Eindexamen wiskunde B havo 2011 - I



Vergelijkbare documenten
Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 donderdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B pilot havo I

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 donderdag 19 mei uur

Eindexamen wiskunde B havo I

HAVO wiskunde B 2011-I. Overlevingstijd 7,2. Voor T 20 geldt: ( 15 ) 177 0,0785 0, ( 15 ) 701 0,0785 0, , 2

wiskunde B bezem havo 2017-I

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur

Examen HAVO. tijdvak 1 vrijdag 19 mei uur

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2003-II

Met behulp van deze gegevens kan worden berekend welke maximale totale behoefte aan elektrische energie in Nederland er voor 2050 wordt voorspeld.

Eindexamen wiskunde B havo I (oude stijl)

Examen HAVO wiskunde B. tijdvak 1 vrijdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Eindexamen wiskunde B havo II

De twee schepen komen niet precies op hetzelfde moment in S aan.

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Correctievoorschrift HAVO

Eindexamen wiskunde B pilot havo I

wiskunde B havo 2015-II

Examen HAVO en VHBO. Wiskunde B

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Eindexamen wiskunde B havo I (oude stijl)

In een zware tornado worden maximale windsnelheden van ongeveer 280 km/u bereikt.

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2008-II

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 donderdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo II

wiskunde B havo 2016-I

Examen HAVO. Wiskunde B1,2

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-I

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

leeftijd kwelder (in jaren)

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 maandag 23 mei 13:30-16:00 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 14 mei uur

Het gewicht van een paard

Examen HAVO. wiskunde B 1,2

wiskunde B pilot havo 2015-II

Vraag Antwoord Scores. M π 35,5 en dit geeft M 3959 ) (cm 2 ) 1 ( ) ( ) ) 1 De inhoud van de ton is dus 327 (liter) 1

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2000-I

Eindexamen wiskunde B havo II (oude stijl)

Examen VMBO-GL en TL. wiskunde CSE GL en TL. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2006-II

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-II

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

wiskunde CSE GL en TL

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2006-I

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 19 juni uur

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 woensdag 30 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B1,2

Examen HAVO. Wiskunde B1,2

Examen HAVO. tijdvak 1 dinsdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B havo 1999 I

Examen HAVO en VHBO. Wiskunde B

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 woensdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Bij deze PTA-toets hoort een uitwerkbijlage, die behoort bij opdracht 4c. Pagina 1 van 8. Vestiging Westplasmavo

wiskunde CSE GL en TL

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I VAK: WISKUNDE B 1,2 EXAMEN: 2001-I

Schoolexamen 5 havo Wiskunde B

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

Examen VWO. Wiskunde B Profi

Kaas. foto 1 figuur 1. geheel aantal cm 2.

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2001-I

oppervlakte grondvlak hoogte oppervlakte grondvlak hoogte

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Antwoordmodel - In de ruimte

Examen VMBO-GL en TL. wiskunde CSE GL en TL. tijdvak 2 dinsdag 21 juni 13:30-15:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

wiskunde B pilot havo 2016-I

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Met behulp van deze gegevens kan worden berekend welke maximale totale behoefte aan elektrische energie in Nederland er voor 2050 wordt voorspeld.

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 donderdag 23 juni 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. Wiskunde B Profi

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

Eindexamen havo wiskunde B pilot II

Correctievoorschrift HAVO

Eindexamen wiskunde B havo I

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei uur

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Nederland 1% 1% 20% 62% 11% 2% 3% Europa 1% 4% 44% 36% 12% 2% 1%

Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl I OVERZICHT FORMULES: omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 1 dinsdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

6.1 Kijkhoeken[1] Willem-Jan van der Zanden

OVERZICHT FORMULES: Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl I. omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2

5.7. Boekverslag door P woorden 11 januari keer beoordeeld. Wiskunde B

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo II

Examen VMBO-GL en TL. wiskunde CSE GL en TL. tijdvak 2 dinsdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2001-II

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 dinsdag 20 mei uur

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 maandag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Vraag Antwoord Scores. Het verschil is (0,0017 uur, dat is) 6 seconden (of nauwkeuriger) 1

Transcriptie:

Overlevingstijd Als iemand in koud water terecht komt, daalt zijn lichaamstemperatuur. Als de lichaamstemperatuur is gedaald tot 30 ºC ontstaat een levensbedreigende situatie. De tijd die verstrijkt tussen het te water raken en het bereiken van een lichaamstemperatuur van 30 ºC wordt de overlevingstijd genoemd. Bij de eerste drie vragen wordt uitgegaan van een persoon die te water is geraakt in gewone kleding en met een reddingsvest. Voor deze persoon geldt de volgende formule: 7, R 15 0,0785 0,0034 T met R 0 en T 5,0 Hierin is R de overlevingstijd in minuten en T de watertemperatuur in ºC. Bij een watertemperatuur van 0 ºC is de overlevingstijd groter dan bij een watertemperatuur van 10 ºC. 3p 1 Bereken hoeveel keer zo groot. 5p Bereken op algebraïsche wijze de watertemperatuur waarbij de overlevingstijd 5,0 uur is. Rond daarna je antwoord af op een geheel aantal graden. In de figuur is de grafiek van R als functie van T figuur geschetst. De grafiek heeft een verticale asymptoot. R 3p 3 Bereken de waarde van T die bij de verticale asymptoot hoort en leg uit wat de betekenis van de verticale asymptoot is voor de situatie van de te water geraakte persoon. De overlevingstijd van personen die te water raken, is niet alleen afhankelijk van de watertemperatuur. De kleding die een persoon draagt, is ook van invloed op de overlevingstijd. O T In de tabel staan watertemperaturen met bijbehorende overlevingstijden voor personen in zwemkleding. tabel watertemperatuur T in ºC 5,0 10 15 0 overlevingstijd Z in uren 0,5 1,0,0 4,0 We gaan voor 5,0 T 0 uit van een exponentieel verband tussen T en Z. Iemand ligt in zwemkleding in water van 17 ºC. 3p 4 Bereken op algebraïsche wijze zijn overlevingstijd. Geef je antwoord in uren. Rond hierbij af op één decimaal.

Polynoom De functie f is gegeven door f( x) ( x 1)( x 16). Van een van de twee toppen van de grafiek van f is de x-coördinaat positief. Zie figuur 1. figuur 1 y f O x 5p 5 Bereken op algebraïsche wijze de coördinaten van deze top. Punt P is het snijpunt van de grafiek van f met de y-as. Punt Q is het snijpunt van de grafiek van f met de positieve x-as. Lijn k gaat door de punten P en Q. Zie figuur. figuur y f O Q k x P 5p 6 Stel op algebraïsche wijze een vergelijking op van k.

Lichaam in kubus Gegeven is de kubus ABCD.EFGH met ribbe 6,0 cm. Binnen deze kubus bevindt zich het lichaam ABCD.MGH. Het punt M ligt in het bovenvlak van de kubus. De afstand van M tot GH is 4,0 cm en HM = GM. Zie figuur 1. figuur 1 H E M G F D C A B 3p 7 Teken op ware grootte het bovenaanzicht van het lichaam ABCD.MGH. Zet de letters bij de hoekpunten. Op de uitwerkbijlage is een begin gemaakt met een uitslag van het lichaam ABCD.MGH op schaal 1:. 7p 8 Maak de uitslag af. Zet de letters bij de hoekpunten en licht je werkwijze toe. Het lichaam ABCD.MGH kan worden figuur gesplitst in twee delen: de piramide ABGH.M en het prisma ADH.BCG. F M 4,0 G De rechthoek ABGH is het grondvlak van de piramide ABGH.M. De hoogte van deze piramide is gelijk aan de lengte van het lijnstuk MQ in het zijaanzicht van het lichaam en de kubus in figuur. 6p 9 Bereken op algebraïsche wijze de inhoud van het lichaam ABCD. MGH. Q 6,0 B 6,0 C - 1 -

uitwerkbijlage 8 H G D C A B - -

Bushalte Langs een rechte weg staan twee flatgebouwen. De ingang van flat 1 (punt E) ligt 40 meter van de weg af en de ingang van flat (punt D) ligt 60 meter van de weg af. Men wil een bushalte plaatsen (punt B) en daarna van de bushalte naar de ingang van elk van de twee flats een recht voetpad aanleggen. Punt A is het punt aan de weg dat het dichtst bij de ingang van flat 1 ligt en punt C is het punt aan de weg dat het dichtst bij de ingang van flat ligt. De afstand tussen punt A en punt C is 80 meter. In de figuur is van deze situatie een schematisch bovenaanzicht getekend. figuur flat 1 flat D E 60 40 A x B C weg 80 De lengte van het voetpad tussen de bushalte en de ingang van flat 1 in meters wordt gegeven door de formule BE x 1600 en de lengte van het voetpad tussen de bushalte en flat in meters wordt gegeven door de formule BD x 160x 10 000. Hierin is x de afstand tussen punt A en de bushalte B in meters. Het is mogelijk de bushalte zo te plaatsen dat de twee voetpaden even lang zijn. 4p 10 Bereken op algebraïsche wijze de waarde van x in deze situatie. De totale lengte van de twee voetpaden L in meters wordt gegeven door de formule: L x 1600 x 160x 10 000 Als de twee voetpaden even lang zijn, is de totale lengte van deze voetpaden (ongeveer) 13 meter. Men wil de bushalte zo plaatsen dat de totale lengte van de twee voetpaden minimaal is. Hierdoor hoeft er minder dan 13 meter voetpad aangelegd te worden. 6p 11 Bereken met behulp van differentiëren hoeveel meter minder.

Sinusoïde Van een sinusoïde zijn de punten (0, 0) en ( 1 π, 1) twee opeenvolgende toppen. Zie de figuur. figuur y 1 - O x Deze sinusoïde kan worden beschreven door een formule van de vorm y a b sin( c( x d)). 4p 1 Bepaal mogelijke waarden van a, b, c en d. Een andere formule die deze sinusoïde beschrijft, is y (sin x). 4p 13 Bereken met behulp van deze formule op algebraïsche wijze de helling van de raaklijn aan de sinusoïde in het punt met x-coördinaat 1 4 π.

Toiletpapier Toiletpapier zit vaak op een rol. In deze opgave wordt een wiskundig model van een rol toiletpapier bekeken. In dit model is een rol toiletpapier een cilinder waaruit in het midden een cilinder is weggelaten. In figuur 1 is het model van een volle rol toiletpapier te zien. Deze rol heeft een buitendiameter van 1,0 cm, een binnendiameter van 4,0 cm en een hoogte van 10,0 cm. foto 1 figuur 1 4,0 10,0 1,0 Het volume van het toiletpapier op de rol in figuur 1 is 30π cm 3. 3p 14 Toon dit aan. Iemand beweert dat de helft van het toiletpapier gebruikt is, wanneer de buitendiameter 8,0 cm is (midden tussen 4,0 cm en 1,0 cm). Dit is onjuist. 4p 15 Bereken de werkelijke buitendiameter van de toiletrol als de helft van het toiletpapier gebruikt is. De rol toiletpapier bestaat uit een aantal velletjes. De buitendiameter van de rol toiletpapier hangt af van het aantal velletjes dat nog op de rol zit. Voor de rol waarvan het model in figuur 1 te zien is, geldt de formule: d 0,16v 4,0 Hierin is d de buitendiameter in cm en v het aantal velletjes toiletpapier dat nog op de rol zit. Een volle rol heeft een buitendiameter van 1,0 cm. Een velletje toiletpapier is 13,6 cm lang. 4p 16 Bereken hoeveel meter papier er op een volle rol zit. - 1 -

foto figuur Toiletpapier wordt vaak per vier rollen verpakt in plastic zoals te zien is op foto. Ga ervan uit dat het plastic nergens overlapt. In figuur is een schematisch bovenaanzicht te zien met de plastic verpakking van vier rollen die elk de afmetingen van het model in figuur 1 hebben. 4p 17 Bereken de oppervlakte van het plastic dat nodig is om de vier rollen op deze manier te verpakken. Geef je antwoord in cm nauwkeurig. - -

Logaritmentafel Wanneer de uitkomst van een logaritme geen geheel getal is, wordt de waarde vaak berekend met behulp van de rekenmachine. 50 jaar geleden waren er nauwelijks rekenmachines. De middelbare scholieren van toen gebruikten tabellenboekjes om de waarde van een logaritme te bepalen. Zie de foto. In de tabel staat een stukje uit zo n tabellenboekje. foto tabel n log n 1 0 0,3010 3 0,4771 4 0,601 5 0,6990 6 0,778 7 0,8451 8 0,9031 9 0,954 10 1 100 1000 3 Met behulp van de tabel en de rekenregels voor logaritmen is het mogelijk om logaritmische of exponentiële vergelijkingen op te lossen. Hierbij kan, zonder de log-toets van de (grafische) rekenmachine te gebruiken, een benadering van het antwoord gevonden worden. Voorbeeld: log1 1 log 3 log3 log 0,4771 0,3010 0,176. 3p 18 Bereken log 4 op algebraïsche wijze met behulp van de tabel, dus zonder gebruik te maken van de log-toets op je rekenmachine. Gegeven is de vergelijking 7 5. 4p 19 Los deze vergelijking op algebraïsche wijze op met behulp van de tabel, dus zonder gebruik te maken van de log-toets op je rekenmachine. Rond je antwoord af op drie decimalen.