DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 3 DECEMBER 2014



Vergelijkbare documenten
RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 18 OKTOBER 2010

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 6 NOVEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT, SECTIE FAMILIE- EN JEUGDRECHTBANK, VAN 13 OKTOBER 2015

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN OPENBARE ZITTING van 8 JUNI 2009

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 24 JUNI 2014

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 19 APRIL 2016

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

DE CORRECTIONELE RECHTBANK VAN 3 JUNI 2013

HET HOF VAN BEROEP TE GENT VAN 28 JUNI 2011

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 5 MEI 2015

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen p.1 Dossiernr 18M zaal 20 Vonnisnr /

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016

Rechtbanl< van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 19 FEBRUARI 2019

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 25 FEBRUARI 2019

Hof van beroep G. (...) Arrest. Arrestnummer. Datum van uitspraak. Notitie-nummer griffie. Notitienummer parfcet-generaal.

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC 1

De Rechtbank van Eerste Aanleg te DENDERMONDE openbare terechtzitting van 26 FEBRUARI 2010

Arrest. veertiende kamer correctionele zaken / / / 18 januari /CO/ /PGA/ /VJ11/393. Arrestnummer.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 18 SEPTEMBER 2018

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE VAN 2 APRIL 2012

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

_j. Hof van beroep Gent. Arrest C I _)J{;? I jsi1. 29 september 2017

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN VEURNE 12 NOVEMBER 2002

Rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 19. Vonnis. Vonnisnummer / Griffienummer. 1203/2019 Repertoriumnummer / Europees

CORRECTIONELE RECHTBANK ANTWERPEN AFDELING MECHELEN Not. nr. ME66.L Ooenbare terechtzittina van : 30 april 2015.

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE VAN 8 FEBRUARI 2019

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 1 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A008786

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 7 MAART 2016

Hof van beroep van Gent, 3 november 2015, 4 de kamer

HOF VAN BEROEP ANTWERPEN, 31 MEI 2017, 14 DE KAMER

Rechtbank van eerste aanleg Leuven correctionele zaken

CORRECTIONELE RECHTBANK TE LEUVEN OPENBARE TERECHTZITTING VAN 24 MAART 2010

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 2 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A007621

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. B16 - Zestiende kamer PROBATIE-UITSTEL

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. Griffienummer.

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE, DERTIENDE KAMER OPENBARE TERECHTZITTING VAN 14 FEBRUARI 2011

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaan deren,. afdeling Gent strafzaken

De burgerlijke partij wordt gehoord in baar middelen ontwikkeld door haar raadsman voornoemd.

Recht nk van stsdvlaand ren, rugge, r rech bank

Rechtbank van eerste aanleg est-vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

NEDERLANDSTALIGE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG BRUSSEL, STRAFZAKEN, 3 MAART 2014, 60 ste KAMER

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 18 JANUARI 2012

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE OPENBARE TERECHTZITTING VAN 19 OKTOBER 2011

sectie correctioneie rechtbank Vonnis Rechtbank van eerste aanieg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, zestiende kamer (B16) / 36 / / if o

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 1 maart 2016, AC4 kamer

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE VAN 16 SEPTEMBER 2013

Vonnis. Rechtbank van eerste aanteg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. zestiende kamer (B16) /

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 10 FEBRUARI 2012

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

ast-vlaanderen, afdeling Gent

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE TONGEREN ZITTING HOUDENDE IN CORRECTIONELE ZAKEN TWAALFDE KAMER 5 JANUARI 2011

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN, 19 maart 2008, 11 de kamer

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE TONGEREN, 12 KAMER VAN 7 MAART 2012

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1382/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken buitengewone 16A kamer Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 2019/1319 Repertoriumnummer / Europees

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN OP 30 NOVEMBER 2017

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN HASSELT, 21 NOVEMBER 1996

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN GENT 10 MEI 2005

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 14 JANUARI 2019

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 2 MEI 2016

DE66.RW /12/GESW3. .3oll.O IN DE ZAAK VAN HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN :

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

BESTUURL:JKE li UCHTING

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

Transcriptie:

Not. Nr. : GE30.L.3.2669/14 kab 5 DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 3 DECEMBER 2014 De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, achtentwintigste kamer (G28), drie rechters, rechtsprekende in correctionele zaken, heeft het volgende vonnis uitgesproken: Gezien de stukken van vervolging en de beschikking van de raadkamer, d.d. 15 september 2014, waarbij de inverdenkinggestelde verwezen werd naar de correctionele rechtbank. IN DE ZAAK VAN DE BURGERLIJKE PARTIJ 3. J. Lalo, zonder beroep, geboren te Brikama (Gambia) op ( ) wonende te 9900 Eeklo, ( ), van Gambiaanse nationaliteit EN HET OPENBAAR MINISTERIE tegen: 1. A. Rohit, geboren te Shaga (Afghanistan) op ( ), wonende te 9900 Eeklo, ( ), van Afghaanse nationaliteit. 2. K. Mohammad, Yousuf, geboren te Naghrak (Afghanistan) op ( ), wonende te 9900 Eeklo, ( ), vluchteling van Afghaanse herkomst. VERDACHT VAN: De eerste en de tweede : Om het wanbedrijf te hebben uitgevoerd of aan de uitvoering rechtstreeks te hebben meegewerkt, om, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp te hebben verleend dat het wanbedrijf zonder hun bijstand niet had kunnen worden gepleegd, Opzettelijk verwondingen of slagen te hebben toegebracht aan J. L., met de omstandigheid dat de slagen of verwondingen een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid ten gevolge hebben gehad.

met de omstandigheid dat een van de drijfveren van het misdrijf bestond in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn geslachtsverandering, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, zijn taal, zijn politieke overtuiging, zijn syndicale overtuiging, een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociale afkomst. Te 9900 Eeklo op 20 april 2014 De derde : Gedagvaard teneinde te horen beslissen over zijn stelling als burgerlijke partij bij beschikking van de Raadkamer, afdeling Gent dd. 15/09/2014 PROCEDURE De rechtbank nam inzage van de stukken van de rechtspleging. De dagvaardingen werden regelmatig betekend. Bij de behandeling van de zaak en in de processtukken werd gebruik gemaakt van de Nederlandse taal. De rechtbank heeft als tolk aangesteld de heer A. A., teneinde de tweede beklaagde bij te staan voor de vertaling van de gezegden van de Nederlandse taal in de Pashto taal en vice versa en die de door de wet voorziene eed heeft afgelegd. De beklaagden werden gedagvaard om te verschijnen op de openbare terechtzitting van 5 november 2014. De rechtbank aanhoorde op de terechtzitting van 5 november 2014: - de middelen en de conclusies van de BURGERLIJKE PARTIJ, J.Lalo, wonende te 9900 Eeklo, ( ), voorgedragen door meester Charlotte D., advocaat te 9900 Eeklo, ( ), die hem ter terechtzitting vertegenwoordigt; - het openbaar ministerie, bij monde van de heer Y. D., eerste substituutprocureur des Konings; - de beklaagde, K. Mohammad, in zijn middelen van verdediging, voorgedragen door hemzelf en bijgestaan door meester Tom V. B., advocaat te 9000 Gent, ( ). De beklaagde, A. Rohit, alhoewel behoorlijk gedagvaard, is ter terechtzitting niet verschenen, noch iemand om hem te vertegenwoordigen. 2

De zaak werd voor behandeling uitgesteld naar de terechtzetting van 19 november 2014. De rechtbank aanhoorde op de terechtzitting van 19 november 2014: - de middelen en de conclusies van de BURGERLIJKE PARTIJ, J. Lalo, wonende te 9900 Eeklo, ( ), in zijn eis tegen de beklaagden, voorgedragen door meester Charlotte D., advocaat te 9900 Eeklo, ( ), die hem ter terechtzitting vertegenwoordigt; - de vordering van het openbaar ministerie, uitgesproken door de heer D. V. D. B., substituut-procureur des Konings; - de beklaagde, K. Mohammad, in zijn middelen van verdediging, voorgedragen door zijn raadsman meester Tom V. B., advocaat te 9000 Gent, ( ), die hem ter terechtzitting vertegenwoordigt. De beklaagde, A. Rohit, alhoewel behoorlijk gedagvaard, is ter terechtzitting niet verschenen, noch iemand om hem te vertegenwoordigen. OP STRAFRECHTELIJK GEBIED 1. Feiten Op 20 april 2014 omstreeks 20u wordt de politie opgeroepen voor een vechtpartij waarbij Afghanen een Belg zouden hebben aangevallen met een mes. Ter plaatse worden op het voetpad een aan de linkerhand bloedende Lalo J. en zijn vriend Alex V. aangetroffen. Het slachtoffer wordt naar het ziekenhuis overgebracht, hij is 3 weken arbeidsongeschikt. Nadien wordt een medisch attest gevoegd waarbij de arbeidsongeschiktheid verlengd werd met 6 weken. Lalo J. verklaart in zijn verhoor dat hij terug kwam van het voetbal en opgewacht werd door 2 mannen waarmee hij de avond voordien moeilijkheden had gehad. Eén van hen (de grootste) zou hem voor `vuile homo' verweten hebben en gezegd hebben dat hij een schande is voor de Afrikanen, hij zou hem onmiddellijk een vuistslag op de mond gegeven hebben. De tweede (de kleinste) zou hem met een mes in de zij hebben proberen steken. Het slachtoffer kon dit afweren door het mes vast te grijpen en vast te houden in het gevecht, hij liep hierbij ernstige snijwonden op. De daders vluchtten weg toen Alex V. tussenbeide kwam. Alex V. bevestigt de verklaring van zijn vriend. Ze zouden de avond ervoor een jongen in huis hebben genomen die ruzie had met zijn/een vriendin. Haar (ex-)vriend 'R.' zou de jongen toen een bloedneus hebben geslagen. Van dit incident werd een proces-verbaal opgemaakt. De daders worden geïdentificeerd als de eerste beklaagde Rohit A. en de tweede beklaagde Mohammad K.. 3

De (ex-)vriendin C. M. verklaart in haar verhoor dat er inderdaad een incident was tussen Rohit A. en een andere jongen 'Eric' die voor haar deur stond. 'Eric' zou toen in de woning van Alex V. gebleven zijn. Toen de eerste beklaagde aan 'Eric' vroeg waarom hij niet onmiddellijk was weggegaan, zou 'de zwarte man' (het slachtoffer) tussenbeide gekomen zijn. Mohammad K. verklaart in zijn verhoor dat hij en Rohit A. dronken waren. Rohit A. zou aangevallen zijn door het slachtoffer nadat hij met hem was gaan praten. Hierop zou Rohit A. terug geslagen hebben en het slachtoffer op de grond hebben gegooid. Mohammed K. zou slechts bemiddeld hebben. Er zou zeker geen mes aan te pas gekomen zijn. Rohit A. verklaart dat Lalo J. inderdaad tussen kwam bij een discussie met 'Eric'. Lalo J. zou Rohit A. valselijk beschuldigd hebben van diefstal van zijn gsm. Toen Rohit A. terug naar het huis van zijn vriendin C. M. ging, zou Lalo J. hem hebben aangesproken en plots geslagen hebben waardoor hij viel. Zijn vriend Mohammad K. zou het slachtoffer dan bij de nek gegrepen hebben en gezegd hebben dat hij niet mocht vechten. Zelf zou Rohit A. niet geslagen hebben en evenmin een mes hebben gedragen. De beide beklaagden ontkennen dat ze Lalo J. hebben uitgescholden. Zij houden beiden hun verklaring staande voor de onderzoeksrechter. Het mes werd niet gevonden. Tijdens een huiszoeking werd bij Mohammad K. een mes in beslag genomen, maar daar konden geen bloedsporen op aangetroffen worden. Enkel op de schoenen van Rohit A. werd bloed gevonden. Een getuige Marc V. P. zag de beide beklaagden kort voor de feiten met een fiets rijden richting de woning van het slachtoffer. Kort erna hoorde hij geroep en zag hij één van de twee met de fiets wegrijden en de andere weglopen, ze waren duidelijk in paniek. Hij zag geen mes. Op de inleidende terechtzitting van 5 november 2014 erkende de tweede beklaagde dat hij inderdaad een mes ter hand had genomen. 2. Bespreking Onder de enige tenlastelegging worden de beklaagden vervolgd voor slagen en verwondingen met arbeidsongeschiktheid en met een discriminerende drijfveer op Lalo J. op 20 april 2014. De rechtbank acht de slagen en verwondingen met arbeidsongeschiktheid bewezen. Zij verwijst hiervoor naar: - de verklaring van het slachtoffer die overeenstemt met de vastgestelde en medisch geattesteerde verwondingen; - de politionele vaststellingen ter plaatse en de oproep naar de 101- centrale; - de verklaring van de getuige Alex V.; - de verklaring van de getuige Marc V. P. die de daders vlak na de feiten in paniek zag wegvluchten. 4

De rechtbank acht de verzwarende omstandigheid evenwel niet bewezen. Artikel 405quater Strafwetboek vereist niet dat haat of vijandigheid tegen een persoon de enige of doorslaggevende drijfveer is. Het is voldoende als het één van de mogelijk meerdere drijfveren uitmaakt. Het is wel vereist dat de drijfveer daadwerkelijk aanwezig is. De beklaagden moeten met andere woorden de slagen en verwondingen hebben toegebracht omdat het slachtoffer homoseksueel is. Dat dit in casu het geval is, blijkt niet genoegzaam uit het strafdossier. Er lijkt weinig betwisting te bestaan over het feit dat het incident zijn oorsprong vindt in een schermutseling de avond voordien omtrent 'Eric' en C. M.. Wanneer in de discussie waarbij het slachtoffer uiteindelijk te lijf wordt gegaan beledigingen worden geuit als 'vuile homo' en een 'schande voor de Afrikanen', betekent dit nog niet dat de slagen ingegeven zijn door een discriminerende drijfveer. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het strafdossier in elk geval te weinig elementen die boven elke twijfel verheven de verzwarende omstandigheid in hoofde van de beide beklaagden ondersteunen. De beklaagden dienen dan ook te worden vrijgesproken van de verzwarende omstandigheid. 3. Straftoemeting De beide beklaagden hebben zich schuldig gemaakt aan ernstige slagen en verwondingen van een medemens met een mes met een lange arbeidsongeschiktheid tot gevolg. Dergelijke feiten geven blijk van een agressieve en gevaarlijke ingesteldheid en van een gebrek aan respect voor de fysieke en psychische integriteit van het slachtoffer. Dankzij het koelbloedig optreden van het slachtoffer en het tijdig tussenkomen van zijn vriend kon erger vermeden worden. De beide beklaagden beschikken over een blanco strafregister, hetgeen gerelativeerd dient te worden gelet op hun jeugdige leeftijd. Gelet op de afwezigheid van de eerste beklaagde op de behandelende terechtzitting kon de rechtbank niet peilen naar zijn houding en intenties. De hierna bepaalde bestraffing, die deels met uitstel kan worden toegestaan, moet hem de ernst van de feiten doen inzien en recidive voorkomen. De eerste beklaagde voldoet aan de wettelijke voorwaarden om de gunst van het uitstel van tenuitvoerlegging te kunnen genieten. De tweede beklaagde was aanwezig op de inleidende terechtzitting en gaf daar blijk van schuldinzicht. Hij werd vertegenwoordigd op de behandelende terechtzitting. De hierna bepaalde bestraffing, die deels met uitstel kan worden toegestaan, moet hem de ernst van de feiten doen inzien en recidive voorkomen. De tweede beklaagde voldoet aan de wettelijke voorwaarden om de gunst van het uitstel van tenuitvoerlegging te kunnen genieten. De beklaagden dienen te worden veroordeeld in betaling van de bijdrage tot financiering van het Bijzonder Fonds tot Hulp van de Slachtoffers van Opzettelijke 5

gewelddaden en aan de Occasionele Redders. Deze bijdrage, als bepaald in artikel 29, tweede lid van de Wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale bepalingen, zoals gewijzigd bij Wet van 22 april 2003 en bij artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 31 oktober 2005 dient thans te worden bepaald op vijfentwintig euro, te vermeerderen met vijftig opdeciemen tot honderdvijftig euro ongeacht de datum van de bewezen verklaarde feiten; deze bijdrage heeft een eigen aard en is geen straf. Krachtens artikel 91, tweede lid van het Koninklijk Besluit van 28 december 1950 houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, zoals laatst gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 13 november 2012 (B.S. 29 november 2012) worden de beklaagden tevens veroordeeld tot betaling van de vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken. Deze bedraagt thans 51,20 euro (geïndexeerd zoals voorzien in artikel 148 K.B. 28/12/1950 en de ministeriële omzendbrief nr, 131quater (ns) B.S. 1 maart 2013). OP BURGERRECHTELIJK GEBIED De vordering van J. Lalo De bewezen verklaarde feiten, voorwerp van de enige tenlastelegging, staan in oorzakelijk verband tot de door de burgerlijke partij geleden schade. De beklaagden zijn solidair aansprakelijk voor de door de burgerlijke partij geleden schade en zijn er dan ook hoofdelijk toe gehouden deze schade integraal te vergoeden. De burgerlijke partij vordert 397,90 euro voor medische kosten, 100,00 euro voor kosten achternageloop, een morele schadevergoeding van 1.500,00 euro, en een rechtsplegingsvergoeding van 440,00 euro. De medische kosten van 397,90 euro komen rechtmatig en correct begroot voor en worden gestaafd met stukken, en kunnen dus worden toegekend. De kosten achternageloop van 100,00 euro komen rechtmatig en correct begroot voor en kunnen worden toegekend. De rechtsvordering tot schadevergoeding wegens morele schade heeft tot doel de pijn, de smart of enig ander moreel leed te lenigen en in die mate de schade te herstellen. De morele schade is echter niet voor precieze begroting vatbaar. Het gaat in essentie om de juridische erkenning van het leed dat het slachtoffer werd toegebracht, De rechter dient daarbij rekening te houden enerzijds met de bedragen die gebruikelijk worden toegekend ter vergoeding van dat leed en anderzijds met bijzondere omstandigheden die bij de begroting van deze schade in aanmerking moeten worden genomen. Het staat vast dat de burgerlijke partij ernstig werd aangetast in zijn fysieke en psychische integriteit door de beklaagden en hierdoor morele schade heeft geleden. De rechtbank bepaalt de definitieve morele schadevergoeding in billijkheid op 750,00 euro. 6

Gelet op het verstek van de eerste beklaagde dient de rechtsplegingsvergoeding in zijn hoofde te worden herleid tot het minimumbedrag. De eerste en de tweede beklaagde dienen aldus hoofdelijk te worden veroordeeld tot een minimumrechtsplegingsvergoeding van 220,00 EURO. De tweede beklaagde dient bovendien veroordeeld te worden tot een bijkomende rechtsplegingsvergoeding ten bedrage van 220,00 EURO. OM DEZE REDENEN, en gelet op de volgende artikelen: art. 11, 12, 14, 16, 31, 32, 34, 35, 41 Wet van 15 juni 1935; art. 162, 162bis 182, 184, 185 1, 186, 189, 190, 191, 194, 195 Wetboek van Strafvordering; art. 1, 2, 3, 7, 25, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 43bis, 44, 45, 50, 66, 3982, 398, 399 Strafwetboek; art. 1, 2, 3 Wet van 5 maart 1952; art. 28, 29 van de wet van 1 augustus 1985; art. 8, 14 1 van de Wet van 29 juni 1964; art. 1382 e.v. Burgerlijk Wetboek; art. 1022 Gerechtelijk Wetboek. DE RECHTBANK, recht doende OP TEGENSPRAAK ten aanzien van K. Mohammed EN BIJ VERSTEK ten aanzien van A. Rohit OP STRAFRECHTELIJK GEBIED Ten aanzien van A. Rohit Spreekt de beklaagde vrij van de verzwarende omstandigheid dat een van de drijfveren van het misdrijf bestond in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn geslachtsverandering, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, zijn taal, zijn politieke overtuiging, zijn syndicale overtuiging, een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociale afkomst. Verklaart de feiten, voorwerp van de tenlastelegging, uitgezonderd de verzwarende omstandigheid zoals hierboven omschreven, bewezen. Veroordeelt de beklaagde voor de hierboven omschreven en bewezen verklaarde feiten, voorwerp van de tenlastelegging, uitgezonderd de verzwarende omstandigheid zoals hierboven omschreven, tot een GEVANGENISSTRAF van ACHTTIEN MAANDEN en een GELDBOETE van VIJFTIG EURO ( 50,00). 7

Verhoogt de geldboete met vijftig decimes, aldus gebracht op DRIEHONDERD EURO ( 300,00). Beveelt dat bij gebreke van betaling binnen de termijn bepaald bij artikel 40 van het Strafwetboek, de geldboete zal kunnen vervangen worden door een gevangenisstraf van VIER DAGEN. Beveelt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis, in hoofde van de beklaagde, wat betreft TWAALF MAANDEN van de uitgesproken GEVANGENISSTRAF VAN ACHTTIEN MAANDEN zal uitgesteld worden voor een termijn van VIJF JAAR te rekenen vanaf heden, ingeval gedurende de proeftijd geen nieuw misdrijf wordt gepleegd dat een veroordeling tot een criminele of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden zonder uitstel tot gevolg heeft. Beveelt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis, in hoofde van de beklaagde, wat betreft de uitgesproken GELDBOETE van VIJFTIG EURO ( 50,00) zal uitgesteld worden voor een termijn van DRIE JAAR te rekenen vanaf heden, ingeval gedurende de proeftijd geen nieuw misdrijf wordt gepleegd dat een veroordeling tot een criminele of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden zonder uitstel tot gevolg heeft. Zegt dat de beklaagde verplicht is een bedrag van VIJFENTWINTIG EURO ( 25,00), verhoogd met vijftig decimes, aldus gebracht op HONDERD VIJFTIG EURO ( 150,00), te betalen als bijdrage tot het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders. Ten aanzien van K. Mohammad Spreekt de beklaagde vrij van de verzwarende omstandigheid dat een van de drijfveren van het misdrijf bestond in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens zogenaamd ras, zijn huidskleur, zijn afkomst, zijn nationale of etnische afstamming, zijn nationaliteit, zijn geslacht, zijn geslachtsverandering, zijn seksuele geaardheid, zijn burgerlijke staat, zijn geboorte, zijn leeftijd, zijn fortuin, zijn geloof of levensbeschouwing, zijn huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, zijn taal, zijn politieke overtuiging, zijn syndicale overtuiging, een fysieke of genetische eigenschap of zijn sociale afkomst. Verklaart de feiten, voorwerp van de tenlastelegging, uitgezonderd de verzwarende omstandigheid zoals hierboven omschreven, bewezen. Veroordeelt de beklaagde voor de hierboven omschreven en bewezen verklaarde feiten, voorwerp van de tenlastelegging, uitgezonderd de verzwarende omstandigheid zoals hierboven omschreven, tot een GEVANGENISSTRAF van ACHTTIEN MAANDEN en een GELDBOETE van VIJFTIG EUR0 ( 50,00). Verhoogt de geldboete met vijftig decimes, aldus gebracht op DRIEHONDERD EURO ( 300,00). 8

Beveelt dat bij gebreke van betaling binnen de termijn bepaald bij artikel 40 van het Strafwetboek, de geldboete zal kunnen vervangen waden door een gevangenisstraf van VIER DAGEN. Beveelt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis, in hoofde van de beklaagde, wat betreft TWAALF MAANDEN van de uitgesproken GEVANGENISSTRAF VAN ACHTTIEN MAANDEN zal uitgesteld worden voor een termijn van VIJF JAAR te rekenen vanaf heden, ingeval gedurende de proeftijd geen nieuw misdrijf wordt gepleegd dat een veroordeling tot een criminele of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden zonder uitstel tot gevolg heeft. Beveelt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis, in hoofde van de beklaagde, wat betreft de uitgesproken GELDBOETE van VIJFTIG EURO ( 50,00) zal uitgesteld worden voor een termijn van DRIE JAAR te rekenen vanaf heden, ingeval gedurende de proeftijd geen nieuw misdrijf wordt gepleegd dat een veroordeling tot een criminele of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden zonder uitstel tot gevolg heeft. Zegt dat de beklaagde verplicht is een bedrag van VIJFENTWINTIG EURO ( 25,00), verhoogd met vijftig decimes, aldus gebracht op HONDERD VIJFTIG EURO ( 150,00), te betalen als bijdrage tot het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders. De overtuigingsstukken Beveelt de overmaking aan het openbaar ministerie om te handelen als naar recht, van de overtuigingsstukken neergelegd ter griffie van de correctionele rechtbank te Gent onder nr. 2014 04294, 2014 04774. De kosten Begroot de gerechtskosten in hun geheel op 748,12 euro. Veroordeelt de beklaagden HOOFDELIJK tot de kosten, gevallen aan de zijde van het openbaar ministerie, ten bate van de Staat tot heden begroot op 748,12 euro, ondeelbaar veroorzaakt door de bewezen verklaarde tenlastelegging, meer de betekeningskosten van huidig vonnis in hoofde van de eerste beklaagde. Legt ELKE veroordeelde, krachtens artikel 91, tweede lid van het K.B. van 28 december 1950 houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, een vaste vergoeding op voor beheerskosten in strafzaken van EENENVIJFTIG EURO TWINTIG CENT ( 51,20) (geïndexeerd zoals voorzien in artikel 148 K.B. 28 december 1950 en de ministeriële omzendbrief nr. 131quater (ns) (B.S. 1 maart 2013)). OP BURGERRECHTELIJK GEBIED De vordering van J. Lalo 9

Verklaart de eis van de burgerlijke partij toelaatbaar en gegrond. Veroordeelt de beklaagden HOOFDELIJK om te betalen aan de burgerlijke partij het bedrag van DUIZEND TWEEHONDERD ZEVENENVEERTIG EURO NEGENTIG CENT ( 1.247,90), te vermeerderen met de vergoedende intresten tegen de wettelijke intrestvoet vanaf 20 april 2014 tot vandaag, de gerechtelijke intrest tegen de wettelijke intrestvoet op hoofdsom en vergoedende intresten vanaf vandaag tot de dag van volledige betaling, en de kosten. Veroordeelt de beklaagden HOOFDELIJK tot het betalen van een minimumrechtsplegingsvergoeding van 220,00 EURO. Veroordeelt de tweede beklaagde tot een bijkomende rechtsplegingsvergoeding van 220,00 EURO. Wijst het meer- of anders gevorderde af als ongegrond. Aldus gewezen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van DRIE DECEMBER TWEEDUIZEND VEERTIEN. Aanwezig : - de heer J. D., rechter, die de terechtzitting voorzit; - mevrouw C. B., rechter; - mevrouw L. D. B., rechter; - de heer H. V. L., substituut-procureur des Konings; - mevrouw I. M., griffier 10