1.2 [beklaagde] heeft zich bij van 24 september 2018 tegen de klacht verweerd.

Vergelijkbare documenten
1.2 [beklaagde] heeft zich bij van 25 oktober 2018 tegen de klacht verweerd.

Te hoge huurprijs vastgesteld? Summiere onderbouwing taxatierapport. Gebrek aan communicatie.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Onafhankelijkheid.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Perikelen bij echtscheiding.

Reglement van het Tuchtcollege van St!R. Definities

Waardebepaling tegen de zin van een van de twee opdrachtgevers gemeld.

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen:

Uitspraak Commissie AedesCode d.d. 15 mei 2015

Belangenbehartiging opdrachtgever. Echtscheiding. Onvoldoende belangenbehartiging.

Geschatte waarde veel hoger dan andere taxaties. Klacht te vroeg ingediend. Nog geen uitvoering rechterlijk vonnis.

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

LEI Plagiaat ongegrond

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

Informatie aan niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Onzorgvuldig handelen.

Optie en Bod. Afbreken onderhandelingen. Contact opnemen met opdrachtgever van collega.

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] klaagster,

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

DE Raad van Toezicht Eindhoven/Maastricht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

15.032T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Collegialiteit. Contact opnemen met opdrachtgever van collega. Ontvankelijkheid. Civielrechtelijk geschil.

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster,

Informatie aan niet-opdrachtgever. Beëindiging huurovereenkomst. Terugbetaling waarborgsom.

15.024T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Uitspraak Geschilleninstantie Zorggeschil Geschilnummer:

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

Informatie aan niet-opdrachtgever. Bouwkundige staat. Mededelings- en onderzoeksplicht. Asbest.

16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

ECLI:NL:RBHAA:2012:BW9354

School hoefde moeder niet te informeren over ontvangst en inhoud brief van ex-echtgenoot. ADVIES

Beweerdelijke instructies bij verkoop niet opgevolgd. Declaratie zonder overleg bij notaris ingediend? Nodeloze kosten veroorzaakt?

16.137Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

DE TUCHTCOMMISSIE VAN DE STICHTING TUCHTRECHTSPRAAK MEDIATORS

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft uitspraak in de klacht van

Klachtenregeling Modus Vivendi

Raad voor Rechtsbijstand

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

DE RAAD VAN TOEZICHT ZUID VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

LOWI Advies 2015, nr. 1

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

ADVIES. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, verzoekster, gemachtigde: de heer mr. H.J. Stuyt

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris)

De Raad van Toezicht te Hilversum van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen NVM U I T S P R A A K

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Leiden ( de Commissie ) was in deze procedure als volgt samengesteld:

Aanzienlijke waardeverschillen in taxaties. Moeilijke vergelijkbaarheid taxaties. Late indiening klacht niet onverklaarbaar.

ECLI:NL:RBMNE:2016:5654

15.065T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST

Onafhankelijkheid. Belangenverstrengeling.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Tegenstrijdige opdrachten.

ADVIES / advies d.d. 6 februari 2018 pagina 1 van 5

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

Onvoldoende belangenbehartiging. Fouten in koopakte. Erkenning door makelaar. De Raad van Toezicht Zuid geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

Uitspraak Geschilleninstantie Zorggeschil

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Zelfstandig oordeel van de Raad t.o.v. oordeel civiele rechter.

Beweerdelijke strijd met regel 6 Erecode. Belegging en schijn van mogelijke belangenverstrengeling

Belangenbehartiging opdrachtgever. Contractsbepalingen. Courtage.

Samenvatting. 1. Procesverloop

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Klacht over informatieverstrekking aan jeugdzorg en ex-partner ongegrond omdat de school zorgvuldig gehandeld heeft.

Optie en bod. Bod onder tijdslimiet. Amsterdams biedsysteem. Onderhandelen met meerdere gegadigden. Uitspelen van gegadigden.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr.dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. D.J. Olthoff, secretaris)

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging.

Collegialiteit. Uitlatingen over collega.

Biedingsproblematiek. Duidelijk aangegeven dat eindbod verwacht werd of niet? De Raad van Toezicht Zwolle geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

1. Het verloop van de procedure

Onvoldoende belangenbehartiging. Echtscheiding. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Valsheid in geschrifte.

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Bij brief van 22 april 2015 heeft de gemachtigde van beklaagde een verweerschrift ingediend bij de Raad.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Collegialiteit. Oneerlijke concurrentie. Aftroggelen van medewerkers van collega. Onvoldoende gekwalificeerde medewerkers.

RAAD VAN DISCIPLINE. De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 januari 2011 binnengekomen klacht van:

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 13 maart 2017

Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Leiden ( de Commissie ) was in deze procedure als volgt samengesteld:

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1226 Wtra AK van 9 december 2016 van

Samenvatting. 1. Procedure

De heer M.E. W., wonende te A, hierna te noemen: klager tegen De besloten vennootschap M MAKELAARDIJ B.V., gevestigd te B, NVM-lid,

16.062T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Als makelaar-verkoper vergoeding van koper bedongen. Registratie van andere koopsom dan de werkelijke.

DE RAAD VAN TOEZICHT EINDHOVEN/MAASTRICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015

Klachtreglement Geschillencommissie Nationaal Keurmerk Hulpmiddelen. Definities

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen.

de "Stichting VRT - Verenigd Register van Taxateurs" (VRT), gevestigd te Den Haag.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beweerdelijk optreden voor meerdere partijen tegelijk. Gebreken aan het gekochte bij doorverkoop.

MAKELAARDIJ ONROEREND GOED L B.V.

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) U I T S P R A A K in de zaak nr. [nummer] ambtshalve onderzoek door de Tuchtraad,

ADVIES. mevrouw A te B, ouder van C, voormalig leerling van obs D te B, klaagster

Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ in de zaak T

1. A., 2. B., hierna te noemen opdrachtgevers, C., hierna te noemen aanneemster,

Transcriptie:

Klachtenadviescommissie Wsnp Adviesnummer: 2019-01 In de zaak van: schuldeiser/bewindvoerder [klaagster]: Schuldeiser [beklaagde]: Wsnp Bewindvoerder 1. Verloop klachtenprocedure 1.1 Bij e-mails van 5 september 2018 en 24 september 2018 heeft [klaagster] bij de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de Raad) een klacht ingediend tegen [beklaagde]. 1.2 [beklaagde] heeft zich bij e-mail van 24 september 2018 tegen de klacht verweerd. 1.3 [klaagster] en [beklaagde] zijn vervolgens door de Raad uitgenodigd voor een hoorzitting op 28 januari 2018. Namens [klaagster] is verschenen haar gemachtigde, [gemachtigde]. [beklaagde] is verschenen, bijgestaan door een [kantoorgenoot]. 2. Beoordelingskader 2.1 Het kader voor de beoordeling van klachten door de Commissie wordt gevormd door de Klachtenregeling bewindvoerders Wsnp (d.d. 15 maart 2013, Staatscourant 2013, nr. 6761), verder te noemen de Regeling en de Gedragscode bewindvoerders Wsnp (d.d. 15 maart 2013, nr. 6754), verder te noemen de Gedragscode. 3. De feiten Uit de ingediende stukken is de Commissie het navolgende gebleken: 3.1 Op [datum toelating] 2015 is op [schuldenaar], de ex-partner van [klaagster], de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. [Beklaagde] is hierbij tot bewindvoerder benoemd. 3.2 [klaagster] is schuldeiser in de schuldsaneringszaak van [schuldenaar]. De door [klaagster] in de schuldsaneringsregeling ingediende vordering uit hoofde van kinderalimentatie is voor een bedrag van 600,-- op de lijst van voorlopig erkende schuldeisers geplaatst. 3.3 [klaagster] en [beklaagde] hebben gedurende de schuldsanering meerdere malen contact gehad over de (door [klaagster] vermeende) schending van de informatieplicht door [schuldenaar], en de wijze waarop [beklaagde] haar taken als bewindvoerder uitvoerde.

3.4 Omdat [klaagster] niet tevreden was over het handelen en communiceren van [beklaagde] heeft zij via de interne klachtenprocedure van [beklaagde] een klacht tegen de bewindvoerder ingediend. Deze is behandeld door [kantoorgenoot]. 3.5 De schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] is op [datum einde Wsnp] 2018 met een schone lei beëindigd. 3.6 Er is gedurende de schuldsaneringsregeling geen afloscapaciteit geweest, waardoor er geen uitdeling aan de schuldeisers heeft plaatsgevonden. 3.7 Op verzoek van de commissie heeft [beklaagde] na de zitting het verzoekschrift en alle bijlagen toegestuurd naar de secretaris van de commissie. Bij de bijlagen bij het verzoekschrift bevindt zich informatie over de regeling tussen [klaagster] en [schuldenaar] met betrekking tot de voormalige gezamenlijke woning. 4. De klacht en het verweer 4.1 [klaagster] heeft in het klachtenformulier van 5 september 2018 de klacht als volgt omschreven: [Beklaagde] heeft zich in relatie tot de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] bij voortduring opgesteld op een wijze die ten minste de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Ik ben een schuldeiser van [schuldenaar] en [beklaagde] heeft mijn belang niet, dan wel op uiterst gebrekkige wijze behartigd. Het optreden van de bewindvoerder in dit dossier valt in een woord samen te vatten: obstructie. Ik ben als schuldeiser tegengewerkt, waardoor de saniet werd bevoordeeld. Van onafhankelijkheid was derhalve geen sprake. Op het klachtenformulier heeft [klaagster] voorts aangegeven dat [beklaagde] naar zijn mening de artikelen 4 en 5 van de Gedragscode heeft geschonden. 4.2 Bij email van 4 oktober 2018 heeft [klaagster] haar klacht op verzoek van de Raad nader toegelicht. 4.3 [beklaagde] heeft via email op 29 oktober 2018 schriftelijk verweer gevoerd. 4.4 Vervolgens heeft een hoorzitting plaats gevonden waar de partijen zijn gehoord.

5. De beoordeling Ontvankelijkheid 5.1 Hoewel niet alle gedragingen binnen de termijn van 1 jaar hebben plaatsgevonden ziet de commissie aanleiding om de klachten ontvankelijk te verklaren, omdat een deel van de klachten samenhangt met de oudere klachten. 5.2 De [klaagster] betoogt dat [beklaagde] artikelen 4 en 5 van de gedragscode heeft geschonden. Desgevraagd heeft zij dit tijdens de zitting gehandhaafd. De commissie stelt echter vast dat de klachten ook en vooral zien op artikel 6. Ten aanzien van artikel 4 van de Gedragscode 5.3 Artikel 4 van de Gedragscode luidt als volgt: De bewindvoerder draagt zorg voor een onafhankelijke uitvoering van de werkzaamheden en voorkomt gedragingen of handelingen die de schijn van partijdigheid kunnen opwekken. 5.4 [Klaagster] betoogt dat [schuldenaar] informatie heeft verzwegen bij de toelatingszitting, en dat de stukken van de overwaarde op de woning niet bij de rechter bekend waren destijds. Zij vermoedt dat [beklaagde] deze later heeft toegevoegd om de [schuldenaar] te bevoordelen. Bij de hoorzitting heeft [gemachtigde] van [klaagster] een kopie van het verzoekschrift getoond wat zij op verzoek hebben gekregen van de rechtbank Amsterdam. Hier zijn geen stukken toegevoegd met betrekking tot de woning en de verdeling. 5.5 [Beklaagde] zegt dat er meer stukken bij het verzoekschrift zaten dan die die kennelijk aan [klaagster] zijn gestuurd. Zo zaten het ouderschapsplan, het echtscheidingsconvenant en de stukken met betrekking tot de verdeling van de woning eveneens als bijlagen bij het verzoekschrift tot toelating gevoegd, aldus de [beklaagde]. 5.6 Ambtshalve is de commissie bekend met het feit dat rechtbanken over het algemeen niet alle bijlagen bij een verzoekschrift meesturen, omdat delen ervan privacygevoelige informatie bevatten. Desgevraagd heeft een secretaris van de rechtbank Amsterdam verklaard dat, in het uitzonderlijke geval dat schuldeisers een kopie ontvangen van het verzoekschrift, er kritisch wordt gekeken naar de bijlagen. Bijlagen die te persoonlijk zijn en niet voor iedereen van belang worden niet automatisch meegezonden. 5.7 Uit het vorenstaande volgt dat niet is komen vast te staan dat [beklaagde] moedwillig stukken voor de rechtbank zou hebben achter gehouden. Ten eerste omdat zij heeft voldaan aan het verzoek om de digitaal bij haar aanwezige stukken die zij bij haar aanstelling als bewindvoerder had ontvangen aan de commissie te sturen en de bedoelde bijlagen daarbij zaten. Bovendien beschikt de rechtbank vanzelfsprekend zelf al over die stukken, nu de rechtbank immers alle stukken aan de bewindvoerder na benoeming toezendt. Hoe [beklaagde] stukken achterhoudt kan de commissie in dat verband niet inzien. Tot slot bevestigt de mededeling van de

secretaris van de rechtbank Amsterdam dat [klaagster] als schuldeiser op een verzoek tot toezending niet zonder meer de beschikking krijgt over alle bijlagen die bij een verzoekschrift zitten. Van partijdigheid van de [beklaagde] op deze grond is dan ook niet gebleken. Ten aanzien van artikel 5 van de Gedragscode 5.8 Artikel 5 van de Gedragscode luidt als volgt: De bewindvoerder gedraagt zich objectief, fatsoenlijk en respectvol jegens een ieder met wie hij, in de uitvoering van de aan hem opgedragen taak, handelt. Daarbij voorkomt hij ook nadrukkelijk gedragingen of handelingen die de indruk (kunnen) wekken misbruik te maken van zijn positie. In de toelichting bij de gedragscode wordt dit artikel nader uitgelegd: Hier wordt met nadruk bedoeld dat de bewindvoerder geen ongewenste verbale of fysieke intimiteiten jegens schuldenaren uit. Deze gedragsregel geldt uiteraard ook voor contacten met andere partijen waar de bewindvoerder mee te maken krijgt. 5.9 De commissie concludeert dat nergens in de toegekomen stukken, noch tijdens de hoorzitting is vast komen te staan dat er door de [beklaagde] ongewenste verbale of fysieke intimiteiten jegens [klaagster] zijn geuit. 5.10 De Commissie is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [beklaagde] in strijd met artikel 5 Gedragscode heeft gehandeld. Ten aanzien van artikel 6 van de Gedragscode 5.11 Artikel 6 van de Gedragscode luidt als volgt: De bewindvoerder voert de werkzaamheden die voortvloeien uit zijn functie, zorgvuldig, vakkundig en doelmatig uit met inachtneming van de professionele deskundigheid die van hem mag worden verwacht. 5.12 [Klaagster] betoogt dat zij (tezamen met andere schuldeisers) is benadeeld door [beklaagde]. Volgens [klaagster] had [beklaagde] moeten proberen om de vordering van 27.350,00 die [schuldenaar] nog op [klaagster] heeft, te cederen of te verkopen aan één van de schuldeisers. Daartoe had zij volgens [klaagster] een vergadering van schuldeisers moeten beleggen. 5.13 [Beklaagde] heeft verklaard dat zij daartoe niet is over gegaan omdat het gaat om een vordering van [schuldenaar] op [klaagster] zelf, waarvan geldt dat die vordering pas opeisbaar is bij verkoop van de woning. [Beklaagde] koesterde geen enkele verwachting dat er schuldeisers bereid zouden zijn om deze vordering te kopen, nu de opeisbaarheid van de vordering (namelijk zodra van verkoop van de woning sprake zal zijn) afhankelijk is van een volstrekt onvoorspelbaar en niet beïnvloedbaar gegeven. Dat ligt alleen anders voor [klaagster] zelf. De commissie heeft ook in de ingezonden stukken en gedurende de zitting geen argumenten gehoord waardoor verkoop aan een derde schuldeiser wel als een reële optie zou moeten worden gezien.

5.14 Dat [klaagster], zoals tijdens de zitting duidelijk werd, de vordering zelf had willen afkopen is bij [beklaagde] gedurende de regeling niet duidelijk geworden. Er is hiervoor geen concreet voorstel gedaan aan de bewindvoerder, aldus [beklaagde]. 5.15 Als één van de bijlagen bij de correspondentie tussen de [beklaagde] en de [klaagster] over de vordering, was een brief van de advocaat van [klaagster] aan [schuldenaar] uit 2014 (dus van vóór de schuldsaneringsregeling) gevoegd waarin werd geopperd in overleg te treden om een afspraak te maken om wederzijdse vorderingen tegen finale kwijting te regelen. [Schuldenaar] heeft daar destijds niet op gereageerd. Uit die bijlage had de [beklaagde] volgens [klaagster] moeten concluderen dat overleg over de verkoop van de vordering met verrekening een mogelijkheid was. 5.16 [Beklaagde] heeft per mail van 27 maart 2018 aan de bewindvoerder laten weten dat zij de vordering op [schuldenaar] (zonder daarbij de hoogte of ontstaansdatum van de vordering te noemen) wenste te verrekenen met de openstaande schuld. De bewindvoerder heeft daar op geantwoord dat verrekenen niet mogelijk is. 5.17 In het midden kan blijven of dit antwoord van de bewindvoerder correct is. Een beroep doen op verrekening is mogelijk door een ondubbelzinnige, eenzijdige verrekeningsverklaring af te leggen en het is vervolgens aan de rechter om te beoordelen of dat beroep op verrekening, in dit geval op basis van artikel 307 jo 53 FW, mogelijk zou zijn. 5.18 De bewindvoerder heeft niet als taak om individuele schuldeisers juridisch advies te geven. De bewindvoerder moet het belang van de boedel, dus de gezamenlijke schuldeisers dienen en in dat verband moet zij standpunten innemen. [Klaagster] had zelf wel (eventueel met behulp van de eerder door haar ingeschakelde advocaat) een verrekeningsverklaring kunnen uitbrengen met betrekking tot de vordering die zij kennelijk op grond van achterstallige alimentatieverplichtingen op [schuldenaar] zou hebben en het door haar in de toekomst bij verkoop van de woning verschuldigde bedrag. 5.19 Eventueel als gevolg van het uitblijven van deze concrete verrekeningsverklaring te lijden schade is dan ook niet te wijten aan [beklaagde]. Het is volgens de wet aan de schuldeiser zelf om aan de hand van bewijsstukken concreet inzichtelijk te maken wat de hoogte van de vordering is, en eventueel (indien van toepassing) een beroep te doen op verrekening door het uitbrengen van een eenzijdige verrekeningsverklaring. Ook als een bewindvoerder het standpunt inneemt dat dat niet mogelijk is, is het uiteindelijk voorbehouden aan het oordeel van de rechter of de uitgebrachte verrekeningsverklaring doel heeft getroffen. Voor zover zij door het al dan niet doen van een rechtsgeldig beroep op verrekening schade heeft geleden, is dat voor rekening en risico van [klaagster] zelf. 5.20 Vastgesteld moet worden dat het ook voor de commissie zelf tot aan de zitting, op basis van de stukken die zij ter beschikking had gekregen, niet duidelijk was dat de vordering van [klaagster] op [schuldenaar] veel hoger was dan de ingediende vordering van 600,-. Daarbij kon zelfs tijdens de zitting door [klaagster] niet

inzichtelijk worden gemaakt hoe hoog de vordering nu precies was, wanneer deze was ontstaan en waarop deze was gebaseerd. Ook [beklaagde] is het kennelijk eerst op de hoorzitting duidelijk geworden dat de alimentatievordering aanzienlijk hoger was dan het ingediende bedrag. 5.21 Ter zitting heeft [kantoorgenoot] namens de bewindvoerder opgemerkt dat de communicatie tussen partijen moeizaam is verlopen gezien de voortdurende verwijtende sfeer waarin gesprekken en correspondentie werden gevoerd. De commissie heeft dit ook in de stukken geconstateerd. Ook tijdens de zitting verliep de communicatie uiterst moeizaam. De aard van de communicatie lijkt een goede oplossing gedurende de schuldsanering in de weg te hebben gestaan. Noch de mails, noch de brieven naar de bewindvoerder en de rechter-commissaris van [klaagster] waren naar de mening van de commissie duidelijk genoeg. In elk geval is daaruit niet gebleken dat [klaagster] een verzoek deed de vordering zelf af te kopen door middel van een cessie voor een percentage van de vordering, noch is er een duidelijk voldoende onderbouwd bedrag genoemd van de openstaande vordering die [klaagster] wenste te verrekenen, dan wel een verrekeningsverklaring gebaseerd op een dergelijk duidelijk genoemde en onderbouwde vordering. 5.22 De slotsom uit het vorenstaande is dat de Commissie van oordeel is dat niet is komen vast te staan dat [beklaagde] in strijd heeft gehandeld met artikel 6 Gedragscode 6. Advies De Commissie adviseert: - de klacht geheel ongegrond te verklaren. Dit advies is aan de Raad gegeven op 26 februari 2019 door mevrouw mr D.M.I de Waele (voorzitter), mevrouw E.M. van Ooijen en mevrouw M.R Kuijper (leden). Getekend, Datum: Plaats: Mr D.M.I. de Waele