-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Spanbroekerweg te Spanbroek, gemeente Opmeer (NH) ARC-Rapporten 2010-268



Vergelijkbare documenten
-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Broekermeerdijk 30 te Watergang, gemeente Waterland (NH) ARC-Rapporten

-Rapporten. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Glanerbruggeweg 75 te Enschede (O) ARC-Rapporten

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2012/004. Tekst K.A. Hebinck Afbeeldingen K.A. Hebinck Redactie K. Otten

-Rapporten. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen voor het plangebied De Slaag te Maurik, gemeente Buren (Gld)

-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek voor de locatie Zuiderwouderdorpsstraat 11A te Zuiderwoude, gemeente Waterland (NH)

-Rapporten. Een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen voor kavel L389 aan de Dorpstraat te Asenray, gemeente Roermond (L)

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2009/741

-Rapporten. Een waarderend archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Wienboomweg 1 te Haelen, gemeente Leudal (L)

ARCHEOsupport bv. Advies en onderzoek. Een archeologisch bureau-onderzoek aan het Kerkepad in Volendam, gemeente Edam-Volendam (NH)

-Rapporten. Een verkennend inventariserend veldonderzoek voor een herontwikkelingslocatie tussen de Van Randerodestraat en Het Schild in Boxtel (NB)

-Rapporten. Een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen voor een terrein aan de Derksweg te Klazienaveen, gemeente Emmen (D)

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2012/148. Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie H.

ARCHEOsupport bv. Advies en onderzoek. Een archeologisch bureau-onderzoek voor de Middelweg 14C in Asperen, gemeente Lingewaal (Gld)

-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Bosstraat te Winkel, gemeente Niedorp (NH) ARC-Rapporten M.

Archeologisch onderzoek

-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen bij de Oude Meerdijk te Emmen (Dr)

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2009/040

-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek voor het sportpark Overmeer-zuid te Overmeer, gemeente Wijdemeren (NH) ARC-Rapporten

Een archeologisch veldonderzoek door middel van megaboringen in het Natuurvriendenterrein aan de Roeghoornweg te Norg, gemeente Noordenveld (Dr.

Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Groenestraat 8 te Lienden, gemeente Buren (Gld)

Een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen voor de Kraanlannen en Alddjip te Nij Beets, gemeentes Smallingerland en Opsterland (F)

-Rapporten. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Boddenbroek te Oirlo, gemeente Venray (L)

4 Archeologisch onderzoek

-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek voor de locatie Stadhouderslaan te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug (U.

-Rapporten. Een verkennend archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Rode Brugstraat 3, 5 en 7 te Oisterwijk (NB)

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2012/065. Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie H.

30 sept OU

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

-Rapporten. Een verkennend archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Stationsweg te Barneveld (Gld)

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2012/253. Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie A.J.

ARCHEOsupport bv. Advies en onderzoek. Een archeologisch bureau-onderzoek en karterend booronderzoek aan de Schreuderstraat in Schoonhoven (ZH)

Archeologisch booronderzoek Burgemeester De la Saussaye Briëtweg, De Wijk, gemeente De Wolden

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Locatiegegevens. Kaartblad RD-coördinaten N: / O: / Z: / W: / Oppervlakte Ca.

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2009/418. Tekst W.J.F. Thijs Afbeeldingen W.J.F. Thijs & N. van Malssen Redactie N.

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2007/091

-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Kanaaldijk 63 te Watergang, gemeente Waterland (NH) ARC-Rapporten M.

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2007/299

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist. K oen Hebinck

Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen op het plangebied Boskerpark in de Boskerpolder, gemeente Zijpe (N.-H.

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

-Rapporten. Een verkennend archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Papendijk te Nuland, gemeente Maasdonk (NB)

-Rapporten. Een archeologische begeleiding (protocol beperkte verstoring) op de locatie Grotestraat te Cuijk (NB) ARC-Rapporten

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2008/227. Tekst W.J.F. Thijs, A.J. Wullink Afbeeldingen W.J.F. Thijs Redactie N.

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2010/664. Tekst W.J.F. Thijs Afbeeldingen W.J.F. Thijs Redactie N. van Malssen

Bureau voor Archeologie Rapport 273

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Drielseweg 23 te Hedel, gemeente Maasdriel (Gld)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2008/159

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Ringbaan Noord-Maasstraat te Tilburg. Koen Hebinck

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2010/090

-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek aan de Leuvense Kweldijk te Vuren, gemeente Lingewaal (Gld)

RAPPORT A I Archeologisch onderzoek aan de Graafweg 2c te Lopik, gemeente Lopik

Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen op Eiland 31 te Stevensweert, gemeente Maasgouw (L)

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2011/320. Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie K. Otten

Kruising van de van Heuven-Goedhartlaan met de Weg om de Noord/Kruisweg te Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer)

Archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen bij Groot Bronswijk, Wagenborgen, gemeente Delfzijl (Gr.)

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Archeologisch booronderzoek Ommerweg 65-67, Zuidwolde, gemeente De Wolden (DR)

Oude Amersfoortseweg 99 te Hilversum rapport 2022

Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Kadijk 24 te Terwolde, gemeente Voorst (Gld)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2012/261. Beheer en plaats van documentatie Archaeological Research & Consultancy

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

-Rapporten. Een bureau-onderzoek voor de faunapassage en een fietspad langs de N212 te Wilnis, gemeente De Ronde Venen (U) ARC-Rapporten

Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Voort 4 te Neede, gemeente Berkelland (Gld)

Adviesnotitie (Quickscan) Middenweg te Horssen

Archeologisch booronderzoek Eefselerweg 13a te Lievelde, gemeente Oost Gelre (GLD)

Archeologische Quickscan

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2011/431. Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie K. Otten

Archeologisch booronderzoek Winschoterweg 11 te Groningen (GN)

Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen bij de Buinerweg te Exloo, gemeente Borger-Odoorn (D)

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2011/372. Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie K. Otten

Archeologisch bureau-en booronderzoek Zuiderzeestraatweg te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad

Bureauonderzoek Archeologie

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN VERKENNEND BOORONDERZOEK HEIWEG (ONG.) TE NULAND GEMEENTE MAASDONK

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen

Inventariserend Veldonderzoek, Verkennend en karterend booronderzoek

RAAP-NOTITIE Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen aan de Beethovenstraat te Heemskerk (NH)

-Rapporten. Een archeologisch bureau-onderzoek voor een waterleidingtracé nabij Hoogmade, gemeente Kaag en Braassem (ZH) ARC-Rapporten

Colofon. ARC-Rapporten ARC-Projectcode 2007/267

Transcriptie:

Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Spanbroekerweg te Spanbroek, gemeente Opmeer (NH) -Rapporten M. Verboom-Jansen & A.J. Wullink ARC-Rapporten 2010-268 Geldermalsen 2010 ISSN 1574-6887

Colofon Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Spanbroekerweg te Spanbroek, gemeente Opmeer (NH) ARC-Rapporten 2010-268 ARC-Projectcode 2010/567 Tekst M. Verboom-Jansen & A.J. Wullink Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie K. Otten Versie 1.1 (concept), 15 december 2010 Beheer en plaats van documentatie Archaeological Research & Consultancy Autorisatie C.G. Koopstra Uitgegeven door Postbus 41018 9701 CA Groningen ISSN 1574-6887 Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl

Rapport 2010-268 Projectgegevens Projectnaam Spanbroek, Spanbroekerweg Projectcode 2010/632 CIS-code 44.083 Projectleider Contact Opdrachtgever Contact Bevoegd gezag Contact drs. A.J. Wullink 0345-620101, a.j.wullink@arcbv.nl BRO, dhr. J. Visser 020-5061999, jochem.visser@bro.nl Gemeente Opmeer, dhr. M. Burger 0226-363333, mburger@opmeer.nl Locatiegegevens Toponiem Spanbroekerweg 110 Plaats Spanbroek Gemeente Opmeer Provincie Noord-Holland Kaartblad 19E RD-coördinaten N: 125.491/523.528 O: 125.631/523.333 Z: 125.592/523.316 W: 125.468/523.491 Oppervlakte 1,3 ha Beschrijving onderzoekslocatie Geologie Geomorfologie Bodem Historische situatie Archeologische verwachting Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer Getijde-inversierug (N) en welvingen van getijde-afzettingen (Z) Tuineerdgronden, poldervaaggronden en leek-/woudeerdgronden. In 1832 was de onderzoekslocatie onbebouwd en in gebruik als weiland. Vanaf 1961 zijn verschillende gebouwen op de onderzoekslocatie gerealiseerd. Door de ligging op een kreekrug is er een hoge archeologische trefkans op archeologische resten en/of sporen uit de Bronstijd. In het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie is er ook een hoge trefkans op archeologische resten en/of sporen uit de Late Middeleeuwen. 1

Spanbroek 525 524 523 124 125 126 127 522 Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie en omgeving (blauw omlijnd), voorzien van RD-coördinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.

Rapport 2010-268 1 Inleiding 1.1 Aanleiding tot het onderzoek In opdracht van BRO Amsterdam heeft Archaeological Research & Consultancy () een archeologisch bureau-onderzoek uitgevoerd voor een locatie aan de Spanbroekerweg te Spanbroek, gemeente Opmeer. Aanleiding tot dit onderzoek vormt de voorgenomen herontwikkeling van de locatie. Voor de benodigde bestemmingsplanwijzig dient, conform de Wet op de archeologische monumentenzorg 1, het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2). 2 1.2 Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied De onderzoekslocatie ligt deels binnen het bebouwingslint van Spanbroek (zie afb. 1), aan de zuidzijde van de Spanbroekerweg 108. Het perceel is grotendeels bebouwd met bedrijfsgebouwen (Appel Beton). Deze zijn tot ongeveer 80 cm mv gefundeerd. De aanwezige betonverdichtingsmachines zijn echter tot 350 cm mv gefundeerd. Verder is er een verhard erf aanwezig. Het oppervlak van de locatie is ongeveer 1,3 ha. De maaiveldhoogte varieert van ongeveer 0,1 m NAP in het noorden tot 0,5 m NAP in het zuiden van de onderzoekslocatie (zie afb. 2). 1.3 Overzicht van de geplande werkzaamheden Alle bestaande gebouwen zullen worden gesloopt. Ook zal een aantal fundaties moeten worden verwijderd tot een diepte van max. 350 cm mv. Daarnaast is in het verleden tot deze diepte in een aantal gevallen puin gestort. Dit puin wordt in het kader van milieusanering verwijderd. Hierna zullen elf woningen worden gerealiseerd (zie afb. 3). Het is mogelijk dat de woningen onderkelderd gaan worden. Hiervoor wordt de bodem tot ongeveer 300 cm mv ontgraven. Daar waar geen kelders komen, zal voor de fundatie de bodem tot ongeveer 60 cm mv worden ontgraven. Het is nog niet bekend of fundatie op staal mogelijk is of dat er moet worden geheid. Ook zal ten oosten en ten zuiden van de onderzoekslocatie een sloot worden uitgegraven (zie afb. 3). Deze wordt ongeveer 80 cm diep. 1.4 Doel van het bureau-onderzoek Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verkregen informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig 1 In werking getreden op 1 september 2007. 2 De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl. 3

Rapport 2010-268 (kunnen) zijn in het plangebied, wat de potentiële aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hiermee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden. 1.5 Werkwijze Voor het bureau-onderzoek wordt bronnenmateriaal uit diverse disciplines geraadpleegd en geïntegreerd tot een archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie wordt een beeld geschetst van de landschappelijke ontwikkeling van de omgeving van de onderzoekslocatie. Deze landschappelijke ontwikkeling geeft inzicht in de potentiële bewoonbaarheid van de locatie. Voor de beschrijving van de archeologische waarden wordt gebruikgemaakt van Archis2 de online archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), en, indien van toepassing, van informatie over eerder gedaan onderzoek en archeologische waarnemingen. Voor onderhavig onderzoek is gebruikgemaakt van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland (CHW) 3 en de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Opmeer. Voor de historisch-geografische ontwikkeling en bouwhistorische waarden op en in de nabijheid van de onderzoekslocatie, wordt gebruikgemaakt van de CHW van de provincie, KICH.nl, watwaswaar.nl en historische bronnen. Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele (sub)recente verstoringen die de archeologische verwachting beïnvloeden. 3 http://chw.noord-holland.nl/start.asp?mapsize=558 4

Rapport 2010-268 2 Resultaten bureau-onderzoek 2.1 Bekende aardwetenschappelijke waarden De onderzoekslocatie ligt in West-Friesland, in het noordelijke zeekleigebied. De geologische ontwikkeling van dit gebied hangt nauw samen met de holocene zeespiegelstijging. Aan het eind van de laatste ijstijd (het Weichselien) stond de zeespiegel ongeveer 125 m lager dan nu. Tot het Atlanticum (7.000 jaar BP) 4 steeg de zeespiegel zeer snel door het afsmelten van de ijskappen, waardoor de kustlijn zich in oostelijke richting verplaatste. Als gevolg van deze zeespiegelstijging, vernatte het Pleistocene oppervlak door uittredend grondwater, waardoor er zoete kustmoerassen ontstonden waarin veenvorming optrad (Berendsen 2004). Dit veen wordt gerekend tot de Basisveen Laag binnen de Formatie van Nieuwkoop (De Mulder et al. 2003). Door de voortgaande zeespiegelstijging ontstond vervolgens een waddengebied, waardoor het Basisveen werd bedekt onder een pakket mariene afzettingen. De in dit waddenmilieu gevormde mariene afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Wormer, Formatie van Naaldwijk (De Mulder et al. 2003). Tussen 5500 en 4500 BP was de snelheid van de zeespiegelstijging dusdanig afgenomen dat de kustlijn zich stabiliseerde (Beets & Van der Spek 2000). Door de vorming van nieuwe strandwallen, werd er een gesloten rij van strandwallen gevormd, waardoor de zee minder invloed had op het achterliggende land. Hierdoor trad er in dit gebied verzoeting op en werd er op grote schaal veen (Hollandveen) gevormd. In West-Friesland kon het waddenmilieu zich echter handhaven doordat het via het Zeegat van Bergen in verbinding bleef met de Noordzee. De afzetting van mariene sedimenten ging door tot de sluiting van het Zeegat van Bergen, 3.200 jaar BP. Door differentiële klink treedt er reliëf-inversie op waardoor de voormalige, met zand en zavel opgevulde, geulen en kreken als kreekruggen relatief hoog komen te liggen ten opzichte van het omliggende kleigebieden. Het voormalige waddengebied verzoette en uiteindelijk kon ook hier vanaf 3.000 jaar BP veenvorming optreden (Berendsen 2005). Dit veengebied werd vanaf 1000 n. Chr. ontgonnen. Als gevolg van de ontwatering en de oxidatie van het veen, daalde het oppervlak. Hierdoor konder er opnieuw inbraken vanuit zee voorkomen, waardoor het veen deels is geërodeerd en er mariene sedimenten werden afgezet (Wagenaar & Van Wallenburg 1987). Deze mariene afzettingen vormen het Laagpakket van Walcheren binnen de Formatie van Naaldwijk. Daar waar in de ondergrond het Hollandveen Laagpakket ontbreekt, is het niet mogelijk een onderscheid te maken tussen het Wormer en Walcheren Laagpakket. Om het gebied voor verdere overstromingen vanuit zee te beschermen, werd de West-Friese Omringdijk aangelegd. Deze dijk werd in 1288 n. Chr. voltooid (Wagenaar & Van Wallenburg 1987). Volgens de geomorfologische kaart ligt de onderzoekslocatie grotendeels op een hoger gelegen getij-inversierug (3K33). Deze behoort tot het Wormer Laagpakket. Volgens (Rosing 1995) stamt deze getijdekreek uit 1800 tot 1500 v. Chr. Het uiterste zuidwesten van de onderzoekslocatie bestaat uit welvingen in getijafzettingen (3L20). Verder is er in de omgeving van de onderzoekslocatie een vlakte 4 BP: before present, jaren voor heden waarbij 1950 als referentiejaar wordt genomen. 5

Rapport 2010-268 van getij-afzettingen (2M35) aanwezig. Volgens de bodemkaart zijn op de onderzoekslocatie drie verschillende bodemtypes aanwezig (zie afb. 5). In het noorden van de onderzoekslocatie worden tuineerdgronden verwacht (EK19-VI). Tuineerdgronden zijn kleieerdgronden met een donkere bovengrond (A-horizont) van meer dan 50 cm dik (De Bakker & Schelling 1989). In het midden van de onderzoekslocatie worden kalkarme poldervaaggronden gevormd in lichte zavel (Mn15C-VI) verwacht. Poldervaaggronden zijn kleigronden met weinig profielontwikkeling; de gereduceerde horizont (Cr-horizont) komt vaak binnen 80 m NAP (De Bakker & Schelling 1989). In het zuiden van de onderzoekslocatie worden kalkarme leek- /woudeerdgronden verwacht (pmn55c-iii/pmn55c-v*). Zij verschillen van poldervaaggronden in het feit dat zij een minerale eerdlaag (A-horizont) hebben. Bij leekeerdgronden is deze dunner dan 30 cm, bij woudeerdgronden is deze tussen de 30 en 50 cm dik (De Bakker & Schelling 1989). De dunne tot matig dikke eerdlaag is ontstaan doordat tijdens de ontginning van het gebied in de Late Middeleeuwen het restant van het veendek door de top van de onderliggende Wormer-afzettingen is geploegd. 2.2 Bekende archeologische waarden Door hun relatief hoge ligging zijn kreekinversieruggen bijzonder geschikt om op te wonen. Gedurende de Midden- en Late Bronstijd, na de afsluiting van het Zeegat van Bergen rond 3.200 BP, is West-Friesland dan ook intensief bewoond geweest. Naarmate het gebied vernatte, ging men ook op terpen, op de minder hoog gelegen delen wonen, zodat de hoogste delen, dus de voormalige woonplaatsen, als akkerland gebruikt konden worden (Fokkens 2005). Dit is ook gebleken uit eerder onderzoek dat heeft uitgevoerd (Ufkes & Veldhuis 2003). Vanaf 2.600 jaar BP werd bewoning door de vernatting en de daaruit voortkomende veengroei onmogelijk en duurde het tot het jaar 1000 n. Chr. voordat het gebied opnieuw werd ontgonnen. De onderzoekslocatie heeft op de IKAW (afb. 6) door de ligging op een getijinversierug een hoge archeologische verwachting. De vlakte en welvingen van getijde-afzettingen hebben een middelhoge trefkans. De trefkans betreft voornamelijk resten van nederzettingen uit de Bronstijd, toen de kreekrug geschikt was voor bewoning. Daarnaast ligt het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie (ca. 14 35 m) binnen de historische dorpskern van Spanbroek, waardoor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen worden verwacht. De historische kern van Spanbroek wordt op de AMK (afb. 6) en de cultuurhistorische waardenkaart (CHW) van Noord-Holland (zie afb. 7) aangemerkt als archelogisch monument van hoge archeologische waarde (monumentnr. 14.840). De grens hiervan is gebaseerd op basis van de historische kaart uit 1849 1859. Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart valt het grootste gedeelte van de onderzoekslocatie in een zone waarbij rekening moet gehouden met archeologie wanneer het plangebied 500 m 2 of groter is. Het deel van het terrein dat binnen de historische kern van Spanbroek ligt, valt binnen de zone waarbij rekening moet gehouden met archeologie wanneer het plangebied 100 m 2 of groter is. 6

Rapport 2010-268 Op de kreekrug zijn verschillende archeologische monumenten bekend. Ongeveer 300 m ten zuidwesten van de onderzoekslocatie is een beschermd monument van zeer hoge archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 1.424). Het betreft een terrein waarin sporen van bewoning uit de Vroege Bronstijd zijn aangetroffen (cultuurlaag). De sporen en resten zijn aangetroffen op kwelder- en kreekafzettingen. Ongeveer 200 m ten zuidwesten van de onderzoekslocatie is een monument van hoge waarde aanwezig (monumentnr. 5.853). Dit terrein omsluit monumentterrein 1.424 dat net beschreven is. Hier zijn uitlopers van de donkergrijze, zavelige laag, die correspondeert met het nederzettingsareaal van monumentterrein 1.424 aangeboord. Deze laag bevindt zich op 45-95 cm mv. Ongeveer 145 m ten zuidwesten van de onderzoekslocatie is een monumentterrein van archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 5.874) aanwezig. Het terrein omsluit de bovengenoemde monumenten. Verwacht wordt dat op dit terrein ook archeologische resten en/of sporen uit de Vroege Bronstijd aanwezig zijn. Op de kruising van de Spanbroekerweg en de Hertog Willemweg, ongeveer 415 m ten westen van de onderzoekslocatie, worden in de ondergrond resten van de vroegste kerk in het gebied verwacht (monumentnr. 10.842). Op grond van historische bronnen is een datering in de eerste helft van de Late Middeleeuwen vastgesteld. Ongeveer 680 m ten noordwesten van de onderzoekslocatie is een terrein van zeer hoge archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 5.855). Het betreft een cultuurlaag uit de Vroege Bronstijd. In de ondergrond bevinden zich waarschijnlijk ook nog paalgaten en andere grondsporen. Ongeveer 525 m ten noordwesten van de onderzoekslocatie is een monument van hoge waarde aanwezig (monumentnr. 5.854). Dit terrein omsluit monumentterrein 5.855 dat hiervoor beschreven is. Hier zijn uitlopers van de zandige laag, die correspondeert met het nederzettingsareaal van monumentterrein 5.855, aangeboord. Deze laag bevindt zich op 65-145 cm mv. Ongeveer 455 m ten noordwesten van de onderzoekslocatie is een monumentterrein van archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 5.873) aanwezig. Het terrein omsluit de bovengenoemde twee monumenten. Verwacht wordt dat op dit terrein ook archeologische resten en/of sporen uit de Vroege Bronstijd aanwezig zijn. Ongeveer 700 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie is een archeologisch monument van waarde aanwezig (monumentnr. 5.872). Het betreft een terrein waar verschillende middeleeuwse vondsten zijn gedaan. Omdat het veen waar de mensen in die tijd op woonden is verdwenen, zijn alleen de diepere, tot in de mariene afzettingen gegraven grondsporen, zoals sloten, kuilen en waterputten, nog bewaard gebleven. Verder zijn in Archis2 op de getijde-inversierug diverse waarnemingen bekend. In het zuiden van de onderzoekslocatie zijn fragmenten proto-steengoed en fragmenten kogelpotaardewerk uit de Late Middeleeuwen aangetroffen (waarnemingsnr. 103.467). 0,5 m ten oosten van de onderzoekslocatie zijn fragmenten Paffrathaardewerk uit de Late Middeleeuwen aangetroffen (waarnemingsnr. 103.477). Het grote cluster van waarnemingen ten zuidoosten van de onderzoekslocatie betreft grotendeels waarnemingen uit de Middeleeuwen, met een focus op aardewerk- 7

Rapport 2010-268 fragmenten uit de Late Middeleeuwen (bijv. waarnemingsnr. 103.422, 103.462, 103.464, 103.467, 103.469, 103.477, 103.478, 103.480 en 103.491). Alle genoemde fragmenten zijn tijdens een oppervlakte kartering gevonden. Op ongeveer 60 m ten oosten van de onderzoekslocatie (Spanbroekerweg 116) is bij een booronderzoek mogelijk een (laat-) middeleeuws bewoningsniveau aangetroffen (onderzoeksnr. 17.942). De archeologische waarden werden direct onder de bouwvoor verwacht. Tijdens de uiteindelijke opgraving zijn (130 m ten oosten van de onderzoekslocatie) de resten ontdekt van een vermoedelijk meerfasige laatmiddeleeuwse huisterp en delen van het bijbehorende veldsysteem (onderzoeksmelding 36.513). 2.3 Historische ontwikkeling en bouwhistorische waarden Het lintdorp Spanbroek is van oorsprong een veenontginningsdorp. Met de ontginning van West-Friesland werd in de 9e of 10e eeuw begonnen. Het gebied had door de ontginning en de daaropvolgende bodemdaling, last van overstromingen vanuit zee. Om het land daartegen te beschermen, werd besloten tot de aanleg van de West-Friese Omringdijk. Deze werd in 1288 voltooid (Wagenaar & Van Wallenburg 1987). Volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland stamt Spanbroek uit de Vroege Middeleeuwen. Gezien monumentterrein 10.842 was in het begin van de Late Middeleeuwen een kerk in Spanbroek aanwezig. In 1414 n. Chr. kreeg Spanbroek stadsrechten. 5 De Spanbroekerweg vormt de historische kern van Spanbroek. Langs de Spanbroekerweg zijn diverse rijksmonumenten aanwezig. Ongeveer 300 m ten westen van de onderzoekslocatie, aan de noordzijde van de Spanbroekerweg, is een rijksmonument van zeer hoge cultuurhistorische waarde aanwezig (rijksmonumentnr. 510.444). Het betreft villa Beukenhof die waarschijnlijk uit het derde kwart van de 19de eeuw stamt. Rond 1900 is aan de linkerzijde een serre aangebouwd. Aan de achterzijde zijn na 1940 wijzigingen aangebracht, echter zonder het monumentale karakter van het object te schaden. 6 Ongeveer 415 m ten westen van de onderzoekslocatie is een raadhuis uit 1598 aanwezig (rijksmonument 31.799). 7 Op de onderzoekslocatie zelf zijn volgens KICH en de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland geen bouwhistorische waarden aanwezig. Op de historische kaart van Blaeu uit de 17e eeuw is te zien dat de onderzoekslocatie toen nog onbebouwd was (zie afb. 8). De Spanbranbroekerweg was al wel aanwezig. Deze ontginningsas is volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland van hoge historische geografische waarde. De regelmatige strokenverkaveling is historisch geografisch van zeer hoge waarde. In 1832 was de onderzoekslocatie onbebouwd en in gebruik als weiland (zie afb. 9). Op basis van het beschikbare kaartmateriaal is niet met zekerheid te zeggen of tus- 5 Bron: www.archieven.nl. 6 Bron: http://www.kich.nl/. 7 Bron: http://www.kich.nl/. 8

Rapport 2010-268 sen 1880 en 1961 bebouwing op de onderzoekslocatie heeft gestaan. In 1900 was de onderzoekslocatie in ieder geval nog grotendeels in gebruik als weiland (zie afb. 10). In de loop van de tijd is er steeds meer bebouwing op de onderzoekslocatie gekomen. Het grote gebouw in het westen van de onderzoekslocatie is tussen 1961 en 1971 gerealiseerd. 8 Het grote gebouw in het oosten van de onderzoekslocatie is tussen 1971 en 1983 gerealiseerd. Het grote gebouw in het westen is tussen 1971 en 1944 in fasen uitgebreid. 2.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel De onderzoekslocatie ligt grotendeels op een kreekinversierug, waarop zich tuineerdgronden, poldervaaggronden en leek-/woudeerdgronden gevormd hebben. De kreekinversierug heeft een hoge trefkans op het voorkomen van archeologische resten uit de Bronstijd. Het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie valt binnen de historische kern van Spanbroek, een archeolologisch monument van hoge waarde. Door de ligging in de historische kern is er voor dat deel van de onderzoekslocatie ook sprake van een hoge archeologische trefkans op resten vanaf de Late Middeleeuwen. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn zowel uit de Bronstijd als uit de Late Middeleeuwen waarnemingen bekend. De archeologische resten worden direct onder de bouwvoor/a-horizont verwacht. Door de lage grondwaterstand zullen vooral anorganische resten zoals (vuur)steen, metaal en aardewerk bewaard zijn gebleven; organische resten zoals hout en bot zullen waarschijnlijk niet bewaard zijn gebleven. Of er nog archeologische sporen en/of resten aanwezig zijn, hangt af van de intactheid van het bodemprofiel. Vanaf 1961 zijn verschillende gebouwen op de onderzoekslocatie gerealiseerd. Daardoor is in ieder geval ter plaatse van de huidige bebouwing een eventuele vondstlaag uit de Bronstijd verdwenen. Het bureau-onderzoek geeft geen aanwijzingen voor bodemverstoringen ter plaatse van het huidige onbebouwde deel van de onderzoekslocatie. 8 Bron: www.kich.nl. 9

Rapport 2010-268 3 Samenvatting en conclusie De onderzoekslocatie ligt grotendeels op een kreekinversierug, waarop zich tuineerdgronden, poldervaaggronden en leek-/woudeerdgronden gevormd hebben. De kreekinversierug heeft een hoge trefkans op het voorkomen van archeologische resten uit de Bronstijd. Het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie valt binnen de historische kern van Spanbroek, een archeolologisch monument van hoge waarde. Door de ligging in de historische kern is er voor dat deel van de onderzoekslocatie ook sprake van een hoge archeologische trefkans op resten vanaf de Late Middeleeuwen. De archeologische resten worden verwacht direct onder de bouwvoor/a-horizont. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn zowel uit de Bronstijd als uit de Middeleeuwen waarnemingen en archeologische monumenten bekend. In 1832 was de onderzoekslocatie onbebouwd en in gebruik als weiland. Uit het beschikbare kaartmateriaal valt niet op te maken of tussen 1880 en 1961 bebouwing op de onderzoekslocatie heeft gestaan. Vanaf 1961 zijn verschillende gebouwen op de onderzoekslocatie gerealiseerd. Een deel hiervan is tot 3,5 m mv gefundeerd. Ook is tot op deze diepte puin op de onderzoekslocatie gestort. De rest van de gebouwen is tot 80 cm mv gefundeerd. Geconcludeerd kan worden dat door de aanwezigheid van een betonbedrijf het bodemarchief op de onderzoekslocatie deels verstoord is. Hierdoor is ter plaatse van de huidige bebouwing een eventuele vondstlaag uit de Bronstijd verdwenen. Daarom kan voor het bebouwde deel van de onderzoeksloctie de archeologische trefkans worden bijgesteld naar laag. Voor het huidige onbebouwde deel van de onderzoekslocatie zijn op basis van het bureau-onderzoek geen aanwijzingen voor verstoring van de bodem aangetroffen. Hierdoor blijft ter plaatse van het onbebouwde deel van de onderzoekslocatie de hoge archeologische trefkans van kracht. 10

Rapport 2010-268 4 Aanbeveling Gezien de hoge archeologische trefkans voor het onbebouwde deel van de onderzoekslocatie wordt alleen voor dit deel een vervolgonderzoek geadviseerd. Dit vervolgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd als een verkennend booronderzoek, dat als doel heeft de bodemopbouw en de mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen beïnvloeden in kaart te brengen. Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Opmeer, om te bepalen of en in welke vorm vervolgonderzoek dient plaats te vinden. 11

Rapport 2010-268 Literatuur Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland; de hogere niveaus. Wageningen. Beets, D.J. & A.J.F. van der Spek, 2000. The Holocene evolution of the barrier and the backbarrier basin of Belgium and the Netherlands as a function of Late Weichselian morphology, relative sea-level rise and sediment supply. Netherlands Journal of Geosciences 79, pp. 3 16. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk. Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio s. Assen. Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Fokkens, H., 2005. Woon-stalhuizen op zwervende erven. Nederzettingen in bekertijd en bronstijd. In: L.P. Louwe Kooijmans, P.W. van den Broeke, H. Fokkens & A. van Gijn (red.), Nederland in de prehistorie. Amsterdam, pp. 407 428. Mulder, E.F.J. de, M. C. Geluk, I.L. Ritsema, W. E. Westerhoff & T. E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten. Rosing, H., 1995. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000; Toelichting bij de kaartbladen 9 West Texel (gedeeltelijk), 14 West en 14 Oost Medemblik, 15 West Stavoren (gedeeltelijk) en 19 West Alkmaar. Wageningen (Bodemkaart van Nederland Schaal 1:50.000). Ufkes, A. & J.R. Veldhuis, 2003. Nederzettingssporen uit de Bronstijd bij Zwaagdijk-Oost. Een definitief archeologisch onderzoek in het plangebied Zwaagdijk-Oost, gemeente Wervershoof (N.-H.). Groningen (ARC-Publicaties 113). Wagenaar, K. & C. van Wallenburg, 1987. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Toelichting bij de kaartbladen 19 Oost Alkmaar en 20 West Lelystad (Noordhollands gedeelte). Wageningen. 12

Afbeelding 2. Hoogtekaart van de onderzoekslocatie (roze omlijnd) en omgeving. Rood/oranje is hoog en blauw is laag. Bron: www.ahn.nl.

Afbeelding 3. Overzichtstekening van de toekomstige situatie. Bron: BRO.

Afbeelding 4. Geomorfologische kaart van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)/Archis2.

Afbeelding 5. Bodemkaart van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)/Archis2.

Afbeelding 6. Archeologische verwachting, monumenten en waarnemingen op de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)/Archis2.

Afbeelding 7. Uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland in de omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd). Bron: http://chw.noord-holland.nl/start.asp?mapsize=558.

Afbeelding 8. Omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) op de kaart van Blaeu uit de 17e eeuw. Bron: www.edugis.nl.

Afbeelding 9. De omgeving van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) op een kadastrale kaart uit het begin van de 19e eeuw. Bron: www.watwaswaar.nl. Afbeelding 10. Indicatieve ligging van de onderzoekslocatie (blauw omlijnd) op een topografische kaart uit 1900. Bron: www.watwaswaar.nl.

Chronostratigrafische eenheden Holoceen Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal) 0 Jaren geleden 10.000 Chronostratigrafische eenheden Subatlanticum Subboreaal 14 C-jaren geleden 0 3000 Archeologische periode Nieuwe Tijd Late Middeleeuwen Eemien Saalien-complex 13.000 73.000 115.000 130.000 370.000 410.000 5000 8000 9000 10.000 11.000 11.800 12.000 13.000 26.000 48.000 475.000 1500 n. Chr. 1050 n. Chr. 450 n. Chr. 12 v. Chr. 800 v. Chr. 1900 v. Chr. 4900 v. Chr. 5325 v. Chr. 9000 v. Chr. Ca. 40.000 jaar geleden Pleistoceen Midden-Pleistoceen Laat-Pleistoceen Weichselien (Glaciaal) Laat- Holoceen Vroege Middeleeuwen Holsteinien Elsterien Midden-Weichselien (Pleniglaciaal) Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal) Atlanticum Midden- Holoceen Boreaal Preboreaal Vroeg- Holoceen Holoceen Late Dryas Allerød-interstadiaal Vroege Dryas Bølling-interstadiaal Laat-Pleniglaciaal Midden-Pleniglaciaal Vroeg-Pleniglaciaal Romeinse Tijd IJzertijd Bronstijd Neolithicum Mesolithicum Laat-Paleolithicum Tijd Pleniglaciaal Glaciaal Laat-Glaciaal Bijlage 1. Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.

Een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Spanbroekerweg te Spanbroek (NH) -Rapporten M. Verboom-Jansen ARC-Rapporten 2011-22 Geldermalsen 2011 ISSN 1574-6887

Colofon Een karterend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Spanbroekerweg te Spanbroek (NH) ARC-Rapporten 2011-22 ARC-Projectcode 2011/046 Tekst M. Verboom-Jansen Afbeeldingen M. Verboom-Jansen Redactie K. Otten Versie 1.1 (concept), 25 februari 2011 Autorisatie A.J. Wullink Uitgegeven door Postbus 41018 9701 CA Groningen ISSN 1574-6887 Geldermalsen, 2011 Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl

Rapport 2011-22 Projectgegevens Projectnaam Spanbroek, Spanbroekerweg Projectcode 2011/046 CIS-code 45.245 Projectleider Contact Opdrachtgever Contact Bevoegde overheid Contact Toetsing Contact Mw. M. Verboom-Jansen, MSc 0345 620107, m.verboom@arcbv.nl BRO, dhr. J. Visser 020 5061999, jochem.visser@bro.nl Gemeente Opmeer, dhr. M. Burger 0226 363333, mburger@opmeer.nl Archeologie West-Friesland, mw. C.Soonius 0229 252589, c.soonius@hoorn.nl Locatiegegevens Toponiem Spanbroekerweg 106 en 108 Plaats Spanbroek Gemeente Opmeer Provincie Noord-Holland Kaartblad 19E RD-coördinaten N: 125.491/523.528 O: 125.631/523.333 Z: 125.592/523.316 W: 125.468/523.491 Oppervlakte 1,3 ha Beschrijving onderzoekslocatie Geologie Geomorfologie Bodem Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren op Laagpakket van Wormer (voorheen Hauwertcomplex) Getij-inversierug (N) en welvingen van getijafzettingen (Z) Tuineerdgronden, poldervaaggronden en leek-/woudeerdgronden. Historische situatie Mogelijk was de onderzoekslocatie in 1654 bebouwd. In 1832 was de onderzoekslocatie onbebouwd en in gebruik als weiland. Vanaf 1961 zijn verschillende gebouwen op de onderzoekslocatie gerealiseerd. Archeologische verwachting Door de ligging op een kreekrug is er een hoge archeologische trefkans op archeologische resten en/of sporen uit de Bronstijd. In het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie is er ook een hoge trefkans op archeologische resten en/of sporen uit de Late Middeleeuwen. 1

Spanbroek 525 524 523 124 125 126 127 522 Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie en omgeving (blauw omlijnd), voorzien van RD-coördinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.

Rapport 2011-22 1 Inleiding 1.1 Aanleiding tot het onderzoek In opdracht van BRO Amsterdam heeft Archaeological Research & Consultancy () een archeologisch bureau-onderzoek en een inventariserend booronderzoek door middel van boringen uitgevoerd voor de Spanbroekerweg 106-108 te Spanbroek, gemeente Opmeer. Aanleiding tot dit onderzoek vormt de voorgenomen herontwikkeling van de locatie. Voor de benodigde bestemmingsplanwijzig dient, conform de Wet op de archeologische monumentenzorg 1, het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2). 2 1.2 Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied De onderzoekslocatie ligt deels binnen het bebouwingslint van Spanbroek (zie afb. 1), aan de zuidzijde van de Spanbroekerweg 108. Het oppervlak van de locatie is ongeveer 1,3 ha. Het perceel ligt grotendeels braak; alle voorheen aanwezige bebouwing op de onderzoekslocatie is gesloopt. In het noorden van de onderzoekslocatie is een betonverharding aanwezig. Alle voorheen aanwezige bebouwing had een plaatfundering. Volgens dhr. S. Kuis van Appel Beheer waren op de onderzoekslocatie ook enkele betonverdichtingsmachines aanwezig, die tot 350 cm mv gefundeerd waren. Het is onbekend waar deze betonverdichtingsmachines zich bevonden. Langs de oostelijke rand van de onderzoekslocatie bevinden zich puinresten/funderingsrestanten in de ondergrond (zie afb. 3). Ook zijn er op diverse plekken kabels en leidingen aanwezig. De maaiveldhoogte varieert van ongeveer 0,4 m NAP in het zuiden tot 0,5 m +NAP in het noorden van de onderzoekslocatie. 1.3 Overzicht van de geplande werkzaamheden Er zal een aantal fundaties moeten worden verwijderd tot een diepte van max. 350 cm mv. Daarnaast is in het verleden tot deze diepte in een aantal gevallen puin gestort. Dit puin wordt in het kader van milieusanering verwijderd. Hierna zullen elf woningen worden gerealiseerd (zie afb. 2). Het is mogelijk dat de woningen onderkelderd gaan worden. Hiervoor wordt de bodem tot ongeveer 300 cm mv ontgraven. Daar waar geen kelders komen, zal voor de fundatie de bodem tot ongeveer 60 cm mv worden ontgraven. Het is nog niet bekend of fundatie op staal mogelijk is of dat er moet worden geheid. Ook zal ten oosten en ten zuiden van de onderzoekslocatie een sloot worden uitgegraven (zie afb. 2). Deze wordt ongeveer 80 cm diep. 1 In werking getreden op 1 september 2007. 2 De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl. 3

Rapport 2011-22 1.4 Onderzoeksgeschiedenis In januari en februari 2011 is een bureau-onderzoek verricht door voor het plangebied (Verboom-Jansen & Wullink 2010). De resultaten van dit onderzoek vormen het uitgangspunt voor het karterend booronderzoek. Volgens het bureau-onderzoek ligt de onderzoekslocatie op een kreekinversierug, waarop tuineerdgronden, poldervaaggronden en leek/woudeerdgronden verwacht worden. De kreekinversierug heeft een hoge trefkans op het voorkomen van archeologische resten uit de Bronstijd. Mogelijk is er ook nog een tweede prehistorisch kreekniveau aanwezig. Het noordelijke puntje van de onderzoekslocatie valt binnen de historische kern van Spanbroek, een archeologisch monument van hoge waarde. Hierdoor heeft dit deel van de onderzoekslocatie een specifieke hoge trefkans op resten uit de periode de Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd. De archeologische resten worden verwacht direct onder de bouwvoor/a-horizont. Door de aanwezigheid van een betonbedrijf wordt verwacht dat het bodemarchief op de onderzoekslocatie deels verstoord is. Hierdoor zal ter plaatse van de funderingsrestanten in het oosten van de onderzoekslocatie een eventuele vondstlaag uit de Bronstijd reeds verdwenen zijn. Gezien de hoge archeologische trefkans op resten uit de Bronstijd is een vervolgonderzoek in de vorm van een verkennend/karterend booronderzoek geadviseerd. Dit onderzoek heeft als doel de bodemopbouw en de mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen beïnvloeden in kaart te brengen. Wanneer een intacte bodem wordt aangetroffen, kan meteen worden overgegaan op een karterend booronderzoek, dat als doel heeft om vast te stellen of er archeologische waarden uit de Bronstijd aanwezig zijn. Omdat de geplande bodemverstorende werkzaamheden niet plaatsvinden binnen de historische kern van Spanbroek, is er op dit deel van de onderzoekslocatie geen specifiek vervolgonderzoek noodzakelijk. Benadrukt wordt dat een booronderzoek niet een geschikte methode is om vast te stellen of er in de historische kern archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd aanwezig zijn. Het huidige karterende booronderzoek is hier dan ook niet op gericht. 1.5 Doel van het inventariserend veldonderzoek Het inventariserend veldonderzoek (IVO) dient ertoe het in het bureau-onderzoek voorgestelde verwachtingsmodel te verifiëren en met veldwaarnemingen te completeren. Het IVO bestaat uit drie stappen: verkennend, karterend en waarderend onderzoek. Het verkennend onderzoek richt zich op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen beïnvloeden. Het karterend onderzoek stelt vast of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Het waarderend onderzoek bepaalt de waarde van de archeologische resten. 4

Rapport 2011-22 1.6 Werkwijze inventariserend veldonderzoek Het IVO is uitgevoerd als een karterend booronderzoek. De boringen zijn in een grid van 25 20 m geplaatst. De posities van de boringen zijn ingemeten met behulp van GPS en meetlinten. De maaiveldhoogte is bepaald aan de hand van het Actueel Hoogte Bestand Nederland. 3 In totaal zijn 29 boringen geplaatst tot een diepte van ten minste 180 cm mv. Voor het boren is gebruikgemaakt van een edelmanboor met een diameter van 12 cm en een guts met een diameter van 3 cm. De bodemopbouw is beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB). Het opgeboorde materiaal is in het veld doorzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerkfragmenten, houtskool, fosfaatvlekken, vuursteen, natuursteen, verbrand leem en bot. 3 www.ahn.nl. 5

Rapport 2011-22 2 Resultaten inventariserend veldonderzoek 2.1 Booronderzoek Bij het karterende booronderzoek zijn op de onderzoekslocatie in totaal 29 boringen gezet met een min. diepte van 180 cm mv en een max. diepte van 300 cm mv. Alleen boring 9 is tot drie keer toe gestaakt op puin op 30 cm mv. De locaties van de boringen zijn weergegeven in afbeelding 4. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in bijlage 1. Op de onderzoekslocatie zijn vooral matig tot uiterst siltige zanden aangetroffen. Dit zijn oeverafzettingen van een getijdekreek. De onderkant van de getijafzettingen is niet bereikt en reikt tot minstens 300 cm mv (boring 26). In meer dan de helft van de boringen is de bovengrond vergraven (zie afb. 5). De bovengrond is gemiddeld tot 50 cm mv vergraven (spreiding van 30 tot 200 cm mv). Het vergraven pakket is over het algemeen bruingrijs van kleur en bevat grijze vlekken van de onderliggende afzettingen en veel puin. Daar waar de bodem niet vergraven is, is over het algemeen eerst een bruingrijze, humeuze laag aangetroffen (boringen 2, 4, 6, 10, 12, 26 en 29). Dit is de A-horizont. De ondergrens van deze laag varieert van 20 tot 80 cm mv. Hieronder, en onder het vergraven pakket op de rest van de onderzoekslocatie, is grijs, matig tot uiterst siltig zand aangetroffen. Dit is de C-horizont. In een paar boringen is boven de C-horizont een donkergrijze laag, bestaande uit sterk en uiterst siltig zand tot uiterst siltige klei aangetroffen (boringen 5, 7, 14, 20 en 21; zie afb. 5). Deze laag is min. 10 cm dik (boring 14) en max. 70 cm dik (boringen 5 en 21). De ondergrens van deze laag varieert van 30 tot 110 cm mv. Gezien de diepteligging zou deze donkere laag verband kunnen houden met de cultuurlaag uit de Bronstijd die in monument 1.424 is aangetroffen. Echter, in boring 21 is aan de basis van de donkere laag een fragment roodbakkend, loodgeglazuurd aardewerk uit de Nieuwe Tijd waargenomen. Daarom kan worden aangenomen dat de donkere laag waarschijnlijk verband houdt met vergravingen uit de Nieuwe Tijd. Verder zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat de donkergrijze laag waarschijnlijk slechts fragmentarisch aanwezig is. De donkere laag is bijvoorbeeld 50 cm ten oosten van boring 7 al niet meer aangetroffen (vergelijk ook afb. 3). In boringen 1 en 15 is een afwijkende bodemopbouw aangetroffen. Hier is onder een pakket zand, uiterst siltige klei (boringen 1 en 15) en veen (boring 1) aangetroffen. Deze klei is tot 110 à 170 cm mv aanwezig. Hieronder is matig tot sterk siltig zand aangetroffen. Deze opbouw houdt waarschijnlijk verband met de ernaast gelegen sloot. Op basis van bovenstaande beschrijving kunnen de niet-vergraven bodemprofielen worden geclassificeerd als gooreerdgronden. Gooreerdgronden lijken erg op de verwachte woudeerdgronden, alleen zijn ze in zand gevormd in plaats van in klei. Gooreerdgronden hebben een minerale eerdlaag (A-horizont) en bevatten geen roestvlekken binnen 35 cm mv (De Bakker & Schelling 1989). Ter plaat- 6

Rapport 2011-22 se van de vergravingen is het bodemprofiel tot in de C-horizont verstoord. Er is slechts één kreekniveau op de onderzoekslocatie aangetroffen. 7

Rapport 2011-22 3 Samenvatting en conclusie Uit het karterende onderzoek is gebleken dat de onderzoekslocatie op een kreekinversierug ligt, waarop gooreerdgronden gevormd zijn. Er is slechts één kreekniveau aangetroffen. Op het grootste gedeelte van de onderzoekslocatie is de bodem echter tot in de C-horizont vergraven (gemiddeld tot 50 cm mv). Hierdoor zijn de intacte bodemprofielen slechts fragmentarisch op de onderzoekslocatie aanwezig. In 5 boringen in het noordoosten van de onderzoekslocatie is boven de C-horizont een donkergrijze laag aangetroffen die verband zou kunnen houden met de cultuurlaag uit de Bronstijd die in monument 1.424 is aangetroffen. Tijdens dit onderzoek is echter aan de basis van deze laag een fragment aardewerk uit de Nieuwe Tijd waargenomen. Dit betekent dat de donkere laag waarschijnlijk verband houdt met vergravingen uit de Nieuwe Tijd. Verder zijn er geen archeologische indicatoren op de onderzoekslocatie aangetroffen. Er kan geconcludeerd worden dat er geen Bronstijd-niveau op de onderzoekslocatie is aangetroffen. De aangetroffen donkergrijze laag is slechts fragmentarisch aanwezig en stamt waarschijnlijk uit de Nieuwe Tijd. Zoals ook in het bureauonderzoek werd vastgesteld, blijft voor het gedeelte van de onderzoekslocatie dat binnen de historische kern valt de hoge trefkans op resten uit de Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd van kracht. 8

Rapport 2011-22 4 Aanbeveling Omdat geen vindplaats uit de Bronstijd is aangetroffen op de onderzoekslocatie, wordt geadviseerd de onderzoekslocatie hiervoor vrij te geven. De meldingsplicht conform art. 53 van de Monumentenwet uit 1988 blijft echter wel van kracht. Mochten bij graafwerkzaamheden op de onderzoekslocatie alsnog archeologische resten en/of sporen worden aangetroffen, dient dit direct te worden gemeld aan de bevoegde overheid, de gemeente Opmeer. Het is aan de bevoegde overheid om op basis van dit advies een selectiebesluit te nemen. 9

Rapport 2011-22 Literatuur Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland; de hogere niveaus. Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk. Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Mulder, E.F.J. de, M. C. Geluk, I.L. Ritsema, W. E. Westerhoff & T. E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten. Verboom-Jansen, M. & A.J. Wullink, 2010. Een archeologisch bureau-onderzoek aan de Spanbroekerweg te Spanbroek, gemeente Opmeer (NH). 10

Afbeelding 2. Overzichtstekening van de toekomstige situatie. Bron: BRO.

Afbeelding 3. Grondradar kaart van de onderzoekslocatie. Bodemverontreiniging is in geel en rood weergegeven, puinresten/funderingsrestanten in groen. De rode lijnen geven de ligging van kabels en leidingen weer. Bron: DEEP bv.

23 22 29 21 14 7 28 20 13 6 27 19 12 5 26 18 11 4 25 17 10 3 24 16 9 2 0 25 50 75 100 15 8 Meters Afbeelding 4. De ligging van de boorpunten op de onderzoekslocatie. De bebouwing op de onderzoekslocatie is inmiddels niet meer aanwezig. c Topografische ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, 2005. Legenda Onderzoekslocatie Huizen Topografie Water Boorpunten 1

23 50 22 60 29 21 40 14 7 28 80 27 40 20 30 19 50 13 100 12 6 5 26 25 55 35 18 200 17 60 11 24 16 35 50 4 10 3 9 30 60 2 0 25 50 75 100 15 8 60 1 Meters Afbeelding 5. Boorpunten waar de bovengrond 30 cm of meer vergraven is (blauwe getallen geven de vergravingsdiepte aan). c Topografische ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, 2005. Legenda Vergraven Donker grijze laag Onderzoekslocatie Bebouwing Topografie Boorpunten

Rapport 2011-22 Bijlage 1 Boorstaten Locatiebepaling Referentievlak Maaiveldhoogtebepaling Nauwkeurigheid maaiveldhoogte gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil geschat, actueel hoogtebestand 10 cm De volgende afkortingen worden in de boorstaten gebruikt. grondsoort (onderdeel lithologie) G grind K klei OV overig PUI puin V veen Z zand bijmengsel (onderdeel lithologie) nvt niet van toepassing s1 zwak siltig s2 matig siltig s3 sterk siltig s4 uiterst siltig z1 zwak zandig z3 sterk zandig humus (onderdeel lithologie) h1 zwak humeus h2 matig humeus h3 sterk humeus boring 1 RD-X: 125.624. RD-Y: 523.336. Maaiveld: -0,40. Boormethode: edelmanboring, guts. 10 Zs1 geelgrijs scherp Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. 80 Zs4h2 bruingrijs geleidelijk 105 Ks4 donkergrijs scherp 130 Vz1 licht bruin geleidelijk Schelpmateriaal: weinig. 170 Ks4h3 grijsbruin scherp Opmerkingen: zandlaag op 140. 200 Zs2 grijs beëindigd boring 2 RD-X: 125.613. RD-Y: 523.359. Maaiveld: -0,20. Boormethode: edelmanboring, guts. 15 Zs1 geelgrijs scherp Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. 45 Zs4h2 donker bruingrijs scherp Bodemhorizont: A. 70 Zs3 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 180 Zs2 grijs beëindigd boring 3 RD-X: 125.603. RD-Y: 523.382. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts. 60 Zs2 licht bruingrijs scherp Vlekken: matig gevlekt, oranje. Bodemkundige interpretaties: vergraven. 120 Zs2 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. Vlekken: licht gevlekt, oranje. 140 Zs2 grijs geleidelijk Opmerkingen: concreties. 190 Zs2h1 donkergrijs beëindigd Plantenresten: spoor. Opmerkingen: concreties. 15

Rapport 2011-22 boring 4 RD-X: 125.593. RD-Y: 523.404. Maaiveld: -0,25. Boormethode: edelmanboring, guts. 10 Gz1 grijsgeel scherp Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. 35 Zs3 grijsbruin geleidelijk Bodemhorizont: A. 80 Zs3 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 130 Zs3 grijs geleidelijk Vlekken: sterk gevlekt, oranje. 160 Zs2 grijs geleidelijk 170 Zs2 grijs geleidelijk 200 Zs2 bruingrijs beëindigd Plantenresten: spoor. boring 5 RD-X: 125.583. RD-Y: 523.427. Maaiveld: -0,35. Boormethode: edelmanboring, guts. 10 Zs1 geelgrijs scherp Archeologische indicatoren: puin. 30 Zs4 grijsbruin geleidelijk Bodemhorizont: A. 100 Zs4 donkergrijs geleidelijk 120 Zs4 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 180 Zs3 grijs geleidelijk 200 Zs2 grijs beëindigd boring 6 RD-X: 125.573. RD-Y: 523.450. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts. 20 Zs4h1 grijsbruin geleidelijk Bodemhorizont: A. 100 Zs3 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 160 Zs3 grijs geleidelijk Vlekken: matig gevlekt, oranje. 180 Zs2 grijs geleidelijk 190 Zs2 bruingrijs geleidelijk Plantenresten: spoor. 200 Zs2 grijs beëindigd boring 7 RD-X: 125.563. RD-Y: 523.473. Maaiveld: 0,10. Boormethode: edelmanboring, guts. 20 Zs4 bruingrijs scherp Bodemhorizont: A. 90 Ks4 donkergrijs geleidelijk 100 Zs3 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 200 Zs2 grijs beëindigd Vlekken: matig gevlekt, oranje. boring 8 RD-X: 125.600. RD-Y: 523.339. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts. 60 Zs1 licht geelgrijs scherp Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. 150 Zs3 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. Vlekken: licht gevlekt, zwart. Plantenresten: spoor. 190 Zs2 grijs beëindigd boring 9 RD-X: 125.590. RD-Y: 523.362. Maaiveld: -0,40. Boormethode: edelmanboring. 30 PUIz1 grijs gestaakt Opmerkingen: tot 3x toe gestaakt op puin. boring 10 RD-X: 125.580. RD-Y: 523.385. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts. 10 Zs3 grijs scherp Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. 45 Zs4h1 grijsbruin scherp Bodemhorizont: A. 150 Zs3 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. Opmerkingen: bij 90 enkele roestvl. 180 Zs2 grijs geleidelijk 200 Zs2 grijs beëindigd Plantenresten: weinig. 16

Rapport 2011-22 boring 11 RD-X: 125.570. RD-Y: 523.408. Maaiveld: -0,05. Boormethode: edelmanboring, guts. 35 Zs3h1 grijsbruin scherp Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. 145 Zs3 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 200 Zs2 grijs beëindigd boring 12 RD-X: 125.560. RD-Y: 523.431. Maaiveld: -0,25. Boormethode: edelmanboring, guts. 10 Zs1 grijs scherp Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. 30 Zs4h1 bruingrijs geleidelijk Bodemhorizont: A. 80 Zs3 grijs scherp Schelpmateriaal: spoor. Opmerkingen: verslagen?. 185 Zs3 licht grijs geleidelijk 200 Zs2 grijs beëindigd boring 13 RD-X: 125.549. RD-Y: 523.453. Maaiveld: -0,20. Boormethode: edelmanboring, guts. 35 Zs4 grijsbruin geleidelijk Bodemhorizont: A. 40 Zs4 bruingrijs geleidelijk Vlekken: sterk gevlekt, bruin. Opmerkingen: A/C-horizont. 100 Zs3 grijs geleidelijk Opmerkingen: baksteen aan basis, veenbrokje. 200 Zs2 grijs beëindigd boring 14 RD-X: 125.539. RD-Y: 523.476. Maaiveld: 0,10. Boormethode: edelmanboring, guts. 20 Zs4 geelgrijs scherp Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. 30 Zs3 donkergrijs geleidelijk 50 Zs3 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 200 Zs2 grijs beëindigd boring 15 RD-X: 125.577. RD-Y: 523.342. Maaiveld: -0,40. Boormethode: edelmanboring, guts. 20 Zs2 geelgrijs scherp Bodemkundige interpretaties: opgebrachte grond. Opmerkingen: bij sloot. 100 Ks4h1 grijs geleidelijk 110 Ks4h3 bruin scherp 160 Zs3 grijs geleidelijk 210 Zs2 grijs beëindigd boring 16 RD-X: 125.567. RD-Y: 523.365. Maaiveld: -0,30. Boormethode: edelmanboring, guts. 50 Zs3 bruingrijs scherp Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. 90 Zs3 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 110 Zs3 grijs geleidelijk Vlekken: matig gevlekt, zwart. Opmerkingen: humeuze vlekken. 150 Zs3 grijs geleidelijk 200 Zs2 grijs beëindigd Plantenresten: spoor. boring 17 RD-X: 125.556. RD-Y: 523.388. Maaiveld: -0,10. Boormethode: edelmanboring, guts. 20 OVnvt donkergrijs scherp Opmerkingen: beton. 60 Zs4h1 bruingrijs scherp Vlekken: sterk gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: vergraven. 130 Zs3 licht grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 190 Zs2 grijs beëindigd 17

Rapport 2011-22 boring 18 RD-X: 125.546. RD-Y: 523.411. Maaiveld: 0,10. Boormethode: edelmanboring, guts. 55 Zs2 geelgrijs scherp Archeologische indicatoren: puin. Opmerkingen: veel puin. 100 Zs3 licht grijs geleidelijk Vlekken: matig gevlekt, oranje. 120 Zs3 licht grijs geleidelijk Vlekken: sterk gevlekt, oranje. 200 Zs3 grijs scherp Vlekken: matig gevlekt, oranje. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: baksteen aan basis. 220 Zs3 grijs geleidelijk 260 Zs2 grijs beëindigd boring 19 RD-X: 125.536. RD-Y: 523.434. Maaiveld: -0,10. Boormethode: edelmanboring, guts. 50 PUIz1 oranjegrijs scherp 90 Zs4 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 130 Zs3 grijs geleidelijk Vlekken: matig gevlekt, oranje. 160 Zs3 grijs geleidelijk Plantenresten: spoor. 200 Zs2 grijs beëindigd boring 20 RD-X: 125.526. RD-Y: 523.457. Maaiveld: -0,05. Boormethode: edelmanboring, guts. 30 Zs3 licht bruingrijs scherp Archeologische indicatoren: puin. 60 Zs4h1 donkerbruingrijs scherp 120 Zs2 grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 180 Zs2 licht grijs beëindigd boring 21 RD-X: 125.516. RD-Y: 523.479. Maaiveld: 0,05. Boormethode: edelmanboring, guts. 30 PUIz3 licht grijsbruin scherp 40 Zs4h2 donkergrijs scherp Archeologische indicatoren: puin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. 110 Ks4h2 donkergrijs geleidelijk Opmerkingen: roodbakkend loodgeglazuurd aw. 160 Zs3 licht grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. 180 Zs2 licht grijs beëindigd boring 22 RD-X: 125.506. RD-Y: 523.502. Maaiveld: 0,05. Boormethode: edelmanboring, guts. 60 Zs4 donker grijsbruin scherp Vlekken: matig gevlekt, grijs. Nieuwvormingen: roestvlekken, weinig. Bodemkundige interpretaties: vergraven. 170 Zs2 licht grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. Vlekken: licht gevlekt, oranje. Zandmediaanklasse: zeer fijn. Zand sortering: goed. 200 Zs1 licht grijs beëindigd boring 23 RD-X: 125.495. RD-Y: 523.525. Maaiveld: -0,15. Boormethode: edelmanboring, guts. 30 Zs4 donker grijsbruin scherp Vlekken: matig gevlekt, grijs. Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. 50 Zs2 grijs scherp Vlekken: matig gevlekt, bruin. Bodemkundige interpretaties: vergraven. 80 Zs2 licht grijs geleidelijk Bodemhorizont: C. Zandmediaanklasse: zeer fijn. 180 Zs1 licht grijs beëindigd Vlekken: licht gevlekt, oranje. Zandmediaanklasse: zeer fijn. Zand sortering: goed. 18