Koning in eeuwigheid Deze preek is gehouden op Hemelvaarstdag. Gelezen is Handelingen 13: 13-41. Gezongen zijn onder andere Opwekking 181 en Psalm 89: 1 en 2. Gemeente van Christus, Het kan niemand van u ontgaan zijn dat we onlangs in Amersfoort hoog bezoek hebben gehad. Met koningsdag viel Amersfoort de eer te beurt de koning te mogen ontvangen. Ik ben eigenlijk wel benieuwd wie van u de koning gezien heeft. Kunt u uw hand opsteken als u hem met koningsdag met eigen ogen hebt gezien? Zijn er misschien ook mensen die hem een hand hebben gegeven? De mensen die ik erover heb gesproken hebben het ervaren als iets bijzonders. Onze koning heeft helemaal niet veel macht, maar toch doet het de mensen iets hem te ontmoeten. De koning is normaal gesproken iemand die op afstand staat. Hij doet zijn best dicht bij de gewone mensen te staan maar toch staat hij op afstand, want hij woont in een paleis en we kennen hem vooral van TV, maar met koningsdag was hij even dicht bij, de koning gaf ons even een saamhorigheidsgevoel, al die mensen bij elkaar, de feestelijke sfeer, de meesten van ons hebben ervan genoten. Ik moest daaraan terug denken omdat ik het met u vanmorgen wil hebben over het koningschap van Jezus. Je kunt daarover spreken vanuit het bekende hemelvaartsevangelie. Jezus die in de hemel wordt opgenomen om te zitten aan de rechterhand van God. Je kunt daarover spreken naar aanleiding van zijn eigen woord in het Mattheus evangelie: mij is gegeven alle macht in hemel en op arde. Wij denken er vanmorgen over na vanuit een minder bekend verhaal. We lezen de eerste preek van Paulus. Of het ook echt zijn allereerste preek is dat weten we niet maar het is in ieder geval de eerste die bewaard is gebleven. Spreken in de synagoge Paulus houdt deze preek in de synagoge van Antiochië. Als de wet en de profeten zijn gelezen krijgt hij de uitnodiging de synagoge toe te spreken. Broeders, als u voor de mensen een bemoedigend woord hebt, ga dan uw gang. Paulus wil het natuurlijk gaan hebben over Gods daden in Jezus, maar hoe vlieg dat aan? De gelovigen die bij elkaar komen in de synagoge leven bij oude woorden, staan ze ook open voor een totaal nieuw perspectief? Staan ze ook open voor nieuwe daden God? Wij in onze tijd, wij houden van dat wat nieuw is, we houden van nieuwe kleren, we houden van een interieur dat bij de tijd is en de preek moet vooral actueel zijn. Ik begin daarom mijn preken eigenlijk altijd met iets dat uit het leven is gegrepen. Als ik de eerste preek van Paulus lees dan valt het me op dat hij het omgekeerde doet. Hij begint niet met wat nieuw is maar met dat wat oud is, want zijn hoorders houden niet van nieuwe dingen, dat had niet te maken met het feit dat gelovigen vaak conservatief zijn, de hang naar het oude was kenmerkend voor 1
heel de antieke wereld. Dat wat oud is, dat is eerbiedwaardig, als Paulus zijn hoorders mee wil krijgen dan zal hij moeten aansluiten bij dat wat oud is. En dat doet hij dus ook, hij begint zijn preek met een stukje geschiedenis. Hij laat zien hoe God in de geschiedenis van Israël steeds weer nieuwe dingen heeft gedaan. Hij beroept zich op de schriften waarvan hij weet dat ze gezag hebben voor de mensen die luisteren. Hij verwijst naar Johannes de doper als een algemeen erkende nieuwe daad van God en hij herinnert de mensen eraan dat Johannes zelf heeft gezegd dat er na hem nog iemand anders zal komen. Paulus heeft het over de geschiedenis van Israël om te laten zien dat daar steeds weer nieuwe dingen in gebeurden om op die manier uit te komen bij de nieuwste daad van God. Het huis van David Nu kan je in één preek natuurlijk niet de hele geschiedenis van Israël herhalen. Paulus maakt duidelijke keuzes in dat wat hij wel en dat wat hij niet vertelt. Hij kiest ervoor in het bijzonder te spreken over het koningschap. Blijkbaar is dat voor Paulus een geschikte route om het uiteindelijk te kunnen hebben over Jezus. Het verhaal van het koningschap in Israël begint met de vraag om een koning. Het Bijbelboek Samuël vertelt dat de Heer daar aanvankelijk helemaal niet blij mee was, maar dat laat Paulus hier weg. Israël vraagt om een koning en God geeft hun Saul, een man uit de stam Benjamin. Met hem is het koningschap in Israël begonnen. Dat begin was bepaald niet gelukkig. Paulus wijdt daar niet over uit. Hij volstaat met de opmerking dat God hem van de troon stootte. In zijn plaats stelde God koning David aan en het is alsof God zelf verrast is over deze vondst: in David heb ik een man naar mijn hart gevonden, die geheel naar mijn wil zal handelen. De band tussen de God van Israël en David is zo stevig dat die wat God betreft tot in eeuwigheid mag duren. We hebben daarover gelezen uit het Bijbelboek Samuël. Jou stel ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon zal nooit wankelen (2 Samuel 7:16). Opstanding Naar die belofte verwijst Paulus als hij een grote sprong maakt. Hij springt in een keer over van David naar Jezus. Uit Davids nageslacht heeft God, overeenkomstig zijn belofte, een redder voor Israël voortgebracht, Jezus. En met Jezus is Paulus dan eindelijk aangekomen bij de nieuwe daad van God waar hij het over wil hebben. God heeft niet alleen in het verleden aan Israël gehandeld, hij doet dat ook in onze dagen. Broeders en zusters, nakomelingen van Abraham en alle anderen die God vereren, aan u wordt vandaag het goede nieuws van redding verkondigd door Jezus Christus die de zoon van David is. Ik weet dat het niet vanzelfsprekend is in Jezus de beloofde koning te zien. De inwoners van Jeruzalem zagen in Jezus ook niet de vervulling van de belofte. Sterker nog, ze hebben bij Pilatus om zijn doodstraf gevraagd. Ze hebben Jezus na zijn dood van het hout gehaald, maar toen Jezus in het graf was gelegd greep God 2
in. Hij heeft Jezus uit de doden opgewekt om op die manier over Jezus te zeggen wat hij over David zei: mijn zoon ben jij, ikzelf heb jou vandaag verwekt. Ik denk dat we met deze tekst wel zo ongeveer zijn aangekomen bij de kern van het betoog van Paulus. Mijn zoon ben jij, ikzelf heb jou vandaag verwekt. Paulus citeert met deze woorden een oude Psalm, op die manier wil hij vertrouwen wekken in een nieuwe daad van God. Petrus is hem daar eerder in Handelingen al in voorgegaan. De Psalm die Paulus citeert gaat over het koningschap. De koning wordt in deze Psalm door God zijn zoon genoemd. En het moment dat hij de troon bestijgt is het moment waarop hij verwekt wordt. Koning ben je in Israël niet vanwege je geboorte. De koning stelt in Israël in zichzelf niets voor. Hij heeft zijn ambt helemaal aan God te danken. Hij wordt door God tot koning gemaakt. Jezus is volgens Paulus dus tot koning gemaakt als hij wordt opgewekt uit de dood. Voor zijn dood werd hij ook al koning genoemd. Een blinde zei het zo: Jezus, zoon van David, ontferm u over mij (Lukas 18:38). Bij zijn veroordeling speelde het koningschap ook een belangrijke rol. Soldaten dreven de spot met deze vreemde koning en boven zijn kruis stond als aanklacht te lezen: dit is de koning van de joden (Lukas 22:38). Het koningschap van Jezus was dus nogal omstreden, maar voor Paulus is daar sinds zijn opstanding geen twijfel meer over mogelijk. Die tekst uit Psalm 2 wordt in de opstanding helemaal vervuld. Mijn zoon ben jij, ikzelf heb jou vandaag verwekt. Dat is wat God tegen Jezus zegt door hem op te wekken uit de dood. God schept uit de dood een nieuw begin. Jezus wordt verheven tot heerlijkheid. Jezus wordt tot koning gezalfd per goddelijk besluit en het laatste wat Paulus hierover zegt is dat Jezus koning is voor altijd. David is nadat hij de mensen uit zijn eigen tijd had gediend overeenkomstig Gods wil gestorven, maar hij die door God tot leven is gewekt, hij heeft geen ontbinding gezien, hij is koning voorgoed. De belofte aan David gedaan heeft daarmee nieuwe dimensie gekregen. Het eeuwige voortbestaan van zijn huis werd gedacht als een voortbestaan door de generaties heen die elkaar opvolgden, maar sinds dit koningschap op de schouders van Jezus is gelegd is het getransponeerd naar een nieuwe dimensie, want Jezus is koning voorgoed. En daarmee begint de preek van Paulus te raken aan ons heden want als hij koning is voorgoed, dan is hij ook koning vandaag. Ongemerkt hebben we vanmorgen hetzelfde gedaan als Paulus. We hebben oude woorden gelezen, om uit te komen bij ons heden en ons heden met nieuwe ogen te bekijken. Het evangelie van Hemelvaart is dat Jezus zit aan de rechterhand van God. Verkondiging Wat betekent dat concreet? Daar zou heel veel over te zeggen zijn. Ik wil me vanmorgen beperken tot een paar dingen die ik ontleen aan de preek van Paulus. Paulus eindigt zijn preek over Jezus als de verrezen zoon van David met een dus. 3
U moet dus weten broeders en zusters dat door hem aan u vergeving van zonden wordt verkondigd. Twee dingen vallen mij op aan deze tekst. Het eerste is dat de zoon van David een boodschap heeft voor ons. Hij laat ons iets verkondigen. Hij neemt via Paulus zelf het woord. Hij laat van zich horen via mensen die het evangelie verkondigen. Zij zijn dienaren van hem. Via hen spreekt de zoon van David ons aan, want als hij voor eeuwig koning is dan is hij dat ook vandaag. Wat mij daarin raakt is dat wij het dus niet hoeven te doen met oude woorden. Die oude woorden die in de schrift staan, die lezen we wel. We volgen daarin Paulus en heel de vroege kerk na, we lezen oude woorden, woorden die eeuwen voor wij geboren werden opgeschreven zijn, maar die oude woorden zijn geen doel in zichzelf. We lezen ze om al lezend de stem van onze verrezen Heer te verstaan. Door woorden van mensen laat koning Jezus van zich horen. Dat is de wijze waarop hij ons regeert. De Heidelbergse Catechismus zegt iets vergelijkbaars als ze de vraag stelt waarop Jezus gezalfde wordt genoemd. Hij wordt onder andere gezalfde genoemd omdat hij gezalfd is tot onze eeuwige koning. En dat hij onze koning is dat betekent concreet dat hij ons regeert door Zijn Woord en Geest (Zondag 12). De zoon van David geeft richting aan ons leven door mensen als Paulus op ons af te sturen. U moet dus weten broeders en zusters dat door hem aan u vergeving van zonden wordt verkondigd. Het eerste wat ik daar dus uit pik is heel eenvoudig het feit dat de Heer ons iets laat weten. Vergeving van zonden Het tweede wat natuurlijk niet kan blijven liggen is de concrete inhoud van de verkondiging. De inhoud van de verkondiging is vergeving van zonden. Misschien is dat niet iets wat je uit de mond van een koning verwacht te horen. Een koning maakt misschien wetten en als die wetten overtreden worden dan is het aan de rechter om daar iets van te vinden maar deze scheiding van de machten is in de tijd van de bijbel nog niet aanwezig. Pilatus was een bestuurder maar hij sprak ook recht, en zo was dat ook met de koningen van Israël en zo is dat dus ook met Jezus. Tot zijn koningschap behoort ook dit dat hij recht spreekt. Hij komt om te oordelen over levenden en doden maar het bijzondere aan deze recht sprekende koning is dat hij weet van genade. Hij scheldt ons onze schulden kwijt. Nu was er onder de wet van Mozes ook sprake van vergeving, maar dat was vergeving tot zekere hoogte, er waren ook doodzonden waar geen vergeving voor mogelijk was. Misschien is de grootst mogelijk zonde wel het doden van hem die zonder zonde was. Zoiets kan je als mens zelf niet meer oplossen want de dood laat zich niet terugdraaien. Maar God doet het onmogelijke door de gekruisigde tot leven te wekken. Hij schept uit ons kwaad iets goeds. De opstanding van Jezus Christus is een aanmoediging om te geloven in de vergeving van onze zonden. U moet dus weten, zegt Paulus, dat door hem vergeving van zonden wordt verkondigd. 4
Ik denk dat we op twee manieren een probleem hebben met dit evangelie. Aan de ene kant hebben we moeite om het kwaad in ons eigen op te merken. We vragen ons af waarom het altijd weer over zonde moet gaan in de kerk. Is dat geen zwart kijkerij. Zien we het op deze manier niet veel te somber in. Aan de andere kant hebben we moeite om te geloven in vergeving als er echt iets aan de hand is. Dan lijkt vergeving weer veel te makkelijk en kunnen we het maar moeilijk geloven dat God ons echt vergeeft. Voor Paulus is vergeving van zonden de kern van het evangelie. Hij weet zich geroepen door de hemel om dit te verkondigen. Dit is de basis waar Jezus zijn rijk op bouwt. Zijn koningschap begint met een generaal pardon. De vergeving van de zonden is de sfeer waarin we mogen leven en het sterven. Het is het licht waarin we naar elkaar kijken, we schrijven elkaar niet de wet voor maar zien in elkaar mensen voor wie Christus is gestorven. De vergeving van de zonden brengt jood en heiden bij elkaar, ze is het woord dat vrede schept tussen God mensen en mensen onder elkaar. U moet dus weten, zegt Paulus, dat door hem vergeving van zonden wordt verkondigd. Tenslotte Ik ben de preek begonnen met koning Willem Alexander. Heel even was hij bij ons, we konden hem zien en sommigen hebben hem zelfs aangeraakt maar zijn bezoek aan Amersfoort op koningsdag was hoogst waarschijnlijk eenmalig. Hoe zit dat met Jezus? Hoe zit dat met de man die op de troon van zijn vader David mag zitten? Hoe zit dat met onze Heer die na zijn weg van lijden verheven is tot in de hoogste hemel om te zitten aan de rechterhand van God? Dat klinkt nogal ver weg, verder weg nog dan het koninklijk paleis in den Haag, maar niets is minder waar, want door Woord en Geest is hij ons nabij, hij raakt aan ons leven door het woord van broeders en zusters. En we bewegen ons in de ruimte die zijn vergeving schept. Het is ook mogelijk daaraan voorbij leven. Je kunt je ogen sluiten voor de daden van de Heer. Toen kon men dit afdoen als nieuwlichterij. Wij vandaag kunnen het afdoen als achterhaald, doe dat niet, want je doet het tot je eigen schade. Wijs het aanbod van vergeving niet af, want buiten die ruimte van liefde en vrede is het koud en kil en leeg. Kus de zoon, zegt Psalm twee, laat uw weg niet doodlopen, gelukkig zijn zij die schuilen bij hem. Amen 5