de gewesten een belangrijke, zoniet cruciale rol. Het Vlinderakkoord bepaalt dat de BFW, ruim 20 jaar na haar ontstaan, grondig zal hervormd worden en opnieuw moet worden neergeschreven. Het nieuwe communautaire akkoord voorziet onder meer de overdracht van nieuwe bevoegdheden naar de gemeenschappen en gewesten en daarmee gepaard de overdracht van extra financiële middelen. Daarnaast wordt er ook werk gemaakt van een grotere fiscale autonomie voor de gewesten. De responsabilisering, op het vlak van pensioenen en klimaat, van de gemeenschappen en gewesten moet ook worden verhoogd en worden ingeschreven in de BFW. En tot slot moeten ook bepaalde bestaande verdeelsleutels en financieringsmechanismes worden herzien. Het doel van deze grootschalige hervorming van de BFW is om de gemeenschappen en gewesten beter in staat te stellen om hun bevoegdheden te beheren (Regeerakkoord Di Rupo I, 2011, p. 58). Gezien de belangrijke rol die de BFW heeft gespeeld tijdens de voorbije regeringsonderhandelingen en de belangrijke veranderingen die op til zijn, lijkt het gepast deze eindverhandeling te wijden aan de financiering van de gemeenschappen en gewesten en meer bepaald de Bijzondere Financieringswet. Het doel van deze eindverhandeling is dan ook tweeledig. Eerst wordt de bestaande Bijzondere Financieringswet van naderbij bekeken. Dit laat ons toe een stand van zaken op te maken van de middelen die de gemeenschappen en gewesten ontvangen op basis van de BFW en dit sinds haar laatste wijziging door de vijfde staatshervorming in 2002. Ten tweede wordt de nieuwe 3 Bijzondere Wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten (BS 17 januari 1989) 4 Bijzondere Wet van 16 juli 1993 tot de vervollediging van de federale structuur (BS 20 juli 1993) 5 Bijzondere Wet van 13 juli 2001 tot de herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten (BS 3 augustus 2001) 7

Bijzondere Financieringswet, of hoe deze wet er zou uitzien na het Vlinderakkoord, bestudeerd. Door de BFW zowel in haar huidige vorm (na de vijfde staatshervorming) als in haar toekomstige vorm 6 (na de zesde staatshervorming) te bespreken en de twee te vergelijken, moet duidelijk worden welke zaken in de huidige BFW problematisch zijn, wat er zou wijzigen, hoe dit zou gebeuren en welke impact dit zou hebben op de gemeenschappen, de gewesten en de federale staat. Hierbij is het eveneens interessant om na te gaan hoe de middelen die de gemeenschappen en gewesten ontvangen op basis van de BFW zullen evolueren gedurende de volgende tien jaar. Deze eindverhandeling is als volgt gestructureerd. In het eerste deel wordt dieper ingegaan op de Bijzondere Financieringswet na de vijfde staatshervorming. Hierbij wordt het onderscheid gemaakt tussen de gemeenschappen en gewesten. De mechanismes voor de bepaling van de middelen die gemeenschappen en gewesten ontvangen, worden daarbij telkens geïllustreerd aan de hand van een cijfervoorbeeld. Tot slot wordt er zowel voor de gemeenschappen als de gewesten nagegaan hoe de BFW-middelen de voorbije tien jaar zijn geëvolueerd. In het tweede deel verschuift de focus naar de Bijzondere Financieringswet zoals ze er na de uitvoering van het Vlinderakkoord zou kunnen uitzien. Op basis van de reeds beschikbare informatie wordt gepoogd de gewijzigde financieringsmechanismes van de gemeenschappen en gewesten uit te leggen en te illustreren. Ook hier worden de gemeenschappen en gewesten apart behandeld. Ter afsluiting van dit deel wordt een simulatie gemaakt van de middelen die de gemeenschappen en gewesten zouden ontvangen als gevolg van de BFW gedurende de volgende tien jaar. In het derde en laatste deel worden de belangrijkste conclusies besproken. Tot slot volgen nog twee belangrijke opmerkingen die men in het achterhoofd moet houden bij het lezen van deze eindverhandeling. Tijdens de bespreking van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt enkel rekening gehouden met de middelen die de gemeenschappen en gewesten ontvangen 6 Bij het afsluiten van de redactie van deze eindverhandeling was er nog geen zicht op de formele benaming van de wetgeving die voortvloeit uit het Vlinderakkoord, vandaar de hier gehanteerde benaming nieuwe BFW. 8

op basis van de Bijzondere Financieringswet. Dit heeft als gevolg dat de Duitstalige Gemeenschap niet wordt behandeld in deze eindverhandeling. De financiering van de Duitstalige Gemeenschap is immers niet opgenomen in de Bijzondere Financieringswet, maar wordt geregeld door middel van gewone wetten. De financiering van de Duitstalige Gemeenschap wordt hoofdzakelijk geregeld door de Wet van 31 december 1983 tot de hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap 7 en de Wet van 7 januari 2002 tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot de hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap 8. Om dezelfde reden valt ook een deel van de financiering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest buiten het bestek van deze eindverhandeling. Bepaalde dotaties, onder meer de financiering voor de werking van Brussel-Hoofdstad, vallen onder de Bijzondere Wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen 9 en dus niet onder de BFW. De bedragen die vermeld worden in deze eindverhandeling zijn de theoretische bedragen die de gemeenschappen en gewesten ontvangen op basis van de BFW. Deze theoretische bedragen kunnen aanzienlijk verschillen van de effectieve middelen die de gemeenschappen en gewesten ontvangen. Dit verschil vloeit voort uit het feit dat de gebruikte parameters voor de bepaling van de middelen uit de Bijzondere Financieringswet gedurende het begrotingsjaar meermaals worden herzien. Bij iedere herziening van de parameters wordt er dan ook een afrekening gemaakt die zal bepalen of de gemeenschappen en gewesten meer middelen moeten ontvangen of net middelen dienen terug te betalen. Deze verschillen zijn echter van tijdelijke aard. Indien wordt gekeken naar het verschil tussen de effectief gestorte bedragen en de theoretische bedragen over meerdere begrotingsjaren dan blijkt dat de positieve en negatieve verschillen elkaar opheffen. Met andere woorden het verschil tussen de theoretische en effectieve bedragen is neutraal op de lange termijn. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van Tabel 18 en Tabel 50 verder in deze eindverhandeling alsook bijlage 4.2. 7 BS 18 januari 1984 8 BS 1 februari 2002 9 BS 14 januari 1989 9

De gegevensverzameling werd afgesloten op 23 augustus 2012. Dit houdt in dat de berekeningen berusten op de definitieve cijfers en parameters voor het begrotingsjaar 2011 en de aangepaste cijfers en parameters voor het begrotingsjaar 2012. De gegevens voor de beide begrotingsjaren zijn grotendeels afkomstig uit de aanpassing van de Middelenbegroting 2012 (Doc 53 2112/001) naar aanleiding van de begrotingscontrole in maart 2012. 10

1. De Bijzondere Financieringswet na de vijfde staatshervorming De huidige Bijzondere Financieringswet werd gecreëerd tijdens de tweede fase van de derde staatshervorming in 1988-1989. Daarin werd onder meer het stelsel van de samengevoegde en gedeelde belastingen vastgelegd, evenals de beperkte fiscale autonomie voor de gewesten, de dotaties, etc. Sinds 1989 is de BFW geëvolueerd en gewijzigd op een aantal punten maar de essentie van de Bijzondere Wet die in 1989 tot stand kwam, blijft tot op vandaag gelden. De BFW heeft sinds haar ontstaan twee belangrijke wijzigingen ondergaan. Een eerste belangrijke wijziging kwam er met het Sint-Michielsakkoord in 1993. Zo werd de financiering van de overgehevelde bevoegdheden toegevoegd aan de BFW, werden de gemeenschappen geherfinancierd door de overheveling van het kijk- en luistergeld en werd de koppeling aan de economische groei van de PB-dotatie vervroegd ingevoerd (normaal voorzien in 2000 maar kwam er al in 1994). De BFW werd voor een tweede maal gewijzigd in 2001 na de goedkeuring van het Lambermontakkoord. De gemeenschappen werden opnieuw geherfinancierd, ditmaal door de toekenning van bijkomende btwmiddelen (Lambermontmiddelen) en de fiscale autonomie van de gewesten werd uitgebreid. Daarnaast werd ook de financiering van de nieuwe overgedragen bevoegdheden opgenomen in de BFW. Met andere woorden, de middelen die de gemeenschappen en gewesten ontvangen vanwege de BFW, zijn sinds 1989 sterk geëvolueerd. Zo waren er, naast de aanpassingen van de BFW in 1993 en 2001, ook overgangsperiodes van toepassing, parameters die onderweg zijn aangepast en een geleidelijke evolutie naar de definitieve verdeelsleutels. Analoog aan Algoed & Van Den Bossche (2009) worden de mechanismes die op dit moment (begrotingsjaar 2012) van toepassing zijn voor de financiering van de gemeenschappen (paragraaf 1.1) en gewesten (paragraaf 1.2) behandeld. Tot slot wordt dit eerste deel afgerond met een korte samenvatting en een bespreking van de voornaamste knelpunten van de huidige BFW. 11

1.1. DE GEMEENSCHAPPEN De financiering van de Vlaamse en Franse Gemeenschap wordt geregeld door de Bijzondere Wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten. Deze Bijzondere Wet werd gewijzigd door de vierde (1993) en vijfde (2001) staatshervorming en bepaalt dat de Vlaamse en Franse Gemeenschap over de volgende financiële middelen kunnen beschikken: niet-fiscale ontvangsten, toegewezen gedeelten van de opbrengsten van belastingen en heffingen, een dotatie ter compensatie voor het kijk- en luistergeld en leningen (art.1 1 BFW). In dit hoofdstuk wordt eerst beknopt overlopen welke middelen de Franse en Vlaamse Gemeenschap uit de BFW ontvangen en hoe deze middelen worden bepaald (telkens geïllustreerd voor het begrotingsjaar 2012). Na deze eerder theoretische behandeling van de BFW volgt nog een empirisch overzicht van de middelen die de gemeenschappen in totaal ontvangen en hoe deze middelen geëvolueerd zijn in de loop van de tijd. 1.1.1. Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde De middelen die de gemeenschappen ontvangen uit de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde (voortaan afgekort als btw) bestaan uit een basisbedrag en de bijkomende middelen. 1.1.1.1. Basisbedrag (art. 38 & 39 BFW) De Franse en Vlaamse Gemeenschap ontvangen vanwege de federale overheid een deel van de opbrengst van de btw. In 1989 werden de basisbedragen die de Franse en Vlaamse Gemeenschap ontvingen, vastgelegd in art. 38 1 BFW. Deze basisbedragen zijn respectievelijk 3.196,508 miljoen euro voor de Franse Gemeenschap en 4.150,702 miljoen euro voor de Vlaamse Gemeenschap. Sinds 1990 moeten deze basisbedragen aangepast worden aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen om zo tot het geïndexeerde basisbedrag te komen voor de gemeenschappen. 12

Tabel 1: Geïndexeerd bedrag van het basisbedrag btw (bedragen in miljoen euro) 10 Basisbedrag btw toegekend in 2011 Geraamde inflatie 2012 Geïndexeerd basisbedrag btw 2012 Aandeel in het totaalbedrag Vlaamse Gemeenschap 6.689,7 2,70% 6.870,4 56,49% Franse Gemeenschap 5.151,9 2,70% 5.291,0 43,51% Totaal 11.841,6 2,70% 12.161,3 100,00% Bron: Eigen berekeningen & aangepaste Middelenbegroting 2012 Dit geïndexeerd basisbedrag dient jaarlijks ook vermenigvuldigd te worden met een aanpassingsfactor. Deze aanpassingsfactor is gelijk aan de hoogste (de)nataliteitscorrectie 11 (art. 38 4 BFW), die wordt berekend voor zowel de Franse als de Vlaamse Gemeenschap. De aanpassingsfactor is met andere woorden gelijk aan de hoogste nataliteit of de laagste denataliteit. Deze (de)nataliteitscorrectie geeft 80% weer van de evolutie van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar in elke gemeenschap (de toestand op 30 juni van het voorgaande begrotingsjaar) ten opzichte van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar in die gemeenschap in 1988. Tabel 2: (De)nataliteitscorrectie Aantal inwoners jonger dan 18 jaar op 30 juni 2011 Aantal inwoners jonger dan 18 jaar op 30 juni 1988 (De)nataliteitscorrectie 2012 Vlaamse Gemeenschap 1.284.432 1.309.156 98,4892% Franse Gemeenschap 937.167 890.945 104,1504% Bron: Eigen berekeningen & aangepaste Middelenbegroting 2012 Het totaalbedrag dat de gemeenschappen ontvangen, wordt dan bekomen door het geïndexeerde basisbedrag te vermenigvuldigen met de aanpassingsfactor. Deze aanpassingsfactor is voor 2012 gelijk aan de (de)nataliteitscorrectie van de Franse Gemeenschap. En dit omdat de (de)nataliteitscorrectie van de Franse Gemeenschap hoger is dan die van de Vlaamse Gemeenschap. 10 De indexatie gebeurd als volgt: 11.841,6*(1+ 2,70%). Dit is van toepassing op alle indexatieberekeningen. 11 Voor een uitvoerige bespreking van de berekening van de (de)nataliteitscorrecties zie Vanalme (2007, p. 117-118). 13

Tabel 3: Aangepast geïndexeerd basisbedrag (bedragen in miljoen euro) Geïndexeerd basisbedrag (De)nataliteits correctie 2012 Aangepast, geïndexeerd basisbedrag 2012 Aandeel in het totaalbedrag Vlaamse Gemeenschap 6.870,4 104,1504% 7.155,5 56,49% Franse Gemeenschap 5.291,0 104,1504% 5.510,5 43,51% Totaal 12.161,3 104,1504% 12.666,1 100,00% Bron: Eigen berekeningen Nadat het basisbedrag is aangepast aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de (de)nataliteitscorrectie, wordt het verkregen totaalbedrag opnieuw verdeeld tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschap. Sinds 1999 is er immers bepaald dat het totaalbedrag moet verdeeld worden op basis van een verdeelsleutel die gebaseerd is op het aantal leerlingen in de betrokken Gemeenschap (art. 39 2 BFW). Deze regel werd evenwel pas vanaf het begrotingsjaar 2000 toegepast. Dit werd beslist na overleg tussen de regeringen van de gemeenschapen toen bleek dat er problemen waren met de retroactieve toepassing van de objectieve criteria (Spinnoy, 2007, p. 32). Deze verdeelsleutel wordt jaarlijks vastgelegd op basis van een aantal objectieve criteria 12 die in de Wet van 23 mei 2000 13 zijn bepaald. Voor het begrotingsjaar 2012 werd in de Middelenbegroting de volgende verdeling vastgelegd: 12 De objectieve criteria kunnen als volgt worden samengevat (Spinnoy, 2007, p.32): - het aantal onder de leerplicht vallende scholieren (van 6 tot en met 17 jaar) die regelmatig ingeschreven zijn in het lager en het secundair onderwijs, met inbegrip van het onderwijs met beperkt leerplan, in een onderwijsinstelling die door de betrokken Gemeenschap wordt ingericht of gesubsidieerd; - de leerlingen die het voorwerp uitmaakten van concurrentiële ophalingen zijn uitgesloten in de telling; - de jaarlijkse telling van het aantal leerlingen dient de toestand weer te geven op een datum in de periode van 15 januari tot en met 1 februari van het begrotingsjaar (t). 13 BS 30 mei 2000 14

Tabel 4: btw-verdeelsleutel (aantal leerlingen) Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Aantal leerlingen schooljaar 2010 2011 % van het aantal leerlingen 810.193 56,675203% 619.344 43,324797% Totaal (excl. Duitstalige 1.429.537 100,00% Gemeenschap) Bron: aangepaste Middelenbegroting 2012 De toepassing van deze verdeelsleutel leidt dan tot de basisbedragen btw die de gemeenschappen ontvangen: Tabel 5: Basisbedragen btw die de gemeenschappen ontvangen (bedragen in miljoen euro) Aangepast, geïndexeerd totaal basisbedrag 2012 % van het aantal leerlingen Basisbedrag btw die de gemeenschappen ontvangen 2012 Vlaamse 56,68% 7.178,5 Gemeenschap 12.666,1 Franse 43,32% 5.487,5 Gemeenschap Bron: Eigen berekeningen & aangepaste Middelenbegroting 2012 1.1.1.2. De bijkomende middelen ontvangen uit de btw (art. 40ter BFW) De vijfde staatshervorming, het Lambermontakkoord, voorzag extra financiering voor de gemeenschappen. Het akkoord bepaalde o.a. dat de gemeenschappen naast het basisbedrag btw ook een bijkomend bedrag ontvangen uit de btw-opbrengst. Deze extra middelen zijn ook gekend als de Lambermontmiddelen voor de gemeenschappen. De berekening van de bijkomende middelen die de gemeenschappen ontvangen, is behoorlijk complex en wordt daarom stapsgewijs uit de doeken gedaan. Stap 1: Bepalen van het aangepaste totaalbedrag (conform art. 38 3bis en 3ter BFW alsmede art. 38 4 en 5 BFW) 15

Gedurende de periode 2002-2011 was een overgangsstelsel van kracht voor het bepalen van het aangepast totaalbedrag; dit stelsel wordt hier niet verder toegelicht 14. Vanaf het begrotingsjaar 2012 geldt de volgende berekeningswijze voor het totaalbedrag (art. 38 3ter BFW): het bedrag voor het begrotingsjaar is gelijk aan het bedrag van het voorgaande begrotingsjaar, aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan 91% van de reële groei van het bbp. In 2012 is er dus geen sprake meer van forfaitaire supplementaire bedragen 15. Tot slot moet het bekomen totaalbedrag jaarlijks ook nog vermenigvuldigd worden met de (de)nataliteitscorrectie (zie 1.1.1.1) conform art. 38 4 en 5 BFW. Tabel 6: Aangepast totaalbedrag bijkomende btw-middelen (bedragen in miljoen euro) 16 Bijkomende btwmiddelen Geraamde 91% van de reële groei van Aangepast Totaalbedrag (De)nataliteits totaalbedrag 2011 inflatie 2012 het bbp 2012 2012 correctie 2012 2012 Totaal 13.701,5 2,70% 91%*0,10% 14.084,2 104,1504% 14.668,8 Bron: Eigen berekeningen & aangepaste Middelenbegroting 2012 Stap 2: bepalen van de bijkomende btw-middelen (conform art. 40bis BFW) Art. 40bis BFW stelt dat de bijkomende btw-middelen die de gemeenschappen ontvangen van de federale overheid jaarlijks berekend worden door het verschil te nemen tussen het aangepaste totaalbedrag (bedrag bekomen in stap 1, art. 38 5 BFW) en het basisbedrag dat de gemeenschappen ontvangen uit de btw-opbrengst (zie 1.1.1.1). Tabel 7: De bijkomende btw-middelen (bedragen in miljoen euro) Aangepast totaalbedrag 2012 Basisbedrag btw 2012 dat de gemeenschappen ontvangen Bijkomende middelen 2012 Totaal 14.668,8 12.666,1 2.002,7 Bron: Eigen berekeningen 14 In Vanalme (2007, p. 119-122) wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de overgangsstelsels die van kracht waren tijdens de periode 2002-2011. 15 Tot en met 2011 kregen de beide gemeenschappen krachtens art. 38 3bis BFW een forfaitair bedrag toegekend dat diende opgeteld te worden bij het totaalbedrag voor de berekening van de bijkomende middelen. 16 De indexatie gebeurd hier als volgt: 13.701,5*(1+2,70%)*(1+0,91%*0,10%). Dit geldt voor alle indexatieberekeningen. 16

Stap 3: Verdeling van de bijkomende middelen (conform art. 40ter BFW) Deze bijkomende btw-middelen moeten vervolgens ook nog verdeeld worden onder de beide gemeenschappen. Vanaf het begrotingsjaar 2012 gebeurt de verdeling exclusief op basis van de fiscale capaciteit van de gemeenschap. De fiscale capaciteit wordt gedefinieerd als de opbrengst van de personenbelasting (voortaan afgekort als PB) gelokaliseerd in de gemeenschap. Tijdens de overgangsperiode 2002-2011 gebeurde de verdeling gedeeltelijk op basis van de btw-verdeelsleutel en gedeeltelijk op basis van de PB-verdeelsleutel 17. De PB-opbrengst van de Vlaamse Gemeenschap wordt als volgt berekend: de som van de PB-opbrengst van het Vlaams Gewest en 20% van de PB-opbrengst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De PB-opbrengst van de Franse Gemeenschap bestaat uit de som van de PB-opbrengst van het Waals Gewest (exclusief de PB-opbrengst van de Duitstalige Gemeenschap) en 80% van de PB-opbrengst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Tabel 8: Verdeelsleutel bijkomende btw-middelen 2012 (PB-sleutel) (bedragen in miljoen euro) Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap PB opbrengst (AJ 2010) Verdeelsleutel 23.021,2 65,00073% 12.395,7 34,99927% Totaal 35.416,9 100,00% Bron: Eigen berekening & aangepaste Middelenbegroting 2012 Op basis van de PB-verdeelsleutel ontvangen de twee gemeenschappen de volgende bijkomende middelen: 17 Voor meer details over de overgangsperiode 2002-2011, zie Vanalme (2007, p. 121-122). 17

Tabel 9: De verdeling van de bijkomende btw-middelen (bedragen in miljoen euro) Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Verdeelsleutel Bijkomende btwmiddelen 2012 65,00073% 1.301,8 34,99927% 700,9 Totaal 100,00% 2.002,7 Bron: Eigen berekening 1.1.2. Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting De middelen die de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap ontvangen uit de opbrengst van de personenbelasting bestaan uit een toegewezen gedeelte van de PBopbrengst en een dotatie ter compensatie voor het kijk- en luistergeld. 1.1.2.1. Toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting (art. 47 BFW) De gemeenschappen krijgen naast middelen afkomstig uit de btw-opbrengst ook een deel van de PB-opbrengst. Het basisbedrag dat de gemeenschappen ontvangen in 2012 is gelijk aan het bedrag dat het vorige begrotingsjaar werd ontvangen, aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de evolutie van de reële groei van het bbp (art. 47 2 BFW 18 ). Tabel 10: Basisbedrag dat de gemeenschappen ontvangen uit de PB-opbrengst (bedragen in miljoen euro) Bedrag Geraamde Reële groei van Basisbedrag 2011 inflatie 2012 het bbp 2012 2012 Totaal 6.160,4 2,70% 0,10% 6.333,1 Bron: Eigen berekeningen & aangepaste Middelenbegroting 2012 De verdeling van deze middelen is gebaseerd op het principe van de juste retour (art. 47 3 en 4 BFW). Dit houdt in dat de verdeling van de middelen wordt bepaald door de bijdrage van de gemeenschappen aan de PB-opbrengst. De verdeelsleutel is dan gelijk aan een percentage (tot op 5 decimalen) dat wordt berekend door het geïndexeerde basisbedrag voor 2012 te delen door het totaal van de PB-opbrengst in de beide gemeenschappen (voor de berekening van de PB-opbrengst in de Vlaamse en Franse Gemeenschap, zie 1.1.1.2). 18 Voor een uitvoerige bespreking en de toepassing van art. 47 2bis, zie Vanalme (2007, p.124). 18

Tabel 11: Verdeelsleutel juste retour voor de PB-middelen (bedragen in miljoen euro) Basisbedrag PB opbrengst Percentage 2012 (AJ 2010) 2012 Totaal 6.333,1 35.416,9 17,88151% Bron: Eigen berekeningen & aangepaste Middelenbegroting 2012 De PB-middelen die de Vlaamse en Franse Gemeenschap ontvangen worden dan bepaald door het bekomen percentage of de verdeelsleutel toe te passen op de PB-opbrengst in respectievelijk de Vlaamse en Franse Gemeenschap. Tabel 12: De PB-middelen die de gemeenschappen ontvangen na toepassing van de 'juste retour' verdeelsleutel (bedragen in miljoen euro) Percentage 2012 PB opbrengst (AJ 2010) Ontvangen PBmiddelen 2012 Vlaamse Gemeenschap 17,88151% 23.021,2 4.116,5 Franse Gemeenschap 17,88151% 12.395,7 2.216,5 Bron: Eigen berekeningen & aangepaste Middelenbegroting 2012 1.1.2.2. Dotatie ter compensatie van het kijk- en luistergeld (art. 47bis BFW) Het Lambermontakkoord bepaalde dat vanaf het begrotingsjaar 2002 het kijk- en luistergeld een gewestelijke belasting werd in plaats van een gemeenschapsbelasting. Om de budgettaire neutraliteit 19 te vrijwaren werd in het Lambermontakkoord eveneens vastgelegd dat de gemeenschappen een dotatie ontvangen om het verlies aan inkomsten door het verdwijnen van het kijk- en luistergeld te compenseren. Het basisbedrag voor de dotatie ter compensatie van het kijk- en luistergeld wordt voor het jaar 2002 bepaald door art. 47bis BFW en is gelijk aan het gemiddelde van de nettoopbrengst van het kijk- en luistergeld dat gedurende de drie begrotingsjaren 1999, 2000 en 2001 kan worden gelokaliseerd 20 in respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de Franse 19 Deze budgettaire neutraliteit wordt eveneens teruggevonden op het federale niveau. De gewesten ontvangen dan wel extra inkomsten doordat het kijk- en luistergeld een gewestelijke belasting werd, maar deze extra ontvangsten worden gecompenseerd door het kijk- en luistergeld op te nemen in de negatieve term (zie 1.2.2.2). 20 Het lokalisatiecriterium is opgenomen in art.47bis 3 BFW: De plaats waar het televisietoestel wordt gehouden en, wat de toestellen in autovoertuigen betreft, op de plaats waar de houder van het toestel gevestigd is. 19

Gemeenschap. Dit gemiddelde wordt uitgedrukt in prijzen van 2002. De netto-opbrengsten gelokaliseerd in Brussel-Hoofdstad 21 worden verdeeld tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschap volgens de gekende sleutel: de Franse Gemeenschap krijgt 80% van de netto-opbrengst en de Vlaamse Gemeenschap 20%. Voor de volgende begrotingsjaren (dus ook voor 2012) is het basisbedrag gelijk aan het basisbedrag van het vorige begrotingsjaar, aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddeld indexcijfer van de consumptieprijzen van dat jaar (art. 47bis 2 BFW). Tabel 13: Dotatie ter compensatie voor het kijk- en luistergeld (bedragen in miljoen euro) 22 Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Basisbedrag 2002 Dotatie 2011 Geraamde Dotatie inflatie 2012 2012 Aandeel in het totaalbedrag 457,2 558,1 2,70% 573,2 64,32% 253,6 309,5 2,70% 317,9 35,68% Totaal 710,7 867,7 2,70% 891,1 100,00% Bron: Eigen berekeningen & aangepaste Middelenbegroting 2012 1.1.3. Specifieke dotaties Naast een aandeel uit de opbrengst van de btw en de personenbelasting ontvangen de gemeenschappen ook nog specifieke dotaties van de federale overheid. 1.1.3.1. Dotatie voor de financiering van het universitair onderwijs dat aan buitenlandse studenten wordt verstrekt (art. 62 BFW) De basisbedragen zijn in 1989 vastgelegd door art. 62 1 BFW en bedragen 29,747 miljoen euro voor de Franse Gemeenschap en 7,437 miljoen euro voor de Vlaamse Gemeenschap. Voor het huidige begrotingsjaar is het bedrag gelijk aan het bedrag van het voorgaande begrotingsjaar, aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen (art. 62 2 BFW). Ter gelegenheid van het Sint- Elooisakkoord (1999) werden deze basisbedragen in 2000 verhoogd 23 tot 21 Het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad is het enige arrondissement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en bestaat uit de 19 Brusselse gemeentes (Vande Lanotte, Bracke & Goedertier, p. 129 en p. 158). 22 Voor de exacte berekening van het basisbedrag, zie Vanalme (2007, p. 125-128) 23 Art. 62 3 BFW voorziet de mogelijkheid dat deze bedragen vanaf 1990 kunnen verhoogd worden. 20

56,163 miljoen euro voor de Franse Gemeenschap en 27,662 miljoen euro voor de Vlaamse Gemeenschap. Art. 40 van de Bijzondere Wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten voorzag dat deze nieuwe bedragen werden ingeschreven in de BFW. Opnieuw worden deze nieuwe basisbedragen, conform art. 62 2 BFW, jaarlijks geïndexeerd. Voor 2012 worden de volgende bedragen toegekend aan de gemeenschappen: Tabel 14: De dotatie voor de financiering van het universitair onderwijs dat wordt verleend aan buitenlandse studenten (bedragen in miljoen euro) Dotatie 2011 Geraamde inflatie 2012 Dotatie 2012 Aandeel in het totaalbedrag Vlaamse Gemeenschap 35,2 2,70% 36,1 33,00% Franse Gemeenschap 71,4 2,70% 73,3 67,00% Totaal 106,6 2,70% 109,5 100,00% Bron: Eigen berekeningen & aangepaste Middelenbegroting 2012 1.1.3.2. De Lotto-middelen (art. 62bis BFW) In het Lambermontakkoord werd bepaald dat de gemeenschappen zelf mochten beslissen over de aanwending van de middelen die ze krijgen van de Nationale Loterij. Dit werd gerealiseerd door aan de gemeenschappen een deel van de winst van de Nationale Loterij toe te kennen. Voorheen kregen slechts bepaalde projecten of instellingen financiële steun van de Nationale Loterij zonder dat de gemeenschappen daarin tussenkwamen (Spinnoy, 2007, p. 49). Deze overdracht wordt wel door de BFW voorgeschreven (zie art. 62bis BFW) maar komt niet voor in de federale begroting. De overdracht van deze middelen gebeurt rechtsreeks tussen de Nationale Loterij en de gemeenschappen, zonder de directe tussenkomst van de federale overheid. Art. 62bis BFW legt vast dat de gemeenschappen vanaf 2002 27,44% krijgen van de te verdelen winst van de Nationale Loterij. Deze te verdelen winst wordt jaarlijks bepaald door de Ministerraad en bekend gemaakt door middel van een Koninklijk Besluit (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad). De Duitstalige Gemeenschap ontvangt 21

0.8428% 24 van het bedrag dat wordt vrijgehouden voor de gemeenschappen. De Vlaamse en Franse Gemeenschap ontvangen dan elk een deel van het restbedrag dat evenredig is met het aandeel van de gemeenschap in de opbrengsten van de btw en de personenbelasting. Deze bedragen worden vastgelegd in een Koninklijk Besluit. Het bedrag en de verdeling voor 2012 zijn voorlopig vastgelegd in het KB van 3 augustus 2012 25 en dit in afwachting van een definitieve regeling voor 2012. Voor het jaar 2012 wordt de winst van de Nationale Loterij voorlopig geraamd op 225.300.000 euro, waarvan 27,44% ofwel 61.822.320 euro naar de gemeenschappen gaat. De Duitstalige Gemeenschap ontvangt 0,8428% van de 61,8 miljoen euro (nl. 0,521 miljoen euro) zodat het bedrag dat moet worden verdeeld onder de Vlaamse en Franse Gemeenschap 61,3 miljoen euro bedraagt. De verdeling over de Vlaamse en Franse Gemeenschap is door het KB van 3 augustus 2012 als volgt bepaald: Tabel 15: Verdeling van de dotatie van de Nationale Loterij over de gemeenschappen (bedragen in miljoen euro) Deel van de dotatie van de Nationale Loterij 2012 Aandeel in het totaalbedrag Vlaamse Gemeenschap 36,8 60,07% Franse Gemeenschap 24,5 39,93% Totaal 61,3 100,00% Bron: KB van 3 augustus 2012 gepubliceerd in BS van 13 augustus 2012 1.1.3.3. Dotatie voor de Nationale Plantentuin van België (art. 62ter BFW) Art. 62ter BFW voorziet dat van zodra de Nationale Plantentuin wordt overgedragen 26 aan de Vlaamse Gemeenschap, een dotatie zal worden toegekend aan zowel de Vlaamse als de Franse Gemeenschap. Het basisbedrag voor deze dotatie werd in 2002 vastgelegd op 5.659.409,17 euro en dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en de reële groei van het bbp. 24 Gezien de financiering van de Duitstalige Gemeenschap wordt geregeld door de Wet tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap is dit niet bepaald in de BFW (Spinnoy, 2007, p.49) 25 BS 13 augustus 2012 26 De overdracht van de Nationale Plantentuin naar de Vlaamse Gemeenschap werd voorzien in het Lambermontakkoord maar is tot op heden nog niet uitgevoerd (afsluiten van de redactie van de tekst: 23 augustus 2012). 22

De verdeling van het bedrag over de twee gemeenschappen zal gebeuren op basis van het aantal personeelsleden op elke taalrol op het moment van de overdracht. Gezien de overdracht van de bevoegdheden tot op heden nog steeds niet heeft plaatsgevonden, werd de exacte verdeelsleutel nog niet bepaald. Indien dat de Nationale Plantentuin reeds zou overgeheveld zijn, dan ontvingen de gemeenschappen voor 2012 in totaal 7,945 miljoen euro. Voor de overdracht van de bevoegdheden voor de Nationale Plantentuin werd in 2009 een akkoord gesloten tussen de beide gemeenschappen (het akkoord Peeters-Demotte) 27 maar ook dit akkoord is tot op heden nog niet uitgevoerd. De uitvoering van dit akkoord en de overdracht van de bevoegdheid is voorzien in de zesde staatshervorming (Regeerakkoord Di Rupo I, december 2011). 1.1.4. Eigen niet-fiscale ontvangsten (art. 2 BFW) Art. 2 BFW bepaalt dat de ontvangsten die voortkomen uit de uitoefening van de bevoegdheden die aan de gemeenschappen zijn toegekend door de Grondwet, toekomen aan de gemeenschappen. Daarnaast kunnen de gemeenschappen ook schenkingen en legaten ontvangen. 1.1.5. Leningen (art. 49 BFW) De gemeenschappen kunnen eventueel ook leningen aangaan om hun werking te financieren. Zoals art. 49 BFW bepaalt, kunnen deze leningen worden aangegaan in euro of deviezen na goedkeuring door de federale regering. De voorwaarden en uitgiftekalender van deze leningen moeten dan weer goedgekeurd worden door de minister van Financiën. De afdeling Financieringsbehoeften van de overheid van de Hoge Raad van Financiën is belast met het nagaan of de leningscapaciteit van een overheid al dan niet dient beperkt te worden. Daarnaast moeten de gemeenschappen ook jaarlijks bij hun begroting de staat geven van hun uitstaande schuld van de voorbije drie jaar. 27 Antwoord op parlementaire vraag nr. 403 (04/08/2011) van mevrouw Gwenny De Vroe aan de heer Kris Peeters. 23

1.1.6. De Gemeenschapscommissies Brussel-Hoofdstad (zie voetnoot 21) vormt een speciaal geval voor de gemeenschappen. Zowel de Vlaamse als de Franse Gemeenschap hebben beperkte bevoegdheden in onze tweetalige hoofdstad. Ze zijn enkel bevoegd voor de eentalige instellingen die vanwege hun organisatie (persoonsgebonden materies) of activiteiten (cultuur of onderwijs) toebehoren tot de Vlaamse of Franse Gemeenschap (Vande Lanotte & Goedertier, 2010). Bijvoorbeeld: de decreten van de Vlaamse Gemeenschap zijn van toepassing op de Nederlandstalige scholen in Brussel (Vande Lanotte et al., 2010). De Vlaamse en Franse Gemeenschap zijn dus niet bevoegd voor de bicommunautaire instellingen (persoonsgebonden aangelegenheden alsook cultuur en onderwijs) die omwille van hun organisatie of activiteit niet tot één gemeenschap behoren en zijn ook niet bevoegd voor de fysieke personen in Brussel-Hoofdstad (Vande Lanotte & Goedertier, 2010). Dit vloeit voort uit het feit dat het onmogelijk is om een juridisch onderscheid te maken tussen Nederlandstaligen en Franstaligen in Brussel-Hoofdstad (Spinnoy, 2007, p. 120). Inwoners van Brussel-Hoofdstad worden immers niet verplicht een keuze te maken tussen de twee gemeenschappen waardoor de subnationaliteit ontbreekt. Voor de gemeenschapsbevoegdheden die niet door de Vlaamse of Franse Gemeenschap kunnen worden uitgeoefend in Brussel-Hoofdstad diende dus een oplossing te worden gezocht. Dit probleem werd in 1989 opgelost door de Bijzondere Wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen (Vande Lanotte & Goedertier, 2010). Art. 60 van deze wet bepaalde dat er drie nieuwe instellingen dienden opgericht te worden, die bevoegd zijn voor de resterende gemeenschapsbevoegdheden in Brussel. Deze drie instellingen zijn: De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie De Vlaamse Gemeenschapscommissie De Franse Gemeenschapscommissie 24

In wat volgt wordt enkel de financiering van deze gemeenschapscommissies besproken. De bevoegdheden van iedere gemeenschapscommissie vallen buiten het bestek van deze eindverhandeling. 1.1.6.1. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (art. 65 BFW) Art. 65 BFW regelt de financiering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Deze commissie haalt haar middelen uit: 1.1.6.1.1. Eigen niet-fiscale middelen (art. 65 3 BFW) Hieronder vallen de ontvangsten die voortkomen uit de uitoefening van de bevoegdheden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Daarnaast kan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ook schenkingen en legaten ontvangen. 1.1.6.1.2. Een dotatie vanwege de federale overheid (art. 65 4 BFW) Voor haar bevoegdheden krijgt de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een globale dotatie van de federale overheid. Dit basisbedrag werd in 1989 vastgelegd op 59,041 miljoen euro en wordt sindsdien jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. Voor het begrotingsjaar 2012 ontvangt de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de volgende dotatie: Tabel 16: Dotatie voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (bedragen in miljoen euro) Dotatie 2011 Geraamde inflatie 2012 Dotatie 2012 Gemeenschappelijke 95,2 2,70% 97,7 Gemeenschapscommissie Bron: Eigen berekening & aangepaste Middelenbegroting 2012 1.1.6.1.3. Leningen (art. 65 2 BFW) De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan geld lenen conform de bepalingen die zijn opgenomen in art. 49 BFW (zie 1.1.5). 25

1.1.6.2. Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie (art. 65bis BFW) De bijzondere middelen die worden toegekend aan de Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie worden geregeld door art. 65bis BFW. Dit artikel legt het basisbedrag voor 2002 vast op 24.789.352,48 euro en stelt dat dit basisbedrag vanaf 2003 jaarlijks dient aangepast te worden aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het bbp. Ook de verdeelsleutel is in dit artikel bepaald: 80% van deze middelen gaan naar de Franse Gemeenschapscommissie en 20% van deze middelen gaan naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Voor 2012 wordt dit dan: Tabel 17: Dotatie voor de Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie (bedragen in miljoen euro) Bijzondere middelen 2012 Vlaamse Gemeenschapscommissie Franse Gemeenschapscommissie Aandeel in het totaalbedrag 7,0 20,08% 27,8 79,92% Totaal 34,8 100,00% Bron: Eigen berekening & aangepaste Middelenbegroting 2012 1.1.7. Evolutie van de middelen die de gemeenschappen ontvangen sinds 2002 De evolutie van de middelen die de gemeenschappen ontvangen, wordt hier beschouwd op een periode van 10 jaar (van 2002 tot en met 2012). Dit houdt dus in dat de evolutie vanaf de vijfde staatshervorming wordt gevolgd. Het gaat hier enkel om de middelen die de Vlaamse Gemeenschap en Franse Gemeenschap hebben ontvangen. Zoals eerder vermeld, valt de financiering van de Duitstalige Gemeenschap niet onder de BFW en is ze dus ook niet opgenomen in de analyse. Om het overzicht te behouden en complexiteit te vermijden, zijn ook de middelen die de Gemeenschapscommissies ontvangen, buiten beschouwing gelaten. De focus ligt volledig op de Vlaamse en Franse Gemeenschap. 26

Achtereenvolgens worden de middelen uit de btw-opbrengst, de middelen uit de PBopbrengst, de specifieke dotaties en de totale middelen die de twee gemeenschappen ontvangen besproken. Zoals reeds werd opgemerkt in de inleiding wordt er enkel gewerkt met de theoretische bedragen die de gemeenschappen ontvangen en niet met de effectief doorgestorte bedragen. Tabel 18 toont aan dat de eventuele verschillen tussen de theoretische bedragen en de effectieve bedragen die de gemeenschappen ontvangen van de federale overheid verdwijnen op middellange termijn. De positieve en negatieve verschillen heffen elkaar, over de begrotingsjaren heen, op. Deze neutralisatie wordt nog duidelijker indien de oefening wordt gemaakt voor een nog langere periode, zie Tabel 92 (bijlage 4.2). Tabel 18: Verschil tussen effectief doorgestort bedrag en theoretisch bedrag (bedragen in miljoen euro) Theoretisch bedrag (1) Effectief bedrag (2) Verschil = (2) (1) 2002 15.156,7 15.078,6 78,1 2003 15.636,2 15.674,8 38,6 2004 16.215,8 16.112,7 103,1 2005 17.127,6 17.117,6 10,0 2006 17.757,6 17.779,9 22,3 2007 18.580,7 18.544,5 36,2 2008 19.686,2 19.885,5 199,2 2009 19.228,4 19.538,1 309,6 2010 20.069,2 19.417,8 651,4 2011 21.213,7 21.293,5 79,8 Verschil op 10 jaar 229,2 Bron: FOD Financiën & eigen berekeningen (1) Dit bedrag bestaat uit de totale middelen die gemeenschappen ontvangen uit de btw en de PB (exclusief de gemeenschapscommissies, dotatie voor buitenlandse studenten en de Lotto-middelen). (2) Dit is de som van de effectief doorgestorte btw- en PB-middelen. 1.1.7.1. De middelen die de gemeenschappen uit de btw-opbrengst ontvangen De totale middelen die de gemeenschappen ontvangen uit de btw-opbrengst bestaan uit het basisbedrag (zie 1.1.1.1) en de bijkomende middelen of Lambermontmiddelen (zie 1.1.1.2). Voor 2012 ontvangen de gemeenschappen in totaal 14.668,8 miljoen euro uit de btw-opbrengst. 27

Tabel 19: Totaal ontvangen btw-middelen (bedragen in miljoen euro) Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Basisbedrag btw middelen 2012 Bijkomende btw middelen 2012 Totaalbedrag btw middelen 2012 Aandeel in het totaalbedrag 7.178,5 1.301,8 8.480,3 57,81% 5.487,5 700,9 6.188,5 42,19% Totaal 12.666,1 2.002,7 14.668,8 100,00% Bron: Eigen berekeningen Tabel 20 geeft de evolutie op 10 jaar tijd weer van de totale middelen die de Vlaamse en Franse Gemeenschap ontvangen uit de btw. In Tabel 20 is naast de evolutie in absolute cijfers ook de evolutie in percentage van het bbp opgenomen. Dit laatste laat toe om de reële evolutie van de btw-middelen die de gemeenschappen hebben ontvangen beter op te volgen. In 2009 zien we een terugval in de toegekende btw-middelen, dit is het gevolg van de economische crisis. Door de gedeeltelijke koppeling aan de economische groei van de Lambermontmiddelen lag het bedrag dat de gemeenschappen ontvingen lager. Tabel 20: Evolutie op 10 jaar van de btw-middelen die de gemeenschappen ontvangen (bedragen in miljoen euro) Vlaamse Gemeenschap % van het bbp Franse Gemeenschap % van het bbp Totaal % van het bbp 2002 5.665,8 2,11% 4.275,0 1,59% 9.940,8 3,70% 2003 5.865,4 2,12% 4.417,1 1,60% 10.282,5 3,72% 2004 6.093,3 2,09% 4.585,5 1,57% 10.678,9 3,67% 2005 6.512,8 2,15% 4.867,6 1,60% 11.380,4 3,75% 2006 6.742,5 2,12% 5.012,8 1,57% 11.755,3 3,69% 2007 7.086,5 2,11% 5.239,0 1,56% 12.325,5 3,67% 2008 7.533,0 2,18% 5.548,6 1,60% 13.081,6 3,78% 2009 7.355,8 2,16% 5.444,5 1,60% 12.800,3 3,76% 2010 7.706,8 2,17% 5.679,1 1,60% 13.385,9 3,78% 2011 8.180,5 2,22% 5.999,1 1,63% 14.179,6 3,84% 2012* 8.480,3 2,25% 6.188,5 1,64% 14.668,8 3,89% Bron: Eigen berekeningen & AMECO * Voor 2012 is dit het voorlopige bedrag. Figuur 1 geeft de reële groei weer van de btw-middelen ten opzichte van het basisjaar 2002. Dit houdt in dat de impact van de inflatie en economische groei hier is uitgezuiverd om zo tot de reële groei van de btw-middelen te komen. Ten opzichte van 2002 zijn de 28