TITEL RAPRRAPPORT ECOLOGISCHE BEOORDELING UITBREIDING CAMPING CNOSSEN, LEEKSTERMEER. Watersportcentrum Cnossen, Leekstermeer.



Vergelijkbare documenten
A&W-notitie 1660tal/ms

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

Onderzoek flora en fauna

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

verwachting zullen de aanwijzingsbesluiten vóór oktober 2010 definitief worden. Voorlopig wordt daarom getoetst aan de bestaande gebiedsdocumenten.

: Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Samenvatting quickscan natuurtoets

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Quickscan flora en fauna. Deltaweg te Helmond

Notitie flora en fauna

Notitie. 1 Aanleiding

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van Zuylenlaan 9, Hoevelaken

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Project Status Datum. Sloop en nieuwbouw locatie Emmaschool concept 14 januari Auteur Veldonderzoek Projectcode

Ruimtelijke onderbouwing Flora en fauna De Monarch I, II, III en IV

Bijlage. Bodemonderzoek

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,

notitie drs. M.J. Schilt 1. ONDERDEEL ECOLOGIE

Quickscan samenvatting Stephensonstraat Harderwijk

Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Onderzoek flora en fauna

Bijlage 1 Natuurtoets

Quickscan samenvatting natuurtoets Westpolder/Bolwerk, deelplan 5 bouwstroom F1 en G, Berkel en Rodenrijs.

Memo. Inleiding. Werkzaamheden. Aan. Hilke de Vries Van. Carola van den Tempel CC Datum 9 september 2016 Betreft

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

Verantwoording. Titel : Natuurtoets Kerkdriel-Noord te Kerkdriel

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Nigtevechtseweg 64, Vreeland

Verkennend natuuronderzoek locatie Smitterijhof te Haaksbergen

Natuurtoets MCS. Planteam Groen, Recreatie en Water

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg

Betreft: Effectbeoordeling vogels, herbestemming Groen Ruige Ruimte te Dussen (P )

Quick scan natuurtoets KuiperCompagnons d.d. 30 november Soortenbescherming

Quick scan flora en fauna locatie Torenschouw te Oosterhout

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

6 Flora- en fauna quickscan

Notitie Flora- en faunaonderzoek Enter

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Natuurtoets 't Zand Toetsing aan de wet- en regelgeving voor natuur Definitief Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 17 november , revisie --

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld

Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem

Soortenonderzoek Julianahof Zeist

FLORA- EN FAUNASCAN Fietsbrug over de A9

Nieuwe bedrijfslocaties

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet bomen Hoofdweg, Harderwijk

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad

BIJLAGE 1. Quickscan ecologie

Natuurtoets. Fort Oranje 27. Woerden

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Onderzoek flora en fauna

Bijlage 1 Ecologisch onderzoek

Arcus Zuid Projectontwikkeling B.V. B.J.M. Mertens Dorpstraat JX OIRSBEEK

Quickscan flora en fauna

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

Notitie Quickscan flora en fauna

Conform uw opdracht hebben wij een veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de weilanden en kassen gelegen achter Zwaagdijk-Oost 189.

Natuurtoets Masterplan centrumgebied Hoogkarspel

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g

Verkennend natuuronderzoek Anklaarseweg Apeldoorn

memo Actualisatie Flora- en faunaonderzoek in verband met nieuwe Wet natuurbescherming.

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Quickscan samenvatting gemeentewerf Ouverturebaan 1, Harderwijk

Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

Natuurwaardenonderzoek Centrumeiland IJburg

BIJLAGE 3. Ecologische beoordeling

QUICKSCAN FLORA- EN FAUNAWET EN NATUURWETGEVING VOOR HET PROJECT NIEUWBOUW MORTIERE MIDDELBURG, FASE 4c3 QUICKSCAN

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Bureauonderzoek Flora en fauna

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats

Natuurtoets belastingkantoor aan Marijkeweg te Wageningen

Quickscan natuurtoets samenvatting Realisatie stadsboerderij Hertenkamp, Ommen

Verkennend natuurwaardenonderzoek

Verkennend natuuronderzoek De Hoeven Beekbergen

Aanvullend onderzoek Kempkensberg te Groningen. A&W-notitie 2588kev

Natuurtoets Westhaven en Alfadriehoek

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO

Verkennend natuuronderzoek locatie Woonpark Zeist

Notitie quickscan flora en fauna Wilgenweg 10, Groot- Ammers

Bijlage 3. Ecologische beoordeling van herinrichting twee percelen te Bontebok

Aanvullend onderzoek beschermde soorten Wilhelminastraat e.o. Vianen

Natuuronderzoek bestemmingsplan Oostvoorne-dorp

Quickscan flora en fauna Vijfheerenlanden Vianen 12 december 2013

Transcriptie:

TITEL RAPRRAPPORT A&W-rapport 827 ECOLOGISCHE BEOORDELING UITBREIDING CAMPING CNOSSEN, LEEKSTERMEER in opdracht van Watersportcentrum Cnossen, Leekstermeer

Altenburg & Wymenga ECOLOGISCH ONDERZOEK A&W-rapport 827 ECOLOGISCHE BEOORDELING UITBREIDING CAMPING CNOSSEN, LEEKSTERMEER P. Biezenaar Altenburg & Wymenga ECOLOGISCH ONDERZOEK BV Veenwouden 2006 Watersportcentrum Cnossen, Leekstermeer

Projectnummer Projectleider Status 871CNW P. Biezenaar Definitief rapport Autorisatie Paraaf Datum Goedgekeurd M. Groeneweg 11 oktober 2006 Biezenaar, P. 2006. Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer. A&W-rapport 827. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Veenwouden. Opdrachtgever Dhr. J. Cnossen Meerweg 13, 9312 TC Roden/Nietap Telefoon (0594) 512073 Foto Voorplaat Zilveren maan, Trijehûs, Kemphanen, Ringslang: Benny Klazenga, Katlijk Uitvoerder Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Postbus 32, 9269 ZR Veenwouden Telefoon (0511) 47 47 64, Fax (0511) 47 27 40 E-mail: info@altwym.nl Web: www.altwym.nl Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Overname van gegevens uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding.

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer INHOUD 1. INLEIDING 1 2. ECOLOGISCHE WET- EN REGELGEVING 3 2.1. Gebiedsbescherming 3 2.2. Soortbescherming 4 3. VOORGENOMEN PLANNEN 7 3.1. Huidige situatie 7 3.2. Inrichtingsplannen 7 3.3. Beoordeling 8 4. GEBIEDSBESCHERMING 11 4.1. Inleiding 11 4.2. Beschermde gebieden in of nabij het plangebied 11 4.3. Samenvatting 16 5. SOORTBESCHERMING 17 5.1. Inleiding 17 5.2. Plantensoorten 18 5.3. Zeggenkorfslak 18 5.4. Libellen en dagvlinders 19 5.5. Vissen 19 5.6. Amfibieën en reptielen 20 5.7. Vogels 21 5.8. Vleermuizen 22 5.9. Overige zoogdieren 23 5.10. Samenvattende tabel 25 6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 27 LITERATUUR 29

A&W-rapport 827

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 1 1. INLEIDING In verband met een uitbreiding van de kampeerfaciliteiten van Watersportcentrum Cnossen, Leekstermeer, is een aantal werkzaamheden voorzien aan de kampeerterreinen en het hoofdgebouw. Op dit moment bevindt de planvorming zich in een fase van ontwikkeling en voorbereiding. De eigenaar van het watersportcentrum heeft in dit kader aan Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv opdracht gegeven om een ecologische beoordeling uit te voeren, met als doel de plannen te toetsen aan de ecologische wet- en regelgeving. In een eerder stadium is voor de natuurcamping een aantal leidingen aangelegd vanaf het hoofdgebouw. In verband met vergunningverlening ten aanzien van het bestemmingsplan dient deze ingreep eveneens te worden getoetst aan de geldende natuurwetgeving. Deze rapportage start met een beknopt overzicht van de ecologische wet- en regelgeving die relevant is bij bouwplannen. Vervolgens worden de huidige situatie en de beoogde inrichtingsplannen beschreven. Daarna volgt het onderzoek dat voor de ecologische beoordeling nodig is. Het onderzoek beantwoordt de volgende vragen, die in het kader van de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en overige natuurbescherming van belang zijn: Komen in het plangebied of nabije omgeving beschermde gebieden voor? Zo ja, hebben de plannen (significant) negatieve effecten op deze gebieden en zijn die te voorkomen? Komen in het plangebied beschermde planten- en diersoorten voor? Zo ja, worden deze bij realisatie van het plan geschaad en kan dat voorkomen worden? De beoordeling in het kader van de natuurwetgeving die in deze rapportage wordt uitgevoerd, heeft betrekking op de volgende drie onderdelen: de uitbreiding van het kampeerterrein door de herinrichting van het tussenliggende weideperceel en het deel ten noorden van de natuurcamping; de verbouwing van het hoofdgebouw; de eerder uitgevoerde aanleg van ondergrondse leidingen vanaf het hoofdgebouw naar de natuurcamping en ondergrondse leidingen op de natuurcamping. Indien relevante negatieve effecten ten aanzien van beschermde gebieden en/of soorten niet voorkomen kunnen worden, zijn vergunningen en/of ontheffingsaanvragen noodzakelijk. In die gevallen wordt aangegeven of verzachtende en compenserende maatregelen nodig zijn. Altenburg & Wymenga bv presenteert in dit rapport de resultaten van een onafhankelijk ecologisch onderzoek. Het onderzoek spreekt zich niet uit over de wenselijkheid van het onderhavige plan of een bepaalde ontwikkeling. Landschappelijke, archeologische of cultuurhistorische waarden komen niet aan de orde. Aan deze ecologische beoordeling kunnen geen rechten worden ontleend.

2 A&W-rapport 827 Foto 1. Het weideperceel in het plangebied dat voor een deel zal worden ingericht als kampeerterrein. De foto is genomen vanaf het noorden. Links van dit perceel liggen het oostelijk kampeerterrein (met bomen en struiken), de hoofdgebouwen van het watersportcentrum Cnossen en het Leekstermeer. Rechts is enige begroeiing te zien van de natuurcamping (foto: A&W).

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 3 2. ECOLOGISCHE WET- EN REGELGEVING Alle ruimtelijke ingrepen in Nederland dienen aan de ecologische wet- en regelgeving te worden getoetst. Deze is in dit hoofdstuk kort samengevat. Voor een precieze weergave van juridisch relevante teksten raadplege men de oorspronkelijke uitgaven van de wetsteksten. De wettelijke bescherming van natuurwaarden valt in grote lijnen uiteen in twee delen: gebiedsbescherming ( 2.1) en soortbescherming ( 2.2). 2.1. GEBIEDSBESCHERMING Gebiedsbescherming houdt in dat gebieden met bijzondere natuurwaarden wettelijk zijn beschermd. Hierbij gaat het om de Natura 2000-gebieden, Beschermde natuurmonumenten, de Ecologische hoofdstructuur, natuurreservaten en andere in bestemmingsplannen aangeduide gebieden. Natuurbeschermingswet en overige gebiedsbescherming De wettelijke bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet die per 1 oktober 2005 in werking is getreden. Daarmee heeft Nederland de gebiedsbescherming volgens de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. De Natura 2000-gebieden die in het kader van de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn zijn vastgesteld, worden ook wel Habitatrichtlijnc.q. Vogelrichtlijngebieden genoemd. Handelingen die deze gebieden schaden zijn verboden, tenzij de Provincie een vergunning verleent. Habitatrichtlijngebieden zijn aangewezen genoemd zijn in respectievelijk bijlage I en II van de richtlijn. Vogelrichtlijngebieden zijn aangewezen ter bescherming van het leefgebied van bedreigde vogels en trekvogels. Wanneer er activiteiten in of nabij een Natura 2000-gebied plaatsvinden, moet onderzocht worden of deze significant negatieve effecten op de kwalificerende waarden van de Natura 2000-gebied hebben. Als uit deze ecologische beoordeling blijkt dat een Natura 2000-gebied (mogelijk) wordt aangetast, kan de Provincie slechts een vergunning verlenen als er geen alternatieven zijn, er een dwingende reden van groot openbaar belang met die activiteit is gemoeid en vóór de ingreep compensatie van natuurwaarden is gerealiseerd. De nieuwe wet schrijft voor dat voor ieder Natura 2000-gebied een aanwijzingsbesluit moet worden opgesteld, waarin heldere instandhoudingsdoelen zijn vastgelegd. Op basis daarvan worden de komende jaren beheerplannen ontwikkeld. Daarin is vastgelegd hoe habitattypen en soorten in een Natura 2000-gebied beschermd worden en welke activiteiten in en om de Natura 2000-gebieden zijn toegestaan. Het ministerie van LNV heeft gebiedendocumenten in concept opgesteld, waarin onder andere kwalificerende waarden en beheerdoelstellingen zijn vastgelegd. Totdat de nieuwe aanwijzingsbeschikkingen definitief zijn vastgesteld, gelden de vigerende kwalificerende waarden. Onder de nieuwe wet vervalt het onderscheid tussen Staatsnatuurmonumenten en Beschermde Natuurmonumenten. Beide vallen onder de noemer Beschermde natuurmonumenten. Waar bestaande Beschermde natuurmonumenten en Natura 2000- gebieden elkaar overlappen, worden de natuurwaarden en het natuurschoon waarvoor de natuurmonumenten waren aangewezen, opgenomen in de doelstellingen voor

4 A&W-rapport 827 instandhouding van het betreffende Natura- 2000-gebied. De overige natuurmonumenten houden binnen de Natuurbeschermingswet een aparte bescherming. De Ecologische hoofdstructuur (EHS) is onderdeel van het rijksbeleid voor een netwerk van natuurgebieden door Nederland. Waar de grenzen nog globaal zijn vastgesteld, moeten onomkeerbare ingrepen voorkomen worden. Na vaststelling van de exacte grenzen zijn ruimtelijke ingrepen binnen de EHS niet toegestaan. In uitzonderingsgevallen kan het Rijk de natuurwaarden en functies van het EHS-gebied laten wijken voor andere functies van groot maatschappelijk belang. De initiatiefnemer dient deze belangen en mogelijke alternatieven uitgebreid te motiveren. Daarnaast dient hij compenserende dan wel mitigerende (verzachtende) maatregelen te treffen (ministerie van LNV 2003). 2.2. SOORTBESCHERMING Flora- en faunawet Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Hierin is de soortbescherming geregeld. Daarnaast geldt voor álle in het wild levende dieren en planten en hun directe Zorgplicht De zorgplicht houdt in dat iedereen dient te voorkomen dat zijn handelen nadelige gevolgen voor flora en fauna heeft. Als dat niet mogelijk is, dienen die gevolgen zoveel mogelijk beperkt of ongedaan gemaakt te worden (artikel 2). De zorgplicht geldt altijd, zowel voor beschermde als onbeschermde soorten. Bij overtreding zijn er overigens geen sancties. Beschermde soorten In de Flora- en faunawet heeft de overheid van nature in Nederland voorkomende plantenen diersoorten aangewezen die beschermd moeten worden. Ook de beschermde soorten onder de Europese richtlijnen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn) zijn hierin opgenomen. De bescherming houdt in dat het verboden is om beschermde, inheemse planten te beschadigen (artikel 8). Het is ook verboden om beschermde, inheemse dieren te doden, verontrusten, dan wel hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen of te verstoren (artikelen 9 tot en met 12). Zorgvuldig handelen de zorgplicht. Dit begrip is gekoppeld aan de beschermde soorten waarvoor ontheffing kan worden aangevraagd. Niet-zorgvuldig handelen is strafbaar. Zorgvuldig handelen vereist altijd een inspanning om te overzien wat de beoogde ingreep teweeg zal brengen. Een initiatiefnemer moet bijvoorbeeld altijd vooraf inventariseren welke beschermde, nietvrijgestelde soorten aanwezig zijn in een gebied waar een ingreep is gepland. Ook moet hij in redelijkheid alles doen of laten om te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, dat de artikelen 8-12 van de Flora- en faunawet worden overtreden. De eerste stap daartoe is een goede planning, bijvoorbeeld om verstoring van dieren in de voortplantingstijd te voorkomen. Drie beschermingsregimes Met ingang van 2005 is een aantal wijzigingen van Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) bij de Flora- en faunawet in werking getreden. Hierdoor is het beschermingsregime van inheemse beschermde planten en dieren veranderd. Er zijn nu drie categorieën van

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 5 soorten. De indeling is bepaald door de zeldzaamheid of de mate van bedreiging van de soorten in Nederland, waarbij ook de beschermde soorten onder de Habitatrichtlijn zijn ingepast. Het gaat om de volgende beschermingscategorieën: 1. soorten waarvoor vrijstelling mogelijk is (licht beschermde soorten); 2. soorten waarvoor vrijstelling mogelijk is, mits aantoonbaar wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode (middelzwaar beschermde soorten); 3. soorten waarvoor ontheffing moet worden aangevraagd (zwaar beschermde soorten). Categorie 1. De eerste categorie geldt voor een aantal beschermde, maar algemeen voorkomende planten- en diersoorten (zoals Zwanenbloem, Bosmuis, Bunzing, Bruine kikker), volgens tabel 1 bij de AMvB. De wetgever gaat er vanuit dat verlening van vrijstelling voor deze soorten geen afbreuk doet aan hun huidige, gunstige staat van instandhouding. Voor deze soorten geldt wél de zorgplicht (zie hiervoor). Categorie 2. De tweede categorie geldt de soorten die zijn vermeld in tabel 2 bij de AMvB. De gedragscode die voor vrijstelling is vereist moet ter goedkeuring worden ingediend bij de minister van LNV. De gedragscode moet vermelden hoe bij het uitvoeren van de werkzaamheden schade aan planten en dieren en hun verblijfplaatsen voorkomen - of zoveel mogelijk beperkt - wordt. Er moet aantoonbaar volgens de gedragscode worden gewerkt om te voldoen aan de bewijslast. Dit betekent dat de werkprocessen gedocumenteerd moeten worden. Als er nog geen gedragscode is, moet bij overtreding van de artikelen 8-12 een ontheffing worden aang alleen getoetst of de activiteiten de gunstige staat van instandhouding van een soort in gevaar brengen. Deze toets vereist dat er inzicht moet zijn in de betekenis van het plangebied als leefgebied voor de soort in relatie tot de omliggende populaties. Als dat inzicht niet bestaat, dient daar onderzoek naar plaats te vinden. Dat kan betekenen dat ook onderzoek buiten het plangebied nodig is. Categorie 3. De soorten van de derde categorie zijn in tabel 3 van de AMvB genoemd. Deze tabel bevat de soorten die op bijlage IV van de Habitatrichtlijn staan en andere aangewezen soorten. Wanneer verbodsbepalingen worden overtreden is een ontheffingsaanvraag nodig, die wordt getoetst 1. de ingreep doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; 2. er is geen alternatief voor de ingreep; 3. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang. Voor een ontheffing moet aan alledrie de criteria voldaan zijn. Vogels Voor vogels geldt een algemene bescherming, waarbij het verboden is vogels en hun nesten in het broedseizoen te verstoren. Dat betekent dat het in die periode niet is toegestaan om werkzaamheden in een gebied te starten die bedreigend zijn voor broedvogels. Voor de meeste soorten geldt een broedseizoen van 15 maart tot en met 15 juli. Wanneer vóór het broedseizoen wordt gestart met de schadelijke werkzaamheden, is de kans zeer gering dat daar broedvogels gaan nestelen. Rode Lijsten Nederland heeft voor een aantal bedreigde en kwetsbare planten- en diergroepen Rode Lijsten samengesteld. De doelstelling van de Rode Lijst is het bieden van duurzame bescherming aan een soort en zijn leefgebied. De Rode Lijst bestaat uit Nederlandse soorten

6 A&W-rapport 827 die vanwege hun aantalverloop of kwetsbaarheid speciale aandacht nodig hebben om hun voorkomen in ons land veilig te stellen. Hoewel de Rode Lijsten officieel door het ministerie van LNV zijn vastgesteld, hebben ze geen juridische status. Wel verwacht het ministerie van LNV van de verschillende overheden en terreinbeherende organisaties dat zij bij beleid en beheer rekening houden met de Rode Lijsten. Een aantal Rode-Lijstsoorten is ondergebracht in de Flora- en faunawet. Figuur 1. Het Natura 2000-gebied Leekstermeer (grijs). Het plangebied (zwart) ligt langs de zuidwesthoek van het meer (bron: website LNV, bewerkt).

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 7 3. VOORGENOMEN PLANNEN 3.1. HUIDIGE SITUATIE Het Watersportcentrum Cnossen ligt tegen de zuidwesthoek van het Leekstermeer en de zuidoever van het Leekster Hoofddiep (figuur 1). Het bedrijf bestaat uit gebouwen, een watersporthaven en een camping. In figuur 2 is een overzicht gegeven van de huidige situatie en het plangebied daarin. Het huidige kampeerterrein bestaat uit twee delen, namelijk een oostelijk deel dicht bij de gebouwen en een westelijk deel waarin de natuurcamping ligt. Tussen beide in ligt een perceel dat uit weidegrond bestaat. De gebouwen, de jachthaven en een oostelijk deel van het kampeerterrein liggen direct aan het water van het Leekstermeer. In dit deel ligt een doodlopende watergang van ca. 5 m breed, die in verbinding staat met het Leekstermeer. De noordelijke begrenzing van het gebied wordt voor een deel gevormd door een voetpad. Tussen dit pad en de oever van het Leekster Hoofddiep ligt een natuurlijk begroeide oeverzone met een breedte van 10 tot 50 m. Deze bestaat uit een brede rietzone en een oeverzone langs het water met bomen (wilgen en Zwarte elzen). De zuidelijke begrenzing van het gebied wordt gevormd door de Meerweg. Aan de westzijde liggen weidepercelen. Het westelijke deel van het kampeerterrein bestaat voor ca. de helft uit de natuurcamping die dicht bij de Meerweg ligt. De rest van het westelijk deel bestaat uit een paardenwei, schapenwei, vuurplaats en wildakker. Langs veel randen van de bestaande percelen binnen het plangebied staan opgaande begroeiingen in de vorm van struiken en (kleine) bomen. 3.2. INRICHTINGSPLANNEN De beoogde herinrichting van het Watersportcentrum bestaat uit twee onderdelen, namelijk een uitbreiding van het kampeerterrein en de verbouwing van het hoofdgebouw. Bij de herinrichting van het kampeerterrein wordt gestreefd naar een natuurlijk karakter. Dit wordt onder meer bereikt door vloeiende lijnen te gebruiken voor paden en watergangen en door natuurlijke vegetaties te laten ontwikkelen. Uitbreiding kampeerterrein In figuur 3 is op indicatieve wijze aangegeven hoe de inrichting van het kampeerterrein na de uitvoering van de plannen eruit ziet. Het deel van het plangebied waarin de herinrichting plaatsvindt, bestaat uit een deel van het huidige weideperceel dat tussen het oostelijke en westelijk kampeerterrein ligt en een deel van de westelijke percelen (foto 1, figuur 3). De herinrichting zal bestaan uit het aanleggen van kampeerplaatsen, sanitaire gebouwen, leidingen, verlichting en het graven van een watergang. Bij de uitbreiding van de kampeercapaciteit is ook voorzien in het graven van een extra watergang. Daarbij zal de nu doodlopende watergang in het oostelijke kampeerterrein (foto 2, figuur 3) worden doorgetrokken naar het tussenliggende weideperceel en het westelijke kampeerterrein. De huidige vuurplaats ten noorden van de natuurcamping wordt door deze

8 A&W-rapport 827 watergang omringd, waardoor het een eilandje zal vormen. Door de nieuwe watergang ontstaat een waterverbinding vanaf het Leekstermeer tot vrijwel aan de westelijke grens van het plangebied. Verbouwing hoofdgebouw De vergroting van het hoofdgebouw zal bestaan uit een uitbreiding van het grondoppervlak, waardoor een deel van het terras in het gebouw wordt opgenomen. De huidige dakconstructie met rietbedekking wordt vervangen door een schuin aflopend plat dak. Aanleg leidingen Enige jaren geleden is een aantal ondergrondse leidingen aangelegd tussen het hoofdgebouw en de natuurcamping en op het terrein van de natuurcamping. Het plangebied voor deze leidingen bestaat uit de natuurcamping (Figuur 3) en een smalle strook langs het onverharde pad dat evenwijdig aan en vlak langs de Meerweg loopt vanaf het hoofdgebouw naar de natuurcamping. Deze ondergrondse leidingen dienen voor de aanvoer van elektriciteit en water en de afvoer van afvalwater. De aanleg van de leidingen is door de gemeente gedoogd, maar in het kader van vergunningverlening dient deze ingreep alsnog te worden getoetst aan de natuurwetgeving. 3.3. BEOORDELING De beoordeling in het kader van de natuurwetgeving die in deze rapportage wordt uitgevoerd, heeft betrekking op de volgende drie onderdelen die hierboven zijn beschreven: - de uitbreiding van het kampeerterrein door de herinrichting van het tussenliggende weideperceel en het deel ten noorden van de natuurcamping; - de verbouwing van het hoofdgebouw; - de eerder uitgevoerde aanleg van ondergrondse leidingen vanaf het hoofdgebouw naar de natuurcamping en ondergrondse leidingen op de natuurcamping.

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 9 Figuur 2. Schets van het plangebied in de huidige situatie.

10 A&W-rapport 827 Figuur 3. Indicatieve schets van het plangebied na realisering van de herinrichting.

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 11 4. GEBIEDSBESCHERMING 4.1. INLEIDING Bij een ecologische beoordeling dient onderzocht te worden of de beoogde plannen een bedreiging vormen voor beschermde (natuur)gebieden in de regio. De volgende vragen komen daarbij aan de orde: 1. Liggen er beschermde (natuur)gebieden in het plangebied of nabije omgeving? 2. Heeft de activiteit mogelijk (significant) negatieve gevolgen voor de beschermde gebieden (externe werking)? 3. Zijn die gevolgen te voorkomen? 4. Welke consequenties heeft dat voor de plannen (conclusies)? Binnen de Habitattoets volgens de Natuurbeschermingswet vormen de eerste drie vragen de 4.2. BESCHERMDE GEBIEDEN IN OF NABIJ HET PLANGEBIED Natura 2000-gebieden zijn aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn en/of Habitatrichtlijn wegens het voorkomen van bepaalde zeldzame en kwetsbare soorten en deze gebieden te waarborgen. Deze kwaliteit is mede afhankelijk van de ruime omgeving. Wanneer invloeden buiten het gebied een negatief effect hebben op de natuurwaarden binnen het gebied, spreekt men van externe werking. Externe werking kan op verschillende manieren plaatsvinden. Ontwikkelingen op korte afstand kunnen bijvoorbeeld kwalificerende soorten in het Natura 2000-gebied verstoren of verontrusten. Een andere vorm van externe werking treedt op als kwalificerende soorten uit het Natura 2000-gebied ook gebruik maken situatie kan bijvoorbeeld optreden bij bouwplannen in een gebied waar ganzen uit een nabijgelegen Natura 2000-gebied foerageren, terwijl het natuurgebied is aangewezen als rustgebied voor deze ganzen. Locale en regionale overheden mogen in bestemmingsplannen geen ontwikkelingen mogelijk maken die in potentie een bedreiging voor Natura 2000- gebieden inhouden. Dit geldt voor nieuwe ontwikkelingen maar in beginsel ook voor bestaand gebruik. Hieronder is de afweging gegeven of voor de uitvoering van de beoogde herinrichting consequenties gelden ten aanzien van Natura 2000-gebieden in de omgeving. Hiermee wordt invulling gegeven aan de eerste stap van de Habitattoets, namelijk de oriënterende fase. Indien sprake is van een (significant) negatieve invloed zal voor de bedoelde werkzaamheden een vergunning moeten worden aangevraagd in het kader van de Natuurbeschermingswet. Natura 2000-gebieden Het plangebied maakt deel uit van het Natura 2000-gebied Leekstermeer, dat is aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn. Andere Natura 2000-gebieden in de omgeving zijn het Norgerholt (ca. 15 km zuidelijk van het plangebied, Habitatrichtlijn), het Drentse Aa (ca. 15

12 A&W-rapport 827 km oostelijk van het plangebied, Habitatrichtlijn) en het Zuidlaardermeer (ca. 20 km oostelijk van het plangebied, Vogelrichtlijn). De gebieden Norgerholt en Drentse Aa (aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn) liggen op relatief grote afstanden van het plangebied. De ecologische omstandigheden binnen deze gebieden en de soorten en habitats waarvoor deze gebieden zijn aangewezen, verschillen sterk van die in het plangebied. Om deze redenen is het niet te verwachten dat de herinrichting van het plangebied via externe werking invloed heeft op de omstandigheden binnen de genoemde Habitatrichtlijngebieden. Het Norgerholt en de Drentse Aa worden in deze rapportage daarom niet verder besproken. Figuur 1 toont een kaart van het Natura 2000-gebied Leekstermeer (in het kader van de Vogelrichtlijn) en de ligging van het plangebied daarin. De gebouwen en de jachthaven van het watersportcentrum maken geen deel uit van dit Natura 2000-gebied. Voor de kampeerterreinen geldt dit wel. Het Leekstermeergebied is een bijzonder gradiëntenrijk overgangsgebied van het Drents plateau naar het laagveen. De graslanden waren vroeger belangrijk als broedgebied voor weidevogels, maar een deel van deze gronden is nu verdroogd. In het gebied komen nog waardevolle schraalgraslanden voor, onder andere nabij de Lettelberter Petten. Het oorspronkelijke veengebied werd vroeger zowel door de zee, door beekwater van het Drents plateau, als door grondwater gevoed. Er zijn plannen om de voeding met beek- en grondwater te herstellen en het gebied in te richten als een waterretentiegebied. Dit zal de ontwikkeling van laagveenmoerassen bevorderen. Het huidige Leekstermeer is van enig belang als broedgebied voor broedvogels van natte graslandgebieden (zoals Porseleinhoen en Kwartelkoning) en andere broedvogels, zoals de Slechtvalk. De plannen voor natuurontwikkeling zullen gunstig zijn voor broedvogels van rietmoerassen (Roerdomp en Rietzanger). Het Leekstermeergebied is vooral van betekenis als foerageer-, rustgebied en overwinteringgebied voor de Kolgans en in wat mindere mate ook voor Brandgans en Smient. Er bestaat geregeld uitwisseling met de ganzenconcentraties in het Natura 2000- gebied Zuidlaardermeer (Vogelrichtlijn). De soorten waarvoor het Leekstermeer volgens de Vogelrichtlijn is aangewezen, zijn: - Kolgans - Porseleinhoen - Kwartelkoning - Brandgans - Slechtvalk - Smient (Significante) effecten De activiteiten die in deze rapportage worden beoordeeld (zie paragraaf 3.3), zijn van invloed op de omgeving. In het kader van de Natuurbeschermingswet dient de beoordeling gericht te zijn op de natuurwaarden waarvoor het Leekstermeergebied in het kader van de Vogelrichtlijn is aangewezen. Dit zijn de soorten die hierboven zijn genoemd. De beoordeling richt zich tevens op de aangewezen natuurwaarden van Natura 2000-gebieden in de omgeving, in dit geval het Zuidlaardermeer (externe werking). Effecten buiten het Leekstermeergebied Het hoofdgebouw en andere (stenen) gebouwen van het watersportcentrum liggen buiten het Natura 2000-gebied. Dit deel van het studiegebied is niet geschikt voor de aangewezen

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 13 vogelsoorten. De werkzaamheden die daar zullen plaatsvinden, betreffen de verbouwing van het hoofdgebouw. De beoogde werkzaamheden zijn beperkt van omvang en veroorzaken slechts een relatief kleine toename van de huidige activiteiten rondom het hoofdgebouw en de haven van het watersportbedrijf. Het is daarom niet te verwachten dat de werkzaamheden die samenhangen met de verbouwing van het hoofdgebouw een extra verstoring zullen veroorzaken van de kwalificerende soorten van het Natura 2000-gebied Leekstermeer. Effecten binnen het Leekstermeergebied De beoogde herinrichting van het kampeergebied en de eerder uitgevoerde aanleg van ondergrondse leidingen, betreffen activiteiten binnen het Natura 2000-gebied Leekstermeer. Daardoor kunnen de kwalificerende soorten van dit gebied direct worden beïnvloed. De effecten hangen samen met de verstoring die optreedt tijdens de aanlegfase en tijdens het gebruik. De mogelijke verstoring van de kwalificerende vogelsoorten tijdens de aanlegfase van de leidingen en de herinrichting van het kampeerterrein betreft de aanwezigheid van werklieden en machines, bewegingen, transporten over de Meerweg en de productie van geluid. De verstoring die na de aanlegfase van het vernieuwde kampeerterrein optreedt, wordt veroorzaakt door het gebruik van de faciliteiten door (naar verwachting) een groter aantal bezoekers per jaar dan in de huidige situatie. Deze toenemende verstoring betreft het gebruik, de aanwezigheid van bezoekers op de nieuwe kampeerterreinen met huisdieren, tenten en caravans, de vaarrecreatie op het Leekstermeer en de productie van geluid. Bij de eerder aangelegde leidingen is geen sprake van verstoring tijdens het gebruik. Hieronder zijn de kwalificerende vogelsoorten van het Leekstermeergebied en de mogelijke nadelige effecten daarop beschreven. Kolgans, Brandgans, Smient Het plangebied heeft door de aanwezige begroeiing met boomsingels een besloten karakter. Dat betekent dat het plangebied niet overeenkomt met de biotoopeisen van Kolgans, Brandgans en Smient, die een opener landschap verkiezen. Daardoor zullen deze vogels niet of nauwelijks in het plangebied worden aangetroffen. De weidepercelen direct rondom het plangebied zijn minder omzoomd door boomsingels dan binnen het plangebied, maar er is geen sprake van een open landschap dat optimale omstandigheden biedt voor deze vogels. De weidegebieden ten noorden en oosten van het Leekstermeer zijn daarvoor aanmerkelijk beter geschikt. Het (toenemende) gebruik van de kampeerfaciliteiten en de (toenemende) intensiteit van de vaarrecreatie op het Leekstermeer zijn beperkt tot de lente- en zomermaanden. Deze periode valt buiten de maanden waarin ganzen en Smienten gebruik maken van het Leekstermeergebied. Om deze redenen mag ervan uit worden gegaan dat de genoemde verstoringen tijdens de aanlegfase en het gebruik van de nieuwe faciliteiten voor ganzen en Smienten in het Leekstermeergebied niet van belang zijn. Dat betekent ook dat er geen sprake is van een negatieve invloed op de ganzen en Smienten die wisselend het Leekstermeer en het Zuidlaardermeer bezoeken. Daardoor is er geen mogelijkheid dat de bedoelde activiteiten in het plangebied indirect (via externe werking) van invloed zijn op de ecologische waarden van het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeer.

14 A&W-rapport 827 Slechtvalk De Slechtvalk wordt in Nederland weinig broedend aangetroffen. Het aantal broedgevallen van deze soort neemt echter gedurende de laatste jaren toe. Volgens de Atlas van de Nederlandse Broedvogels (SOVON 2002) en Van den Brink et al. (1996) komt de Slechtvalk niet broedend in de omgeving van het plangebied voor, hoewel het biotoop niet ongeschikt lijkt. Als wintergast is de Slechtvalk sporadisch in het Leekstermeergebied aangetroffen (Venema 2001). Het plangebied vormt slechts een klein deel van het potentiële leefgebied van deze soort in de regio. Het is om deze redenen niet te verwachten dat de beoogde herinrichting na de realisatie verstoring veroorzaakt van Slechtvalken. Het is evenmin waarschijnlijk dat de eerder uitgevoerde aanleg van de leidingen (vanaf het hoofdgebouw naar de natuurcamping en binnen de natuurcamping) een negatieve invloed hebben uitgeoefend op de leefomstandigheden van deze soort. Porseleinhoen Het Porseleinhoen komt in de omgeving van het Leekstermeer voor (SOVON 2002). De leefomgeving van deze soort bestaat onder andere uit riet- en graslanden met ondiep en voedselrijk water en een gevarieerd aanbod van zeggen en natte ruigtevegetaties. Deze omstandigheden komen onder andere voor aan de noordzijde van het plangebied. Andere delen binnen en direct buiten het plangebied zijn ongeschikt voor deze soort. Omdat de oeverzones niet worden beïnvloed door de beoogde herinrichting, is het niet te verwachten dat de genoemde activiteiten binnen het plangebied verstoring veroorzaakt van mogelijk aanwezige Porseleinhoenders. Het is evenmin waarschijnlijk dat de eerder uitgevoerde aanleg van de leidingen (vanaf het hoofdgebouw naar de natuurcamping en binnen de natuurcamping) een negatieve invloed hebben uitgeoefend op de leefomstandigheden van deze soort. Kwartelkoning In Noord-Nederland komt de Kwartelkoning vooral in Groningen en westelijke delen van Drenthe voor. Ook in het Leekstermeer is deze soort aangetoond (SOVON 2002), waarbij Van den Brink et al. (1996) waarnemingen vermeldt ten oosten van de Rodervaart. De verspreiding van de Kwartelkoning is vooral gebonden aan terreinen die vanaf half mei nog voldoende dekking bieden, zoals hooilanden en graslanden met beheersovereenkomsten. Binnen het plangebied komen deze terreinen niet voor. Buiten het plangebied komt mogelijk het oeverland langs het Leekster Hoofddiep daarvoor in aanmerking. Omdat deze oeverzones niet worden beïnvloed door de beoogde herinrichting, is het niet te verwachten dat de genoemde activiteiten binnen het plangebied verstoring veroorzaken van mogelijk aanwezige Kwartelkoningen. Het is evenmin waarschijnlijk dat de eerder uitgevoerde aanleg van de leidingen (vanaf het hoofdgebouw naar de natuurcamping en binnen de natuurcamping) een negatieve invloed hebben uitgeoefend op de leefomstandigheden van deze soort. Beoordeling Aangezien er geen sprake is van negatieve effecten, is er in het kader van de Natuurbeschermingswet en de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) geen bezwaar tegen de bedoelde activiteiten (paragraaf 3.3). Voor de bescherming van broedende vogels wordt verwezen naar hoofdstuk 5.

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 15 Beschermde natuurmonumenten Het plangebied heeft geen beschermde status als Beschermd natuurmonument. Op ca. 1,5 km ten zuiden van het plangebied ligt Elzenbroek, een klein Beschermd natuurmonument. Gezien de relatief grote afstand en de aard van het landgebruik tussen het plangebied en dit natuurgebied, is het niet te verwachten dat de bedoelde activiteiten van invloed zijn op de natuurwaarden van Elzenbroek. Ecologische hoofdstructuur De Ecologische hoofdstructuur (EHS) is onderdeel van het rijksbeleid voor een netwerk van natuurgebieden door Nederland. De Ecologische hoofdstructuur omvat kerngebieden (natuurreservaten, zoals Natura 2000-gebieden), natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Ligging Het plangebied ligt voor een deel binnen een Natura 2000-gebied en behoort daardoor (voor dat deel) tot de Ecologische hoofdstructuur zoals de provincie dat heeft vastgesteld in de PEHS (Provincie Drenthe 2004). In het noordelijk deel van het Leekstermeergebied, waar het plangebied geen deel van uitmaakt, ligt de robuuste verbindingszone van de PEHS. Dit - Vledder Aa. Voor deze ecologische verbindingszone zijn geen doelsoorten vastgesteld, maar het betreft vooral biotopen als oppervlaktewater, oevers, moeras en natte graslanden (Provincie Drenthe 2004). (Significante) effecten Over het algemeen zijn natuurlijke oevers van groot belang voor de mogelijkheden die planten en dieren hebben om zich te kunnen verplaatsen in het landschap. Bovendien gebruiken veel organismen daarvoor ook andere landschapselementen, zoals boomsingels, houtwallen en sloten. Het plangebied ligt tegen de oeverlanden van het Leekstermeer en Leekster Hoofddiep. Maar omdat de beoogde activiteiten geen invloed uitoefenen op deze oevers, komt de EHS op die plaatsen niet in gevaar. Het weideperceel waarop de uitbreiding van kampeermogelijkheden zal plaatsvinden, ligt omsloten door opgaande begroeiingen. Het is niet te verwachten dat het huidige perceel een belangrijke bijdrage levert aan de verplaatsingsmogelijkheden van soorten binnen de PEHS. De beoogde herinrichting zal nauwelijks of geen verandering hierin veroorzaken. De eerder aangelegde ondergrondse leidingen van het hoofdgebouw naar de natuurcamping volgt het tracé van het huidige onverharde pad evenwijdig aan de Meerweg. Het is niet te verwachten dat de aanleg een negatieve invloed veroorzaakte op de verplaatsingsmogelijkheden van organismen. De verbouwing van het hoofdgebouw vindt plaats buiten de EHS en oefent geen invloed uit op de ecologische verbindingen in de directe omgeving. Beoordeling Aangezien er geen sprake is van negatieve effecten, is er in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) geen bezwaar tegen de bedoelde activiteiten (paragraaf 3.3). Foerageergebieden ganzen Vooral in de noordelijke delen van het Leekstermeergebied komen veel overwinterende vogels voor, zoals ganzen en Smienten (Voslamber et al. 2004). De zuidelijke en meer besloten delen lijken voor deze vogels minder geschikt. Toch heeft de provincie Drenthe ganzenfoerageergebieden aangewezen die ten zuiden en zuidoosten van het Leekstermeer

16 A&W-rapport 827 liggen (van Klinken 2005). Het plangebied ligt binnen het ganzenfoerageergebied ten zuiden van het Leekstermeer. Het plangebied heeft een besloten karakter. Daardoor is dit gebied niet functioneel als foerageergebied voor ganzen. Wanneer daarbinnen de beoogde herinrichting plaatsvindt, zal dit geen effect hierop hebben. Tijdens de uitvoeringsfase van de enige jaren geleden aangelegde leidingen waren de weilanden rond het plangebied nog niet aangewezen als ganzenfoerageergebieden. Tijdens deze aanleg heeft nauwelijks of geen extra verstoring van foeragerende ganzen en Smienten plaatsgevonden (zie hierboven: Natura 2000-gebieden, Effecten binnen het Leekstermeergebied). Het is niet te verwachten dat de bedoelde activiteiten (paragraaf 3.3) van invloed zijn of zijn geweest op pleisterende en overwinterende vogels van het Leekstermeer. 4.3. SAMENVATTING Samenvattend uit de voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk zijn de volgende conclusies getrokken: De activiteiten (paragraaf 3.3) veroorzaken geen conflicten met: - de Natuurbeschermingswet ten aanzien van het Vogelrichtlijngebied Leekstermeer; - de Natuurbeschermingswet ten aanzien van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden in de omgeving; - de Natuurbeschermingswet ten aanzien van Beschermde natuurmonumenten; - de Ecologische Hoofdstructuur (PEHS); - de bescherming van ganzenfoerageergebieden.

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 17 5. SOORTBESCHERMING 5.1. INLEIDING In hoofdstuk 5 worden de volgende vragen beantwoord: 1. Komen in het plangebied beschermde en kritische soorten en vegetaties voor? 2. Zo ja, worden deze bij realisatie van het plan geschaad en kan dat voorkomen worden? 3. Zijn er vanuit de Flora- en faunawet bezwaren tegen de plannen en zijn dientengevolge ontheffingsaanvragen nodig? Soorten Voor de eerste stap is veldonderzoek uitgevoerd en zijn overzichtswerken, websites en andere bronnen geraadpleegd. Daarbij is ook informatie van derden betrokken. Er is daarbij vooral gelet op soorten die in het kader van de Flora- en faunawet en de Europese richtlijnen zijn beschermd, soorten die zijn opgenomen in de Rode Lijsten van kwetsbare en bedreigde soorten van Nederland en soorten die een indicatie geven van bepaalde ecologische kwaliteiten van het plangebied. Bronnen In onderstaande beschrijvingen van soortgroepen is steeds als eerste bron het Natuurloket geraadpleegd (www.natuurloket.nl). Het Natuurloket geeft een overzicht van de gegevens Vereniging Onderzoek Flora & Fauna (VOFF). De gegevens zijn weergegeven op kilometerhokniveau 1. Aangezien de kilometerhokken niet exact samenvallen met de grenzen van het plangebied, kan het zijn dat de genoemde soorten niet in het plangebied voorkomen. Ook zijn de gegevens soms (tientallen) jaren oud. De beschermde soorten worden op het natuurloket niet bij name genoemd. De gegevens zijn tegen betaling wel opvraagbaar. Daarnaast is in een aantal overzichtswerken en websites nagegaan welke bijzondere en beschermde planten- en diersoorten er in de ruime omgeving van het betreffende plangebied voorkomen. De meeste van deze bronnen presenteren hun gegevens op 5x5 km grote uurhokken, waardoor de gegevens een ruimer gebied beslaan dan het plangebied. Veldonderzoek De natuurwaarden zijn eveneens onderzocht aan de hand van een veldbezoek op 5 april 2006. Effecten Na de beschrijving van de soorten die in en nabij het plangebied voorkomen, volgt een overzicht van de te verwachten effecten van de ingreep op de ecologische kwaliteiten van het plangebied. Deze verstoringen kunnen verder reiken dan de grenzen van het plangebied. We maken hier volgens de voorschriften van LNV in Werken aan Natura 2000 (ministerie van LNV 2004a) onderscheid in vijf soorten effecten, onder te verdelen in kwantitatieve effecten 1 Kilometerhokken: De kaart van Nederland is door de Topografische Dienst verdeeld in blokken van 1 bij 1 km, de zogenaamde kilometerhokken. De plaatsaanduiding van een kilometerhok bestaat uit de coördinaten van de x-as en de y-as die elkaar in de linker onderhoek van het hok snijden.

18 A&W-rapport 827 (winst of verlies van habitats), kwalitatieve effecten (chemische effecten, fysieke effecten en verstoring) en achteruitgang in ruimtelijke samenhang (versnippering). Beoordeling Indien negatieve effecten niet voorkomen kunnen worden en verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden worden, zijn voor bepaalde soorten ontheffingsaanvragen noodzakelijk. In dat geval wordt geadviseerd of daarbij verzachtende en compenserende maatregelen nodig zijn. Soortgroepen In de volgende paragrafen wordt per soortgroep aangegeven welke zeldzame en beschermde soorten in het plangebied voorkomen. Het is onwaarschijnlijk dat in het plangebied zeldzame en/of beschermde soorten voorkomen die behoren tot de soortgroepen kevers, mieren, slakken (inclusief de Zeggenkorfslak), tweekleppigen en kreeftachtigen. Dit oordeel is vooral gebaseerd op de beschikbare literatuur (De Bruyne 2004, Kalkman 2004, EIS Nederland et al. 2003, Van Loon 2004a, b, c, d, Timmermans et al. 2004). Ook zijn de ecologische omstandigheden in het plangebied hoogstwaarschijnlijk ongeschikt voor deze soorten. Bovengenoemde soortgroepen worden daarom niet verder in dit hoofdstuk besproken, met uitzondering van de Zeggenkorfslak (paragraaf 5.3). 5.2. PLANTENSOORTEN Volgens Het Natuurloket staan binnen de kilometerhokken waarin delen van het plangebied liggen, verscheidene soorten die beschermd zijn en/of op de Rode Lijst staan. Volgens deze bron zijn deze kilometerhokken goed onderzocht op vaatplanten. De beschermde en bedreigde planten zijn waarschijnlijk gevonden in sloten, bermen en oevergebieden van het Leekstermeer die buiten het plangebied liggen. De vegetatie binnen het plangebied bevat vooral een algemeen voorkomende Engels raaigras / beemdgras vegetatie en algemene voorkomende akkerkruiden. Binnen het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen of soorten die op de Rode Lijst staan. Effecten De herinrichting binnen het plangebied veroorzaakt habitatverlies van algemeen voorkomende plantensoorten. Beoordeling De beoogde herinrichting van het plangebied leidt niet tot conflicten met de Flora- en faunawet ten aanzien van planten. Er komen geen plantensoorten voor die op de Rode Lijst staan. Het is niet te verwachten dat de enige jaren geleden aangelegde leidingen vanaf het hoofdgebouw naar de natuurcamping negatieve gevolgen hebben gehad op beschermde plantensoorten of soorten van de Rode Lijst. 5.3. ZEGGENKORFSLAK De Zeggenkorfslak is een kleine slakkensoort van enkele milimeters groot, die in Nederland zwaar wordt beschermd. In 2005 is deze soort in het Leekstermeergebied gevonden. In Nederland en België wordt de Zeggenkorfslak aangetroffen in beekdalen met vegetaties van grote zeggensoorten. Het gaat hierbij om vegetaties in elzen- en wilgenbos of vegetaties die door beheer (meestal maaien) open worden gehouden. De waterhuishouding van de gebieden is van groot belang. De bodem moet permanent vochtig zijn waarbij het water

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 19 minimaal in het najaar iets boven het maaiveld moet uitkomen. Een te hoge waterstand is echter negatief en leidt op de langere duur tot het verdwijnen van de soort. De soort wordt meestal aangetroffen op plekken met kwel, maar kan ook voorkomen op plekken zonder actieve kwel. Op deze plekken zorgt vaak een beek voor een aanvoer van en verrijking met mineralen. Het plangebied komt niet overeen met de habitateisen van de Zeggenkorfslak. Mogelijk is deze soort te vinden in de Lettelberter Petten ten noorden van het Leekstermeer. Er is geen sprake van dat deze soort door de herinrichtingsactiviteiten wordt verstoord. 5.4. LIBELLEN EN DAGVLINDERS Het Natuurloket geeft aan dat de kilometerhokken waar het plangebied deel van uitmaakt, redelijk zijn onderzocht op de aanwezigheid van libellen en vlinders. Volgens deze bron komen daar geen beschermde soorten of Rode Lijstsoorten voor. ijk dat in en rond het onderzoeksgebied vooral algemene soorten voorkomen. Tijdens het veldonderzoek zijn geen libellen en vlinders waargenomen. Door de beperkte aanwezigheid van water binnen het plangebied leent het plangebied zich niet voor beschermde en zeldzame libellensoorten. Planten van bloemrijke ruigten die veel vlinders aantrekken, zoals Braam en Koninginnenkruid, zijn in het onderzoeksgebied slechts in beperkte mate aanwezig. Het huidige plangebied is niet geschikt voor zeldzame en kritische vlindersoorten, maar door de aanleg van een nieuwe watergang door het plangebied en met een beheer dat is gericht op natuurlijke oevers kunnen de levensomstandigheden van (bedreigde) vlinders en libellen toenemen. Effecten De herinrichting binnen het plangebied veroorzaakt mogelijk enig habitatverlies van algemeen voorkomende libellen- en vlindersoorten. Beoordeling De beoogde herinrichting van het plangebied leidt niet tot conflicten met de Flora- en faunawet ten aanzien van libellen en vlinders. Er komen geen beschermde soorten voor of soorten die op de Rode Lijst staan. Door de beoogde herinrichting kan het plangebied beter geschikt worden voor beschermde en bedreigde libellen- en vlindersoorten. Het is niet te verwachten dat de enige jaren geleden aangelegde leidingen vanaf het hoofdgebouw naar de natuurcamping negatieve gevolgen hebben gehad op beschermde soorten of soorten van de Rode Lijst. 5.5. VISSEN Het huidige plangebied bevat een klein aantal smalle en relatief ondiepe sloten. In het oostelijke kampeerterrein (buiten het plangebied) ligt een watergang die volgens de beoogde herinrichting verlengd wordt tot in het plangebied. Volgens RAVON (2004) komen er geen beschermde vissoorten voor in het Leekstermeergebied. Toch is de aanwezigheid van de middelzwaar beschermde soort Kleine modderkruiper en de zwaar beschermde soorten Grote modderkruiper en Bittervoorn nabij het plangebied niet volledig uit te sluiten. Deze onzekerheid hangt samen met de beperkte kennis in Nederland van het verspreidingsgebied van deze soorten. De genoemde soorten zouden in de watergang in het oostelijke kampeerterrein kunnen leven. Zij worden echter niet verwacht in de slootjes binnen het

20 A&W-rapport 827 plangebied, omdat de omstandigheden niet of nauwelijks overeenkomen met hun habitateisen. Andere vissoorten die binnen het plangebied en daarbuiten aanwezig kunnen zijn, komen algemeen voor en staan niet op de lijst van beschermde soorten volgens de Floraen faunawet of op de Rode Lijst. Deze soorten zijn bijvoorbeeld: Brasem, Tiendoornige stekelbaars, Snoek en Baars. Effecten Door het verlengen van de bestaande watergang vanuit het oostelijke kampeergebied (foto 3), zal voor de daarin voorkomende vissoorten enige verstoring optreden. Deze verstoring kan worden geminimaliseerd door gebruik te maken van een aangepaste werkwijze (zie: Hoofdstuk 6). Wanneer deze werkwijze wordt toegepast, is het niet te verwachten dat het voortbestaan van deze (beschermde) soorten wordt bedreigd. Het is waarschijnlijk dat door de beoogde uitbreiding van de watergangen extra habitat ontstaat voor vissen, ook voor de genoemde beschermde soorten. Door het uitgraven van de slootjes binnen het plangebied worden mogelijk algemeen voorkomende vissoorten verstoord. Deze verstoring veroorzaakt geen conflict met de Floraen faunawet. In de aanbevelingen (Hoofdstuk 6) is beschreven hoe deze werkzaamheden op een visvriendelijke manier kunnen worden uitgevoerd. Beoordeling De beoogde herinrichting van het plangebied, i.c. de verlenging van de bestaande watergang tot in het plangebied, leidt niet tot conflicten met de Flora- en faunawet ten aanzien van vissen, mits de werkzaamheden worden uitgevoerd zoals in Hoofdstuk 6 is beschreven. Door de beoogde toename van het oppervlaktewater zal het plangebied waarschijnlijk beter geschikt worden voor (beschermde) vissen. Het is niet te verwachten dat de enige jaren geleden aangelegde leidingen vanaf het hoofdgebouw naar de natuurcamping negatieve gevolgen hebben gehad op beschermde vissoorten. 5.6. AMFIBIEËN EN REPTIELEN Amfibieën kikkers, padden en salamanders gebruiken in de loop van het jaar verschillende biotopen. Voor de voortplanting zijn ze gebonden aan water liefst stilstaand water zonder al te veel vis waarin ze hun eieren kunnen afzetten. Kikkers zetten hun eieren af in klompen (kikkerdril), padden in snoeren en salamanders vouwen hun eitjes stuk voor stuk in blaadjes van waterplanten. De ei-afzet vindt plaats van het vroege voorjaar (Heikikker, Gewone pad, Bruine kikker) tot in de voorzomer (Groene kikker). De volwassen dieren kruipen na de voortplanting op het vasteland, evenals wat later de jonge dieren. De amfibieën trekken dan naar het zomerbiotoop: drogere delen met veel dekking, zoals grazige en ruige terreinen, waar ze zich kunnen schuilhouden en voedsel kunnen zoeken (insecten). In het najaar zoeken ze hun winterbiotoop op. De meeste groene kikkers overwinteren in het water en zoeken bescherming tegen de kou in de dikke modderlaag op de onderwaterbodem. Andere kikkers, padden en salamanders kruipen weg in de modder, onder huizen, tussen boomwortels, onder stapels hout en dergelijke. Ravon (2004) vermeldt het voorkomen in en rond het plangebied (5x5 km uurhok) van de algemeen voorkomende Bruine kikker. Andere amfibieënsoorten en reptielen zijn volgens deze bron niet waargenomen. Bruine kikkers behoren tot de lichte beschermingscategorie van de Flora- en faunawet. Voor deze soort geldt een vrijstelling bij ruimtelijke plannen.

Ecologische beoordeling uitbreiding camping Cnossen, Leekstermeer 21 Effecten Door het graven van watergangen binnen het plangebied vanuit de bestaande watergang in het oostelijke kampeergebied, kan voor amfibieën in die watergang enige verstoring optreden. Dit kan ook optreden bij eventuele aanpassingen aan bestaande sloten in het plangebied. Het is echter niet te verwachten dat daardoor het voortbestaan van amfibieënsoorten zal worden bedreigd. Het is waarschijnlijk dat door de beoogde uitbreiding van de watergangen gunstiger omstandigheden ontstaan voor amfibieën. Het plangebied is niet geschikt voor reptielen. Daarom zal de beoogde herinrichting voor deze soortgroep geen negatieve gevolgen kunnen hebben. Beoordeling De beoogde herinrichting van het plangebied leidt niet tot conflicten met de Flora- en faunawet ten aanzien van amfibieën en reptielen. Door de beoogde herinrichting kan het plangebied beter geschikt worden voor amfibieën, zoals de Bruine kikker. Het is niet te verwachten dat de enige jaren geleden aangelegde leidingen negatieve gevolgen hebben gehad op beschermde amfibieën en reptielen. 5.7. VOGELS Het Natuurloket geeft aan dat het kilometerhok waar het plangebied deel van uitmaakt, voor vogels redelijk is onderzocht. De Atlas van de Nederlandse Broedvogels geeft aan dat in het 5x5 km grote uurhok waarin het plangebied valt, soorten van de Rode Lijst voorkomen (SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002). Het plangebied is geschikt voor algemeen voorkomende broedvogels, zoals Merel, Vink, mezen, Roodborst, Witte kwikstaart en Zwarte kraai. Het is volgens de Flora- en faunawet verboden om broedende vogels en hun nesten te verstoren. Dit kan optreden wanneer verstorende werkzaamheden tijdens de broedtijd worden gestart. Wanneer de beoogde werkzaamheden worden uitgevoerd buiten de broedtijd, is er geen sprake van een dergelijke verstoring. De broedtijd van de vogels in en rond het plangebied valt in de periode van 15 maart tot 15 juli. Het is toegestaan om verstorende werkzaamheden te starten vooraf aan de broedperiode, waarbij de werkzaamheden doorlopen tot in de broedtijd. Door de verstoring is het immers niet te verwachten dat vogels nestgedrag gaan vertonen, zodat er geen nestplaatsen worden gebruikt. Wanneer er toch broedgevallen optreden die kunnen worden verstoord, dienen de werkzaamheden te worden gestopt tot na de broedtijd. Effecten Wanneer de werkzaamheden tijdens de broedperiode starten, treedt verstoring op van broedende vogels en hun nesten. Beoordeling De beoogde herinrichting van het plangebied leidt niet tot conflicten met de Flora- en faunawet ten aanzien van broedvogels, mits de werkzaamheden buiten de broedperiode worden uitgevoerd. De broedperiode voor de vogels binnen het plangebied ligt tussen 15 maart en 15 juli.