.5 Overige begrippen en bepalingen Algemene regel Iedereen moet zich zo gedragen dat geen gevaar wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt en dat het verkeer niet wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Rechts houden Je bent verplicht om zoveel mogelijk rechts te houden, maar wel zo veilig mogelijk. Rijd daarom op redelijke afstand van trottoir of berm. Mobiel telefoneren Het is verboden om tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te houden. Je mag dus niet bellen, maar bijvoorbeeld ook niet whatsappen of facebooken. Handsfree bellen mag wél, maar alleen als er geen gevaar door ontstaat. Tekstberichten uitlezen of versturen is niet toegestaan. Alleen handsfree bellen is toegestaan. Geslotenverklaring Een verbod om de betrokken weg in te rijden, in te gaan of te gebruiken. C1 47
Parkeren Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Voorrang verlenen Het de betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen. Voorrang verlenen houdt in: de betrokken bestuurder ongehinderd zijn weg laten vervolgen. Blinden Bestuurders moeten blinden herkenbaar aan een blindenstok en in het algemeen personen die zich moeilijk voortbewegen, vóór laten gaan. Je moet blinden, slechtzienden en personen die zich moeilijk voortbewegen voor laten gaan. 48
Geen onnodig geluid Bestuurders van motorvoertuigen mogen met hun voertuig geen onnodig geluid maken. Het spelen met het gaspedaal als je met draaiende motor stilstaat is milieuonvriendelijk en verboden. Onnodig claxonneren ook. Slepen en gesleept worden Het is verboden een ander motorvoertuig te slepen, als de afstand van de achterkant van het trekkende voertuig tot aan de voorkant van het gesleepte voertuig meer is dan 5 meter. De afstand tussen het trekkende en het gesleepte voertuig mag niet meer zijn dan 5 meter. Uitzicht rondom Je moet een goed uitzicht hebben naar voren en opzij en - al dan niet met behulp van de spiegels - ook naar de weggedeelten links en rechts naast en achter je. Je mag dus niet gaan rijden met grote spullen die je het zicht ontnemen. En ook niet met beslagen, bevroren of besneeuwde ruiten. De lading kan je belemmeren in je bewegingen. Ook is je zicht naar rechts onvoldoende. 49
Ook moet je voordat je gaat rijden de ruiten condens-, ijs- en sneeuwvrij maken. Verplichte documenten Je moet de wettelijk verplichte documenten zoals rijbewijs en kentekenbewijs altijd bij je hebben als je gaat rijden. Motorrijtuigenbelasting De eigenaar van het voertuig is verplicht de motorrijtuigenbelasting te voldoen. Het maakt niet uit of er met het voertuig wordt gereden of niet. Ongehinderd sturen Je mag niet aan het verkeer deelnemen als je tijdens het sturen wordt gehinderd door lading of een andere omstandigheid, waardoor sturen niet goed mogelijk is. Zó mag je niet aan het verkeer deelnemen. 50
Zitplaatsen Je mag passagiers in een auto alleen vervoeren op een echte zitplaats, die gemaakt is voor het gebruik door volwassenen. Passagiers mogen tijdens het rijden niet zitten op een geïmproviseerde zitplaats of een zitplaats die bedoeld is voor gebruik als het voertuig stilstaat, zoals een zitbank in een camper. Een uitzondering geldt voor het vervoer van kinderen die jonger zijn dan 18 jaar en korter zijn dan 1,35 meter op een speciale vaste kinderzitplaats die voorzien is van een autogordel. Een uitzondering geldt ook voor passagiers die gebruikmaken van een rolstoel die in het voertuig wordt vastgezet. In auto s die op alle zitplaatsen gordels hebben, mag je niet meer personen vervoeren dan er gordels zijn. Autogordels en kinderbeveiligingsmiddelen Bestuurder en volwassen passagiers (ook die op de achterbank) moeten altijd de gordel gebruiken. Dit geldt ook voor kinderen die langer zijn dan 1,35 meter. De autogordels moeten altijd op de juiste manier worden gebruikt. Het is verboden om het diagonale gedeelte (schuinlopende deel) van de gordel onder de arm, achter de rug of achter de rugleuning langs te leiden. De gordel werkt dan niet meer goed. Als bij (kleinere) personen de gordel over de hals loopt in plaats van over de schouder en de borst, moeten zij een goedgekeurde zittingverhoger of kinderstoeltje gebruiken. Een zittingverhoger is vaak voorzien van een gordelgeleider die er voor zorgt dat de autogordel goed over de borst loopt. Je mag geen losse gordelgeleiders of gordelklemmen gebruiken. Kinderen die kleiner zijn dan 1,35 meter moeten gebruik maken van een geschikt kinderbeveiligingsmiddel, bijvoorbeeld een babyautostoeltje, een kinderautostoeltje of een zittingverhoger. 51
Fout, de autgordel mag niet over de hals lopen...... nog veiliger is om kinderen op de achterbank te vervoeren. Deze moeten zijn goedgekeurd en voorzien zijn van een ECEkeuringslabel of -sticker. Je moet kinderbeveiligingsmiddelen altijd volgens de instructies van de fabrikant vastzetten. Op een zitplaats met een ingeschakelde airbag ervoor mag je geen kinderen vervoeren in een kinderzitje of babystoeltje dat achterwaarts is geplaatst. In de meeste auto s waarschuwt een rode sticker voor het gevaar dat daardoor kan ontstaan. 5 Als op de achterbank al twee autostoeltjes of zittingverhogers in gebruik zijn, is er vaak geen plaats meer voor een derde. In zo n geval mag een kind ouder dan drie jaar op de overgebleven zitplaats de autogordel gebruiken. Je moet er dan wél voor zorgen dat de gordel niet over de hals van het kind loopt.
Ook zwangere vrouwen moeten de driepuntsgordel dragen. Dat is het veiligst voor henzelf en het ongeboren kind. De juiste manier is: het heupgedeelte van de gordel onder de buik, zo laag mogelijk over het bekken en het diagonale deel over de borst, boven de buik. WA-verzekering Motorrijtuigen moeten verplicht verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid. Deze WAverzekering vergoedt de schade aan je tegenpartij als jij aansprakelijk bent. De WA-verzekering vergoedt niet de schade aan je eigen voertuig; daar kun je vrijwillig een aanvullende verzekering voor afsluiten.