1. Verzoekster, X BV, maakte deel uit van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting.

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/016

Rapport. Datum: 22 november 2010 Rapportnummer: 2010/332

Rapport. Datum: 23 april 2007 Rapportnummer: 2007/067

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 9 februari 2007 Rapportnummer: 2007/027

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206

Rapport. Datum: 6 april 2001 Rapportnummer: 2001/096

Rapport. Datum: 15 november 2004 Rapportnummer: 2004/442

Rapport. Datum: 3 mei 2007 Rapportnummer: 2007/084

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Centrale Administratie te Apeldoorn. Datum: 28 december Rapportnummer: 2011/366

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Rapport. Afwijzing kwijtscheldingsverzoek. Datum: 23 december 2014 Rapportnummer: 2014/223

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 8 juni 1999 Rapportnummer: 1999/250

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Een onderzoek naar de betaling door de Belastingdienst van een belastingteruggaaf op een niet gewenst bankrekeningnummer.

Een onderzoek naar het door het Centraal Justitieel Incassobureau terugstorten op een verkeerde rekening van een ten onrechte geïnd geldbedrag.

Rapport 1994/198, Nationale ombudsman, 7 april 1994

Rapport. Datum: 24 januari 2006 Rapportnummer: 2006/024

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389

Rapport. Datum: 5 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/307

RAPPORT 2006/263, NATIONALE OMBUDSMAN, 4 AUGUSTUS 2006

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Volgens onze gegevens kunt u geld terugkrijgen. Het kan al gauw gaan om een paar honderd euro. Ook als u weinig kosten hebt gemaakt.

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

Een onderzoek naar een uitbetaling door de Belastingdienst/Centrale administratie.

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Het is mij bekend dat u meent dat in zo'n geval geen kwijtschelding mogelijk is.

Rapport. Datum: 17 september 1999 Rapportnummer: 1999/404

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Oost-Brabant te Oss. Datum: 2 oktober Rapportnummer: 2013/138

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 4 augustus Rapportnummer: 2011/225

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/304

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Tevens klaagt verzoekster erover dat zij op haar diverse brieven aan de Belastingdienst geen antwoord heeft gekregen.

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/331

RAPPORT 2008/205, NATIONALE OMBUDSMAN, 26 SEPTEMBER 2008

Rapport. Datum: 19 maart 1998 Rapportnummer: 1998/070

Rapport. Rapport over de Belastingdienst/Noord. Datum: 23 december Rapportnummer: 2013/200

Rapport. Rapport over een klacht over het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) te Zwolle.

Rapport. Datum: 26 april 2007 Rapportnummer: 2007/077

Rapport. Rapport over de Belastingdienst/Centrale administratie te Apeldoorn. Datum: 29 augustus Rapportnummer: 2013/109

Rapport 1998/322, nationale ombudsman, 3 augustus 1998

Rapport. Datum: 19 januari 2006 Rapportnummer: 2006/019

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Beoordeling. h2>klacht

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Groningen:

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 28 januari 2011 Rapportnummer: 2011/026

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 4 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/305

Rapport. Datum: 7 april 2004 Rapportnummer: 2004/118

Rapport. Datum: 15 maart 2000 Rapportnummer: 2000/095

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 maart 1999 Rapportnummer: 1999/117

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/358

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Rapport Datum: 23 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/153

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

2. Verzoekers gemachtigde deelde de Belastingdienst bij brief van 30 oktober 2008 het volgende mee:

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Datum: 1 juni 2001 Rapportnummer: 2001/154

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Verzoeker verzocht de Belastingdienst een betalingsregeling van 250 tot 500 per maand toe te staan.

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Belastingdienst stuurt aanmaning direct na vermindering aanslag

Rapport 1993/646, Nationale ombudsman, 10 september 1993

Rapport. Datum: 1 september 2000 Rapportnummer: 2000/295

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Rapport 1993/563, Nationale ombudsman, 13 augustus 1993

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/023

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 26 juli 2005 Rapportnummer: 2005/220

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Rijnmond. Datum: 5 juni Rapportnummer: 2012/0095

Verzoekers klagen voorts over de reactie van de Belastingdienst op hun klacht van 15 december 2009.

Rapport. Rapport over een klacht over de heer mr. H., notaris te M. Rapportnummer: 2011/285

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat de Belastingdienst/Oost heeft geweigerd de teruggaaf omzetbelasting juni 2004 alsnog, met een rentevergoeding, te storten op de door haar gewenste rekening. Beoordeling Algemeen I. Bevindingen 1. Verzoekster, X BV, maakte deel uit van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Van de fiscale eenheid maakte ook Y BV deel uit. Voor betalingen van teruggaven omzetbelasting voor de fiscale eenheid was rekeningnummer 1 aangewezen dat op naam stond van Y BV. De fiscale eenheid X BV, Y BV hield per 12 augustus 2004 als gevolg van het faillissement van Y BV van rechtswege op te bestaan. 2. Verzoekster stelt dat Y BV met een faxbericht van 14 juli 2004 de Belastingdienst/Centrale administratie te Apeldoorn heeft verzocht om teruggaven voor de omzetbelasting in de toekomst te storten op rekeningnummer 2 van verzoekster. 3. In een beschikking van 20 augustus 2004 liet de Belastingdienst de fiscale eenheid weten dat de teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak juni 2004 een bedrag van 117.466 was. De teruggaaf werd door de bankinstelling van Y op 26 augustus 2004 bijgeschreven op rekeningnummer 1 van Y BV. 4. Y BV verzocht bij faxbericht van 25 augustus 2004 aan de Belastingdienst/Centrale administratie het rekeningnummer voor teruggaven omzetbelasting te wijzigen in rekeningnummer 2 van verzoekster. 5. In brieven, gedagtekend 9 februari 2005 en 2 april 2007, liet verzoeksters gemachtigde aan de Belastingdienst/Oost (hierna: de Belastingdienst) weten dat de storting van het bedrag van de teruggaaf omzetbelasting over juni 2004 op rekeningnummer 1 niet correct was. Hij wees erop dat deze rekening op naam stond van Y BV en dat deze BV op het moment van betaling (26 augustus 2004) inmiddels in staat van faillissement verkeerde. Voorts wees de gemachtigde erop dat de Belastingdienst/Centrale administratie per faxbericht van 14 juli 2004 was verzocht het rekeningnummer te wijzigen en hij verzocht de Belastingdienst het bedrag alsnog te storten op het daarbij doorgegeven rekeningnummer 2. In dit kader merkte verzoeksters gemachtigde nog op dat de Belastingdienst niet had voldaan aan de vereiste onderzoeksplicht inzake de juistheid van het rekeningnummer waarop werd gestort.

3 6. In een brief van 6 april 2007 antwoordde de Belastingdienst/kantoor Doetinchem op de brieven van verzoeksters gemachtigde. De Belastingdienst liet weten dat de teruggave materieel was ontstaan in de periode dat de fiscale eenheid bestond uit X BV en Y BV. De Belastingdienst stelde verder dat rekeningnummer 1 in zijn administratie voorkwam als het rekeningnummer voor de fiscale eenheid en tot het moment van betaling op 26 augustus 2004 ook werd gebruikt. Volgens de Belastingdienst kleefde aan het faxbericht van 14 juli 2004 een aantal tekortkomingen waardoor het de Belastingdienst niet viel te verwijten dat aan het bericht geen gevolg werd gegeven. Zo was het bericht gestuurd aan een juridisch non-existente eenheid en ontbrak enig identificerend gegeven als een fiscaalnummer, het nummer van de oude bankrekening en de naam van de fiscale eenheid/bv waar het om ging. Gezien de uitgebreidheid van de administratie kon volgens de Belastingdienst niet worden verwacht dat een dergelijk bericht een vlotte verwerkingstijd onderging. Verder merkte de Belastingdienst op een faxbericht voor een kwestie als de onderhavige op voorhand niet als het meest geëigende middel te zien. Ook gaf de Belastingdienst aan dat niet vast stond of het faxbericht daadwerkelijk was ontvangen. Ten aanzien van verzoeksters klacht 7. Verzoekster klaagt erover dat de Belastingdienst het standpunt inneemt dat hij met de storting op rekeningnummer 1, dat ten name stond van Y BV, bevrijdend heeft voldaan aan zijn verplichting jegens verzoekster die voortvloeide uit de teruggaaf omzetbelasting over juni 2004. Verzoekster is van mening dat door middel van de vermelding van het rekeningnummer 2 op de op 14 juli 2004 naar de Belastingdienst/Centrale administratie verzonden fax duidelijk is aangegeven dat de storting diende plaats te vinden op dit rekeningnummer en dat deze fax voldoende specifiek was. Voorts is verzoekster van mening dat de Belastingdienst niet heeft voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht welke voortvloeit uit het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving. Verzoekster verwijst hiervoor onder meer naar het feit dat de Belastingdienst tijdens de storting kennelijk niet op hoogte was van en geen rekening heeft gehouden met het faillissement van Y BV. Voorts had de Belastingdienst volgens verzoekster moeten verifiëren of het betreffende rekeningnummer op naam stond van de belastingplichtige. 8. De Belastingdienst reageerde op verzoeksters klacht in een brief van 22 oktober 2007.

4 Hij liet weten dat op het moment van het overmaken van de teruggave (18 augustus 2004) alleen het rekeningnummer 1 van de fiscale eenheid omzetbelasting X BV, Y BV bekend was. Dit rekeningnummer werd reeds in 2001 gebruikt. De Belastingdienst wijzigde het rekeningnummer op 9 september 2004 naar aanleiding van een fax van 25 augustus 2004 van verzoekster. Voorts deelde de Belastingdienst mee dat niet is gebleken dat de fax van 14 juli 2004 door hem is ontvangen, en dat hoe dan ook deze onvoldoende gegevens bevatte om deze te kunnen verwerken. Deze zou tenminste het fiscaalnummer, het oude en het nieuwe bankrekeningnummer, de gemachtigde van de fiscale eenheid en de volledige adresgegevens van verzoekster moeten bevatten. Het is voor de Belastingdienst/Centrale administratie onmogelijk om de ontbrekende gegevens erbij te zoeken. De Belastingdienst stelde zich dan ook op het standpunt dat hem niets kon worden verweten en dat hij daarom ook niet nogmaals zou overgaan tot uitbetaling van de verzochte teruggaaf. Een fax van 25 augustus 2004 waarin werd gevraagd om wijziging van het bankrekeningnummer was wel ontvangen door de Belastingdienst/Centrale administratie en leidde per 9 september 2004 tot wijziging van het bankrekeningnummer. 9. In reactie op het standpunt van de Belastingdienst deelde verzoeksters gemachtigde bij brief van 16 januari 2008 mee dat verzoekster absoluut zeker weet dat het faxbericht van 14 juli 2004 is verzonden en dat het bericht goed is doorgekomen bij de Belastingdienst. Volgens verzoekster heeft zij het faxbericht op 25 augustus 2004 om 09:19 uur nogmaals naar de Belastingdienst verzonden omdat zij een grote teruggaaf verwachtte en de Belastingdienst nog geen reactie op het faxbericht van 14 juli 2004 had gegeven. Volgens verzoekster is zelfs het faxbericht van 25 augustus 2004 nog ruim gelegen vóór het moment van terugbetalen door de Belastingdienst van de omzetbelasting over het tijdvak van juni 2004. De inhoud van het faxbericht van 14 juli 2004 is identiek aan dat van 25 augustus 2004. Het is naar de mening van verzoekster hoogst onwaarschijnlijk dat het faxbericht van 14 juli niet door de Belastingdienst is ontvangen. In relatie tot de stelling van de Belastingdienst dat het faxbericht van 14 juli 2004 onvoldoende specifiek was, voerde verzoeksters gemachtigde aan dat het identieke faxbericht van 25 augustus 2004 wel tot een wijziging van het bankrekeningnummer leidde. Verzoekster liet weten dat zij niet meer over het verzendrapport van de fax van 14 juli 2004 beschikt. De complete administratie was door de curator in het faillissement van Y BV in beslag genomen en vernietigd. Ten slotte verzocht verzoekster de Belastingdienst om vergoeding van de kosten die zijn gemoeid met de procedure bij de Nationale ombudsman.

5 10. De Belastingdienst/Centrale administratie deelde op 24 april 2008 aan de Nationale ombudsman mee dat hij de teruggaaf op 23 augustus 2004 aan de bankinstelling van Y BV heeft aangeboden. II. Beoordeling 11. Het vereiste van administratieve nauwkeurigheid houdt in dat bestuursorganen secuur werken. 12. In het onderzochte geval kan niet worden gezegd dat de Belastingdienst heeft gehandeld in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid of enig ander vereiste van behoorlijkheid. Voor dit oordeel is het volgende van belang. 13. Ingevolge het tweede lid van artikel 43 Invorderingswet 1990 (zie Achtergrond, onder 1.) kan de Belastingdienst omzetbelastingrestituties toegekend aan de fiscale eenheid bevrijdend betalen aan één van de natuurlijke personen of lichamen die deel uitmaken van de fiscale eenheid. In artikel 43, paragraaf 1., derde lid Leidraad Invordering 1990 (zie Achtergrond, onder 2.) is bepaald dat een teruggaaf omzetbelasting ten name van de fiscale eenheid in de eerste plaats wordt uitbetaald aan het onderdeel van de fiscale eenheid dat door de fiscale eenheid is aangewezen. Wanneer deze aanwijzing niet heeft plaatsgevonden, moet de betaling geschieden aan het onderdeel waarbij de teruggave is opgekomen. Wanneer aan de hand van het voorgaande geen bestemming kan worden gevonden, kan de Belastingdienst volgens het genoemde artikel in de Leidraad Invordering 1990 aan een willekeurig onderdeel van de fiscale eenheid uitbetalen. 14. In juni 2004 maakte verzoekster samen met Y BV deel uit van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (zie Achtergrond, onder 3.). De Belastingdienst stortte de teruggaaf omzetbelasting over juni 2004 op de rekening, die hem van de fiscale eenheid bekend was en waarop eerdere teruggaven voor de omzetbelasting waren gestort. Gelet op het tweede lid van artikel 43 Invorderingswet 1990, artikel 43, paragraaf 1., derde lid Leidraad Invordering 1990 en artikel 6:114 Burgerlijk Wetboek (zie Achtergrond, onder 4.) kon de Belastingdienst bevrijdend voldoen aan de betalingsverplichting die voortvloeide uit de teruggaaf omzetbelasting juni 2004 van de fiscale eenheid door storting op een rekening die door de fiscale eenheid was aangewezen en op naam stond van een lichaam dat in juni 2004 deel uitmaakte van de fiscale eenheid. 15. Gelet op het hiervoor overwogene onder 14. en in aanmerking genomen dat rekeningnummer 1, dat aanvankelijk was aangewezen voor betalingen van teruggaven omzetbelasting, op naam stond van Y BV die in juni 2004 deel uitmaakte van de fiscale eenheid, moet de vraag worden beantwoord of (een of meer lichamen van) de fiscale eenheid voorafgaand aan de betaling door de Belastingdienst de rekening met nummer 1

6 rechtsgeldig voor de betaling voor de teruggaaf omzetbelasting juni 2004 door de Belastingdienst heeft uitgesloten, bijvoorbeeld door uitdrukkelijk een andere rekening daarvoor aan te wijzen. 16. In aanmerking genomen dat de Belastingdienst niet was gebleken dat de fax van 14 juli 2004 door hem was ontvangen en dat verzoekster niet door middel van een verzendrapport of anderszins de verzending van de fax voldoende aannemelijk heeft gemaakt, alsmede dat de Nationale ombudsman reeds meermalen in zijn rapporten het standpunt heeft ingenomen dat het risico dat poststukken die niet aangetekend zijn verzonden niet op de juiste plaats aankomen, in beginsel voor rekening komt van de verzender, wordt er in dit geval van uitgegaan dat de fax van 14 juli 2004 niet door de Belastingdienst is ontvangen en dat tengevolge hiervan de in de fax verzochte mutatie niet is doorgevoerd. 17. Het faxbericht van 25 augustus 2004 kan niet worden gezien als het rechtsgeldig uitsluiten van het rekeningnummer 1 voor de betaling over het tijdvak juni 2004. De Belastingdienst/Centrale administratie had namelijk al op 23 augustus 2004 het bedrag van de teruggaaf aangeboden aan de bankinstelling van het rekeningnummer 1 van Y BV. Dat brengt mee dat het faxbericht van 25 augustus 2004 feitelijk niet meer het beoogde doel kon bereiken nu de Belastingdienst de teruggaaf al had aangeboden aan de bankinstelling van Y BV. 18. De Belastingdienst heeft door de in de fax van 25 augustus 2004 verzochte mutatie van het rekeningnummer te verrichten, zijn standpunt ondergraven dat de identieke fax van 14 juli 2004 hoe dan ook niet voldoende gespecificeerd zou zijn om te kunnen verwerken. 19. Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat de Belastingdienst met de storting op rekeningnummer 1 bevrijdend heeft voldaan aan zijn verplichting jegens de fiscale eenheid voor de omzetbelasting waarvan verzoekster deel uitmaakte. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/Oost/kantoor Doetinchem, is niet gegrond. Onderzoek Op 23 augustus 2007 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 22 augustus 2007 van X BV te Doetinchem, ingediend door Deloitte Belastingadviseurs BV (per 1 april 2008: Mazars Paardekooper Hoffman Accountants en Belastingadviseurs) te Nijmegen, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Oost/kantoor Doetinchem.

7 Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Financiën, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd de Belastingdienst een aantal specifieke vragen gesteld. Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Belastingdienst/Centrale administraties deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Mazars Paardekooper Hoffman Accountants en Belastingadviseurs, alsmede de Belastingdienst/Oost gaven binnen de gestelde termijn geen reactie. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: Verzoekschrift van 22 augustus 2007. Standpunt van 22 oktober 2007 van de Belastingdienst/Oost gericht aan de Nationale ombudsman. Reactie van de gemachtigde van verzoekster van 16 januari 2008 op het hiervoor onder 2. vermelde standpunt van de Belastingdienst. Informatie van de Belastingdienst/Centrale administratie van 24 april 2008 gericht aan de Nationale ombudsman. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond Artikel 43 Invorderingswet 1990 "1. Natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die ingevolge artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 zijn aangemerkt als één ondernemer, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de omzetbelasting welke verschuldigd is door deze ondernemer, dan wel - indien de inspecteur niet schriftelijk

8 ervan in kennis is gesteld dat op grond van gewijzigde omstandigheden niet langer een eenheid bestaat als is bedoeld in die bepaling - door deze personen en lichamen. 2. Indien aan de ondernemer bedoeld in het eerste lid een vermindering of teruggaaf van omzetbelasting wordt verleend, kan de ontvanger, met inachtneming van artikel 54, deze vermindering of teruggaaf bevrijdend voldoen aan één van de natuurlijke personen bedoeld in het eerste lid." Leidraad Invordering 1990 Artikel 43, paragraaf 1., onder 3. "Een vermindering of een teruggaaf omzetbelasting ten name van de fiscale eenheid wordt uitbetaald aan (dan wel verrekend met de openstaande belastingschuld van) het onderdeel van de fiscale eenheid dat door de fiscale eenheid is aangewezen. Als geen aanwijzing heeft plaatsgevonden, wordt uitbetaald aan (dan wel verrekend met de openstaande belastingschuld van) het onderdeel waarbij de teruggave is opgekomen of dat de naheffingsaanslag heeft betaald. Als er geen sprake is van een aanwijzing en het de ontvanger niet duidelijk is wie rechthebbende is, kan hij de vermindering of teruggaaf rechtgeldig uitbetalen aan één van de personen of lichamen die deel uitmaken van de fiscale eenheid. Het voorgaande sluit overigens niet uit dat de ontvanger een teruggaaf die materieel is opgekomen bij een onderdeel met belastingschuld, kan verrekenen met de belastingschuld van dat onderdeel, ook al heeft aanwijzing van een "derde" plaatsgevonden." Wet op de omzetbelasting 1968 Artikel 7, eerste, tweede en vierde lid "1. Ondernemer is ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent. 2. Waar in deze wet wordt gesproken van bedrijf, wordt daaronder mede verstaan: a beroep; b exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. ( ) 4. Natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die op grond van het bepaalde in dit artikel ondernemer zijn en die in Nederland wonen of zijn gevestigd dan wel aldaar een vaste inrichting hebben en die in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig zijn verweven, dat zij een eenheid vormen, worden, al dan niet op verzoek van één of meer van deze natuurlijke

9 personen of lichamen, bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur als één ondernemer aangemerkt en wel met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de inspecteur die beschikking heeft afgegeven. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van de vorming, wijziging en beëindiging van de fiscale eenheid." 4. Burgerlijk Wetboek boek 6m Artikel 6:114 "1. Bestaat in een land waar de betaling moet of mag geschieden ten name van de schuldenaar een rekening, bestemd voor girale betaling, dan kan de schuldenaar de verbintenis voldoen door het verschuldigde bedrag op die rekening te doen bijschrijven, tenzij de schuldeiser op die rekening geldig heeft uitgesloten. 2. In het geval van het vorige lid geschiedt de betaling op dat tijdstuip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd."