Morgen ben ik een leeuw Hoe ik mijn schizofrenie overwon Subgroepopdracht psychopathologie 2 Namen en studentnummer: Lieke van Walstijn 500616513 Iris van Rijnbach 500642240 Nina Bakker 500637082 Savirha van Hetten 500609554 Pleun Lammerse 500638055 Klas: 1A1 Docent: A. Bakker-Arkema Datum:
Hoe ziet de behandeling eruit wanneer je deze toepast op de persoon in je autobiografie? Ons artikel gaat over het toepassen van cognitieve gedragstherapie bij patiënten met schizofrenie en de waarde daarvan. Het artikel is een meta-analyse, er wordt verteld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken die hiernaar gedaan zijn. Uit alle onderzoeken komt naar voren dat CGT zeker helpt bij mensen met schizofrenie. Echter is CGT wel een behandeling naast medicatie die de patiënten krijgen. De centrale over CTG is volgens het artikel: de manier waarop mensen hun omgeving begrijpen, beïnvloed hun emoties en gedrag. Bij schizofrenie richt CTG zich voornamelijk op de emotionele stoornis als gevolg van disfunctionele interpretaties. Er wordt tevens uitleg gegeven over het vóórkomen van psychotische ervaringen en daarnaast wordt er psycho-educatie gegeven over de ziekte zelf. Uiteindelijk gaat het erom dat de patiënt leert te relativeren. Wanneer jij kijkt naar de persoon in het boek, Arnhild, die lang heeft geworsteld met haar schizofrenie zal CTG geen slechte behandeling voor haar zijn geweest toen ze nog veel psychotisch was. Ze zag veel nare dingen, zoals wolven die half aangevreten waren en was hier ook bang voor. Net zoals de stemmen die ze hoorde die haar leven compleet overnamen. Deze vertelde haar wat ze moest doen met als gevolg dat ze zo ver ging dat ze bijna niets meer woog, glasvezels at en zich zelf veel pijnigde. Wanneer ze deze visuele en akoestische hallucinaties zou kunnen relativeren zou dat al een grote stap zijn voor haar, dan hoeft ze niet meer zo bang te zijn voor haar psychoses. In het artikel wordt mede verteld dat een vertrouwensrelatie tussen patiënt en therapeut erg belangrijk is. Arnhild geeft blijvend aan dat ze zich alleen en vooral niet begrepen voelde toen ze in een inrichting zat. Ook a waren er zoveel hulpverleners, er werd niet goed met haar ziekte omgegaan. Voor arnhild zou een vertrouwensrelatie veel betekenen. Daarom zou CTG ook een goede therapie zijn voor haar. Daarbij stond Arnhild er ook echt voor open om geholpen te worden, ze wilde graag genezen en ze was zeer vooruitstrevend daarin. Dat is ook een belangrijke factor om een therapie te laten slagen. Al om al zou het een goede therapie zijn geweest voor Arnhild. Geef de invloed van het ziektebeeld weer op het dagelijks functioneren van de persoon uit je autobiografie. Je geeft de specifieke situatie weer voor deze persoon. De invloed die het ziektebeeld schizofrenie heeft op de persoon uit de autobiografie is erg groot. Arnhild is een slim meisje als de ziekte zich ontwikkelt. Ze zit op het vwo en haalt goede cijfers. Sociaal was ze altijd als iets minder handig maar in de periode dat de ziekte echt naar buiten kwam had ze ook een groep vrienden waar ze mee optrok. Ook had Arnhild een baantje in een bioscoop. Toen de ziekte zich begon voor te doen werd het voor Arnhild steeds moeilijker om dit vol te houden. In het begin zeiden haar stemmen dat ze dingen voor school beter moest doen, dit beïnvloeden haar cijfers niet in een negatieve zin. Echter zeiden de stemmen ook dat ze niet veel mocht slapen en eten, hierdoor werd ze lichamelijk uitgeput, waardoor het in verloop van tijd onmogelijk was om nog door te gaan met haar activiteiten. Op het moment dat Arnhild wordt opgenomen moet ze stoppen met haar school en ook haar baantje kan ze niet meer voortzetten. Het dagelijks leven van Arnhild veranderd totaal, ze zit elke dag in de instelling, mag nauwelijks naar buiten en doet niks wat haar uitdaagt. De kamer waarin ze zit is kaal en leeg, er is geen licht, hiermee zou Arnhild zich kunnen beschadigen.
Wanneer ze met glazen borden of koppen eet slaat ze deze kapot zodat ze zichzelf kan snijden. Hierdoor mag Arnhild alleen nog eten van borden van karton, zodat ze zichzelf niet kan beschadigen. Arnhild had een droom, ze wilde graag psychologie studeren. Voor iemand die niet ziek is, is dit een reële droom die gemakkelijk vervult zou kunnen worden, Arnhild zat immers op het vwo. Echter sinds ze ziek is, is er vrijwel niemand meer die deze droom met haar wil proberen te vervullen. Op het moment dat hier wel aan gewerkt wordt, en Arnhild op zichzelf mag gaan proberen te wonen wordt er teveel van haar gevraagd en treedt haar ziekte weer op. Hoe kijkt zij tegen de ziekte aan? Arnhild kijkt heel kritisch en bedachtzaam terug op haar ziekte. Vooral ook omdat zij hierna psychologie heeft gestudeerd, kan ze er veel over zeggen. In het boek merk je dat zij er met pijn op terug kijkt, maar ook met een vleugje humor. Over het beloop van haar ziekte, vertelt ze dat ze het achteraf wel aan had zien komen. De grijze dagen, het stille flinke meisje. Op het moment had ze niet door dat dit het begin van haar schizofrene ziekte was. Arnhild kijkt soms met wroeging terug op haar ziekte. Schizofrenie wordt gezien als een ziekte, maar het is de patiënt die de ziekte heeft. Willen we begrijpen, dan moeten we naar de mens kijken. Omgeving en individu zegt meer dan diagnose vindt Arnhild. De rode draad wat Arnhild vertelt is dat zij haar ziekte anders ziet dan anderen. Omdat zij het beleeft heeft, weet zij, dat mensen met schizofrenie niet gek zijn, maar ook mensen toevallig met schizofrenie. Arnhild beleefde dat het vervullen van een symptoom fijn en prettig was, maar voor haar was het geen oplossing. Uitzoeken waar het symptoom vandaan komt, is veel belangrijker om de behandeling te beslissen. Arnhild wilde begrip, acceptatie, controle en sturing over de leefsituatie krijgen van haar omstanders. De manier hoe zij tegen haar ziekte aan kijkt, is veel humanistischer en menselijker dan omstanders. Arnhild deed aan automutilatie, veel mensen dachten dat het aandacht vragen was. Dat was het ook, geeft Arnhild toe, maar niet onnodig. Ze voelde zich niet goed en was wanhopig op zoek naar hulp. Ze vindt het pijnlijk dat automutilatie, agressie of schreeuwen als excuus van de ziekte wordt gebruikt, maar wel heel begrijpelijk. Eigenlijk voelde zij gewoon schaamte om dit toe te geven. Dit is iets menselijks. Ze herinnert zich hoe pijnlijk en hopeloos haar ziekte voor haar geweest is, maar ze heeft er ook ontzettend veel van geleerd. Maar ze was deze herinnering toch liever kwijt dan rijk. Hoe kijkt zij tegen de hulpverlening aan? Ons hoofdpersoon Arnhild Lauveng heeft veel verschillende meningen over de hulpverlening zowel positief als negatief. Het valt erg op dat vooral in het begin ze alles wat de hulpverlening en instelling doet niet goedkeurt. Zo vertelt ze dat de eerste keer dat ze opgenomen werd, dit op een strenge en slecht functionerende psychiatrische afdeling was. Met mensen die niet keken naar wie ze was, maar alleen maar keken naar haar diagnose. Ook verteld ze dat ze veel heeft gepraat met sociale hulpverleners die veel voordelen hadden, zo verwachtten ze meestal niet dat ze iets van een leven zou hebben. Ze hadden haar dossier gelezen en kenden haar diagnose en situatie dat was genoeg en ze keken dan ook niet verder naar haar mening, dromen en wensen. Ook vind ze de instelling van veel hulpverleners niet goed ze vonden namelijk dat ze eens moest gaan inzien dat ze nooit beter zou worden en dat ze met haar symptomen zou moeten leren leven. Toen ze antwoordde dat ze dat niet wilde en dat ze beter zou worden,
antwoordde de hulpverleners dat ze het niet verdiend om met deze instelling geholpen te worden. En als ze aan dat idee zou vasthouden ze alleen maar saboteerde wat wel bereikt kon worden. Ze vind dat ze het systeem als volgt het beste kan beschrijven: Het moet snel gaan en het moet effectief zijn en men telt maatregelen, capaciteit en patiëntendoorstroming. Ze vind dat het mooi is dat inefficiëntie en ballast wordt weggehaald, maar het is niet zo mooi als er druk wordt uitgeoefend op processen waar geen druk op uitgeoefend mag worden. Eindelijk kwam er een hulpverlener die haar op een bepaalde manier begreep. De hulpverlener had begrepen dat eenvoud en regelmaat de sleutel waren tot het focussen op een neutraal, concreet en veilig onderwerp. De reden waarom ze zich zo veilig voelde bij hem is dat hij nooit meer macht gebruikte dan nodig was. Hij probeerde eerst samen te werken, en deed dit veel langer dan alle anderen. Ze kreeg steeds een kleine adempauze waarin ze zich mens voelde, en niet alleen patiënt. Nog een positief punt uit de hulpverlening was toen haar om een gunst werd gevraagd door een verpleger. Deze verpleger vroeg haar of ze alsjeblieft rustig naar haar kamer wilde gaan. Dit deed ze, niet omdat het moest maar om een aardig iemand een dienst te bewijzen. Ze vond het prettig om een keer iets te geven in plaats van altijd maar te nemen. Ook vond ze het geweldig dat sommige hulpverleners haar uitlieten praten als ze weer eens onzin aan het vertellen was, en haar hiermee een adempauze gaven waarin ze eindelijk weer eens mens kon zijn in plaats van alleen patiënt. Uiteindelijk kreeg ze tijd, veiligheid en ruimte en mocht ze haar symptomen en mijn beelden in een ruimte onderzoeken die zo veilig was, en iemand die met haar meeliep die zo oplettend was. Ze luisterde echt naar haar en daarom deed zij dat ook, omdat het ineens toegestaan en zelfs wenselijk was. Daarom konden ze samen de betekenis ontdekken van zowel wolven, zelfverwonding, de kapitein als andere dingen.ze kreeg geen kant-en-klare antwoorden, maar een stukje grond om haar eigen oplossingen te kweken. Dat was het beste. Hoe kijkt zij tegen de behandeling aan? Arnhild was het niet altijd eens met de behandeling. Ze vond dat therapie over het algemeen goed werkte. Ze vond dat de medicatie niet altijd goed werd gebruikt. Verpelegkundigen waren niet altijd bekend met de bijwerkingen van haar medicatie, waardoor ze niet doorhadden dat hoe zij was, niet door haar ziekte kwam, maar door de medicatie. Medicatie moet afgewogen worden, zijn de bijwerkingen erger dan de kwaal, dan kan men beter soms geen medicatie geven. Ook was Arnhild niet tevreden over het feit dat cognitieve gedragstherapie pas werd ingezet toen Arnhild al lang schizofreen was. Deze behandeling sloeg wel aan en dat is de rede waardoor ze uiteindelijk haar studie heeft kunnen afronden. De directe omgeving: familie, vrienden/kennissen: hoe kijken zij tegen de ziekte aan? De eerste keer schrok mijn moeder enorm maar wist wel wat ze precies moest doen. Ze schakelde mijn therapeute in en ik werd opgenomen ik denk dat ze zich op
dat moment ergens verraden vond door haar moeder, maar achteraf wel blij was dat ze werd opgenomen. Haar moeder wist gewoon niet meer wat ze moest doen na verschillende dingen die zij had geprobeerd. Ze wist gewoon dat dit de oplossing was zodat haar dochter weer beter kon worden. Iedere moeder die zijn/haar kind moet laten opnemen heeft daar verdriet van. Na een jaar mocht ze naar huis om op bezoek te komen en haar moede verheugde zich er zo op en wilde alles perfect hebben. Ze had ter informatie ook gebeld wat wel en niet kon dus wist hoe te handelen. Haar moeder schaamde zich wel soms om haar kleding als ze haar kwam ophalen. Ze was wel blij dat ze haar dochter om der heen kon hebben en liet dat ook zeker merken Haar vriendin kwam na een jaar niet gezien te hebben op bezoek. Ze wisten niet zo goed waar ze over moesten praten, omdat het zo een cliché was om over haar ziekte te praten. Ze spraken meer over wat haar vriendin deed in haar dagelijks leven. Maar waren beiden heel blij dat ze weer samen konden praten. Vergelijking van de vier perspectieven (hulpverleners, familie, omgeving en Arnhild) De hulpverleners kijken objectief naar de ziekte van Arnhild, ze kijken alleen vanuit de diagnose die gesteld is. Ook zien ze Arnhild alleen als patient en niet zo zeer als mens. De familie blijft oneindige hoop houden in Arnhild, dit geldt vooral voor haar moeder en zus. Op het moment dat ze bij hen was, was Arnhild weer zichzelf in plaats van patient. Voor de omgeving, zoals haar beste vriendin van de middelbare school, was het moeilijk een houding te geven, omdat vrienden verder leven en Arnhild bleef hangen in haar ziekte. Arnhild zag zelf door de bomen het bos niet meer. Ze ziet zichzelf als iemand die toevallig schizofrenie heeft en niet alleen als een diagnose. De omgeving en Arnhild zelf kijken naar Arnhild als persoon en niet als patient, de hulpverleners kijken juist naar Arnhild als patient. De omgeving kijkt vooral naar wat Arnhild wel nog kan, de hulpverleners kijken meer naar wat Arnhild niet meer kan en wat ze eventueel had kunnen bereiken. Wie heeft wat gedaan? We hebben eerst met zijn vijven alles onderverdeeld, ieder had zijn eigen taak. Lieke heeft het eerste stuk geschreven over de toepassing van de behandeling (CGT) op de persoon in het boek. Pleun heeft het stuk geschreven over de invloed van de ziekte schizofrenie op de hoofdpersoon van het boek. Iris heeft beschreven hoe de hoofdpersoon tegen haar ziekte aankijkt. Nina heeft vervolgens beschreven hoe de hoofdpersoon tegen de hulpverlening keek en Savhira heeft beschreven hoe de directe familie en vrienden tegen de ziekte aankeken. De andere vraagstukken( hoe kijkt de hoofdpersoon tegen de behandeling aan en vergelijking van de vier perspectieven hebben we met z n alle gedaan. Tevens hebben we de PowerPoint ook met zijn 5 e in elkaar gezet.