Profielen deskundigheden vertegenwoordigd in de DEC. Inleiding



Vergelijkbare documenten
(Versie ) Het tweede gedeelte bevat de onderliggende teksten uit wet- en regelgeving.

JAARVERSLAG Dierexperimentencommissie Diergeneeskunde en Farmaceutische Wetenschappen, Scheikunde en Biologie (DEC-DGK/FSB)

Degene die het project en de dierproef opzet. Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren

Universitair Medisch Centrum. Dierexperimentencommissie Geneeskunde (DEC-GNK)

JAARVERSLAG DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE UNIVERSITEIT LEIDEN. Universiteit Leiden

JAARVERSLAG Dierxperimenten Commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Jaarverslag DEC KNAW 2003 "Vertrouwelijk"

Analisten en proefdieren

Jaarverslag 2015 Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen

DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE BEROEPSONDERWIJS NEDERLAND JAARVERSLAG 2008 VERSLAG VAN DE ACTIVITEITEN VAN DE DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE

JAARVERSLAG Dierexperimentencommissie Beroepsonderwijs Nederland

Proefdieren in de wetenschap VU & VUmc

Vergunninghouder MUMC +


Jaarverslag 2002 Dierexperimentencommissie (DEC) Universitair Medisch Centrum Utrecht

Degenen die dieren verzorgen en doden. Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren

Verklaring van Belangen

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

JAARVERSLAG FUNCTIONARIS EX. ART. 14 Wod NVI. (Dierproeven NVI in 2006) Bilthoven, mei 2007

Jaarverslag 2016 Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen

Jaarverslag 2017 Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen

Tussen onafhankelijkheid, controle en haalbaarheid: Het toetsen van dierexperimenteel onderzoek in praktijk

Beleid overheid dierproeven en alternatieven

Dierexperimenteel jaarverslag 2013

Curriculumeisen ten behoeve van een erkenning ex artikel 6 van de Dierproevenregeling 2014 op HBO-niveau

VERSLAG VAN DE ACTIVITEITEN VAN DE DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE 'Hvlï /PTC+ /ROC-U /HB' 2003

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Educatie en training personen bedoeld in Artikel 13f, derde lid, onder a, b, c. Versie 3.0 ( )

Curriculumeisen ten behoeve van een erkenning ex art. 12 op HBO-niveau. II Uitgangspunten bij een hernieuwde omschrijving van eisen ex art 12 HBO.

JAARVERSLAG Functionaris ex. art. 14 Wet op de dierproeven Radboud Universiteit Nijmegen

JAARVERSLAG OVER HET JAAR 2008 VAN DE DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE VAN INTERVET INTERNATIONAL BV

Zoals in het regelement is beschreven, wordt met twee categorieën van protocollen gewerkt.

Jaarverslag 2014 Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen

Beleidsregels Meldingen in het kader van een projectvergunning

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. Onderwijs Gezondheidszorg Paard Practicum Diergeneeskunde

JAARVERSLAG 2013 DEC-UM DIER EXPERIMENTEN COMMISSIE UNIVERSITEIT MAASTRICHT. Vervanging Verfijning Vermindering & Verantwoordelijkheid

Het niveau van Medisch-Microbiologisch Onderzoeker wordt bereikt door een combinatie van een cursorisch gedeelte èn een

Aanmeldingsformulier voor proeven met gewervelde dieren.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Na een aantal taalkundige wijzigingen wordt het verslag vastgesteld en zal het op de website worden gepubliceerd.

Het ethisch moment van de DEC

Samenwerken DEC s en CCD voor verantwoord proefdiergebruik

Ethiek in dierexperimentencommissies. Wetenschapswinkel Biologie Hoofdafdeling Dier, Mens en Maatschappij, afdeling Proefdierkunde

Dierexperimenteel jaarverslag 2014

7,4. Keuzeopdracht door een scholier 1316 woorden 25 maart keer beoordeeld. - Wat zijn proefdieren eigenlijk?

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 3 Projectbeschrijving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Degenen die dierproeven verrichten. Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren

Jaarverslag 2014 Dierexperimentencommissie TNO

JAARVERSLAG Dierexperimentencommissie Beroepsonderwijs Nederland

3 Kunt u bevestigen dat Universiteit Maastricht nog geen besluit heeft genomen over dierproeven op labradors in de toekomst?

Jaarverslag Proefdiergebruik 2014 Universiteit Twente

Toelichting bij format DEC-advies

Datum ontvangst DEC: 12 september 2011 DEC nr: 3162 DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE TNO AANMELDINGSFORMULIER VOOR EEN NIEUW ONDERZOEKSPLAN

Afweer systeem tegen ziektes, moederlijk hormoon,ontwikkeling, vogels, testosteron

REGISTRATIE-EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK VOEDINGSKUNDIGE A en B

Vergunninghouder MUMC +

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/ xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Jaarverslag Dierexperimentencommissie Rijksuniversiteit Groningen

Dierexperimenteel jaarverslag 2016

JAARVERSLAG OVER HET JAAR 2013 VAN DE DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE VAN MSD ANIMAL HEALTH AND HUMAN HEALTH

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Onderzoek bevorderen kennis pijnherkenning en -bestrijding bij proefdieren

ar 2 OPLEIDING PROEFDIERKUNDE VOOR BIOTECHNICI

Wat is een dierproef?

--Publicatie-- Workshop Artikel 12 Wildlife

Antwoord op vragen van de leden Wassenberg en Van Kooten-Arissen (beiden PvdD) over het testen van zenuwgassen op proefdieren door Defensie.

Dierproeven in Nederland

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

In opdracht van Ministerie van Economische Zaken

DIERPROEVEN. Zo doen ze dat! EDITIE Want we willen: Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening.

DIERPROEVEN. Zo doen ze dat! Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening EDITIE 2016

INFOBULLETIN 70. De EUROPESE DIERPROEVENRICHTLIJN 2010/ 63 /EU: implementatie in nationale wetgeving. (Wet op de dierproeven)

DIEREXPERIMENTEN COMMISSIE. ACADEMISCH MEDISCJlC NIRUMAiy CJ/lJNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM JAARVERSLAG Algemeen

Alternatieven voor dierproeven. dierproeven. Alternatieven voor. dierproeven. Wat zijn dierproeven?

Kwaliteit van zorg door georganiseerde reflectie en dialoog

Artikel 1 Dagelijks Bestuur 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de algemeen voorzitter, de waarnemend voorzitter en de vicevoorzitter(s).

DIERPROEVEN. Zo doen ze dat! Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening EDITIE 2017

REGISTRATIE-EISEN VOOR WETENSCHAPPELIJK VOEDINGSKUNDIGE A en B

DIERPROEVEN. Zo doen ze dat! Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening EDITIE 2018

JAARVERSLAG 2012 DEC-UM DIER EXPERIMENTEN COMMISSIE UNIVERSITEIT MAASTRICHT. Vervanging Verfijning Vermindering & Verantwoordelijkheid

dierproeven Zo doen ze dat!

NAAM INSTELLING/BEDRIJF... l c A^.. AOisOV&f.vA V\..A). fe! $>\K^.-?>..d

ALLES OVER DIERPROEV EN

JAARVERSLAG OVER HET JAAR 2014 VAN DE DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE VAN MSD ANIMAL HEALTH AND HUMAN HEALTH

Is er sprake van een actie?

De Wet op de Dierproeven

NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Biodistributie, kinetiek, centraal zenuwstelsel, oogziekten, huidaandoeningen

PROEFDIERKUNDE VOOR BIOTECHNICI

Jaarverslag Proefdiergebruik 2012 Universiteit Twente

DIERPROEVEN. Zo doen ze dat! EDITIE Want we willen: Lees hier alles over dierproeven en vorm je eigen mening.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds CCMO Deskundigheidseisen (WMO-)Leden METC s

Indien van toepassing, wordt op vergelijkbare wijze tevens weergegeven de samenstelling van de Kleine Commissie.

Tabel 1: Overzicht van modulen die deel uitmaken van de proefdierkundige theorie en praktijktrainingen op het opleidingsinstituut

Onderdeel 'culture of care' Het advies is op verzoek van de staatsecretaris van Economische Zaken (EZ) uitgebracht. In

JAARVERSLAG 2011 DEC-UM DIER EXPERIMENTEN COMMISSIE UNIVERSITEIT MAASTRICHT. Vervanging Verfijning Vermindering & Verantwoordelijkheid

Aanvragen van een projectvergunning in het kader van de Wet op de dierproeven. Centrale Commissie Dierproeven Miranda Buitenhuis

Nieuwsbrief Wijziging wet op de dierproeven

Niet-technische samenvatting

JAARVERSLAG OVER HET JAAR 2011 VAN DE DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE VAN MSD ANIMAL HEALTH AND HUMAN HEALTH

Transcriptie:

Profielen deskundigheden vertegenwoordigd in de DEC Inleiding De evaluatie van de Wet op de dierproeven (Wod) in 2005 heeft een reeks van acties in gang gezet. Eén van die acties is dat de NVDEC een nadere beschrijving formuleert van de deskundigheden die in een Dierexperimenten commissie (DEC) vertegenwoordigd dienen te zijn. Reeds in 1995 heeft de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) een poging ondernomen voor deze deskundigheden een profiel op te stellen. Zo is kort beschreven aan welke kwalificaties een DEC-lid zou moeten voldoen om aangemerkt te worden als deskundige omschreven in art. 18a, lid 2b van de Wod (zie bijlage 2). Dit wetsartikel onderscheidt de volgende deskundigen: deskundigen op het gebied van dierproeven, proefdieren en hun bescherming, alternatieven voor dierproeven en ethische toetsing. De Wod geeft ook aan dat de deskundigen in evenredige getalsverhouding in de DEC vertegenwoordigd zijn. De CCD-profielen hebben nooit een juridische status gekregen en zijn alleen ter kennisgeving verspreidt onder de diverse betrokkenen. Dat er behoefte bestaat aan een andere omschrijving van de deskundigheden blijkt uit het feit dat in 2004 het Nederlands Centrum voor Alternatieven voor dierproeven (NCA) een studie heeft laten uitvoeren naar de deskundigheidseisen van de leden van de DEC. Deze studie is destijds uitgevoerd door Sandra Swart. Zij heeft in haar rapport ook een beschrijving gegeven van de gewenste profielen voor de diverse deskundigheden. Voor de goede orde zijn in bijlage 3 de zogenaamde hanteerbare profielen uit het rapport van Swart vermeld. Een quick-scan heeft geleerd dat noch de CCD-profielen, noch de profielen zoals geformuleerd door Swart expliciet gehanteerd worden bij de benoeming van DEC-leden of de toetsing en inspectie door o.a. de VWA. Wel blijkt de algemene ervaring dat elementen uit de profielen impliciet gebruikt worden bij de werving van leden bij diverse DEC s. Uitgangspunt van de NVDEC-werkgroep is het formuleren van een aantal verifieerbare kwalificaties, vaardigheden en ervaringen waaraan de diverse deskundigen zouden moeten voldoen om het ethisch beraad in DEC adequaat te laten verlopen. De werkgroep is van mening dat juist het samenspel tussen de verschillende expertises leidt tot een goede inhoudelijke discussie over de voorliggende DEC-aanvragen. 1

Naast het nader formuleren van de deskundigheden stelt de werkgroep nog een drietal aanpassingen cq aanvullingen voor. Deze aanbevelingen zijn met name gebaseerd op ervaringen uit de dagelijkse praktijk. De werkgroep pleit ervoor de naamgeving van een tweetal deskundigheden te veranderen. Zo acht de werkgroep de omschrijving Deskundige op het gebied van 3-V s passender dan de omschrijving alternatieven voor dierproeven. In het maatschappelijke debat wordt het begrip alternatieven voor dierproeven voornamelijk geassocieerd met het aspect vervangen van dierproeven. De elementen vermindering en verfijning blijven hierdoor te vaak buiten beeld. Echter de ervaring in DEC s leert dat alle drie de V s een rol spelen in de discussie. Het is daarom van belang dat in het profiel van deze deskundige alle aspecten ingesloten worden. Een andere naamgeving van deze deskundigheid zal hierbij behulpzaam zijn. Op basis van de dagelijkse praktijk stelt de werkgroep voor de deskundigheid proefdieren en hun bescherming te beschrijven als proefdieren, hun gedrag en hun welzijn. Immers bescherming is slechts een onderdeel van de overwegingen die een rol spelen in het garanderen van het welzijn van proefdieren. Zowel bij de deskundige op het gebied van 3-V s als bij de deskundige t.a.v. proefdieren en hun welzijn speelt het begrip Verfijning een belangrijke rol. Dit acht de werkgroep niet onoverkomelijk. Immers het begrip Verfijning heeft betrekking op meerdere aspecten van het dierexperimenteel onderzoek. Zo zullen de verfijningaspecten die betrekking hebben op de methodologie en experimenteel design met name ingebracht kunnen worden door de deskundige op het gebied van de 3-V s en de verfijningaspecten die betrekking hebben op het welzijn van het dier door de deskundige proefdieren en hun welzijn. Daarnaast acht de werkgroep dat het zinvol is om de deskundigheden in de DEC aan te vullen met een tweetal andere deskundigheden, te weten een deskundige op het gebied van de statistiek en een geïnteresseerde leek. De eerste deskundige kan een oplossing bieden voor het algemeen gevoel dat er onvoldoende aandacht in de DEC-aanvragen wordt besteed aan de statistische onderbouwing van het dierexperiment. De tweede deskundige kan een oplossing bieden voor de maatschappelijke kritiek van de geslotenheid van DEC s. Hieronder vindt men de beschrijving van de diverse profielen zoals de werkgroep voorstelt. In bijlage 1 worden een aantal aspecten nader toegelicht. NVDEC-Profiel Dierproeven 2

A. Personen bevoegd als artikel 9 functionaris en/of artikel 12 functionaris (HBO niveau) en die of recentelijk (niet langer dan 2 jaar geleden) of op het moment van de DEC aanstelling, actief betrokken zijn (geweest) bij dierexperimenteel onderzoek. Daarnaast dienen zij ten minste 2 jaar ervaring te hebben met of de opzet of de uitvoering van dierexperimenteel onderzoek voorafgaande aan de datum van de gevraagde erkenning als DEC-lid B. Personen met ruime ervaring met onderzoek waarbij dierproeven betrokken zijn en leiding geven of gegeven hebben aan onderzoekers die dierproeven doen. NVDEC- Profiel Deskundige op het gebied van 3-V s 1 (Alternatieven voor dierproeven) A. Personen die voorafgaande aan de gevraagde erkenning als DEC-lid kunnen aantonen dat zij ten minste 2/3 jaar ervaring hebben op het terrein van de 3V s (vervanging, vermindering en/of verfijning van dierproeven). Bij voorkeur blijkt dit uit onderzoek op het terrein van de 3V s dan wel uit publicaties op dit terrein in de vorm van artikelen, boeken en/of scripties. B. Personen die zich op een andere wijze verdiept hebben op het terrein van de 3V s, in het bijzonder, ervaring hebben opgedaan binnen instellingen en/of commissies op dit terrein. NVDEC- Profiel Ethische toetsing Personen die aantoonbare kwaliteit en ervaring bezitten om de ethische afweging in een breder maatschappelijk kader kunnen plaatsen. A. Personen met een opleiding in de Ethiek, waarbij tenminste de onderdelen bio-ethiek en wetenschapsfilosofie aan de orde zijn gekomen, of personen met een opleiding in de biologie of Biomedische wetenschappen waarbij tenminste het onderwerk bio-ethiek aan de orde is gekomen. B. Personen die ervaring hebben met ethische afwegingen in een breder maatschappelijk kader blijkend uit lidmaatschappen van beleidsorganen en/of commissies op het gebied van medische- en/of bio-ethiek. C. Personen die zich op andere wijze aantoonbaar hebben verdiept in de medische- of bio-ethiek blijkens voordrachten en/of publicaties., of 1 Deze deskundige kan met name de aspecten van Verfijning die betrekking hebben op de methodologie en experimenteel design inbrengen. 3

personen die ervaring hebben met ethische afwegingen in een breder maatschappelijk kader zoals kan blijken uit lidmaatschappen van beleidsorganen en/of commissies op het gebied van medische en/of bio-ethiek. NVDEC- Proefdieren, hun gedrag en hun welzijn 2 (Proefdieren en hun bescherming) A. Personen die, voorafgaande aan de gevraagde erkenning, kunnen aantonen dat zij ten minste 2/3 jaar kwaliteiten en ervaring bezitten op het terrein van de biologie, fysiologie gedrag en/of verzorging van verschillende proefdieren. Kennis ten aanzien van pijnbestrijding, humane eindpunten en biotechnieken strekt tot aanbeveling B. Personen die zich op andere wijze aantoonbaar verdiept hebben op het terrein van het welzijn van proefdieren, middels publicaties of op voorspraak van erkende deskundigen zoals proefdierdeskundigen en hoogleraren Proefdierkunde. Aanbevelingen: Meer dan 4 deskundigheden Onderstaande deskundigheden zijn facultatief: elke DEC kan besluiten een of meerdere deskundigheden met een ander dan hierbovengenoemde deskundigheid benoemen. Hieronder zijn twee voorbeelden beschreven van een dergelijke (facultative) uitbreiding. Deskundige Statistiek Indien in een DEC, meerdere deskundigen met het profiel Dierproeven of op het gebied van 3-V s zitting nemen, dan is het wenselijk dat een van deze deskundigen bovenstaand profiel aanvult met kennis m.b.t. de statistiek. In principe hebben artikel 9 functionarissen voldoende kennis opgedaan in het statistisch onderbouwen van de aantallen te gebruiken dieren. Zij hebben dit verder kunnen uitbreiden middels de opzet alsmede de uitvoering van dierproeven. Toch is de algemene ervaring dat er bij het indienen van een DEC-aanvraag onvoldoende aandacht wordt besteed aan de statistische onderbouwing van de aantallen te gebruiken dieren voor een experiment. Men zou hiervoor natuurlijk een externe deskundige in kunnen roepen, maar gezien de frequentie. is het verstandiger een DEC-lid aan te stellen die ook dit aspect in zijn portefeuille heeft en DEC-aanvragen hierop controleert. 2 Deze deskundige kan met name de aspecten van Verfijning die betrekking hebben op het welzijn van proefdieren inbrengen. 4

Geïnteresseerde leek Een belangrijk element in het ethisch beraad in de DEC is het belang (wetenschappelijk/maatschappelijk) van het dierexperimenteel onderzoek. Een deskundigheid die dit belang vertegenwoordigd is thans niet expliciet in de DEC opgenomen. Alle huidige DEC-deskundigheden vertegenwoordigen min of meer het (dier)experimentele aspect van de afweging. Om het ethische beraad open en alert te houden stelt de werkgroep voor de DEC uit te breiden met een geïnteresseerde leek. Een persoon met een totaal andere achtergrond die onvermoede aspecten in de discussie kan inbrengen. Een dergelijke deskundige dient een denk- en werkniveau te hebben die vergelijkbaar is met de overige DEC-leden (minimaal HBO-niveau). Daarnaast dient deze persoon aantoonbare belangstelling voor ethische dilemma s te hebben. Overigens is het in andere landen niet ongebruikelijk dat geïnteresseerde leken lid zijn van DEC s of vergelijkbare commissies. 5

Bijlage 1: In deze bijlage zijn een aantal nadere aspecten opgenomen die, in aanvulling van de profielen, overwogen kunnen worden bij het bepalen van de deskundigheid. Profiel: Deskundige op het gebied van 3-V s Aanbevelingswaardig is dat de deskundige biomedische kennis heeft.daarnaast is het een pré waneer de deskundige op enigerlei wijze in de opleiding of elders betrokken is geweest bij dierexperimenteel onderzoek. Profiel:Ethische oetsing Biomedisch opgeleiden, die een aanvullende opleiding gevolg hebben, zullen worden gevraagd hun kennis aan te vullen door de Cie opleidingen: bv modules uit de Masters applied Ethicks zoals Ethics, Ethicists and Applied Ethics, of Animals and Ethics Universiteit Utrecht (nader uit te werken met het centrum voor Ethiek Utrecht). Profiel: Proefdieren en hun welzijn Voor de deskundigheid Proefdieren en hun welzijn kunnen de volgende functionarissen in aanmerking komen: a. Proefdierdeskundigen of een opleiding vergelijkbaar met die van een proefdierdeskundige. Zij bezitten voldoende kennis van genoemde bovengenoemde aspecten b. Biotechnici en analisten (art 12 Wod). Biotechnici (MBO) en analisten (HBO) kunnen deskundig zijn op het gebied van de proefdieren en hun bescherming. Het zijn mensen van de werkvloer. Ze houden dagelijkse gedrag van de dieren in de gaten en verzorgen de dieren. Het is te verwachten dat de biotechnicus en/of analist genoeg kennis heeft van de humane eindpunten, en/of gedrag van dieren, pijn, anaesthesie en/of pijnbestrijding. Samen met de proefdierdeskundige nemen ze vaak de beslissing over verzorging, behandeling, anaesthesie, pijnbestrijding en het bereiken van een humaan eindpunt. Het is van groot belang dat de biotechnicus of analist onafhankelijk van verantwoordelijkheden voor de dierproef zijn/haar oordeel kan geven. c. Ethologen zouden geschikt kunnen zijn als deskundige op het gebied van de proefdieren en hun bescherming. Deze personen weten veel van het (natuurlijk) gedrag van dieren en eisen die de verschillende dieren stellen aan hun omgeving. Belangrijk is dat de etholoog niet te beknopte kennis heeft bijvoorbeeld alleen kennis van het gedrag van één diersoort. 6

d. Dierenartsen hebben kennis van de fysiologie en gezondheid van de dieren. Bij de aanstelling van een dierenarts is de houding van de persoon ten opzichte van dieren een belangrijk aandachtspunt. Proefdieren zijn geen productiedieren en ook geen huisdieren. De opleiding Diergeneeskunde geeft geen garantie dat iemand ingesteld/opgeleid is in kennis die nodig is voor de bescherming van proefdieren maar zou daarvoor wel voor in aanmerking kunnen komen omdat er veel kennis wordt verkregen over allerlei diersoorten. Deze persoon zou op voorspraak van een proefdierdeskundige lid moeten worden van de DEC. e. Pathofysioloog heeft kennis van stress en gedrag van dieren. Voor het belang van de proef is het belangrijk als de dieren in een goede fysiologische conditie verkeren. De pathofysioloog heeft inzicht in de pathofysiologische aspecten van pijn. Een betere bestrijding van pijn kan hierdoor worden gerealiseerd. Deze persoon zou op voorspraak van een proefdierdeskundige lid moeten worden van de DEC. f. Dierfysioloog heeft kennis van fysiologie en van dieren. Deze persoon zou op voorspraak van een proefdierdeskundige lid moeten worden van de DEC Ad a en b voor deze personen geldt dat zij tenminste 2/3 jaar nauw betrokken zijn geweest bij dierexperimenteel onderzoek, voorafgaand aan de datum van de gevraagde erkenning als DEC-lid Ad c t/m f het van belang dat ze zich aantoonbaar hebben bezig gehouden op het gebied van welzijn van (proef)dieren door publicaties of op voorspraak van erkende deskundigen zoals een proefdierdeskundige of een hoogleraar Proefdierkunde. Ad c en f: Bij het aanstellen van een etholoog of dierfysioloog moet rekening gehouden worden met dat zowel de gedragskant als de fysiologie in de DEC gedekt wordt. 7

Bijlage 2: De CCD-profielen staan hieronder vermeld: CCD: Profiel Dierproeven: A. Onderzoekers die als artikel 9 fucntionarissen zijn aangemeld; B. Personen genoemd in artikel 2 van de regeling houdende uitvoering van artikel 3 van het Dierproevenbesluit, met ruime ervaring (in wat precies, staat niet vermeld). (Dat wil zeggen, personen die in Nederland een doctoraal examen met goed gevolg hebben afgelegd in een biologisch, biomedische of zootechnische studierichting met tenminste 500 studiebelastingsuren biologische basisvakken. Hiervan dienen de vakken anatomie/zoologie en dierfysiologie ieder tenminste 200 studiebelastingsuren te omvatten.) CCD: Profiel Proefdieren en hun bescherming A. Personen genoemd in artikel 2 van de regeling houdende uitvoering van artikel 3 van het Dierproevenbesluit. (De toevoeging ruime ervaring wordt hier weggelaten.) (Dat wil zeggen, personen die in Nederland een doctoraal examen met goed gevolg hebben afgelegd in een biologisch, biomedische of zootechnische studierichting met tenminste 500 studiebelastingsuren biologische basisvakken. Hiervan dienen de vakken anatomie/zoologie en dierfysiologie ieder tenminste 200 studiebelastingsuren te omvatten.) B. Andere personen met een specifieke deskundigheid (ethologen, dierenartsen, proefdierdeskundigen, dierenbeschermers). CCD: Profiel Alternatieven voor dierproeven A. Personen die kunnen aantonen dat zij zich daadwerkelijk hebben beziggehouden met een van de drie V s, zijnde vervanging en/of verfijning van dierproeven en vermindering van het aantal proefdieren. B. Personen die zich op een andere wijze verdiept hebben in alternatieven voor dierproeven en bijvoorbeeld binnen instellingen en/of commissies op dit gebied ervaring hebben opgedaan (NCA, platform alternatieven voor dierproeven, NWO-commissie alternatieven voor dierproeven etc.). CCD: Profiel Ethische toetsing Personen die aantoonbare kwaliteiten of ervaring hebben om de ethische afweging in een breder maatschappelijk kader te plaatsen (ethici, filosofen, theologen, juristen en (ex-)leden van medischethische commissies). Opgemerkt dient te worden dat met name in de beginfase ook personen met aantoonbare belangstelling in aanmerking dienen te komen. Immers, het zal moeilijk zijn voldoende personen te vinden die beantwoorden aan bovengenoemd profiel. 8

Bijlage 3: De hanteerbare profielen van Swart staan hieronder vermeld: Swart: Profiel Dierproeven A. Personen bevoegd als artikel 9 functionaris en die op het moment van de DEC aanstelling actief betrokken zijn bij dierexperimenteel onderzoek. EN; B. Ten minste 4 jaar ervaring hebben in zowel de opzet als de uitvoering van dierexperimenteel onderzoek voorafgaande aan de datum van de gevraagde erkenning als DEC-lid. Swart: Profiel Proefdieren en hun bescherming A. In aanmerking komen personen die op het moment van de DEC aanstelling actief zijn als: a. Art. 14 functionaris; b. Art. 12 deskundige (biotechnici); c. Etholoog; d. Dierenarts; e. Pathofysioloog/dierfysioloog; EN; B. Tenminste 4 jaar nauw betrokken zijn (geweest) bij dierexperimenteel onderzoek voorafgaande aan de datum van de gevraagde erkenning als DEC-lid EN; C. Zich aantoonbaar hebben beziggehouden op het gebied (van de bescherming) van welzijn van (proef)dieren, bijvoorbeeld door publicaties. Swart: Profiel Alternatieven voor dierproeven A. Personen die voorafgaand aan de gevraagd erkenning als DEC-lid ten minste 4 jaar bezig zijn geweest en op het moment van de DEC aanstelling daadwerkelijk bezig zijn met de vervanging van dierproeven en/of vermindering van het aantal proefdieren, blijkend uit: a. Onderzoek in de toepassing, ontwikkeling, optimalisatie en/of validatie van alternatieven voor dierproeven; b. Gepubliceerd hebben over alternatieven voor dierproeven in de vorm van artikelen, boeken en/of scripties; EN; B. Zich op een andere wijze hebben verdiept in alternatieven voor dierproeven, bijvoorbeeld: 9

a. Binnen instellingen of commissies op dit gebied ervaring hebben opgedaan (NCA, PAD, NWO-commissie alternatieven voor dierproeven, etc.). Swart: Profiel Ethische toetsing Personen die aantoonbare kwaliteiten en ervaring bezitten om de ethische afweging in een breder maatschappelijk kader te plaatsen, door men: A. Een voltooide universitaire opleiding heeft met een master in de ethiek waarin ten minste de volgende cursussen aan bod zijn gekomen: dierethiek/bio-ethiek en wetenschapsfilosofie. B. Biomedisch opgeleiden die op academisch niveau hebben laten blijken met de dierethiek/bio-ethiek bezig te zijn geweest, bijvoorbeeld door publicaties. EN; C. In toetsingscommissies zitten/hebben gezeten (DEC s, METC s, etc.) en/of actief hebben deelgenomen aan discussies (openbare debatten van Rathenau, Studium Generale, etc.) D. In bepaalde gevallen kunnen ook in aanmerking komen: a. Personen die een master ethiek met goed gevolg hebben afgerond en/of; b. Belangstellende filosofen/theologen en/of; c. Biomedisch opgeleiden die op academisch niveau hebben laten blijken met de dierethiek/bioethiek bezig te zijn geweest, bijvoorbeeld door publicaties. 10