Sociaal Historisch Centrum voor Limburg/Faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen Structuurrapport Bijzondere leerstoel, ingesteld door de Stichting Sociaal Historisch Centrum voor Limburg: Vergelijkende regionale geschiedenis, in het bijzonder die van Limburg en aangrenzende regio s 1. Achtergrond en motivatie Sinds 1982 heeft de Stichting Sociaal Historisch Centrum voor Limburg een bijzondere leerstoel gevestigd aan de Universiteit Maastricht (toen nog Rijksuniversiteit Limburg). De vestiging van een bijzondere leerstoel in de regionale sociale en economische geschiedenis bij de Universiteit Maastricht is in 2007 als doelstelling opgenomen in de statuten van het SHCL. Bij de benoeming van de huidige leerstoelhouder, prof. Ad Knotter, in 1998 werd de leerstoel verplaatst van de (toenmalige) Faculteit der Gezondheidswetenschappen naar de (toenmalige) Faculteit der Cultuurwetenschappen. In 2008 werd met toestemming van het College van Bestuur van de UM de omschrijving van de leeropdracht gewijzigd. De leeropdracht in het structuurrapport d.d. 13 mei 1997 De veranderingen in de samenleving in het verleden in relatie tot de typologie der maatschappijvormen, met het accent op Limburg en de aan deze provincie grenzende regiones (meestal ingekort tot de sociaal-economische geschiedenis van Limburg ) werd veranderd in: Vergelijkende regionale geschiedenis, in het bijzonder die van Limburg en aangrenzende regio s. Naar de mening van het College van Toezicht bij de leerstoel is deze formulering van de leeropdracht nog steeds adequaat. In het verslag van de huidige leerstoelhouder over 2006-2007, overgenomen in het door het CvB goedgekeurde voorstel tot wijziging van de leeropdracht d.d. 23 april 2008, werd deze wijziging niet alleen gemotiveerd op grond van het primaire (geografische) object van onderzoek (Limburg en aangrenzende regio s, en het daaruit voortvloeiende onderzoekprogramma historische grensstudies ), maar ook methodologisch, met een nadrukkelijke verwijzing naar de vergelijkende methode als een aan de sociale wetenschappen ontleend analytisch instrument om algemene historische processen naar tijd en plaats te kunnen onderscheiden van bijzondere omstandigheden. 1
Door deze expliciete oriëntering op de sociale wetenschappen wordt het sociaaleconomischhistorische profiel van de leerstoel geaccentueerd, ook al wordt dit vakgebied in de leeropdracht zelf niet als zodanig benoemd. In de als social science history opgevatte sociale en economische geschiedenis wordt immers nadrukkelijk gezocht naar interdisciplinaire verbindingen met sociale wetenschappen zoals economie, sociologie, geografie, antropologie, politicologie. Tevens werd als motivatie voor de wijziging in de leeropdracht aangevoerd, dat de methode van regionaal-vergelijkend onderzoek ook aanleiding [geeft] te zoeken naar bredere vergelijkingen met meer casussen, bijvoorbeeld in andere Europese grensgebieden, en, kan daaraan worden toegevoegd, mondiaal. Door deze methodologische invalshoek kan de leerstoel aansluiting vinden bij het Europese profiel van de Faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen (FdCMW) en het onderzoekprofiel van de UM Europe in a globalizing world. De huidige leerstoelhouder heeft aan deze Europese en mondiale verbreding van het regionaal-vergelijkende perspectief van de leerstoel op verschillende manieren inhoud gegeven. Voor de toekomstige invulling van de leerstoel blijven deze overwegingen hun geldigheid ten volle behouden. 2. Relatie met het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg Vanaf het begin is de leerstoel gekoppeld aan de functie van directeur van het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg. Het SHCL is een zelfstandig onderzoek- en documentatiecentrum, gelieerd aan, maar geen onderdeel van de Universiteit Maastricht. De statuten van het SHCL (opgericht 1949) noemen als eerste doelstelling het verzamelen, bewaren, ordenen en inventariseren van bronnenmateriaal betreffende het sociale en economische leven in Limburg in heden en verleden, en het [openbaar] beschikbaar stellen van dit bronnenmateriaal, en direct daarna het bevorderen en het verrichten van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek op dit gebied en het publiceren van de uitkomsten daarvan. Om dit mogelijk te maken subsidieert de Universiteit Maastricht ca. 50 procent van de structurele exploitatiekosten van het SHCL. In de beschrijving van de directeursfunctie van het SHCL (januari 2011; zie bijlage) wordt die omschreven als directeur-hoogleraar. Daarmee wordt verondersteld dat de bijzondere leerstoel van het SHCL wordt bezet door de directeur van die instelling. Op basis van het bijzonder hoogleraarschap geeft de directeur-hoogleraar mede leiding aan het eigen onderzoekprogramma van het SHCL, in nauwe samenwerking met het hoofd onderzoek en andere aan die instelling verbonden onderzoekers. Het SHCL is op grond daarvan bereid de aanstelling van de hoogleraar voor 0,2 fte te bekostigen uit eigen middelen. 2
De verbinding van de leerstoel aan de directeursfunctie van het SHCL heeft zowel voor de FdCMW als voor het SHCL specifieke voordelen: Voor de FdCMW: - de hoogleraar kan het onderzoekprofiel van de Faculteit versterken door eigen (internationale) publicaties en die van de onderzoekmedewerkers van het SHCL; door het aantrekken van promovendi en andere onderzoekers via tweede en derde geldstromen; het leggen van verbindingen met verwante specialismen in de Faculteit. - de hoogleraar kan het onderwijs van de Faculteit verrijken door specifieke thema s op zijn/haar vakgebied aan te dragen en daarin onderwijs te verzorgen; het SHCL kan een rol spelen in het faciliteren van onderwijs in historische methoden en bronnen, en biedt faciliteiten op dit gebied aan onderzoekers en studenten van de Faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen en andere faculteiten van de UM. - door de uitgave van een Jaarboek, de Studies over de sociaaleconomische geschiedenis van Limburg, en de dissertatiereeks Maaslandse Monografieën biedt het SHCL een platform voor publicaties van (getalenteerde) studenten en medewerkers van de universiteit op regionaal-historisch gebied. - via de specifieke regionale inbedding en de vele relaties van het SHCL met het maatschappelijke middenveld en met andere erfgoedorganisaties in Limburg kan de UM via dit hoogleraarschap de band met de regio versterken, mede in de vorm van valorisatie van onderzoekresultaten in publicaties, symposia, lezingen, perscontacten en andere vormen van publieke aanwezigheid. Voor het SHCL: - door een hoogleraar te benoemen als directeur is het SHCL in staat de statutaire ambities op het gebied van wetenschappelijk onderzoek te verwezenlijken; ook de kwaliteit van en de waardering voor de erfgoedfunctie van het SHCL kan daardoor worden versterkt. - de hoogleraar moet in staat worden geacht om samen met het hoofd onderzoek van het SHCL eigen onderzoekslijnen en -programma s te ontwikkelen en daarvoor middelen te verwerven. - het SHCL kan daardoor aansluiting vinden bij facultaire wetenschappelijke thema s, programma s en activiteiten, zoals die van het Centrum voor Gender en Diversiteit (CGD), het Maastricht Centre voor Arts and Culture, Conservation and Heritage (MACCH), Globalization and Development Studies, en van de bijzondere leerstoelen Taalcultuur in Limburg en Historische Demografie. - het SHCL krijgt daardoor het noodzakelijke gewicht in nationale en internationale contacten en samenwerkingsverbanden, zoals het NW Posthumus Instituut, de Nederlands-Vlaamse onderzoekschool voor sociale en economische geschiedenis. 3
- het stelt het SHCL in staat studenten te interesseren voor de eigen onderzoekthema s en voor de specifieke erfgoedfunctie van het SHCL. In de praktijk heeft de hoogleraar-directeur van het SHCL in de afgelopen periode steeds zo gefunctioneerd, getuige de positieve beoordelingen van het onderzoek van het SHCL in onderzoekvisitaties van de Faculteit. Het College van Toezicht is van mening dat de combinatie van directeur en hoogleraar van het SHCL om deze redenen goed werkt en gecontinueerd dient te worden. Op grond daarvan zal de hoogleraar werkzaam zijn in het gebouw van het SHCL. De leerstoel zal institutioneel worden ondergebracht bij de capaciteitsgroep geschiedenis van de FdCMW. De leerstoelhouder is ook lid van een van de onderzoeksgroepen van de faculteit. 3. Profiel van de leerstoel De specifieke combinatie van onderzoek en collectievorming betreffende het sociale en economische leven in Limburg door het SHCL onderstreept het sociaaleconomisch-historische profiel van deze bijzondere leerstoel. In de afgelopen veertig jaar heeft de sociale en economische geschiedenis zich ontwikkeld tot een breed opgevatte interdisciplinaire social science history, met vele nationale en internationale beoefenaren, netwerken en institutionele verbindingen. In Nederland en Vlaanderen heeft het vak zich bijzonder sterk ontwikkeld, getuige onder meer de uiterst positieve internationale beoordelingen van het werk van de Nederlands-Vlaamse interuniversitaire onderzoekschool het N.W. Posthumus Instituut en de vooraanstaande plaats die vele individuele Nederlandse en Vlaamse sociale en economische historici in het internationale veld innemen. Het vak is uitgewaaierd in tal van sub-specialismen en aandachtsgebieden, zoals economische geschiedenis, bedrijfs- en ondernemersgeschiedenis, de geschiedenis van de techniek, bevolkingsgeschiedenis, gender-geschiedenis, de geschiedenis van de sociale verhoudingen, migratiegeschiedenis, arbeidersgeschiedenis, handelsgeschiedenis, landbouwgeschiedenis, geschiedenis van staatsvormingsprocessen, vaak ook nog toegespitst op specifieke tijdvakken (middeleeuwse, vroegmoderne, moderne en contemporaine geschiedenis). Voor de te benoemen hoogleraar gelden geen eisen wat betreft de specialisatie binnen het sociaaleconomische domein. Wel heeft het SHCL een bepaalde traditie opgebouwd met een accent op de landbouwgeschiedenis (met name onder de oud-directeuren Philips en Jansen), de sociale geschiedenis van arbeid en migratieprocessen, en de historische demografie. Het huidige 4
onderzoekprogramma concentreert zich op bevolking en gezondheid in interregionaal vergelijkend perspectief (onder leiding van de hoogleraar historische demografie aan de FdCMW, Angelique Janssens, en het hoofd onderzoek van het SHCL dr. Willibrord Rutten). Dit lopende onderzoekprogramma zal worden voortgezet, maar van de nieuw te benoemen hoogleraar wordt verwacht dat die eigen onderzoekslijnen zal ontwikkelen op basis van de eigen expertise en interesse. 4. Positionering van het SHCL en het hoogleraarschap in het Limburgse erfgoedveld Het SHCL combineert wetenschappelijk onderzoek met een erfgoedfunctie op het gebied van de verwerving, beheer en ontsluiting van archief- en bibliotheekbronnen betreffende de sociale geschiedenis van Limburg en het inrichten van een wetenschappelijke bibliotheek op het vakgebied van het SHCL. Deze erfgoedfunctie wordt mede ondersteund door de Provincie Limburg. Het SHCL onderhoudt nauwe contacten met verwante instellingen in het Limburgse erfgoedveld op het gebied van collectievorming en publieksfuncties, in het bijzonder met het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, het Limburgs Museum, het Centre Céramique en het Regionaal Historisch Centrum voor Limburg. De hoogleraar stimuleert provinciebrede samenwerking op dit gebied en vervult een intermediaire rol in de valorisatie van onderzoek en publicaties ten behoeve van de regionale geschiedenis. Ten behoeve van een adequate uitoefening van de archief- en bibliotheekfunctie is het SHCL gehuisvest in het gebouwencomplex van het Regionaal Historisch Centrum Limburg (RHCL) (voorheen het Rijksarchief in Limburg, thans een Gemeenschappelijke Regeling van het Rijk en de Gemeente Maastricht). De bibliotheek van het RHCL wordt door het SHCL beheerd en ook op archiefgebied werkt het SHCL nauw samen met het RHCL. De te benoemen hoogleraar dient in staat te zijn het door de UM gesteunde historisch-wetenschappelijk onderzoek van het SHCL te verbinden met de bibliotheek- en archieffuncties van SHCL en RHCL. De nieuw te benoemen hoogleraar moet in staat zijn het strategisch overleg met betrokken partijen over de positionering van het SHCL en de borging van het door de UM gesteunde historischwetenschappelijk onderzoek voort te zetten en het bestuur van de Stichting SHCL daarin te ondersteunen. 5. Onderhouden van de nationale en internationale wetenschappelijke relaties van het SHCL 5
Op basis van de leeropdracht van de hoogleraar en het profiel van de onderzoeksafdeling is het SHCL aangesloten bij de Nederlands-Vlaamse interuniversitaire onderzoekschool voor sociale en economische geschiedenis, het N.W. Posthumus Instituut. Uit dien hoofde is de hoogleraar lid van het Algemeen Bestuur en participeert het SHCL in het onderzoeks- en opleidingsprogramma van het Posthumus Instituut. De leeropdracht van de hoogleraar geeft tevens aanleiding verbindingen te leggen en samenwerkingsverbanden aan te gaan met verwante onderzoeksgroepen in het (nabije) buitenland. Dat betreft allereerst de nabijgelegen universiteiten van Luik en Aken, maar in de afgelopen periode bleek het op basis van gedeelde interesses in het vakgebied van de hoogleraar mogelijk gezamenlijke promotietrajecten, workshops, publicaties en andere vormen van samenwerking aan te gaan met collega-hoogleraren aan diverse andere Europese universiteiten gelegen tussen Lille en Bochum. Van de te benoemen hoogleraar wordt verwacht dat hij/zij dit type samenwerking voortzet en verder ontwikkelt. 6. Termijnen en toetsing De leerstoel zal conform de daartoe strekkende regelingen van de UM worden gevestigd voor een periode van vijf jaar, met daarna de mogelijkheid tot verlenging van opnieuw telkens vijf jaar. Elk jaar zal een wetenschappelijk jaarverslag worden voorgelegd aan het College van Toezicht, bestaande uit twee vertegenwoordigers aan te wijzen door het SHCL en twee door de FdCMW, onder voorzitterschap van de decaan van de FdCMW. In dit jaarverslag zal ook verslag worden gedaan van het onder verantwoordelijkheid van de hoogleraar uitgevoerde onderzoek van het SHCL als geheel. Voor de periodieke evaluatie van het onderzoek van het SHCL ter verantwoording van de universitaire subsidie is een aparte procedure vastgesteld. Daarnaast is er een jaarlijks overleg tussen de leerstoelhouder en de decaan van de FdCMW met als doel de samenwerking tussen het SHCL en de faculteit optimaal te laten verlopen en zo goed mogelijk te laten aan te sluiten bij de ontwikkelingen en strategische doelstellingen van beide instellingen. 7. Functie-eisen De eisen voor de uitoefening van de directeursfunctie van het SHCL zijn beschreven in het door de instelling opgestelde functieprofiel uit 2011 (zie bijlage). Voor de hoogleraarsfunctie gelden aanvullend: - promotie in het vakgebied van de sociale en economische geschiedenis; 6
- uitstekende onderzoekskwaliteiten, blijkend uit publicaties in internationale peer reviewed tijdschriften; - aantoonbare redactionele vaardigheden; - gebleken vermogen om projectmiddelen te verwerven ten behoeve van promotie- en andere vormen van wetenschappelijk onderzoek; - vermogen om wetenschappelijke kennis in te zetten in de (Limburgse) samenleving; - ervaring met en belangstelling voor regionale geschiedenis strekt tot aanbeveling. - mondelinge en schriftelijke beheersing van de Nederlandse taal is vereist. 8. Selectie commissie De selectiecommissie bestaat uit: Prof. dr Sophie Vanhoonacker, decaan FdCMW (voorzitter) Prof. dr Theo Engelen, hoogleraar historische demografie, Radboud universiteit Nijmegen Prof. dr Harry Hillen, voorzitter bestuur SHCL Prof. dr Kiran Patel, vice decaan onderzoek FdCMW Mr Piet Creemers, bestuurslid SHCL Drs. Barbara Beckers namens het personeel van het SHCL 7