RUP SION bijlage 5: aanvullende watertoets Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan stad Lier 04 mei 2011
RUP SION LIER BIJLAGE 5 aanvullende watertoets dd. 04.05.2011 PAGINA 2 / 10 Inhoud 1. Inleiding 3 2. Bijkomende gegevens m.b.t. het plangebied 3 2.1. Hydrografische situering 3 2.2. Bodemeigenschappen 4 2.3. Hydrogeologische eigenschappen 4 3. Waterhuishouding in het plangebied 5 3.1. Juridisch beleidsmatig kader 5 3.2. Hergebruik regenwater 5 3.3. Infiltratie 6 3.4. Buffervoorziening 7 3.5. Grondwaterstromingen 9 4. Besluit 10
RUP SION LIER BIJLAGE 5 aanvullende watertoets dd. 04.05.2011 PAGINA 3 / 10 1. Inleiding Overeenkomstig het decreet Integraal Waterbeleid van 18 juli 2003 (artikel 8) dient een ruimtelijk uitvoeringsplan te worden onderworpen aan een watertoets, opdat de overheid ervoor kan zorgen dat geen schadelijk effect ontstaat of gepaste voorwaarden of aanpassingen kan opleggen om het schadelijk effect zoveel mogelijk te beperken, of indien dit niet mogelijk is, te herstellen of te compenseren. De beslissing die de overheid neemt naar aanleiding van een watertoets wordt gemotiveerd waarbij in elk geval rekening wordt gehouden met de relevante: door de Vlaamse regering vastgestelde waterbeheerplannen, voor zover die bestaan doelstellingen en beginselen van het integraal waterbeleid 2. Bijkomende gegevens m.b.t. het plangebied Deze aanvullende watertoets werd opgemaakt als gevolg van het verzoek tot raadpleging van het RUP SION dd. 01.12.2010. Deze nota vormt hierbij een aanvulling op de reeds opgemaakte m.e.r. screening en dient samen met deze screening gelezen te worden. 2.1. Hydrografische situering Het plangebied behoort tot het Netebekken, meer bepaald het deelbekken van de Beneden Nete. In het deelbekkenbeheerplan zijn evenwel geen specifieke voorschriften opgenomen voor het plangebied. Het Netebekken en haar 13 deelbekkens Vanwege de Sigmadijken langs de Kleine Nete treden natuurlijke overstromingen niet meer op in het plangebied. Overstromingen via afstromend hemelwater vanuit de rest van de stad zijn hiermee echter niet uitgesloten. Volgens het digitaal hoogtemodel situeert het plangebied zich immers op één van de laagste delen van de stad Lier.
RUP SION LIER BIJLAGE 5 aanvullende watertoets dd. 04.05.2011 PAGINA 4 / 10 2.2. Bodemeigenschappen In de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken staat volgende relevante informatie weergegeven: NAZARETH De lokale grondwaterstand varieert van ongeveer 0,86 m mv t.p.v. de huidige annex in het zuid westen van het plangebied, over 0,90 m mv en 1,05 m mv in het oosten van het plangebied, tot 1,68 m mv ter hoogte van het SASK plein. De lokale bodemopbouw tot 3,50 m mv ziet er als volgt uit: de bodem bestaat hoofdzakelijk uit grof zand met toevoegingen van leem, stenen en plaatselijk zand. Plan grondtechnisch onderzoek 2.3. Hydrogeologische eigenschappen Op de grondwaterkwetsbaarheidskaart staat het plangebied geklasseerd als zeer kwetsbaar (Ca1). De bovenste watervoerende laag bestaat uit de glauconietrijke zanden van de formatie van Berchem. Grondwaterkwetsbaarheidskaart Antwerpen
RUP SION LIER BIJLAGE 5 aanvullende watertoets dd. 04.05.2011 PAGINA 5 / 10 3. Waterhuishouding in het plangebied 3.1. Juridisch beleidsmatig kader Het plangebied bevindt zich niet in een recent overstromingsgebied. Met betrekking tot de waterhuishouding dienen bijgevolg onderstaande verordeningen, handleidingen en maatregelen in acht te worden genomen: Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozingen van afvalwater en hemelwater (GSV) Decreet betreffende het Integraal Waterbeleid Code van Goede Praktijk bij het ontwerp van rioleringssystemen, meer bepaald wat betreft buffering Hierbij luidt het algemeen uitgangsprincipe dat hemelwater: in eerste instantie zoveel mogelijk wordt gebruikt in tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. In onderstaande paragrafen wordt dit concreet onderzocht voor het plangebied. 3.2. Hergebruik regenwater 3.2.1. Algemene regelgeving Overeenkomstig de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) dienen hemelwaterputten te worden voorzien bij gebouwen met een horizontale dakoppervlakte groter dan 75 m². Het volume van de hemelwaterput staat hierbij in verhouding tot de horizontale dakoppervlakte. Daarenboven moeten de hemelwaterputten voorzien zijn van:
RUP SION LIER BIJLAGE 5 aanvullende watertoets dd. 04.05.2011 PAGINA 6 / 10 een operationele pompinstallatie die het gebruik van het opgevangen hemelwater mogelijk maakt (tenzij de aftappunten gravitair kunnen gevoed worden) een noodoverlaat naar het regenwaterstelsel 3.2.2. Toegepast op het plangebied Voor elk van de gebouwen in het plangebied dient bijgevolg een hemelwaterput te worden voorzien die: enerzijds het hergebruik van hemelwater opgevangen op de daken toelaat anderzijds is voorzien van een overloopleiding naar het rioleringsstelsel 3.3. Infiltratie 3.3.1. Algemene regelgeving Een infiltratievoorziening is een buffervoorziening waarbij de vertraagde afvoer gebeurt door infiltratie. Overeenkomstig de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) bedraagt: Het buffervolume van de infiltratievoorziening minimaal 300 liter per begonnen 20 m² referentieoppervlakte van de verharding De oppervlakte van de infiltratievoorziening minimaal 2 m² per begonnen 100 m² referentieoppervlakte van de verharding Er dient evenwel geen infiltratievoorziening te worden voorzien, indien: De doorlatendheidsfactor kf van de bodem op de plaats van de geplande infiltratievoorziening kleiner is dan 1.10 5 m/s Infiltratie onmogelijk is wegens voortdurend voorkomende hoge grondwaterstanden In dit geval dient een buffervolume van 400 liter per begonnen 20 m² referentieoppervlakte van de verharding worden aangelegd.
RUP SION LIER BIJLAGE 5 aanvullende watertoets dd. 04.05.2011 PAGINA 7 / 10 3.3.2. Toegepast op het plangebied De doorlatendheidsfactor kf van de bodem in het plangebied is niet gekend. Gezien de bodem hoofdzakelijk is opgebouwd uit grof zand zou infiltratie evenwel mogelijk kunnen zijn. Voor bodems met een zandige textuur is de doorlatenheidsfactor kf meestal immers groter dan 1.10 5 m/s. Overeenkomstig het digitaal hoogtemodel situeert het plangebied zich echter op één van de laagste delen van de stad Lier. Tevens tonen de grondwaterstanden in het bodemonderzoek aan dat de watervoerende laag zich dicht onder het maaiveld bevindt, wat hoogstwaarschijnlijk te wijten is aan de aanwezigheid van historische vlieten. Door de nabijheid van de Nete is de grondwaterspiegel bovendien ook getijdengevoelig. Gezien de vermoedelijke oriëntatie van de historische grondwaterstromen in oost west richting kan hoewel op de bodemkaart (drainage) voor de Lierse binnenstad geen drainageklasse staat opgegeven worden aangenomen dat de kenmerken voor het natuurgebied Nazareth op de tegenoverliggende oever van de Nete eveneens van toepassing zijn op het plangebied, met een natte tot zeer natte bodem tot gevolg. Het betreffen allen aanwijzingen dat infiltratie niet aangewezen is in het plangebied. Het hemelwater zal bijgevolg voldoende moeten kunnen worden gebufferd in een buffervoorziening met vertraagde afvoer. Bodemkaart drainage 3.4. Buffervoorziening 3.4.1. Algemene regelgeving Het buffervolume opgelegd door de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) bedraagt minimum 400 liter per begonnen 20 m² referentieoppervlakte van de verharding met een maximaal afvoerdebiet van 1500 liter per uur en per 100 m² referentieoppervlakte van de verharding. Tevens dient elke buffervoorziening te beschikken over een noodoverlaat.
RUP SION LIER BIJLAGE 5 aanvullende watertoets dd. 04.05.2011 PAGINA 8 / 10 3.4.2. Toegepast op het plangebied De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 3,25 ha. De exacte afbakening kan bij de opmaak van het RUP mogelijk nog licht wijzigen. In de huidige situatie is deze oppervlakte vrijwel volledig verhard, met uitzondering van een groene strook ter plaatse van de vesten langsheen de Nete en een aangelegd bloemenperk nabij de Stedelijke Academie. Door het versterken van de vestengordel als bredere parkzone en het integreren van tuinen zal het plangebied in de toekomst minder buitenverharding tellen, terwijl de dakoppervlakte nauwelijks toeneemt. Gezien het merendeel van de tuinen evenwel wordt voorzien bovenop de ondergrondse parkeergarage en de hoge grondwaterstand in het plangebied is de waterdoorlatendheid van de onverharde zones in natte perioden echter verwaarloosbaar klein. Bijgevolg lijkt het aangewezen om bij het bepalen van het buffervolume de volledige oppervlakte van het plangebied in beschouwing te nemen. Eigen aan de ligging van het plangebied aan de buitenrand van de Lierse binnenstad is de nabijheid van de Kleine en Grote Nete in het oosten en de Binnen Nete in het noorden, waarbij de Grote Nete enerzijds en de Binnen Nete anderzijds in aanmerking komen als de uiteindelijke lozingspunten voor het hemelwater. Het lozen in de Binnen Nete via de straten van de binnenstad blijkt echter onmogelijk, gezien de bestaande rwa riolering in de Koepoortstraat en de De Heyderstraat hier niet op voorzien is. Een andere mogelijkheid om de Binnen Nete te bereiken, bestaat uit het aanleggen van een nieuwe rwa riolering langs de Sionsvest parallel aan de Kleine Nete en de oude arm van de Kleine Nete en een nieuw lozingspunt aan het Spui. Hierop zou in de toekomst bovendien het regenwater van de Sionsvest, de Kardinaal Cardijnstraat en Spui kunnen worden aangesloten. Voor deze optie dient er wel best een buffering te worden voorzien, omdat de capaciteit van de Binnen Nete op dit ogenblik niet onbeperkt is. Daar de ondergrondse parkeergarage reeds een groot deel van het plangebied inneemt, lijkt het inplanten van een buffer ter plaatse van de parkzone het meest voor de handliggend. Vanwege de hoge grondwaterstand betreft dit echter geen eenvoudige en bijgevolg dure
RUP SION LIER BIJLAGE 5 aanvullende watertoets dd. 04.05.2011 PAGINA 9 / 10 constructie. Bovendien kunnen erbovenop niet zomaar bomen worden aangeplant, wat in strijd is met het idee om de vestengordel te versterken. Vandaar lijkt het een betere optie om het hemelwater van het plangebied te lozen in de Grote Nete. Gezien de Nete evenwel getijdengevoelig is, luidt het voorstel om in samenspraak met de waterbeheerder en mits het hoogtepeil van het water dit toelaat de nabijgelegen oude Nete arm hierbij als natuurlijke buffervoorziening aan te wenden. Deze oude Nete arm beschikt immers reeds over twee bestaande lozingspunten op de Grote Nete. Ook bij deze optie dient er best wel een beperkte buffering te worden voorzien, om eventuele opeenvolgende situaties van hoogtij toch te kunnen opvangen. Zo wordt voorgesteld om de toekomstige rwa leidingen te dimensioneren in functie van een voorafgaande buffering, alvorens het hemelwater te lozen in de oude Nete arm. 3.5. Grondwaterstromingen Met betrekking tot het grondwaterstromingspatroon komen in de omgeving van het plangebied geen belangrijke grondwaterafhankelijke vegetaties voor die beïnvloed kunnen worden door de bemaling voor de bouwwerken van de ondergrondse parkeergarage. De Nete vormt in dat opzicht een hydrologische barrière ten opzichte van de waardevolle gebieden in het oosten. Bijgevolg dringen zich nog geen bijkomende milderende maatregelen op.
RUP SION LIER BIJLAGE 5 aanvullende watertoets dd. 04.05.2011 PAGINA 10 / 10 4. Besluit Opdat het ruimtelijk uitvoeringsplan geen schadelijk effect zou veroorzaken op het waterhuishoudingssysteem in en rond het plangebied dienen de volgende maatregelen te worden getroffen, in overeenstemming met de geldende normen: het voorzien van een hemelwaterput voor elk van de gebouwen in het plangebied voor het hergebruik van regenwater; in het plangebied wordt geen infiltratievoorziening opgelegd vanwege de hoge grondwaterstand; als buffervoorziening wordt voorgesteld om, in samenspraak met de waterbeheerder, de oude Nete arm te hanteren als natuurlijke bufferzone. Deze oude Nete arm beschikt immers reeds over twee bestaande lozingspunten op de Grote Nete.