ZONDAG 2. Lezen: Romeinen 7:7-26 zingen: Psalm 134:3,4,26 Psalm 149:1,2 Psalm 81:12. Alle psalmen werden in de oude berijming gezongen.



Vergelijkbare documenten
verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

1) De ongelovige is blind gemaakt door Satan (2 Korintiërs 4:4).

Zondag 29 gaat over het Heilig Avondmaal (2)

Wat zegt Paulus in Romeinen 7:7-12?

In het voetspoor van...

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 12 t/m 14

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

De rijkdom van het evangelie

Philadelphiadienst Zondag 8 november 2015 Dorpskerk Bodegraven Aanvang: uur

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof.

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (1)

Waarom doet Hij dat zo? Om de diepste bedoeling van Gods geboden aan te geven. Daar kom ik straks op terug. Hij geeft in de Bergrede de beloften en

Preek over de opdracht: Laat de Geest u vervullen (Efeziërs 5:18b) Van drs Ton de Ruiter. Lees vooraf eerst: Efeziërs 5:1,2 en 5:15-33 en 6:1-10

Orde voor de viering van het heilig Avondmaal

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (3)

Wie is er nou blind? Het evangelie naar Johannes 9:

Bijbelteksten Feest van Genade

Bijbel voor Kinderen presenteert DE WIJZE KONING SALOMO

Jezus volgen! Echt? Het evangelie naar Johannes 6: dinsdag 2 juni 2015

De Bijbel Open (23-02)

Bespreken Zondag 26 en 27

God roept ons allen op tot dagelijkse bekering

De Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 1. Artikel 12 t/m 14. Werkboek 3

Jezus, het licht van de wereld

Hervormde Gemeente Ouderkerk aan den IJssel

DE WIJZE KONING SALOMO

1. Gods eigendom. Op Toonhoogte 265

De Bijbel open (22-06)

Zondag 25, vraag en antwoord 65, 66, 67 en 68.

Zondag 22 mei Kogerkerk - 5e zondag van Pasen - kleur: wit - preek Deuteronomium 6, 1-9 & // Johannes 14, 1-14

Is dan het uiterlijk waterbad de afwassing van de zonde zelf?

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 5. Artikel 1 t/m 5. Werkboek 12

Het is nog in de Paastijd - maar met de schriftlezing uit Johannes zijn we weer terug in de geschiedenis van Jezus vóór zijn lijden en sterven.

De Bijbel open (30-11)

De Dordtse Leerregels

Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1)

EEN PAAR BELANGRIJKE VRAGEN

Relatie <> Religie. Beste Galsem,

DE HEILIGE GEEST OVERTUIGD VAN RECHTVAARDIGHEID

1 Korintiёrs 1:9. Marcus 10:45. Handelingen 4:12. Johannes 17:3. 1 Korintiёrs 3:16. Johannes 15:9,10. Psalm 32:8

De rijkdom van het evangelie

Geloof tegenover gevoelens

HC zd. 6 nr. 32. dia 1

Romeinen 3: Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? 2 Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats [toch]

God dus we kunnen zeggen dat het Woord er altijd is geweest. Johannes 1:1/18

Zondag 17 november 2013

DE GOD VAN LEVENDEN. Liturgie

Bijbelrooster 31 juli t/m 6 augustus Thema: Rechtvaardig door het geloof

Apostolische rondzendbrief

6. Uitverkiezing. 6.1 Uitverkiezing is naar de voorkennis Gods

OPDRACHT: Lees de vier tekstgedeelten en beantwoord de 4 bijbehorende vragen. Luk 15:11-32 Joh 3:14-17, Joh 15:9-17 Matt 5:43-48, Joh 13:33-35

Preek Psalm 78: september 2015 In het spoor van Opening winterwerk Spiegelbeeld I

Niveau 3 - Les 8: Het juiste gebruik van Gods wet Don Krow

(Deel van) Zijn Lichaam

de praktijk te brengen is van belang voor ieder mens. Jezelf misleiden

macht heb u los te laten, maar ook macht om u te kruisigen? Weet gij niet?

De gelijkenis van de verloren zoon.

Vijf redenen waarom dit waar is

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

MENORAH BEELD VAN DE ZEVENVOUDIGE GEEST VAN GOD EXODUS 37 EXODUS 37:17-22

Mag ik jou een vraag stellen?

Eén ding is nodig. Deze geschiedenis kun je lezen in Lukas 10 :

Iiturgie voor de -12 jeugddienst van zondagmorgen 28 Juni in de Westerkerk te Veenendaal

1) Gered worden is net zo gemakkelijk als een cadeau krijgen (Johannes 1:12)

Is Jezus de Enige Weg? Is het christendom de enig ware religie?

BIJBELSTUDIES VOOR JONGE GELOVIGEN LES 1. Les 1 - De oorsprong van de Bijbel. In deze bijbelstudies wordt gebruik gemaakt van de NBG-vertaling

Stel jezelf niet onder de Wet!

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

- 1 - Werkelijk vrij. Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.

Zondag 8 november 2015 Sint Maarten de oogst van ons leven

Hartelijk welkom in de kerk! Thema 3 Genade, fundament om op te leven

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters,

De Dordtse Leerregels. Artikel 1 t/m 5

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. A. Prins (Vriezenveen)

HC zondag 32 en 33. Gemeente van onze HEER Jezus Christus, gasten en luisteraars,

Geheimenissen. In 1 Tim. 3:16a staat: En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees.

de doop zoals wij die kennen is afkomstig van niemand minder dan de Here Jezus zelf


Bijbelstudie Door het geloof I

Wesleyaanse geloofsfundamenten voor de 21 e eeuw

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (2)

Niet langer. Maar de kracht is aan dat lichaam der zonde ontnomen. Die kracht is namelijk de mens die in het lichaam der zonde leeft.

Wie is Jezus, deel 2. les 5b FOLLOW

Voorbeeld voordat de kinderen van groep 4 en 5 naar KBC gaan: Jongens en meisjes, wie van jullie puzzelt wel eens? En dan bedoel ik zo n puzzel.


Inleiding over het kernwoord zonde

De leiding van de Heilige Geest, en de misleiding

Doop van een kind vanaf zes jaar Orde I

HC zd. 42 nr. 31. dia 1

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Zondag 28 en 29 Ochtenddienst / H. Avondmaal. Broeders en zusters,

DE VERVOLGDE GEMEENTE

WAT ZOU JIJ DOEN ALS JE GOD HAD GEZIEN? Zou je dan anders gaan leven? Hoe zou jouw leven er uit zien, als jij God daadwerkelijk had ontmoet?

De Bijbel open (12-10)

GODS GEZIN. Studielessen voor 4-7 jarigen

Voor jou! Dit boek is voor jou. Het gaat over God. En over God en jou samen. Over Gods liefde voor jou.

SOLA SCRIPTURA VERKONDIGING 5 FEBRUARI Zusters en broeders, gemeente van onze Heere Jezus Christus

Transcriptie:

ZONDAG 2. Lezen: Romeinen 7:7-26 zingen: Psalm 134:3,4,26 Psalm 149:1,2 Psalm 81:12 Alle psalmen werden in de oude berijming gezongen. Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus! Wat was dàt een prachtig begin van onze Catechismus, van ons zondagavond-leerboek, waar we verleden week over spraken, nietwaar? Over der Christenen enige tróóst. We zagen: die bestond, en bestààt, hierin, dat ze niet van zichzelf zijn, maar dat ze van Iemand anders zijn. Dat Jezus Christus Zijn hand op hen gelegd heeft, en Z'n stempel op hun voorhoofd gezet, en daarmee gezegd heeft: "Van Míj! Dit mensenkind behoort Míj!". We kunnen het ons indenken hoe zúlke taal onze àrme vervolgde voorouders uit het jaar 1563 en daarna zal hebben toegesproken! 't Kwam erop ààn! 't leven was angstig, de bràndstapels róókten! Tóén verscheen er juist een boekje dat begon met de vraag: "Wat is uw enige troost in leven en in sterven...?", en dat verder ging met het antwoord: "Dat ik, hélemaal, met lichaam en ziel, àltijd, beide in het leven en sterven, niet míjn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus' eigen, eigendom ben". Iedereen, die tóén bij de Schrift leefde, herkende er onmiddellijk de stem in van Paulus, van Petrus, en van de andere apostelen; die hadden zo óók al gesproken! Ik heb u daar verleden week een paar staaltjes van laten zien. Om er nog even één te herhalen, waar vooral vraag en antwoord 1 op rust: uit Romeinen 14, weet u nog? "... Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf; want als wij leven, het is voor de Here" -Paulus bedoelt daar: het is voor de Here Jezus, het is voor de Héér, Jezus- "... en als we sterven: het is voor de Héér, onze Eigenaar, onze Kúrios, de Heer. Hetzij we dan leven, hetzij we sterven, we zijn van de Here. Want híértoe is Christus gestorven en levend geworden -Hij heeft het verdiend!- opdat Hij èn over doden, èn over levenden héérschappij zou voeren, Kúrios zou zijn. Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder...?" Ja, want weet u het nog? 't Was eigenlijk een heel practische aangelegenheid toen! De apostel had de Christenen te Rome tevoren immers gewaarschuwd om niet hun handen aan mekaar te branden: bij 't ruzie maken! Want dàt zat er eigenlijk achter! Dàt is de historische achtergrond van dat mooie stuk! Want Chrístenen waren gekóchten! Waren bezíttingen! Waren slàven van Christus! Dus: handen àf van eigendommen van Menéér Christus, van de Héér, de Kurios, de Eigenaar Christus! Van mensen die vallen onder Zíjn jurisdictie, over wie Híj, Híj alle rechten heeft. Alle rechten, zelfs over hun kinderen, net als vroeger jaren op de plantages: slaven waren van de eigenaar, en de kinderen die ze kregen, óók! Zó, dàt is de achtergrond van Romeinen 14. Ook op de kínderen van Z'n gekochten heeft de Koning, de Kurios, de Eigenaar, Jezus, Z'n hand gelegd en gezegd: "Die zijn van Míj! Apàrt! Voor Míj! Geheiligd! Heilig gemaakt! Voor Míj!!". 1 Korinte 7:14. Zo begón ze, die belijdenis voor oud en jong. Ja, ook voor jóng! En we hebben toen ook gezien op welke manier onze voorouders zichzelf, èn hun kinderen, ín dat geloof, ín die belijdenis hebben zoeken te bevestigen. Eenvoudig: door middel van onderwijs, onderwíjzing, dóór onderwijzing! Ook weer zo echt schriftuurlijk! Want hoe vaak staat dat nou ook niet in de bijbel: dat het ons maar niet ààn komt waaien, maar dat een mens moet beginnen te onderwijzen de liefsten die je hebt in de wereld, en dat zijn: je kínderen! Dat ouders hun kinderen die vreze des Heren moeten léren! Hoort u Mózes daarover alreeds in Deuteronomium 6: "...Wat ik u heden gebied zal op de tàfel van uw hàrt geschreven zijn..."; -"hart" is in de bijbel vaak een woord voor "geheugen", "memorie"-; "...zal bij uzèlf, de ouderen, in het memorieboek geschreven zijn...". Maar dan gaat Mozes zó verder: "Ge zult het uw kinderen inprenten en erover spreken..." -en dan moet u denken aan een Palestijnse woning, waar je overdag en 's nachts altijd bij mekaar bent; ze slapen met de voeten naar mekaar toe, oud en jong- "... en daarover spreken wanneer ge in uw huis zit, en wanneer ge onderweg zijt, en wanneer ge nederligt...". -Met mekaar: vader

en moeder en de kinderen- "... en wanneer ge opstaat...": over de Hére praten! Over Jahweh, de God van Israël, de Bezítter! Daar begon Mózes al mee! Nu, díé wenk, om te onderwijzen, die hebben onze voorouders ter harte genomen, doordat ze hun mooie troostrijke leerboekje zó hebben ingericht: na de inleiding hebben ze laten volgen drie hoofdstukken, naar de oude regel: "qui bene distinguit bene docet": wie goed onderscheidt, distincties weet te maken, die geeft goed les. Hèlder zijn, da's een eerste vereiste van lesgeven! Nu, toen kwamen de drie hoofdstukken. Uit het eerste hoofdstuk was te leren hoe groot de zonde en de ellende waren van die Christenen over wie het ging in vraag en antwoord 1: de zonde en ellende. Het tweede hoofdstuk, daar was uit te leren hoe ze van al hun zonden en ellende verlost werden, en uit het derde hoofdstuk was te leren hoe ze -die Christenen van vraag en antwoord 1- hoe ze, van zulke ellende verlost, Góde de dank ervoor zouden brengen. Zó zit de Catechismus in elkaar. Wilt u dat goed onthouden, broeders en zusters? Dat wij zondagsavonds dus als leidraad voor de prediking een leerboekje volgen dat uit deze drie HOOFDstukken bestaat -hoofdstukken die wij maar vaak kortweg aanduiden met drie woorden, hè, als gereformeerde jongens en meisjes en oudere mensen-: ellende, verlossing en dankbaarheid. Bèst hoor, mits we maar nóóit vergeten dat we met die drie korte woorden geen perióden uit wèlk mensenleven dan ook bedoelen, geen perioden, geen stukken van het léven, maar stukken van de léér!! Doodgewoon van het bóékje! Dat we daar niet mee bedoelen schéídingen, maar ónderscheidingen, distincties! Helaas is het niet overbodig altijd weer op deze simpele betekenis van vraag en antwoord 2 van de Catechismus de aandacht te vestigen. Want leg uw oor maar eens te luisteren! Tèlkens weer zult u tegenkomen de voorstelling, alsof het Christenleven eigenlijk zou bestaan uit het doorlópen van klassen, net als op school: eerste klas, tweede klas, derde klas, enzovoort. Het passeren van drie perióden. Te vergelijken met de tabernakel van het Oude Testament. Alsof het leven zou bestaan in het doorlopen van drie tijdperken: eerst krijg je de voorhof en dan ben je nog maar een nul, dan is het nog niet veel met je gedaan. En dan komt het heilige, ja ja, en dan komt bij voorkeur het heilige dèr heiligen! Fóút! Hélemaal fout!! Zelfs àls dat beeld van de tabernakel met z'n drie ruimten juist zou zijn -dat is het niet in dit geval-, maar zélfs dan zou die tabernakel zélf het ons wel beter leren! Want... zij die in de voorhof kwamen, waren geen héídenen! Dat kunt u zó wel zien! Herodes de Edomiet heeft dat béter begrepen! Want die heeft bij de latere tempel laten aanbouwen: het voorhof der héídenen! Die mochten dààr komen. Maar voor hen stonden verder bij de eigenlijke voorhof bordjes met "verboden toegang" erop! Ze zijn gevónden!! Ze zijn opgegraven!! Zó, in die voorhof, en zeker in de voorhof van de tabernakel, maar later ook van de tempel, daar kwamen alleen: Is-ra-e-líé-ten!! Verbóndskinderen! Kérkleden! Mensen die door God waren aangenomen als samen vormende Zijn erfdeel! Of, zoals we daareven uit Psalm 149 lazen: "Gods uitverkoren volk"! Nou, dat zijn we toch hier óók? Zó zijn we hier bij elkaar! Precies zoals wij hier bij elkaar zijn: Chrístenen! Dus wat gaan we nu vanavond doen, nu we zondag 2, het eerste hoofdstuk, aan de orde stellen? "Over de ellende"? Wat gaan we nu doen? Nú, en volgende week, en ook de daarop volgende week, als we 't beleven mogen...? Gaan we nu de klok terugzetten? Gaan we nu een poosje net doen alsof we nog maar heidenen zijn? Vreemdelingen? Pàs op! Luister dàn liever naar wat de apostel schrijft in Efeze 2 over uw heidense verleden: "Toen...", inderdààd! "Tóén waart gij..." -en nu lees ik het u letterlijk voor-: "...toen waart gij uitgesloten van het burgerrecht Israëls, en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld...". Maar wat volgt er dan? "...Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus". Zó staat het er met ons voor! Christus heeft door Zijn Geest en Woord op ons de hand gelegd. We zijn Chrístenen! Getipten! Gestempelden! Getekenden! Geheiligden! Zo zagen we dat verleden week, weet u nog? En... dat gaan we nu-es niet een avondje inslikken, laat staan voor dríé avondjes inslikken, daar maken we nu geen toneelvoorstelling van... we blíjven menen wat we in zondag 1 beleden hebben, namelijk dít: het historisch feit dat Jezus Christus, Gods Zoon, Zijn hand op ons gelegd heeft en gezegd heeft, bevólen

heeft: "Dien Míj! Wees Míjn slaaf! Wees Míjn slavin!". Ziedààr de grondslag waarop wij elkaar zien, waarop wij elkaar begroeten, waarop we elkaar éren! Als zulke hóógbevoorrechte mensen. Niet alleen de mensen van tachtig en in de tachtig, maar óók dat kleintje van daareven! Dàt! Chrístenen! Welnu, en die, díé Christenen belijden, en móéten belijden: hun ellende. "Ellénde". Wat verstaan we daaronder? U weet wat Paulus daaronder verstond? Want, tussen twee haakjes, als we over het geloofsstuk van onze ellende spreken, och, laten we dan liever níét uitgaan van een Nederlands woordenboek! Dat beweert: "Ellendig" is "uitlandig". Op zichzelf is dat best mogelijk, maar... pàs op! Want dat zóú toch weer-es die basis onder de geméénte vandaan kunnen halen. Dat zóú toch weer-es die neiging kunnen bevorderen bij sommigen om een tijdje, om althans drie weken lang, nèt te doen alsof we vréémdelingen waren! Ten eerste zíjn we dat niet, dat heb ik zoëven uit Efeze 2 laten horen, maar bovendien: Paulus schreef geen Néderlands toen-ie het in Romeinen 7 en andere plaatsen over de ellende had, maar Gríéks! En wat zei hij toen bijvoorbeeld in Romeinen 7 over de ellende? Wat zei hij toen van zichzelf? Jazeker, dan is bij ons de vertaling ingeburgerd: "Ik, ellendig mens!". Maar u kunt ook gerust vertalen: "Ik, beklagenswaardig mens! Ik, beroerd mens! Ik, ongelukkig mens". Romeinen 7 vers 24. "Ik, armzalig mens! Ik, geplaagd mens!" Wat was er dan aan de hand? Waar doelde de apostel dan op? Nu, we hebben het gelezen! De apostel had het daar over eens Christens leven van regelmatige strijd tussen vlees en Geest! En dat is een hachelijk onderwerp! En als je het over hachelijke onderwerpen hebt, waarbij je nogal harde waarheden zeggen moet, dan is het het beste als je jezelf als voorbeeld neemt, en daarom deed Paulus dat! Hij nam als voorbeeld van zo'n Christen: zichzèlf! Ziet u het goed?? Dus hij nam geen ongelóvige Christen! Ja, want die zijn d'r óók! Afvàllige Christenen! Afvàllige kinderen des koninkrijks, die niet méér geloven! En Paulus nam ook geen kind, geen klein kind, dat nog níét gelooft! Néé, Paulus nam zichzèlf! Paulus nam als voorbeeld geen héíden, geen vreemdeling, ook geen onnozele baby, ook geen arme stakker van een imbeciel verbondskind, en hij nam ook geen afvàllig verbondskind als voorbeeld, nee, maar: zichzèlf! Zichzelf, man van volwassen geloof! Man van echt, eerlijk, trouwhartig geloof in Jezus Christus! Een man, die lééfde uit de Geest van Christus! Maar wat beleed nu die man van zichzelf? Dat er bij hem toch zo'n strijd was tussen enerzijds die Géést, die Geest van Christus, die heilige Geest, en anderzijds? Ja, anderzijds Páúlus! Preciezer gezegd: het vléés van Paulus! Dat wil zeggen: Paulus in zoverre hij toch altijd óók nog kind van Adam was! En dààrop ziende, op díé strijd, riep Paulus uit: "Wat ben ik toch een beroerd mens, wat ben ik toch een ongelukkig mens, wat ben ik toch een beklagenswaardig mens!". Romeinen 7 vers 24. Welnu, en op grond van deze Schriftplaats -Romeinen 7, en er zijn ook andere: Romeinen 8, 1 Korinte 15- op grond van deze en andere Schriftplaatsen verstaan wij onder de ellende dit: de màcht van de zónde die om Adams wil over àlle mensen gekomen is en daarover ligt, en die ook zelfs bij zulke gelovigen als Paulus en àlle anderen nog làng niet weg is! Geen sprake van, o nee! Dààrin ligt het verschil tussen gelovigen en ongelovigen niet. Alle mensen stammen van Adam en Eva af, en liggen als kinderen des toorns onder deze zelfde dóém van God, dat ze 't kwade niet kunnen nàlaten te doen, tenzij God Zelf het ze anders en beter leert. Dàt is de ellende: de macht der zónde over àlle mensen. Gods dóém over Adam en àl z'n nakomelingen. Alsof God sprak: "Zó, wóú je dood? Nou, dan gà je maar dood! Zó, wìl je 't goede niet doen? Dan màg je niet meer!" Maar nu is dít het verschil tussen gelovigen en ongelovigen wat betreft die ellende, die zondemacht, die doem over en ìn aller leven, dit is het verschil: dat de óngelovigen daarvoor stekeblind zijn; die zien daar geen zier van, maar dat de gélovigen daar ogen voor hebben ontvangen. Van wie?? Van God Zelf! Bijzonder gezegd: van de heilige Geest! En waardoor?? Door middel van het Woord! En... dat zíj tegen die macht der zonde stríjden, hebben léren strijden! We hoorden Paulus daareven in dat lange stuk van Romeinen 7 óver die strijd: "Bah! Als ik het goede wil doen, dan ligt het kwàde me bij; ik werk het niet uit!" En dàt niet alleen! Maar Paulus komt daar in Romeinen 7 zelfs zó ver, dat-ie erkent dat-ie niet eens geweten zou hebben wat zonde ís! Dat bijvoorbeeld ook het begéren, het verkéérde begeren al verboden is, wanneer hem dat niet door

Gods Woord, door Gods gebod, door Gods wet geleerd was, door de heilige Geest geleerd was! Want hij zegt dan: "Die wet, die is iets goeds, die wet is Geestelijk (dat moet daar met een grote G!). Gods wet: hij bedoelt daar dan natuurlijk niet de tien geboden mee; de tien geboden heten nergens in de bijbel de wet, maar hij bedoelt ermee: de Thora, de bàsis van de bijbel! Dat Geestelijke stuk! De Thora van Mozes! Daar had hij het van geleerd! En wat sprak Paulus daarmee toen geheel in de lijn van het onderwijs van de Here Jezus! Want Díé! Die nam zelfs de héle toenmalige bijbel, de Thora, de wet, èn de proféten bij mekaar, en Hij perste alles samen in één eis: van de liefde: "heb God lief, en heb uw broeder lief!" Nu, en diezelfde wet en profeten vertellen meteen óók wel, wat daarvan terecht gekomen is onder de oude kerk! Niet veel goeds! Kaïn! Een kind van vróme ouders! Een dóódslager! En de broeders van Jozef? "Twaalf patriarchen", zeggen we dan. Dóódslagers! En koning Saul tegen David? Een echte uitslover voor het heilige! Een dóódslager! En David, tegenover de arme Uria? Een dóódslager! Niet zo maar-es geestelijk en figuurlijk, nee, maar een èchte dóódslager! En over Salomo en de andere koningen zal ik nu maar niet veel meer zeggen. Allemaal kèrkmensen-zonden! En wat heeft die kerk in haar geheel -en persoonlijk- niet telkens, telkens wéér rechtstreeks gedaan tegenover haar God? Zó erg, dat God Zich bijvoorbeeld op een Mózes vreselijk bóós heeft gemaakt, en dat God op Z'n hele kerk Zich zó bóós heeft gemaakt, dat Hij haar veertig jaar strafte met: "Terúg!! De woestijn in!" En dat Hij haar éénmaal strafte met: "D'r úít!! Het verbondsland uit!" Zó trok God het Zich aan dat Hij door Z'n uitverkoren volk zó was behandeld! Gemeente, 't is maar al te waar, wat zondag 2 ons als geloofsbelijdenis -hoort u dat goed?- als gelóófsbelijdenis op de lippen legt: dat wij van nature geneigd zijn God en onze naaste te haten! Hoewel: góéd letten op àlle woordjes die er dan staan, hè? Niets over het hoofd lezen! Ook niet dat "...met alle mensen mee van Adam en Eva afstammen, en onder die doem liggen". "Van nature"! Dat staat erbíj, dat wil zeggen: "van geboortewege", "van huisuit", "qua Adamskind", en niet méér! Die zijn er toch: Adamskinderen, en niet meer! Ja, zó beschouwd, dan hebben ook de allerheiligsten maar te blozen! Dan schrijft de apostel Johannes doodeerlijk: "Indien wij zeggen dat we geen zonde hebben, zo misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet". Hoort u dat? Tòch, tòch zult u zo'n belijdenis uit de mond van wereldlingen nooit horen! Dacht u dat men in de café's druk is over het onderwerp waar ik vanavond tot u over spreek? Daar rinkelt het van de bierglazen en daar rammelt het van de jukeboxen, maarre... daar gaat het niet over de ellende-belijdenis! Welnéé, die hoor je in de kérk! Da's een kérkstuk, dà's een ellende-belijdenis! Da's een dogma! Het erkennen ervan vindt u alleen onder de gelóvigen! Ellende-belijdenis, waar die oprècht beleden wordt, waar die oprècht afgelegd wordt, daar blijkt meteen dat je dus niet te maken hebt met heidenen, met vreemdelingen, met uitlanders, met buitenlanders; die zijn niet aan het woord in zondag 2! Maar bínnenlanders! Speciaal gelóvige binnenlanders! Gelóvige kinderen des verbonds! Christenen, zoals Paulus en de andere apostelen! Ze beleden hun ellende, ze erkenden hun nog stééds voortbestaande so-li-da-ri-teit met het héle zondige mensengeslacht; tegenover elkaar, en tegenover God! Mààr... maar ze wànhoopten niet! Paulus beschrijft in Romeinen 7 klàgend z'n ellende, z'n strijd dus tussen vlees en Geest, z'n oude en nieuwe mens, tussen de oude Paulus en de nieuwe Paulus, tussen Paulus in Adam en Paulus in Christus, hoe zal ik het allemaal zeggen? Maar... daar blijft hij niet in zitten! Hij komt er doorhéén! Hij komt er úít! Hij eindigt dat hoofdstuk vol klachten over zichzelf -ja, ja, maar ook over u en mij!- hij eindigt dat hoofdstuk vol klachten over òns, Christenen, met de júbel over z'n God, en over z'n Christus; déze jubel: "Maar Góde zij dank, door Jezus Christus onze Here!". Komt, geliefden, volgen we zó de apostel na! Belíjden we onze ellende! Erkennen we de macht der zonde die ook óns nog maar al te zeer weet te verrassen! Zoals we 't zongen in de oude belijdenis: "En wordt m'n vlees door 't kwade licht verrast...". Maar... doen we dit toch niet als waren we vreemdelingen, als mensen aan wie God Zich nog nóóit iets gelegen zou hebben laten liggen, maar dóén we dat als belíjders van vraag en antwoord 1. Als kínderen; grote kinderen, kleine kinderen, dat maakt geen verschil! Chrístenen, die hebben leren luisteren en hebben leren buigen onder bijvoorbeeld dit éne goddelijke Woord in de boeken van Mozes en van de profeten en van de apostelen, dit Evangelie der

eeuwen, dat ons néérwerpt, maar óók opricht; dat ons veroordeelt, en tegelijkertijd vrijspreekt, dit: "...Maar het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van èlke overtreding". Wie dàt belijdt, die belijdt z'n ellende! Zeker! Want dat bloed had niet nodig moeten wezen! Wie dàt belijdt, die belijdt echter ook z'n verlossing! En wie dàt belijdt, die doet dat dan ook met een dankbaar hart. Die stemt met Paulus in, in héél Romeinen 7, dus óók met het slot: "...Maar Gode zij dank, door Jezus Christus onze Here!". Volgen we zó de apostelen na in de belijdenis van der Christenen ellende. AMEN. Ds. C. Vonk, 1 augustus 1971