א ח ר י מ ות acharree móót na de dood van
Leviticus 16:1: De HEERE sprak tot Mozes na de dood van de twee zonen van Aäron, toen zij voor het aangezicht van de HEERE waren genaderd en gestorven waren.
Leviticus 16:1: De HEERE sprak tot Mozes na de dood van de twee zonen van Aäron, toen zij voor het aangezicht van de HEERE waren genaderd en gestorven waren. Leviticus 10:1-3: 1 De zonen van Aäron, Nadab en Abihu, namen beiden hun wierookschaal, deden vuur daarin, legden reukwerk daarop en brachten vreemd vuur voor het aangezicht van de HEERE, wat Hij hun niet geboden had. 2 Toen ging een vuur uit van het aangezicht van de HEERE, en verteerde hen, zodat zij stierven voor het aangezicht van de HEERE. 3 En Mozes zei tegen Aäron: Dit is wat de HEERE gesproken heeft: In hen die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd worden, en voor de ogen van heel het volk zal Ik geëerd worden. Maar Aäron zweeg.
Leviticus 16:1-2: 1 De HEERE sprak tot Mozes na de dood van de twee zonen van Aäron, toen zij voor het aangezicht van de HEERE waren genaderd en gestorven waren. 2 De HEERE zei toen tegen Mozes: Spreek tot uw broer Aäron en zeg dat hij niet te allen tijde in het heiligdom binnen het voorhangsel mag komen, vóór het verzoendeksel dat op de ark ligt, opdat hij niet sterft, want Ik verschijn in de wolk op het verzoendeksel.
Leviticus 16:1-2: 1 De HEERE sprak tot Mozes na de dood van de twee zonen van Aäron, toen zij voor het aangezicht van de HEERE waren genaderd en gestorven waren. 2 De HEERE zei toen tegen Mozes: Spreek tot uw broer Aäron en zeg dat hij niet te allen tijde in het heiligdom binnen het voorhangsel mag komen, vóór het verzoendeksel dat op de ark ligt, opdat hij niet sterft, want Ik verschijn in de wolk op het verzoendeksel. Leviticus 16: 12-13: 12 Verder moet hij van het altaar voor het aangezicht van de HEERE een vuurschaal vol vurige kolen nemen, met beide handen vol fijngestoten geurig reukwerk, en dit binnen het voorhangsel brengen. 13 Hij moet dan het reukwerk op het vuur leggen voor het aangezicht van de HEERE, zodat de wolk van het reukwerk het verzoendeksel, dat boven de getuigenis is, bedekt en hij niet zal sterven.
allijá al jah
Leviticus 16: 29-31: 29 Dit is voor u tot een eeuwige verordening: u moet in de zevende maand, op de tiende dag van de maand, uzelf verootmoedigen en geen enkel werk doen, de ingezetene niet, en de vreemdeling die in uw midden verblijft, evenmin. 30 Want op deze dag wordt voor u verzoening gedaan om u te reinigen. Van al uw zonden wordt u voor het aangezicht van de HEERE gereinigd. 31 Het is voor u sabbat, een dag van volledige rust, opdat u uzelf verootmoedigt. Dit is een eeuwige verordening.
Hebreeën 6:19-20: 19 Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, dat vast en onwrikbaar is en reikt tot in het binnenste heiligdom, achter het voorhangsel. 20 Daar is de Voorloper voor ons binnengegaan, namelijk Jezus, Die naar de ordening van Melchizedek Hogepriester geworden is tot in eeuwigheid.
Hebreeën 4:14-16: 14 Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden. 15 Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde. 16 Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.