Verslag Inventariserend Veldonderzoek Locatie Klinkenbeltsweg, Driebergenbuurt, (Blok VIII), Deventer Projectnummer 272 Archeologie Deventer RMW-VHMZ Auteur: Edith Haveman Datum: 29-8-2005 0 Project 272, augustus 2005
Inhoud: 1. Inleiding 2. Technische gegevens 3. Werkwijze vooronderzoek 4. Het natuurlijke landschap 5. Resultaten archeologisch onderzoek 6. Conclusie: Waardering & Selectie 7. Literatuur 8. Bijlagen 1 Project 272, augustus 2005
1. Inleiding Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Landstad Projectontwikkeling, een samenwerkingsverband van Rentré Wonen en Le Clercq Plantontwikkeling. De Driebergenbuurt is gebouwd in 1919 als schoolvoorbeeld van een comfortabele arbeiderswijk. Anno 2005 voldoen de woningen niet meer aan de eisen en is nieuwbouw noodzakelijk. Daarnaast is een aantal bedrijfspanden verdwenen, wat ruimte creëert voor nieuwbouw van woningen. Bij onderzoek dat Archeologie Deventer in 2001 uitvoerde, bleek dat na de sloop nog voldoende archeologische resten in de bodem aanwezig konden zijn 1. In 2004 werd dat beeld bevestigd bij onderzoek in de Moerakkerstraat 2. Ten behoeve van de realisatie van Driebergenbuurt bouwfase VIII is proefsleuvenonderzoek uitgevoerd op de locatie van een voormalig garagebedrijf in het gebied tussen de Boxbergerweg (vanaf de politiepost op nummer 123), de Klinkenbeltsweg en Het Groene Dijkje. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van eventuele archeologische sporen en de kwaliteit hiervan. Uit deze (eventuele) vindplaatsen dienen de behoudenswaardige vindplaatsen te worden geselecteerd. 2. Technische gegevens Gemeente: Deventer Plaats: Deventer Toponiem: Driebergenbuurt, Klinkenbeltsweg Coördinaten: X: 207.228/ 207.275 Y: 475.246/ 475.286 CIS-code: 13464 Intern nummer: 272 Supervisie: Michiel Bartels Projectleider: Bart Vermeulen Veldarcheologie: Edith Haveman Archivering: Gemeentelijk depot Deventer Deponering: Gemeentelijk depot Deventer 3. Werkwijze vooronderzoek Om een beeld te krijgen van het te onderzoeken gebied zijn drie proefsleuven aangelegd. De sleuven zijn van oost naar west gegraven, haaks op de Boxbergerweg. De sleuven zijn 1,5 tot 2 m breed en respectievelijk 39 (werkput 1), 42 (werkput 2) en 30 m (werkput 3) lang. Om zo snel mogelijk een indruk te krijgen van het terrein, is de eerste sleuf (werkput 2) in het midden van het terrein aangelegd. De tweede sleuf (werkput 3) is ten zuiden daarvan aangelegd en de derde sleuf (werkput 1) ten noorden van de eerste sleuf, ongeveer 5 m uit de gevel van de politiepost. Om de nummering 1 Bartels, Klomp & Hermsen 2001. 2 Vermeulen 2005, 9. 2 Project 272, augustus 2005
van de sleuven overzichtelijk te maken zijn ze van noord naar zuid genummerd: werkput 1, 2 en 3. Werkput 2. Het vlak is aangelegd op het gele dekzand, waarbij het natuurlijk reliëf is gevolgd. Aan de Boxbergerweg ligt het gele zand bijna direct onder de oppervlakte en is daarin geen mollenactiviteit (bioturbatie) te zien. Het maaiveld ligt daar ongeveer op 7,25 m + NAP en het vlak op ongeveer 6,90 m + NAP. Het ontbreken van mollenactiviteit wijst erop, dat een deel van het natuurlijke reliëf moet zijn verdwenen. Mollen blijven relatief dicht aan de oppervlakte en komen niet in de diepere delen van de bodem, omdat daar geen voedsel aanwezig is. Het aangetroffen gele zand moet dus oorspronkelijk dieper hebben gelegen. Waarschijnlijk zijn de hoge delen van het gebied geëgaliseerd bij de aanleg van de woonwijk. Op de lager gelegen delen van het gebied is de oorspronkelijke bodemopbouw intact gebleven. 3 Project 272, augustus 2005
Aan de oostzijde van werkput 2 is een proefput van ca. 1 m diep gegraven om te zien of er zich een akkerlaag onder het gele zand bevindt, zoals de ondergestoven akker die aangetroffen is op de Molenbelt 3. In het profiel van de proefput zijn lagen opgestoven zand te zien. In de bodem van de proefput is een gat van een halve meter diep gegraven om bodemopbouw te bestuderen, maar er werden geen andere lagen aangetroffen. Er is een boring gezet om het beeld te bevestigen. In de boring van 1,5 m diep in de proefput is tot 4,68 m + NAP alleen geel zand aangetroffen. Vanaf ongeveer 18 m uit de Boxbergerweg is er mollenactiviteit te zien in het gele zand. De mollenactiviteit wijst op het intact zijn van het originele oppervlak en vanaf deze plaats is het natuurlijk reliëf gevolgd. Het niveau van het gele zand duikt vanaf 18 m naar beneden van 7,01 m + NAP tot 5,45 m + NAP op ca. 35 m uit de Boxbergerweg. Aan het einde van de werkput loopt het gele zand weer iets op naar 5,84 m + NAP. Op de helling is een aantal archeologische sporen tevoorschijn gekomen. Lagen stuifzand in het profiel van de proefput van werkput 2. In alle werkputten is hetzelfde beeld van een hoge afgetopte zandduin te zien. In werkput 3 is het natuurlijk bodemprofiel verstoord tot 20 m uit de Boxbergerweg. Het diepste punt in deze werkput ligt 6,07 m + NAP op ongeveer 30 m uit de Boxbergerweg. In deze werkput zijn geen sporen, maar alleen recente verstoringen aangetroffen. In werkput 1 ligt de kop van het zand dichter bij de Boxbergerweg. Het zandduin ligt noordoost-zuidwest. Er is geen mollenactiviteit dus geen origineel oppervlak aanwezig tot ongeveer 10 m uit de weg. Zodra het natuurlijk reliëf kan worden gevolgd, duikt het gele zand naar beneden van 6,87 m + NAP op 10 m uit de Boxbergerweg tot 5,81 m + NAP op ongeveer 30 m uit de weg. In alle werkputten is het vlak getekend en zijn de alle archeologische sporen, op twee na, gecoupeerd, gefotografeerd en getekend. In totaal zijn 21 sporen aangetroffen, 3 Hermsen 2005, 16. 4 Project 272, augustus 2005
waarvan drie natuurlijke sporen bleken te zijn. Twee sporen zijn niet gecoupeerd, omdat de putwand van werkput 2 ingestort is bovenop deze sporen. Het noordelijke profiel is steeds op twee plaatsen ongeveer één meter breed opgestoken. Dit is gedaan op de diepere gedeelten van de werkputten. Verder naar het oosten was er namelijk geen bodemopbouw meer aanwezig en was er alleen een sloophorizont (de restanten van de sloop van de tot 2005 aanwezige gebouwen) en natuurlijk geel zand te zien. Na het afwerken van de drie proefsleuven is een uitbreiding aangelegd om een vollediger beeld te krijgen. Deze uitbreiding (werkput 4) is aangelegd over werkput 2 van ongeveer 18 tot 30 m uit de Boxbergerweg. Dit deel van werkput 2 is gekozen, omdat daar de meeste sporen zijn aangetroffen. In de uitbreiding worden meer sporen verwacht die met de sporen uit werkput 2 kunnen samenhangen. De proefsleuf is met deze uitbreiding 3 m naar het noorden en 3 m naar het zuiden vergroot. De uitbreiding heeft vijf nieuwe sporen opgeleverd. Werkput 4. 4. Het natuurlijke landschap De proefsleuven hebben aanvullend inzicht gegeven in de opbouw van het natuurlijke landschap onder het esdek. In het onderzochte gebied is geen sprake van een vlakke dekzandrug, zoals bijvoorbeeld onder de Colmschater Enk, maar van een sterk 5 Project 272, augustus 2005
variërend microreliëf. Dit reliëf is waarschijnlijk als gevolg van verstuivingen ontstaan, wat aansluit op het beeld in de Moerakkerstraat 4. Deze verstuivingen kunnen zowel uit de prehistorie als uit de vroege middeleeuwen stammen. Het gebied was toen een open landschap. Het hoogste punt van het gebied ligt ter hoogte van de Boxbergerweg. Het gele zand ligt daar op ongeveer 7 m + NAP. Het niveau van het gele zand daalt richting het westen naar ongeveer 5,45 m + NAP, dat is een daling van meer dan 1,5 m over een afstand van 15 m. Aan de Boxbergerweg ligt het gele zand bijna direct onder de oppervlakte. Hier zijn alleen de diepere delen van het gele zand aangetroffen en missen de hogere delen waarin mollen actief zijn. Waarschijnlijk is de kop van het zand afgeschoven bij de aanleg van de woonwijk. Dit beeld is bevestigd bij het opsteken van de profielen. De opbouw van de profielen was als volgt: Onderaan is het natuurlijke gele zand te zien, in het bovenste deel daarvan heeft mollenactiviteit plaatsgevonden. Daarboven ligt de natuurlijke bodem. Daarop ligt het esdek, waarvan de bovenste laag de bouwvoor is. Op de bouwvoor ligt een sloophorizont. Het profiel in werkput 2. Op de hogere delen van het terrein is er alleen natuurlijk geel zand te zien, zonder mollenactiviteit in het bovenste deel, met daarop de sloophorizont. In werkput 3 zijn twee esdeklagen te zien in de profielen, gescheiden door een bouwvoor. Het lijkt erop, dat de bovenste esdeklaag afkomstig is van de top van de 4 Vermeulen 2005, 3. 6 Project 272, augustus 2005
zandduin, die is afgeschoven om het terrein te egaliseren bij de aanleg van de woonwijk. In de bouwvoor, die de twee lagen scheidt, is machinaal geproduceerde baksteen aangetroffen, dat wijst op een datering vanaf de late 19 de eeuw. Het profiel in werkput 3. Uit het esdek komt weinig materiaal. De gevonden scherven dateren voornamelijk uit de 15 de en eerste helft van de 16 de eeuw 5. Dit sluit aan bij de datering van het materiaal uit het esdek van het Driebergenplein en de Driebergenstraat 6. Essentieel verschil hier is echter de vondstrijkdom en de grote tot zeer grote fractie van de scherven in het esdek. Dit in tegenstelling tot de locatie van Blok VIII, waar de vondsten klein van formaat en geringer in aantal zijn. Er is een duidelijk onderscheid tussen het esdek en de bouwvoor die erbovenop ligt. Uit de bouwvoor komt meer en recenter schervenmateriaal en daarnaast baksteen en mortel. 5. Resultaten Archeologisch onderzoek De meeste archeologische sporen zijn aangetroffen op de plaatsen waar het natuurlijke reliëf intact is. Ze liggen op de relatief lage delen en op de helling. De sporen concentreren zich in werkput 4 van 18 tot ongeveer 30 m uit de Boxbergerweg. Het niveau van het gele zand varieert in werkput 4 van 6,95 m + NAP aan de oostzijde tot 5,62 m + NAP aan de westzijde. Dat is een verschil in hoogte van 1,3 m over 10 m. In de verspreiding van de sporen is geen structuur te herkennen. Het oorspronkelijke steile reliëf zal deze locatie geen handige plaats gemaakt hebben om te bouwen. Er is 5 Determinatie: B. Vermeulen. 6 Bartels, Klomp & Hermsen 2001. 7 Project 272, augustus 2005
waarschijnlijk geen plaats geweest voor grote structuren zoals huizen, schuren en werkplaatsen. De losse paalsporen kunnen allerlei kleine bouwsels vertegenwoordigen, zoals hekken, spiekers of schuttingen. Een andere mogelijke verklaring voor de sporen op de helling zou een windscherm kunnen zijn, om verdere verstuivingen te voorkomen. Uit deze sporen is geen dateerbaar materiaal tevoorschijn gekomen. De vulling van de sporen lijkt op de vulling van de vroeg middeleeuwse en de prehistorische sporen die aan de Moerakkerstraat en het Driebergenplein zijn aangetroffen. De vondsten van het Driebergenplein zijn schaars, maar goed te dateren in de periode 750-850. Hier werden enkele scherven geïmporteerde keramiek van de soorten Badorf en reliëfbandamfoor gevonden 7. De vulling van de laat middeleeuwse sporen aan de Moerakkerstraat was donkerder en meer gevlekt 8. Aan de oostzijde van werkput 1 en 2 zijn tussen de recente verstoringen enkele sporen gevonden, waaruit 16 de eeuwse scherven zijn gekomen. Al deze door verstoringen van elkaar gescheiden sporen maken waarschijnlijk deel uit van één 16 de eeuwse greppel. De greppel ligt noordoost-zuidwest tegen de Boxbergerweg aan. De greppel is waarschijnlijk geen weggreppel om water van de weg af te voeren, omdat deze niet parallel loopt aan de weg. Op de kadastrale kaart van 1832 is te zien, dat de percelering van deze locatie haaks op de Klinkenbeltsweg ligt en dus noordoost-zuidwest op de Boxbergerweg. Mogelijk is deze greppel een oude perceelscheiding geweest. Een andere optie is, dat de greppel deel uit heeft gemaakt van een laat 16 de eeuws legerkamp. Op de prent die Joannes van Doetecum van het beleg van Rennenberg maakte, zijn in de zone waar de Boxbergerweg en de Diepenveenseweg liggen verschillende legerkampen aangegeven. 9 Twee processen zijn op archeologische gronden herkenbaar. In een open en dynamisch landschap ontstaat op de flanken en dan met name de flank richting de IJssel bewoning. De midden-mesolithische component zoals gevonden aan het lage deel van de Boxbergerweg is op de kop afwezig. De laat prehistorische resten zoals het Raalte-type ijzertijdhuis onder het Driebergenplein ontbreekt ook op de kop. De vroegmiddeleeuwse component in de vorm van Karolingische scherven en sporen ontbreekt, maar is ten westen van deze locatie wel aangetoond. Het gebied is in deze tijd mogelijk wel betrokken in de extensieve veehouderij of landbouw van een meer westelijk gelegen boeren hoeve. Om de groeiende handelsplaats moeten meerdere van deze hoeves aanwezig zijn geweest. Ten tijde van de 14 de eeuwse grootschalige uitbreiding van de Deventer binnenstad 10 wordt ook dit gebied voor de permanente laatmiddeleeuwse landbouweconomie in gebruik genomen. De verscheidenheid van de opbouw van het esdek over zeer korte afstanden (Driebergenplein, Klinkenbeltsweg, Moerakkerstraat) illustreert niet alleen een functieverschil van de landbouwgebieden, maar ook een sterk onderling te onderscheiden proces in bemesting en afvalstorting, de zogenaamde Vaaltakkers. Daarbij wordt duidelijk dat de trend naar intensievere landbouw en bemesting zich eerder op de zuidwestelijke flank afspeelt dan op de afgetopte toppen. De extensieve veehouderij vindt vermoedelijk lange tijd plaats op de bovenkant van het Driebergen- 7 Bartels, Klomp & Hermsen 2001. 8 mondelinge mededeling Bart Vermeulen 9 Nalis 2003, 15. 10 Vermeulen 2006, 241. 8 Project 272, augustus 2005
plateau, de Moerakkerstraat-Roelofbeltstraat, tot dat ook deze in de 17 de 18 de eeuw in de permanente landbouweconomie worden opgenomen. Doelen voor komend onderzoek zullen zijn om de kernen van de hoeves van ijzertijd tot en met de hoge middeleeuwen te vinden. 6. Conclusie: Waardering & Selectie Uit het onderzoek is een duidelijk beeld van het oude landschap naar voren gekomen. Voor de middeleeuwen vertoonde de natuurlijke bodem grote hoogteverschillen die het gevolg waren van rivierafzettingen en verstuivingen. 11 In het noorden van de onderzoekslocatie is de onderkant van een 16 de eeuwse greppel gevonden. De greppel ligt schuin tegen de Boxbergerweg en maakt mogelijk deel uit van een laat 16 de eeuws legerkamp of een perceelscheiding. Langs de Boxbergerweg zijn alleen diepe sporen aangetroffen, zoals de onderkant van de greppel, omdat de kop van het zand op deze plaats verdwenen is. Minder diepe sporen zijn hier verdwenen. In het midden van het terrein zijn enkele sporen aangetroffen. Er is geen duidelijke structuur in de sporen te herkennen. Uit de sporen is geen dateerbaar materiaal gekomen. Op deze plaats is door de steile helling ook geen plaats geweest om grotere structuren te bouwen. Waarschijnlijk dateren de sporen uit de prehistorie of vroege middeleeuwen, omdat ze qua kleur lijken op sporen die zijn aangetroffen aan de Moerakkerstraat en het Driebergenplein. In het onderzoeksgebied worden geen archeologische resten van betekenis verwacht. Op de oorspronkelijk hogere delen is het natuurlijke bovengrond verdwenen en kunnen alleen diepere delen van sporen worden aangetroffen, minder diepe sporen zijn verdwenen. Op de lagere delen en op de helling worden geen sporen van betekenis verwacht, omdat het natuurlijk reliëf daar het bouwen van grote structuren bemoeilijkt. Er bestaan, archeologisch gezien, geen bezwaren tegen grondwerkzaamheden en er kan worden afgezien van verder onderzoek. 7. Literatuur Bartels, M., M. Klomp & I. Hermsen, 2001. IJzertijd in de Driebergenbuurt, Prehistorische boeren onder een vooroorlogse arbeiderswijk = (Archeologie in Deventer 4), Deventer. Hermsen, I., 2005. De bodem onder de belt. Archeologie en geschiedenis van een agrarisch gebied in de Voorstad van Deventer, Deventer. Nalis, H.J., 2003. Een prent van Joannes van Doetecum en andere afbeeldingen van het beleg van Deventer door Rennenberg in 1578. Deel I: Het beleg. In: Deventer Jaarboek 2003 11 Vermeulen 2005, 9. 9 Project 272, augustus 2005
Vermeulen, B., 2005. Verslag Inventariserend Veldonderzoek Moerakkerstraat, Driebergenbuurt Deventer. Projectnummer 248, Deventer Vermeulen, B., 2006. Razende mannen, onrustige vrouwen. Archeologisch en historisch onderzoek naar de vroegmiddeleeuwse nederzetting, een adellijke hofstede en het Sint Elisabeth Gasthuis in de bocht van de Smedenstraat te Deventer. Deventer. 8. Figuren Figuur 1: Overzicht van de aangelegde werkputten. 10 Project 272, augustus 2005