Informatieboekje Openluchtklassen Op kamp

Vergelijkbare documenten
Een kind met diabetes in de klas

Kampboekje. Insulinepomptherapie

Schoolboekje. Insulinepomptherapie

VLAAMSE DIABETESCENTRA VOOR KINDEREN EN ADOLESCENTEN

Hypo? De behandeling van hypoglycemie 28/01/2019. Hyperglycemie > 150 mg/dl. Hypoglycemie < 70 mg/dl

Kinderen met diabetes samen onze zorg! vzw Hippo & Friends

Hypoglycemie bij kinderen en adolescenten met diabetes mellitus


Met diabetes naar school

Praktische gids diabetes: type 2

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Kind met diabetes en intensieve therapie. Algemene informatie voor kind en ouders

Hoe kan ik voorkomen dat er ketonen ontstaan? Er zijn een aantal dingen die u kunt doen om te helpen verhoogde ketonenniveaus en DKA te voorkomen:

Hypoglycemie. < 60 mg/dl = hypo Symptomen: Beven Zweten Duizelig Vlekken zien Honger Hoofdpijn, moeheid Bleek zien Karakterveranderingen.

Type 1 diabetes bij kinderen. informatie voor patiënten

Diabetes bij kinderen: behandeling en instructies

PATIËNTEN INFORMATIE. Opstart INSULINE

Diabetesvoorlichting FLEXIBELE INSULINETHERAPIE

Eerste hulp bij ketonen

Voedingsadviezen bij twee maal daags insulinegebruik

Praktische gids diabetes: twee insuline-inspuitingen per dag

Patiënteninformatie. Diabetische ketoacidose

Praktische gids diabetes: insuline analogen

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Zelfregulatie bij intensieve therapie

Met diabetes naar school

Aandachtspunten bij pompgebruik.

Jaarbilan. Overzicht jaarbilan programma

Voedingsadviezen bij twee maal daags insulinegebruik

EDUCATIE DIABETES MELLITUS TYPE 1 BIJ KINDEREN

I n f o r m a t i e v o o r p a t i ë n t e n

DIEET BIJ CF-GERELATEERDE DIABETES. In deze folder vindt u informatie over het Dieet bij CF-gerelateerde Diabetes

PRAKTISCHE GIDS DIABETES

PRAKTISCHE GIDS DIABETES

Diabetes Mellitus Type 1. Informatie over diabetes voor kinderen van de basisschool

Zelfregulatie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Voedingsadvies bij verhoogde bloedsuikers tijdens de zwangerschap

EEN GEZONDE LEVENSSTIJL AANNEMEN

Zwangerschapsdiabetes EEN BEKNOPT OVERZICHT VOOR PATIËNTEN

Kinderen met diabetes, hoe ga je ermee om?

Diabetes en ketonen. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Hoe u een hypoglykemie kunt herkennen

Wat is een zorgtraject diabetes?

Zelfregulatieschema voor intensieve insulinetherapie

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Wat te doen bij ontregeling van een kind met diabetes mellitus en een insulinepomp

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Zelfregulatie bij pomptherapie

Voedingsaanbevelingen bij kinderen met diabetes type 1. Livien Goetry Irene Dejonghe Januari 2019

Heb je na het lezen van het boekje nog vragen? Stel die vragen dan aan je ouders, de kinderarts of de kinderdiabetesverpleegkundige.

Diabetes mel itus i n f o r m a t i e v o o r p a t i ë n t e n

Informatie diabetes bij kinderen. Afdeling Kindergeneeskunde

SPREEKBEURT INFORMATIEPAKKET

Hoofdstuk 4 Hypo- en hyperglycemie

Praktische gids diabetes: insuline analogen

Opvolging van diabetische kinderen: de insulinebehandeling

Voedingsadviezen bij tablet-gereguleerde diabetes mellitus

Zelfregulatie voor mensen met diabetes die één keer per dag insuline spuiten

Voedingsadviezen bij vier maal daags insulinegebruik

Insulinepomptherapie: werking en gebruik van de pomp

Ik ben voel ziek me niet lekker

Beweegwijzer. Samen op weg naar een actiever leven! (2) Het beweegwijzerteam bestaat uit:

Praktische adviezen bij een 4 keer daags insulineregime

Interne geneeskunde. Zwangerschapsdiabetes

FreeStyle InsuLinx Handleiding voor or de gebruiker

Sporten met diabetes

Wat is diabetes en hoe behandel je het?

Traintechniek VOEDING VOOR MINIOREN. Coordinator Traintechniek Sylvia de Kort

Patiënteninformatie. Alcohol drinken in combinatie met insulinegebruik

Hypoglycemie. T +32(0) F +32(0) Campus Sint-Jan Schiepse bos 6. B 3600 Genk

kindergeneeskunde informatiebrochure Diabetes

Diabetes type 2. Het belang van gezonde voeding

Praktische adviezen bij een 4 keer daags insulineregime

Zelfcontrole bij diabetes

Kinderen met diabetes samen onze zorg! vzw Hippo & Friends

Zelfregulatie voor vrouwen met zwangerschapsdiabetes die één of meerdere malen per dag insuline spuiten

Praktische adviezen bij een 2 keer daags insulineregime

VOEDINGS- EN DIEETVOORLICHTING. Diabetes Mellitus. Zeker als u ons nodig heeft

FreeStyle InsuLinx Handleiding voor de gebruiker

ZWANGERSCHAPSDIABETES. - Patiëntinformatie -

RICHTLIJNEN VOOR DIABETESBELEID IN RUSTHUIZEN. Door diabetescentrum AZ Sint-Blasius en de coördinerende en raadgevende artsen Vehamed

Praktische adviezen bij een 2 keer daags insulineregime

Hypo- en hyperglycaemie

Zwangerschapsdiabetes en voeding

Handleiding voor de insulinepomp Voor kinderen

Insulinepomptherapie. Adviezen en instructies. gemini-ziekenhuis.nl

Dieetadvies bij zwangerschapsdiabetes

Wat te doen bij een hyperglycaemie 3 Zelfregulatie 3 Wat zijn de streefwaarden voor bloedglucose? 4 Aandachtspunten bij het bijreguleren 11 13

Eet smakelijk René de Groot

HOE GEBRUIK IK ABASAGLAR

Diabetes type 2 Het belang van gezonde voeding

Patiënteninformatie Interne geneeskunde. Zwangerschapsdiabetes

Insulinepomptherapie Adviezen en instructies.

voedingsadvies bij hypoglykemie

INFORMATIE OVER DIABETES

Sporten met diabetes. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Interne Geneeskunde Diabetesverpleegkundigen

FoodSteps - diabetes in beweging 28/10/2013

Beweegprogramma diabetes mellitus

5 méér doen! Maatregelen: 6 7

Transcriptie:

Informatieboekje Openluchtklassen Op kamp

Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Wat is type 1 diabetes? 4 3. Behandeling 6 3.1 Inspuitingen 7 3.2 Voeding 8 3.3 Zelfcontrole 8 4. Hypoglycemie 9 5. Hyperglycemie 16 6. Sportactiviteiten 17 7. Belangrijke aandachtspunten 22 8. Samenvatting 23 9.. Contactgegevens diabetesteam 24 maart 2017 UZ Leuven Overname van deze tekst/illustraties is enkel mogelijk na toestemming van de dienst communicatie UZ Leuven. 2

1. Inleiding Als je een kind met diabetes in je groep hebt, kan dat heel wat vragen oproepen: wat houdt diabetes juist in? Kan het kind gewoon mee op bos- of zeeklas, jeugdkamp,? Wat met eten? Heeft het kind speciale verzorging nodig? Wat doe je best in noodsituaties? Een kind met diabetes kan op een vrijwel normale manier alle activiteiten meevolgen, mits enkele kleine aanpassingen in zijn dagelijkse routine. Volgende voedingsadviezen en insulineaanpassingen volstaan om het kind een zorgeloze deelname te bezorgen. Het is echter van groot belang dat dergelijke uitstappen grondig vooraf voorbereid worden. Om dit te kunnen doen, is het noodzakelijk dat jullie op voorhand een activiteitenplan en het menu doorgeven aan de ouders. Wanneer het kind op consultatie komt, kan de uitstap door de verschillende specialisten (arts, diëtiste, diabetesverpleegkundige ) besproken worden en een aangepast individueel advies gegeven worden. Deze adviezen worden best door de ouders, samen met het normale voedingsschema, genoteerd en meegegeven met de begeleiders van het kamp. In deze brochure vind je meer uitleg over wat diabetes juist inhoudt, hoe het kind met de ziekte omgaat, hoe je een probleem kunt herkennen en hoe je hem of haar dan kan helpen. Op het einde vind je ook een blad met contactgegevens van de teamleden van de dienst voor diabetes kinderen en adolescenten van UZ Leuven. Bij hen kun je terecht met je vragen. 3

2. Wat is type 1 diabetes? Type 1 diabetes is een ziekte waarbij de opname van suiker in ons lichaam verstoord is. Suiker is een belangrijke energiebron voor onze lichaamscellen. Suiker halen we uit de koolhydraten in onze voeding. Koolhydraten zitten niet alleen in zoete voedingsmiddelen zoals frisdrank, snoep en taart (enkelvoudige suikers), maar ook in zetmeelproducten zoals brood, rijst, pasta, aardappelen, en in melk- en melkproducten, fruit (samengestelde suikers). Het verschil tussen de verschillende soorten koolhydraten in onze voeding is dat enkelvoudige suikers sneller in het bloed terecht komen, terwijl samengestelde suikers eerst moeten afgebroken worden in de maag en darmen en daardoor veel trager opgenomen worden. Alle koolhydraten uit de voeding komen uiteindelijk in het bloed onder de vorm van glucose. Om bloedglucose in de cellen toe te laten, hebben we insuline nodig. Insuline is een hormoon dat de celwand opent voor de glucose. De pancreas maakt dit hormoon aan en past de productie ervan aan aan de hoeveelheid glucose in het bloed. Kinderen met type 1 diabetes maken dit hormoon niet aan waardoor de glucose zich ophoopt in het bloed en niet in de cellen geraakt. Hieronder vind je de uitleg zoals we dit aan het kind uitleggen in het ziekenhuis. Ons lichaam heeft voortdurend energie nodig om te kunnen dansen, springen, fietsen, lopen, slapen, en nog vele andere dingen, kortom om te kunnen leven. Via de suikers in onze voeding krijgen we deze energie. We kunnen dit eigenlijk vergelijken met een vuurtje in een huis. Het huis is ons lichaam en het vuurtje, dat ontstaat door het verbranden van houtblokjes, de energie in ons lichaam. Het huis haalt dus energie uit het verbranden van houtblokjes, net zoals ons lichaam energie haalt uit de suikers (glucose) in het bloed. In onze voeding zitten dus suikers, ook wel koolhydraten genoemd, die bestaan uit snelle en trage suikers. De snelle suikers worden snel verteerd en komen snel in onze bloedbaan terecht. Deze suikers vinden we vooral in frisdrank, druivensuiker,... Trage suikers worden langzaam verteerd en komen traag in onze bloedbaan terecht. Deze suikers vinden we vooral in brood, aardappelen, rijst, pasta, Alle suikers worden omgezet in glucose (= een houtblokje), die als brandstof wordt gebruikt om energie te krijgen in ons lichaam. 4

Elk deel van ons lichaam bestaat uit duizenden cellen, zoals een stad bestaat uit duizenden huizen, die brandstof nodig hebben om energie te krijgen. Alle huizen hebben een deur, net zoals bij de cellen. De deuren zijn op slot. De sleutel die nodig is om de deuren van de cellen te openen is insuline. Insuline opent de deuren van de cellen, zodat de glucose vanuit de bloedbaan in de cellen kan komen. Insuline wordt gemaakt in de pancreas of alvleesklier, deze noemen we de sleutelfabriek. De sleutels worden via het bloed tot bij de huisjes (cellen) gebracht. Als we eten, ziet de sleutelfabriek hoeveel houtblokjes er voorbij stromen. De sleutelfabriek maakt dan net genoeg sleutels om de deuren van de huizen te kunnen openen en glucose binnen te laten. Als de cellen de juiste hoeveelheden glucose en insuline via het bloed krijgen, zijn de huizen blij. Bij mensen met type 1 diabetes is de sleutelfabriek stuk. Er worden dus geen sleutels meer gemaakt. Als er geen sleutels zijn, kunnen de houtblokken niet in de huizen gaan. De houtblokken blijven in het bloed en kunnen dus niet in de huizen verbrand worden, waardoor je geen energie meer krijgt en de glucose in de bloedbaan blijft. Er is dan te veel suiker aanwezig in het bloed en dit heet hyperglycemie. Omdat de pancreas geen insuline meer kan maken, moet er insuline ingespoten worden. 5

3. De behandeling van type 1 diabetes bestaat uit: 1. Het onderhuids inspuiten van insuline, verschillende keren per dag. De hoeveelheid insuline die nodig is, hangt af van een groot aantal factoren, zoals voeding, fysieke activiteiten, ziekte, stress 2. Voeding. De hoeveelheid grammen koolhydraten die per dag gegeten wordt, wordt gegroepeerd in maaltijden en tussentijdse snacks. Aan de hand van de hoeveelheid grammen koolhydraten per maaltijd kan men bepalen hoeveel insuline er toegediend moet worden. Kinderen met diabetes moeten zich aan een vrij strikt voedingsschema houden. Ze nemen meerdere maaltijden (ook snacks) per dag nemen en houden zich best aan een vaste hoeveelheid koolhydraten per maaltijd. Als ze dit niet doen, zullen ze een te hoge of een te lage glycemie hebben. 3. Zelfcontrole door middel van controle van de glycemie vóór de maaltijd. Zo kan de hoeveelheid glucose in het bloed (glycemie) bepaald worden. Tussen de maaltijden kan een extra controle van de glycemie nodig zijn om een te hoge (hyperglycemie) of een te lage glycemie (hypoglycemie) op te sporen. Fysieke activiteit doet de glycemie dalen. Stress kan de glycemie doen stijgen of dalen. 6

3.1 Inspuitingen Kinderen met diabetes moeten zich meermaals per dag inspuiten. Het is héél belangrijk dat jullie weten wanneer, welke en hoeveel insuline er moet ingespoten worden. Dit is afhankelijk van het voorgeschreven insuline- en voedingsschema. Het is noodzakelijk er op toe te zien dat het kind geen enkele inspuiting vergeet. Je kijkt ook best mee of de dosering van de insuline die het kind zich inspuit correct is. - Aangezien het kamp meestal een zeer fysieke actieve belevenis is, wordt er geadviseerd om alle insulinedosissen met +/-20% te verlagen. - Dagelijks een vast telefonisch overlegmoment met de thuisbasis in het kader van insuline-aanpassingen is aangeraden. Richtlijnen voor het inspuiten van insuline: Bepaal eerst de glycemie. De inspuiting moet gegeven worden vóór de hoofdmaaltijden. Meestal worden de kinderen behandeld met een insuline die vlak vóór de hoofdmaaltijd ingespoten moet worden. In zeldzame gevallen wordt er een insuline voorgeschreven die een halfuur vóór de maaltijd dient te worden ingespoten. Ga bij elke inspuiting na of er insuline uit de pen komt. Dit doe je door de doseerknop op 2 eenheden te zetten en de knop volledig in te drukken. Er moet dan een druppel insuline tevoorschijn komen. Is dit niet het geval, dan herhaal je deze stap tot je een druppel ziet verschijnen. Pas de dosis aan volgens het bijspuitschema dat je in het dagboekje terug vindt. Draai de insulinepen op de juiste dosis. Wanneer het kind dit zelf doet, controleer je best de hoeveelheid. Neem een smalle huidplooi en breng de naald loodrecht in. Spuit de insuline in door de doseerknop langzaam en volledig in te drukken. Laat de insulinepen ter plaatse terwijl je tot 10 telt en laat dan pas de huidplooi los en verwijder de naald uit de huid. Noteer de glycemie en de insulinedosis in het diabetesdagboekje. Het kind kan nu eten. 7

3.2 Voeding Maaltijden en tussendoortjes: Ieder kind met diabetes heeft van het behandelteam een voedingsschema meegekregen. De maaltijden en tussendoortjes staan erop vermeld. Extra snacks kunnen nodig zijn vóór, tijdens of na inspannende activiteiten. Ook dit kan je aan de hand van de activiteitenkalender op voorhand met de ouders bespreken. Op pagina 24 vindt je de voedingsadviezen bij sport of fysieke activiteit. 3.3 Zelfcontrole Een controle van de glycemie is nodig vóór elke hoofdmaaltijd, vóór de avondsnack en vóór het slapengaan en bij twijfel over een mogelijk te hoge of te lage glycemie. Op kamp, bos of zeeklas adviseren we om een extra controle te doen op het moment dat de begeleiding gaat slapen. Er zijn verschillende soorten glucosemeters. Voor meer uitleg en instructies, verwijzen we jullie naar de ouders. Aandachtspunten: Het kind moet steeds zijn glucosemeter, prikpen en strips bij hebben Bewaar de teststrips in de originele verpakking. Ze moeten gesloten, droog en op kamertemperatuur bewaard worden. Als er op het scherm LO verschijnt, betekent dit een extreem lage glycemie. Als er op het scherm HI verschijnt, betekent dit een extreem hoge glycemie. Controleer de glycemie opnieuw met een teststrip. Indien de glycemie met de teststrip ook 'LO' of HI' weergeeft: 'LO': onmiddellijk snelle suikers toedienen onder de vorm van cola, grenadine, Hypo-Fit Junior, zie hypoglycemie (blz 12-13) 'HI': glycemie corrigeren door insuline in te spuiten (zie bijspuitschema). Indien de glycemie niet daalt en/of bij symptomen als buikpijn of braken, moet je de ouders of een arts contacteren. Noteer het resultaat in het diabetesdagboekje. 8

4. Hypoglycemie Het kind heeft een hypoglycemie wanneer: de glycemie < 55 mg/dl is of er LO verschijnt bij kinderen < 6 jaar: glycemie < 60 mg/dl of LO Een lage glycemie kan voorkomen als het kind niet genoeg gegeten heeft of zijn snack vergeten is. Ook als het kind méér fysieke inspanning geleverd heeft dan normaal, kan de glycemie te laag zijn. Je kunt aan de volgende tekens merken dat een kind een hypo heeft: - bleek zien - beven, trillende benen - zweten - honger - duizeligheid - slaperig zijn - een gebrek aan concentratie - verwardheid - gedragsveranderingen (bijvoorbeeld agressief gedrag) Als er sprake is van een heel ernstige hypo kan het kind het bewustzijn verliezen en/of kan het kind onwillekeurige spiertrekkingen vertonen (cfr. stuipen). 9

Richtlijnen voor de opvang van een hypoglycemie: Als het kind bij bewustzijn is: 1. Geef het kind snelle suikers onder de vorm van druivensuiker, grenadine, cola. De hoeveelheid die het kind nodig heeft, vind je op de achterflap van het dagboekje of in de richtlijnen die je ontvangt van de ouders. Wanneer de glycemie < 40 mg/dl is, moet je de hoeveelheid verdubbelen. 2. Dit mag je herhalen indien het kind zich echt niet beter voelt na 5 minuten. 3. Na tien minuten moet het kind ook een beentje van een vitabiskoek eten indien het kind nog langer dan 30 minuten op de volgende maaltijd of snack moet wachten. 4. Tijdens het hersuikeren dient het kind te rusten. Na het hersuikeren kan het kind de les of andere activiteit hervatten. Een kind met een hypoglycemie mag je nooit alleen laten of alleen ergens naartoe sturen. Het kan in de war zijn en verloren lopen. Soms weigert het kind suiker te nemen. In dat geval dien je kordaat te zijn en blijf je aandringen tot het kind de suiker inneemt. 10

11

12

Als het kind bewusteloos is en/of stuipen heeft: 1. Strijk de Hypo-Fit Junior aan de binnenkant van de lippen/de wangen. 2. Ondertussen maak je de GlucaGen Hypokit inspuiting klaar. Indien het kind nog steeds niet voldoende bij bewustzijn is om suiker via de mond toe te dienen, dien dan de GlucaGen Hypokit intramusculair (in de dijspier) toe. Bij kinderen die minder dan 25 kg wegen is een halve dosis (1/2 mg GlucaGen) voldoende. 3. Contacteer de ouders of de arts. 4. Indien het kind na 10 minuten niet bij bewustzijn is, verwittig dan de hulpdiensten. 5. Controleer na 15 minuten opnieuw de glycemie. Als de glycemie nog laag (< 80 mg/dl) is en het kind bij bewustzijn is, geef je 100 ml (echte!) cola en een koek. Indien de glycemie hoger is dan 80 mg/dl, dan geef je het kind een koek. 6. Het kind kan na toediening van de GlucaGen Hypokit erg misselijk zijn. De glycemie dient goed opgevolgd te worden. De ouders dienen het kind op te halen om er thuis of in het ziekenhuis verder zorg voor te dragen. 13

GlucaGen Hypokit Glucagon is een hormoon met een werking die tegengesteld is aan die van insuline. Glucagon is aangewezen bij ernstige hypoglycemie. Glucagon is het enige product dat veilig en door iedereen gemakkelijk kan worden geïnjecteerd in geval van ernstige hypoglycemie. Een GlucaGen Hypokit bevat: een flesje met glucagonpoeder een spuitje gevuld met steriel water De oplossing moet nét voor gebruik worden klaargemaakt, want het glucagonpoeder bewaart niet in water. Glucagon kan door om het even wie geïnjecteerd worden, ook door mensen die daar geen ervaring mee hebben. Glucagon wordt bij voorkeur geïnjecteerd in de dijspier. Er wordt aangeraden steeds een GlucaGen Hypokit bij zich te hebben, teneinde tijdig te kunnen reageren bij ernstige hypoglycemie. 14

Richtlijnen voor het toedienen van de GlucaGen Hypokit: 15

5. Hyperglycemie: Het kind heeft een hyperglycemie wanneer: de glycemie > 250 mg/dl is of er HI (> 500-600 mg/dl) verschijnt Hoge glycemies treden op als het kind méér gegeten of gesnoept heeft, minder bewogen heeft, te weinig of geen insuline gespoten heeft, of als het ziek is of veel stress heeft. De volgende symptomen kunnen wijzen op een te hoge glycemiewaarde: - dorst - vaak plassen - zich moe en/of prikkelbaar voelen Bij de volgende alarmsignalen moet je de ouders of de arts contacteren: - buikpijn en/of braken - versnelde ademhaling en/of verminderd bewustzijn Richtlijnen voor de opvang van een hyperglycemie: 1. Als het kind een te hoge glycemie heeft net vóór de inspuiting van de hoofmaaltijd, dient de insulinedosis aangepast te worden volgens het bijspuitschema,. Het bijspuitschema kan je terugvinden op de achterflap van het dagboekje dat de ouders meegeven. 2. Als het kind waarden hoger dan 300 mg/dl heeft, of er een HI aanduiding op de glucosemeter zichtbaar is, moet de urine gecontroleerd worden. Laat het kind op een urinestrookje plassen en volg de richtlijnen en kleurencode van de verpakking op. Wanneer de urinetest positief is voor ketonen, moet je de ouders of arts contacteren. Ook bij hoge glycemies die gepaard gaan met braken en buikpijn, moeten de ouders of arts onmiddellijk gecontacteerd worden. 16

6. Sportactiviteiten, actief spel, Indien een kind met diabetes fysiek erg actief is dient de insulinedosis verminderd en de voeding aangepast te worden. De hoeveelheid insuline die dient ingespoten te worden wordt vooraf met de ouders besproken. Jullie voorzien best dagelijks een contactmoment om eventueel verdere aanpassingen te doen. 17

Voedingsaanpassingen: De aanpassingen in de voeding moeten steeds gelinkt worden aan de activiteiten dadelijk na het eetmoment. Ontbijt: - Bij voorkeur bruin of volgranen brood. - Hartig broodbeleg (vleeswaren of kaas) indien er geen fysieke activiteit gepland is net na het ontbijt. - Gesuikerd broodbeleg indien er een fysieke activiteit gepland is net na het ontbijt, kan je kiezen om 1 of meerdere sneden brood te beleggen met zoet beleg. - Drank: indien er een fysieke activiteit gepland is net na het ontbijt, kan je er voor kiezen om gesuikerde dranken (vb. fruitsap, yoghurtdrank, ) in te schakelen; in het andere geval kies je best voor niet gesuikerde dranken. - De hoeveelheid gesuikerde voedingsmiddelen die men kan inschakelen is sterk afhankelijk van de aard van de fysieke activiteit. Tussendoortjes (voormiddag-, namiddag-, avondsnack): - Het is belangrijk om bij fysieke activiteiten de tussendoortjes trouw te nemen. Voor deze tussendoortjes werd de insuline reeds ingespoten vóór de maaltijd die eraan vooraf ging. - De klassieke snack (bv. droge koek of fruit) mag vervangen worden door een zoetere variant (bv. chocoladekoek, gesuikerd ijsje, gesuikerde chocomelk, chocolade bar, ) indien de glycemie vóór de snack lager is dan 150 mg/dl én een actief spel na de snack volgt. - Indien na de snack een gezelschapsspel of lesuur volgt, dient gekozen te worden voor de gewone snack. Middagmaal: - De warme maaltijd van het gewone menu kan zeker gevolgd worden indien er geen gesuikerde bereidingen voorzien (vb. gezoete appelmoes of perziken in siroop, ) zijn. 18

- Het zoet dessert mag gegeten worden indien een fysieke activiteit na het middageten volgt. Indien er een siësta voorzien wordt, wordt het dessert best gegeten net voor het van start gaan van de namiddagactiviteiten. - Drank: water of light/zero frisdranken zijn geen probleem. Avondmaal: - Zie adviezen bij het middagmaal. - Zoet dessert kan enkel bij een actieve avondactiviteit, anders kies je beter voor fruit of een droge koek. Extra snack late avond of s nachts (bij slapengaan begeleiding): - Een extra snack is nodig afhankelijk van de glycemie: < 40 mg/dl (of LO): druivensuiker(s) en1 boterham met zoet beleg of 1 gesuikerde koek. 40-60 mg/dl: druivensuiker(s) en 1 boterham met zoet beleg of 1 gesuikerde koek. 60-80 mg/dl: 1 boterham met zoet beleg of 1 gesuikerde koek. 80-100 mg/dl: 1 droge boterham of 1 droge koek (bijv. 1 vitabiskoek). 19

20

21

7. Belangrijke aandachtspunten Indien een kind met diabetes meegaat op openluchtklas of kamp, is het goed om vooraf met de ouders en eventueel iemand van het diabetesteam te overleggen. Het activiteitenprogramma en het menu kunnen dan besproken worden. Het is belangrijk onderling af te spreken wie wanneer de zorg voor het kind met diabetes op zich neemt. Dit om te voorkomen dat je denkt dat iemand anders dit reeds deed en er op die manier dingen over het hoofd worden gezien. Het handigst is vooraf een checklist op te stellen samen met de ouders. Hierop kan je de dagelijkse routinemomenten noteren en aanvinken indien in orde. Jullie spreken ook best een dagelijks contactmoment af met de ouders om glycemiewaarden en eventuele aanpassingen aan de insulinedosis te bespreken. Wat het kind steeds bij zich moet hebben: - glucosemeter, prikpen en teststrips, evt. sensoren - urineteststrookjes - insulinepen en reserve naalden - diabetesdagboekje - druivensuiker - droge en gesuikerde koeken - Hypo-Fit Junior - GlucaGen Hypokit Extra aandachtspunten: De ouders voorzien best een tas met reservemateriaal (reserve insuline, insulinepen, glucosemeter, extra druivensuiker, droge en gesuikerde koeken, Hypo-Fit Junior en GlucaGen Hypokit, urineteststrookjes voor het meten van de ketonen). De Hypo-Fit Junior en de GlucaGen Hypokit moet je steeds meenemen op daguitstappen. Jullie dienen er op te letten dat dit alles bewaard wordt in een lokaal dat altijd, ook s nachts, toegankelijk is. Wanneer jullie naar het buitenland gaan, heeft het kind best een reisattest bij waarop vermeld staat dat het kind om medische redenen naalden, spuiten, insuline, pennen, GlucaGen Hypokit, etc. bij zich heeft. 22

8. Samenvatting HYPO: OVERDAG: < 55 mg/dl:... druivensuiker(s) < 40 mg/dl:... druivensuiker(s) 10 minuten wachten, nadien: > 30 minuten voor volgende maaltijd of snack: 1 beentje Vitabiskoek of 1 petit beurre < 30 minuten voor volgende maaltijd of snack: enkel druivensuiker 's NACHTS OF VLAK VOOR HET SLAPENGAAN: Indien < 100 mg/dl: extra snack eten < 40 mg/dl: druivensuiker(s) + boterham met zoet beleg of 1 gesuikerde koek 40-60 mg/dl: druivensuiker(s) + 1 boterham met zoet beleg of 1 gesuikerde koek 60-80 mg/dl: 1 boterham met zoet beleg of 1 gesuikerde koek 80-100 mg/dl: 1 droge boterham of droge koek (bv. 1 vitabiskoek) ) BIJSPUITSCHEMA: (enkel snelwerkende insuline!) > 150: + E > 200: + E > 250 + E > 300: + E > 350: + E >400: + E 23

9. Contactgegevens diabetesteam 24

25