Uw kritiek richt zich op twee punten: ventilatie en horeca in sportinstellingen. Hieronder ga ik op beide onderwerpen in.



Vergelijkbare documenten
Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag VGP/ADT juni 2007

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hebben goedgevonden en verstaan:

Gelet op artikel 11a, vijfde lid, van de Tabakswet; De Raad van State gehoord (advies van 11 december 2003, nummer W13.03.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

rokenendewet Informatie over de Tabakswet Wat staat er precies in de Tabakswet? Wat houdt het reclameverbod in? Waar moet je op letten als winkelier?

' Zie de brief van deze organisaties van 2 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

2009D Lijst van vragen totaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 23 maart 2015 Betreft Inzet huishoudelijke hulp toelage

Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Attendering 'boventalligheid'i consequenties voor subsidiëring zorgopleidingen

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van.. juli 2007, kenmerk;

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

18 Tabakswet Vragen en praktijkvoorbeelden Wat u moet weten 18.2 Vragen en praktijkvoorbeelden 18.3 Extra informatie

Naar aanleiding van uw subsidieaanvraag d.d. 16 januari 2008 bericht ik u het volgende.

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag MEVA/NBO mei 2008

Vereniging Gehandicapten Nederland T.a.v. de heer drs. H.G. Ouwerkerk Postbus AK UTRECHT. Indicatiestelling licht verstandelijk gehandicapten

Bijgaand treft u aan een kopie van de brief die wij heden hebben verzonden aan de staatssecretaris, de heer Van Rijn.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid De Lange (VVD) over Nederlandse patiëntgegevens in Belgische gevangenis (2016Z01580).

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Datum 27 juni 2016 Betreft Medicamenteuze abortus in de vroege fase van de zwangerschap door de huisarts

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 30 mei 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 16 december 2009 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

A Adviesaanvraag Toepassing van (genees-)middelen bij de behandeling van drugverslaving dd 6 april 1993

> Retouradres Postbus EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

> Retouradres Postbus EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

We willen na twee jaar wel bezien in hoeverre de doorgevoerde maatregelen het beoogde effect hebben gehad.

Directie Financiële Markten. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 5 juli 2007 FM M

Advies ontwerpbesluit aanscherping glijdende schaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 3 september 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Leijten R.M. (SP) over het faillissement van STN (Ingezonden 8 januari 2010).

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, kenmerk ; Gelet op artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet;

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 13 september 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

./. Hierbij zend ik u een afschrift van mijn brief aan Borea. In het vertrouwen u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 24 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Geachte heer Brenninkmeijer, d.d. 6 november 2007 bericht ik u als volgt. Nationale ombudsman rapport Op waarde geschat

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 27 maart 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 10 november 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Bruins Slot (CDA) over omzetplafonds in de zorg (2014Z22725).

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

> Retouradres Postbus EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Kamervragen 19 februari 2008

Datum: 9 oktober 2014 Kenmerk: IMO.451 Betreft: Onze reactie betreffende uitvoeringstoets op het wetsvoorstel Ouderparticipatiecreche (OPC)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 7 november 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

giçtzijn om als zodanig gerookt te kunnen worden. Uw opvatting deel Ik Ministerie van Financiën

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 9 december 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Oordeel over de kwaliteit van de verantwoording 2002 van CWI en BKWI

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 2 februari 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 december 2007, kenmerk VGP/ADT ;

Betreft Amsteleiland. Geachte leden van de Raad,

De voorzitter van de Raad van Toezicht/het Stichtingsbestuur van. MEVA/ABA/ Aloys Kersten Verantwoording inkomen bestuurder

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

belang van de ondernemingsraad. Om die reden geeft de kantonrechter voor dit deelbesluit wel vervangende toestemming.

Vragen waar deze maar ook de andere Zeeuwse onderwijsinstellingen onder meer voor staan zijn:

Aan de fractie van Nijmegen Nu Korte Nieuwstraat 6, 6511 PP Nijmegen. 14 november Geachte fractie,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 22 juni 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/WTZ/2002/13517

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 september 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

/#^orp& 6/f ^oor. T "estelnummer. Voor akkoord. directeur VG"F Kenmerk. Onderwerp

2015D Lijst van vragen

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Stichting van de Arbeid

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van [datum], [kenmerk];

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kant (SP) over de inkomensachteruitgang van remigranten ( ).

Voorstel : Vaststellen nota Dorpshuizen in Sint Anthonis, inclusief beleid ten aanzien van paracommercialisme

Rapport. Datum: 3 december 2003 Rapportnummer: 2003/448

Algemeen Dagblad T.a.v. Postbus TC ROTTERDAM

Datum 10 december 2014 Betreft Commissiebrief Tweede Kamer inzake Oprichting Stichting Jongeren Op Gezond Gewicht

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 25 mei 2012 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Datum 20 oktober 2015 Betreft Commissiebrief Tweede Kamer inzake PGB in de Zorgverzekeringswet in verhouding tot de Wet marktordening gezondheidszorg

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Datum 13 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'Aantal vechtscheidingen groeit explosief'

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 23 november 2015 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 22 mei 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

de Nationale ombudsman De heer RJ. Duisenberg Voorzitter Vaste Commissie voor Financiën Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018

Hierbij zend ik u mede namens de minister van Justitie de antwoorden op de vragen van het lid Gerkens over de BOA-bevoegdheid bij de NS.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]]:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/ Datum 10 maart 2003

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 21 augustus 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Transcriptie:

Aan het bestuur van Koninklijk Horeca Nederland T.a.v. de heer M.H.J. Claes, directeur Postbus 566 3440 AN WOERDEN Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag POG/GB 2.419.182 drs. R. Kuiten 070-3406296 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek d.d. 1 oktober 2003 Geachte heer Claes, In uw brief van 1 oktober 2003 reageert u op het ontwerpbesluit uitzonderingen rookvrije werkplek dat op 26 september 2003 in het kader van de parlementaire voorhang aan de Kamer is gezonden. In uw ogen wijkt het ontwerpbesluit op onderdelen af van de afspraken die ik met u in het bestuurlijk overleg van 8 september 2003 heb gemaakt. Uw kritiek richt zich op twee punten: ventilatie en horeca in sportinstellingen. Hieronder ga ik op beide onderwerpen in. Ventilatie In het bestuurlijk overleg ben ik volstrekt helder geweest over dit onderwerp. Het gaat om de bescherming van de gezondheid van werknemers. Ventilatie- en luchtzuiveringsapparatuur bieden onvoldoende gezondheidsbescherming. Daarom acht ik een dergelijke maatregel geen afdoende oplossing. In mijn brief van 3 oktober 2003, waarin ik de afspraken van 8 september 2003 naar u heb bevestigd, staat daarover: Gezien de gezondheidsrisico s bij blootstelling aan tabaksrook zal het stappenplan maatregelen moeten bevatten die daadwerkelijk bijdragen aan het beschermen van de gezondheid van werknemers en gasten in de horeca. Ventilatiesystemen kunnen daarbij niet als een afdoende oplossing worden beschouwd. In de toelichting bij het ontwerpbesluit is dat eveneens duidelijk verwoord: het installeren en in werking stellen van ventilatie- en luchtzuiveringsapparatuur biedt geen duurzaam alternatief, omdat dergelijke apparatuur nauwelijks bescherming biedt tegen schadelijke tabaksrook Wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat ook de ministerraad met deze tekst heeft ingestemd. Bovenstaande geeft aan dat ik over dit onderwerp een heldere en consistente lijn heb gevolgd, waar ik aan vast blijf houden. Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG Telefoon (070) 340 79 11 Fax (070) 340 78 34 Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX DEN HAAG Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief. Internetadres: www.minvws.nl

2 2.419.033 Horeca in sportinstellingen Tijdens het Algemeen Overleg van 18 juni 2003 heb ik aangegeven dat het onderscheid tussen gesubsidieerde en niet gesubsidieerde sportkantines uiteindelijk zal verdwijnen en dat daarover met de sportkantines overleg werd gevoerd. Op basis van de gezondheidsschade door tabaksrook en de gedachte dat roken en sport niet samengaan streef ik naar het rookvrij maken van de gehele sportsector. Daarbij wordt echter eerst ruimte geboden aan de sportsector zelf voordat ik een besluit neem over eventuele aanpassing van de regelgeving. In mijn brief van 3 september 2003 aan de Kamer heb ik duidelijk neergezet hoe ik het traject van zelfregulering richting een rookvrije sport voor me zie. Waar u om vraagt, is het terugdraaien van de regelgeving die sinds 1990 van kracht is. Het mag duidelijk zijn dat ik vanwege bovengenoemd traject geenszins van plan ben om reeds bestaande regelgeving in te trekken. In het bestuurlijk overleg van 8 september 2003 heb ik u dit ook niet toegezegd. Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H. Hoogervorst

3 2.419.033 NSO T.a.v. de heer J. Zuijdwijk, voorzitter Postbus 262 2260 AG LEIDSCHENDAM Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag POG/GB 2.405.838 dr. P.J.M. de Coninck 070-3407620 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Rookvrije werkplek in tabaksdetailhandel 16 juni 2003 Geachte heer Zuijdwijk, Het doet mij goed te lezen dat de NSO, de brancheorganisatie voor de tabaksdetailhandel, loyaal medewerking verleent aan de wet- en regelgeving in het kader van het tabaksontmoedigingsbeleid. U verwijst in uw brief voorts naar het Algemeen Overleg op 18 juni jl. In dat overleg, alsmede mijn brief aan de Kamer over het tabaksontmoedigingsbeleid van 13 juni, heb ik uiteengezet dat ik, gelet op de ernst van de problematiek, een krachtig tabaksontmoedigingsbeleid voorsta. Daarnaast attendeer ik u op internationale ontwikkelingen binnen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). In mei jl. is tijdens de World Health Assembly de Framework Convention on Tobacco Control (FCTC) met algemene stemmen aangenomen. Inmiddels hebben al bijna vijftig landen, waaronder Nederland, dit verdrag ondertekend. Gelet op de ernstige gezondheidsschade ten gevolge van roken zal internationaal beleid gevoerd worden. Binnen deze internationale afspraken passen onze Nederlandse inspanningen die ik als Minister van Volksgezondheid dus ook onverminderd wil voortzetten. Aan uw verzoek om werknemers in tabaksspeciaalzaken via het (ontwerp) Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek uit te zonderen van het recht op een rookvrije werkplek wil ik niet in algemene zin voldoen. U citeert de toelichting bij artikel 5, derde lid, onderdeel c, van de Tabakswet (TK 2000-2001, 26472, nr. 7) en komt vervolgens tot de conclusie dat het niet meer dan logisch zou zijn wanneer het recht op een rookvrije werkplek niet zou gelden in tabaksspeciaalzaken. Ik deel dit standpunt om de volgende redenen niet. Steeds meer tabaksspeciaalzaken bieden naast rookwaren ook andere producten aan, zoals bijvoorbeeld tijdschriften en snoepwaren. Dit betekent dat niet alleen rokers de winkel betreden, maar ook niet-rokers, waaronder kinderen. Daarnaast is er natuurlijk ook de werknemer. Niet alle mensen die in tabaksspeciaalzaken werken roken zelf. Daarnaast vraag ik me af hoe vaak het voorkomt dat klanten in tabaksspeciaalzaken ter plaatse sigaren of pijptabak proberen. Dat zij aan deze producten ruiken en ze vervolgens, na aankoop, thuis in alle rust proberen, lijkt me veel meer de regel. Ik ben van mening dat de adviesfunctie van de tabaksdetaillist ook zeer wel mogelijk is zonder dat tabaksproducten in de winkel worden gerookt. Zoals gezegd vraag ik mij ook af of dit op grote schaal gebeurt. Ik zie met andere woorden geen klemmende redenen waarom werknemers in tabaksspeciaalzaken zouden moeten worden uitgezonderd van het recht op een rookvrije

4 2.419.033 werkplek. Dat recht is een groot goed, en ik ben van mening dat het aantal uitzonderingen daarop zo beperkt mogelijk dient te worden gehouden. Het in voorbereiding zijnde Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek bepaalt dat het recht op een rookvrije werkplek niet geldt in speciale, afgesloten rookruimten. Mijns inziens zouden tabaksspeciaalzaken die hun klanten per se de gelegenheid willen bieden ter plaatse sigaren of pijptabak te roken dergelijke rookruimten kunnen creëren. Ik vertrouw erop dat ik uw brief hiermee afdoende heb beantwoord. Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H. Hoogervorst C.c. - de Vaste Commissie voor VWS van de Tweede Kamer

5 2.419.033 Aan het Bestuur van GGZ Nederland T.a.v. dhr. drs. J.F. de Beer, directeur Postbus 8400 3503 RK UTRECHT Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag POG/GB 2.419.033 dr. P.J.M. de Coninck 070-3407620 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Rookbeleid in de GGZ 25 september 2003 Geachte heer De Beer, Ik heb kennis genomen van het verslag van het overleg op 28 augustus jl. en van uw brief van 25 september 2003. In de brief doet u een voorstel voor een plan van aanpak. Ik zal daar aan het eind van deze brief nader op ingaan. Allereerst wil ik herhalen wat ik over GGZ-instellingen heb gezegd in het algemeen overleg met de Vaste Kamercommissie voor VWS op 18 juni 2003. Daarna zal ik kort reageren op een aantal opmerkingen in uw brief die aan het voorgestelde plan van aanpak voorafgaan. Dit stelt mij namelijk in staat nog eens duidelijk uiteen te zetten wat mijn opvattingen ten aanzien van dit onderwerp zijn. In het algemeen overleg van 18 juni 2003 heb ik gezegd dat psychiatrische instellingen de sinds 1990 geldende beperkingen aan het roken overtreden en dat deze overtredingen nu bestraft kunnen worden met bestuurlijke boetes. De ophef hierover is opmerkelijk omdat men er aan voorbij lijkt te gaan dat deze instellingen de afgelopen dertien jaar onvoldoende recht hebben gedaan aan de belangen van de niet-roker in hun instellingen. Wel heb ik aangegeven bereid te zijn met GGZ-Nederland constructief te overleggen, omdat zich een probleem met de handhaafbaarheid voor kan doen. Tegelijk heb ik duidelijk gemaakt dat de instellingen vooralsnog op niet veel coulance moeten rekenen omdat de bescherming van de niet-roker die gedwongen is om permanent in een instelling te verblijven, dient te prevaleren. Verder heb ik mij bereid getoond om te bezien of het mogelijk en nuttig is om een onderscheid te maken tussen grootschalige en kleinschalige zorginstellingen met als doel aan de laatste groep een overgangstermijn toe te staan. Hiertoe mag echter natuurlijk alleen worden besloten als tegelijkertijd recht kan worden gedaan aan de belangen van de niet-rokers in deze instellingen. Ik ben dus bereid tot nader overleg met de GGZ op 28 augustus 2003 heeft een eerste overleg ook al plaatsgevonden - maar dit betekent niet dat in GGZ-instellingen het belang van de roker mag prevaleren boven het belang van de niet-roker. U stelt dat strikte naleving van de Tabakswet aanleiding is voor grote problemen binnen de GGZ, waardoor zowel cliënten als medewerkers het risico lopen op persoonlijke schade. U streeft er naar dit te voorkomen. Ook ik vind het ongewenst indien de door u geschetste situatie zou leiden tot persoonlijke schade. Een van de centrale gedachten achter de Tabakswet is juist het voorkómen van persoonlijke (gezondheids)schade. Op dit punt zijn we het met elkaar eens. Verder geeft u aan het onmenselijk te vinden wanneer aan nicotine verslaafde cliënten hun rookwaar ontzegd zou moeten worden. Ook op dit punt ben ik het met u eens. Ik streef weliswaar

6 2.419.092 naar vermindering van het aantal rokers in Nederland, maar stoppen met roken moet op vrijwillige basis gebeuren. Daarom is mijn streven er niet op gericht om het roken te verbannen uit GGZinstellingen. Maar gezien bovengenoemd punt van het voorkómen van persoonlijke (gezondheids)schade wil ik er wel voor zorgen dat van de voorzieningen in GGZ-instellingen gebruik kan worden gemaakt zonder dat cliënten of werknemers gedwongen zijn in de tabaksrook te zitten. Blootstelling aan tabaksrook leidt immers tot gezondheidsschade. Zoals ook in het overleg op 28 augustus 2003 is toegelicht, biedt de Tabakswet ook ruimte voor het treffen van voorzieningen voor rokende werknemers en cliënten. Roken is toegestaan in: - de open lucht; - aparte, afgesloten rookruimten; - privé-kamers; - een van het rookverbod uitgezonderde kantine, recreatieruimte of wachtruimte indien een instelling over meer dan één van deze ruimten beschikt. Er zijn in de praktijk dus vier mogelijkheden om voorzieningen te treffen voor rokende werknemers en cliënten, zodat deze hun rookwaar niet ontzegd hoeft te worden en niet-rokers niet gedwongen zijn in de rook te zitten. U geeft aan dat (een combinatie van) bovengenoemde mogelijkheden niet in alle instellingen goed toepasbaar (is) zijn. Daarom vraagt u in uw plan van aanpak om uitstel voor naleving van de Tabakswet. Een dergelijk uitstel acht ik een stap te ver; niet alleen omdat ik belang hecht aan bescherming van niet-rokers tegen tabaksrook, maar ook omdat dit een aanpassing van de sinds 1990 bestaande regelgeving zou betekenen. U verwijst terecht naar het door Stivoro ontwikkelde handboek Rookbeleid binnen de GGZ. Handboek met adviezen voor de ontwikkeling en implementatie van rookbeleid. Er wordt momenteel door diverse instellingen hard gewerkt om een goed rookbeleid van de grond te krijgen. Niet in alle instellingen doet de door u geschetste problematiek zich kennelijk in dezelfde mate voor. Stivoro kan u daarover van meer informatie voorzien. Dergelijke voorbeelden kunnen behulpzaam zijn bij het zoeken naar praktische oplossingen. Enkele maanden geleden is in het kader van het STIVORO-project een pilot gestart om te bezien in hoeverre de reeds ontwikkelde en beschikbare methodiek (het genoemde handboek) moet worden bijgesteld. Ook deze stap geeft aan dat gestreefd wordt naar een goede implementatie van de Tabakswet in de GGZ. Ik wil u daarom het volgende voorstel doen, dat in mijn ogen dicht tegen het door u voorgestelde plan van aanpak zit. 1. Voortvarend werken aan implementatie van het rookbeleid binnen de GGZ aan de hand van de adviezen in genoemd Handboek. 2. Samen met Stivoro zoeken naar oplossingen voor de door u gesignaleerde knelpunten binnen het kader van de wet. Daarbij gebruik makend van de expertise van Stivoro en de goede voorbeelden binnen de GGZ. 3. De kennis over de mogelijke oplossingen binnen het kader va n de wet opnemen in genoemd Handboek en deze kennis breed verspreiden binnen de GGZ. 4. Knelpunten waarvoor in gezamenlijkheid met Stivoro geen oplossingen mogelijk blijken schriftelijk aan mij melden. Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid,

7 2.419.092 Welzijn en Sport, H. Hoogervorst

8 2.419.092 Aan het Bestuur van VAN Speelautomaten T.a.v. dhr. mr. M. Zijlstra, voorzitter Postbus 210 5240 AE ROSMALEN Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag POG/GB 2.419.092 dr. P.J.M. de Coninck 070-3407620 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief rookvrije werkplek 1 2 oktober 2003 Geachte heer Zijlstra, Ik heb kennis genomen van uw brief van 2 oktober jl. en de daarbij gevoegde stukken, met name uw brief van dezelfde datum aan de voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Uw brieven aan de vaste commissie en mij zijn geschreven in reactie op mijn brief aan u van 10 september jl. U stelt dat de door u vertegenwoordigde amusementscentra niet inschrijfplichtig zijn bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. Dit betekent inderdaad dat uw verzoek om te worden uitgezonderd van de in artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet neergelegde verplichting de facto is afgewezen. U noemt vier redenen waarom deze uitkomst werknemers in de amusementscentra worden niet uitgezonderd van het recht op een rookvrije werkplek volgens u niet verdedigbaar is. U verzoekt mij om uw verzoek om te worden uitgezonderd alsnog te honoreren. Eerst ga ik in op de vier punten in uw brief aan de vaste commissie voor VWS. 1. Oneerlijke concurrentie U stelt dat de amusementscentra net als Holland Casino, cafés, theaters en dergelijke deel uitmaken van het uitgaansleven. Het begrip uitgaansleven is weinig omlijnd. Ik wijs erop dat de wetgever de mogelijkheid van het bepalen van uitzonderingen op de verplichting in artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet, vooral heeft opgenomen met het oog op de horeca. Ook dit is een breed begrip. Om duidelijkheid nodig voor betrokkenen en handhaving te verschaffen over de vraag of een bepaald bedrijf of een bepaalde inrichting moet worden aangemerkt als horeca is gekozen voor het criterium van inschrijfplichtigheid bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. U zult het met mij eens zijn dat een zo duidelijk mogelijke grens moet worden getrokken. Dat u nu in een scheve concurrentiepositie ten opzichte van Holland Casino zou worden gebracht, zie ik niet in. Ik kom hier onder punt 4 op terug. 2. Zelfregulering Wellicht heeft u mijn discussie met Koninklijk Horeca Nederland (KHN) gevolgd. Hierin speelde de effectiviteit van luchtverversings-, luchtzuiverings- en ventilatieapparatuur een rol. Op basis

9 POG/GB 2.419.182 van medisch-wetenschappelijke literatuur staat vast dat dergelijke apparatuur onvoldoende bescherming biedt tegen blootstelling aan schadelijke bestanddelen in tabaksrook. Ik heb KHN dan ook duidelijk gemaakt dat alleen het rookvrij maken van horeca-inrichtingen een daadwerkelijke oplossing biedt. 3. Bedrijfseconomische schade U schrijft dat de branche grote omzetdalingen vreest, wanneer men niet onder de werking van het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek wordt gebracht. Een dergelijke vrees bestaat ook bij de horecabranche, maar is mijns inziens niet overtuigend. In dit verband verwijs ik u graag naar het artikel Review of the quality of studies on the economic effects of smoke-free policies on the hospitality industry, dat dit jaar verschenen is in het tijdschrift Tobacco Control. Hierin zijn 97 studies beoordeeld, waarin de economische effecten van het rookvrij worden van de horeca centraal staan. Uit de kwalitatief beste studies studies die de uitkomsten baseren op relevante criteria en verifieerbare gegevens komt naar voren dat de economische effecten neutraal zijn of zelfs positief. 4. Rechtsongelijkheid cq. niet deugdelijke motivering Volgens u is sprake van rechtsongelijkheid nu schouwburgen, concertgebouwen en poppodia wel worden uitgezonderd, hoewel deze ook niet (in alle gevallen) inschrijfplichtig zijn bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. Ik deel niet uw opvatting dat hier sprake is van rechtsongelijkheid. Allereerst wijs ik erop dat het niet juist is dat schouwburgen, concertgebouwen en poppodia zonder meer worden uitgezonderd. Art. 2, onderdeel b, van het ontwerpbesluit bepaalt dat de uitzondering uitsluitend de voor publiek bestemde horecadelen van genoemde inrichtingen betreft. In de toelichting hierbij heb ik duidelijk uiteengezet waarom ik ingeval van genoemde inrichtingen een uitzondering heb bepaald voor de horecadelen: de economische afhankelijkheid van de baromzetten en het ontstaan van een scheve concurrentiepositie ten opzichte van de reguliere (bars en cafés), wanneer de schouwburgen etc. hun werknemers ook in de horecadelen rookvrij werken zouden moeten garanderen. U schrijft zelf dat de door u vertegenwoordigde amusementscentra van de vestigingen van Holland Casino verschillen, doordat de amusementscentra geen alcoholische dranken mogen verstrekken en Holland Casino wel. Ook de horecadelen in schouwburgen etc. mogen, anders dan de amusementscentra, alcoholische dranken verstrekken. Ik ben van mening dat hiermee sprake is van een cruciaal verschil tussen Holland Casino, schouwburgen etc. enerzijds en amusementscentra anderzijds. Waar de amusementscentra geen alcohol mogen

10 POG/GB 2.419.182 schenken en Holland Casino wel, is van een serieuze concurrentie tussen beide sowieso geen sprake. Bovendien is het aantal vestigingen van Holland Casino veel beperkter dan het aantal amusementscentra. Wel of niet roken zal de concurrentiepositie van de amusementscentra ten opzichte van Holland Casino niet wezenlijk beïnvloeden. Ik zie dus geen reden om de amusementscentra in het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek op te nemen, nu blijkt dat deze niet inschrijfplichtig zijn bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. Ik vertrouw erop dat ik uw brief hiermee afdoende heb beantwoord. Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H. Hoogervorst C.c. de Voorzitter van de Tweede Kamer

11 POG/GB 2.419.182 Aan het bestuur van VNO NCW T.a.v. dhr. mr. J.H. Schraven, voorzitter Postbus 93002 2509 AA DEN HAAG Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag POG/GB 2.418.070 dr. P.J.M. de Coninck 070-3407620 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Rookvrije werkplek 1 24 september 2003 Geachte heer Schraven, Op 26 september jl. heeft de Ministerraad ingestemd met twee ontwerp-besluiten op basis van de Tabakswet: het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek en het Besluit uitzonderingen rookvrij personenvervoer. Deze besluiten leggen enkele uitzonderingen vast op de verplichtingen die zijn neergelegd in respectievelijk artikel 11a, eerste en tweede lid, van de Tabakswet. Ik heb de ontwerp-besluiten op vrijdag 26 september naar de beide kamers der Staten-Generaal verzonden in het kader van de parlementaire voorhangprocedure. De ontwerp-besluiten zijn hiermee openbaar. Ik ben niet bereid tot het inwilligen van uw verzoek om het inwerkingtreden van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet (rookvrije werkplek) 6 tot 12 maanden uit te stellen. Ik heb hiervoor de volgende argumenten. In de eerste plaats staat al geruime tijd vast dat artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet op 1 januari 2004 in werking zal treden. Dit is vastgelegd in het Besluit van 28 juni 2002, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Tabakswet (Stb. 2002, 362). Over de inhoud van dit besluit is overleg gevoerd met betrokken partijen, waaronder VNO NCW. Ik verwijs hiervoor naar de brieven van de toenmalige Minister van Volksgezondheid van 24 juni 2002 aan respectievelijk de Stichting van de Arbeid en de Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties. Werkgevers hebben dus circa anderhalf jaar de tijd om zich voor te bereiden op het van kracht worden van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet. Het ministerie van VWS heeft er na de vaststelling van het inwerkingtredingbesluit, samen met STIVORO voor een rookvrije toekomst, het nodige aan gedaan om werkgevers hiervan op de hoogte te stellen. Daarnaast adviseert STIVORO werkgevers (bedrijven) die zich goed willen voorbereiden op de situatie die op 1 januari 2004 in werking treedt, onder meer via het zogeheten zeven stappenplan. Ook de komende maanden zal het recht op rookvrij werken flink onder de aandacht van eenieder worden gebracht. In dit verband wijs ik op de publiekscampagne Meeroken is schadelijk. Ook op het werk die op 8 oktober van start is gegaan.

12 POG/GB 2.419.182 Kortom, de overheid stelt het nodige in het werk om het inwerkingtreden van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet op 1 januari 2004 breed onder de aandacht van de (beroeps)bevolking te brengen en, mede hierdoor, zo goed mogelijk te laten verlopen. Het feit dat thans verschillende campagnes lopen, gericht op of samenhangend met 1 januari 2004, is een extra argument om niet tegemoet te komen aan uw verzoek om uitstel. Een overzicht van de campagnes treft u aan in de bijgevoegde brochure Project rookvrij. De campagnes. U beargumenteert uw verzoek om uitstel met de mening dat veel sectoren en ondernemingen nu nog geen duidelijkheid hebben of de regelgeving ook voor hen gaat gelden. Ik merk hierover het volgende op. Zoals u zich ongetwijfeld herinnert, heeft op 6 maart 2002 (nog vóór de openbare behandeling van het wijzigingsvoorstel Tabakswet in de Eerste Kamer dus) bestuurlijk overleg plaatsgevonden over de rookvrije werkplek tussen de Stichting van de Arbeid enerzijds en de toenmalige Minister van Volksgezondheid en de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ondergetekende) anderzijds. Toen reeds is aan de Stichting van Arbeid gevraagd aan te geven welke categorieën werkgevers, ruimten in gebouwen en andere plaatsen waar werkzaamheden worden verricht, volgens de Stichting voor een (al dan niet tijdelijke) uitzondering in aanmerking zouden moeten komen. Ik ben van mening dat het overleg tussen de ministeries van VWS en SZW en de Stichting van de Arbeid over de inhoud van het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek door beide partijen op zorgvuldige en constructieve wijze is gevoerd. Met u ben ik van mening dat het beter ware geweest, wanneer het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek nu reeds (enige tijd) in het Staatsblad zou hebben gestaan. Dat dit niet het geval is, kan overigens zeker niet alleen aan de overheid worden toegeschreven. Ik ben het niet met u eens dat veel sectoren en bedrijven thans nog geen duidelijkheid hebben of zij wel of niet zullen worden uitgezonderd, en dat deze onduidelijkheid tot uitstel zou nopen. Sinds de Stichting van de Arbeid op 5 december 2002 bij brief aan de Staatssecretaris van VWS haar wensenlijstje heeft neergelegd en de reactie van de Staatssecretaris hierop (brief van 11 maart 2003 en het voorontwerp van het besluit van 6 mei 2003) is duidelijk wat de contouren van het Besluit (zullen) zijn. Voor de overgrote meerderheid van de werkgevers is volstrekt duidelijk dat zij per 1 januari 2004 hetzij aan de in artikel 11a, eerste lid, neergelegde verplichting zullen moeten voldoen, hetzij daarvan (voorlopig) zullen worden uitgezonderd. Dat werkzaamheden die in de privé-sfeer en in de open lucht worden verricht, alsmede de horeca worden uitgezonderd, is van meet af aan duidelijk geweest. Voor zover er thans nog onduidelijkheid zou bestaan, geldt dat alléén voor enkele bedrijven of sectoren die verwant zijn aan de horeca. U schrijft te verwachten dat niet alle door de werkgevers- en werknemersorganisaties gezamenlijk opgestelde uitzonderingen overgenomen worden. Ik ben van mening dat het ontwerpbesluit dat thans bij de Staten-Generaal voorhangt, in overwegende mate de door de Stichting voorgestelde uitzonderingen bevat. Dat wellicht een enkele sector niet tevreden is met het voorliggende ontwerpbesluit, sluit ik evenwel niet uit. Tot slot zou volgens u voor velen onduidelijk zijn wat de normstelling precies inhoudt omdat, zo schrijft u, in het voorlichtingsmateriaal en in de handhaving tot nu toe steeds van een rookvrije werkplek gesproken wordt, terwijl de norm in de wet spreekt over overlast of hinder voor een individuele werknemer. Allereerst wijs ik u erop dat art. 11a, eerste lid, van de Tabakswet nog niet in werking is getreden. Van handhaving is derhalve nog geen sprake (geweest). Maar ook afgezien hiervan, zie ik niet in

13 POG/GB 2.419.182 wat er onduidelijk zou kunnen zijn. In de publiekscommunicatie is gekozen voor de boodschap dat werknemers recht krijgen op een rookvrije werkplek. De wettelijke norm richt zich op de werkgever die dit moet realiseren. De werkgever kan een boete krijgen, wanneer een van zijn werknemers zijn recht niet weet te realiseren. Ik vertrouw erop dat ik uw brief hiermee afdoende heb beantwoord. Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H. Hoogervorst