Risicoanalyse van het Windturbinepark Kreekraksluizen



Vergelijkbare documenten
Windpark Vianen externe veiligheid

Passantenrisico VKA. Windpark Battenoord. Opdrachtgever

Titel Trefkansberekening Maeslantkering

Notitie risicozonering windturbines

Risicoanalyse van drie windturbines langs de Reyndersweg te IJmuiden

Titel Trefkansberekening Hoogspanningsinfrastructuur WP Landtong Rozenburg

BIJLAGE 14 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES

Risicoanalyse Windturbines

Addendum. memonummer datum 17 februari Christian van den Hoven Eneco

Risicoanalyse windturbine en primaire waterkering Windpark Spui 22 december 2015 Drs. Ing. Jeroen Dooper

Externe veiligheidsparagraaf. Bestemmingsplan Skoatterwald

Planlocatie Nuland Oost te Nuland

EFFECT VAN WINDTURBINES OP SNELWEG A15 NABIJ WINDPARK PARK 15.

MEMO. IJsvorming op windturbines

PR contouren voor windturbine Vestas V90-3.0

Risicoanalyse. Windpark Battenoord. Windturbines en primaire waterkering VKA. Opdrachtgever

ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WINDTURBINE KRABBEGORS N.V. HVC. Concept v november 2016

ANALYSE MOGELIJKHEDEN WINDENERGIE LOCATIE N59 I.R.T EXTERNE VEILIGHEID

Inleiding Het Windpark Tata Steel beoogt 2 tot 8 nieuwe turbines te plaatsen op het terrein van Tata Steel in IJmuiden.

Inleiding Het Windpark Tata Steel beoogt 2 tot 8 nieuwe turbines te plaatsen op het terrein van Tata Steel in IJmuiden.

Externe Veiligheid ontwikkeling Amefa-terrein Apeldoorn

Auteurs Hans Kerkvliet MSc. Drs. Ing. Jeroen Dooper. Opdrachtgever Nuon. Risicoanalyse. Windturbines en waterkering WP Jaap Rodenburg

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 21 juni L. Gelissen

Kwantitatieve Risico Analyse

Quickscan externe veiligheid

SCAN EXTERNE VEILIGHEID WINDPARK WESTEINDE. Alisios BV. Definitief januari 2015

datum: 6 maart 2014 auteurs: Drs. Ing. Jeroen Dooper, Teun Lamers MSc., Steven Velthuijsen MSc.

PlanMER Gemeente Emmen

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE. GASTRANSPORTLEIDING N TE TONDEN, GEMEENTE BRUMMEN I De Hoven N Rondweg N-345

Windpark Geefsweer. Kwantitatieve risicoanalyse alternatieven projectmer. Auteurs Hans Kerkvliet MSc. Drs. Ing. Jeroen Dooper

Kwantitatieve Risicoanalyse Zuivelhoeve toekomstige situatie. Door: Afdeling Beleid en Advies

Risico-inventarisatie Gebiedsontwikkeling Poelkampen Zandwinlocatie

Herstructurering Biedermeier Mariaberg te Maastricht Quickscan externe veiligheid. Datum 19 december 2012 Referentie

Bijlage 3 Rapportage risicoanalyse buisleidingen

ONDERZOEK EXTERNE VEILIGHEID WINDTURBINE DE HOEF 14 TE LEUNEN. De heer G. van de Ligt. Definitief december 2015

Trefkansberekeningen buisleiding en snelwegen bij Windpark Autena Frans de Jong

Beschouwing veiligheid rondom turbine locatie 5. Parkeerplaats, TNT-opslag bunker, Hoogspanningsinfrastructuur

Kwantitatieve Risicoanalyse Hoofdweg Oostvoorne

Hillegom. Ontwikkeling Pastoorslaan Hillegom. Kwalitatieve risicoanalyse concept definitief mw. mr. C.T.

1.1 Externe veiligheid Beoordelingskader

Quickscan externe veiligheid Woningbouw Merellaan te Capelle aan den IJssel

1 Aanleiding. 2 Wettelijk kader. Memo

Dorpsweg 24 e.o. Zijderveld EXTERNE VEILIGHEID Van den Heuvel ontwikkeling & beheer BV definitief

Handboek Risicozonering Windturbines

Windpark De Brand. Kwantitatieve Risicoanalyse. Opdrachtgever

Waterdunen. Verantwoording groepsrisico; nieuwe locatie hotel. Auteur: A.S. Veger MSc. Opdrachtgever Provincie Zeeland Postbus AD Middelburg

Risicoberekening hogedruk aardgasleidingen

Rapportage quickscan externe veiligheid

Trefkansenonderzoek windpark Hartelbrug II Actualisatie van onderzoek 2014

QRA Gastransportleiding Heerhugowaard W N.V. Nederlandse Gasunie

Externe veiligheidsrisico s transport gevaarlijke stoffen over het spoor. DWI-locatie, Polderweg 1 te Amsterdam

SAVE-W. Relevant en veiligheid windenergie. Kennistafel veiligheid windenergie. Jeroen Eskens

QRA Gastransportleiding Verlegging W RLR KP5 Valkenburg Duyfrak Gasunie Transport Services B.V.

Externe veiligheidsrisico's

Kapelle. QRA hogedruk aardgas buisleidingen. In opdracht van de provincie Zeeland

Risicoberekeningen spoor Den Bosch Stationskwartier Locatie F

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING. OLST-WIJHE I CDM16 Olst N Bruinweg N.V. Nederlandse Gasunie

ANALYSE PR CONTOUREN WINDPARK ELZENBURG DE GEER. Gemeente Oss V oktober 2018

Handboek Risicozonering Windturbines

QUICKSCAN EXTERNE VEILIGHEID

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

Risico-inventarisatie Uitbreidingslocatie Golfbaan Wageningen

Notitie. Betreft : Berekening plaatsgebonden risico en groepsrisico hogedruk aardgasleiding t.b.v. bestemmingsplan Landgoed Heideburgh te Rucphen

Risicoberekening vervoer gevaarlijke stoffen Randweg Zundert

Goirle, Vennerode. Onderzoek externe veiligheid. Auteur(s) drs. M. de Jonge. Opdrachtgever Woonstichting Leyakkers Postbus AB Rijen

Inleiding. Juridisch kader. Memo. memonummer datum 30 augustus 2017 Ton van Dortmont Els Joosten

Gemeente Tiel, maart 2013 Projectnummer: Kwantitatieve risicoberekening aardgastransportleiding Gemeente Tiel, ontwikkelingen Tiel - Oost

Kwantitatieve Risicoanalyse Bestemmingsplan Hansweert

Risicoberekening hogedruk aardgasleidingen

In onderstaande worden beide commentaren voorzien van een reactie.

In de aanvullende informatie op de Ruimtelijke Onderbouwing van 31 oktober 2016 wordt specifiek gekeken naar turbine 3, 4 en 5 uit Tabel 1.

Kwantitatieve risicoanalyse hogedrukaardgasleiding Bestemmingsplan Kern Nieuwveen & Zevenhoven & Noordeinde

Windturbines industrieterrein Kleefse Waard

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE N deel-1

Onderzoek externe veiligheid buisleidingen bestemmingsplan Morgenstond

Notitie. : Aldi Oosterbroekweg Gronsveld. Datum : 1 juni 2015 : Externe veiligheid. 1 Inleiding

Kwantitatieve Risicoanalyse Carola HO-Fort Hemeltje Door: Peter van der Meiden Milieudienst Zuidoost-Utrecht 18 juli 2011

memo Quick scan externe veiligheid Driebergsestraatweg 63 te Doorn

Kwantitatieve Risicoanalyse QRA gasleiding W-553; Bestemmingsplan 'Vijfakkers-Noord' Gemeente Zuidplas

Risicoberekeningen Schoutenstraat te Barneveld. Risicoberekeningen Schoutenstraat Barneveld

Notitie. 1 Inleiding. 2 Ligging van het plangebied

Kwantitatieve Risicoanalyse Hoogegeest Akersloot

RAPPORT. QRA Windpark Spuisluis. Kwantitatieve risicoanalyse. Eneco Wind B.V.

Risico-inventarisatie Boekels Ven

Titel Risicoanalyse windturbines en waterkering Windenergie A16

Algemeen. Externe Veiligheid

Quickscan Externe Veiligheid uitbreiding recreatieterrein d'olde Kamp te Ansen

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding W Kromslootpark te Almere

Risicoberekening Hogedrukaardgasleidingen bestemmingsplan W4, Leiderdorp

Risicoanalyse transport spoor

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. externe veiligheid

BP Vijverdalseweg te Maastricht Quickscan externe veiligheid. Datum 29 maart 2012 Referentie

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax Datum: 29 januari 2015

Herziening QRA. Hogedruk aardgastransportleiding A-510. Externe Veiligheid. Gemeente Leusden. september 2011 definitief

Kwantitatieve Risicoanalyse Nijmegen Template Synthon nieuw. Door: Mark Geurts, MARN

Berekening van het risico Windturbines: De komst van de online rekentool :

RAPPORT. Quickscan Externe Veiligheid. Windpark Avri Geldermalsen

BEOORDELING AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING. Beoordeling vergunningaanvraag WP Goyerbrug

DNV KEMA Energy & Sustainability. Rapport. Kwantitatieve Risicoanalyse Pannenkoekenhuis Veenendaal i.v.m. Gastransportleiding W

Zoetermeer. Innovatiefabriek. Kwantitatieve risicoanalyse concept. ir. R.A. Sips. ing. J. Lauf

Transcriptie:

Risicoanalyse van het Windturbinepark Kreekraksluizen Revisie 2 In opdracht van Delta Energy auteur (s): M.E. van Gemert beoordeeld: J.L. Brinkman C.N. Rooker naam: 92006_08 90768 wind_kreekraksluizen_rev2_v4_getekend.doc Referentienr: NRG-92006/08.90768 79 blz februari 2009 goedgekeurd: V. A. Wichers NRG 2009 Behoudens hetgeen met de opdrachtgever is overeengekomen, mag in dit rapport vervatte informatie niet aan derden worden bekendgemaakt en is NRG niet aansprakelijk voor schade door het gebruik van deze informatie.

Inhoudsopgave Samenvatting 7 Inleiding Situatieschets van het gebied 3 2 Analysemodel en parameters 5 2. Het analysemodel 5 2.2 De invoerparameters 6 2.2. Faalfrequenties 6 2.2.2 Windturbinegegevens 6 2.2.3 Gegevens van het terrein en de windgesteldheid 7 3 Risico s 9 3. Plaatsgebonden Risico: 9 3.2 Individueel Passanten Risico (IPR) 9 3.3 Maatschappelijk Risico (MR) 9 3.4 Groepsrisico (GR) 20 4 Risicocontouren van de objecten 2 4. Objecten buiten 0-8 -risicocontouren 2 4.2 Objecten binnen 0-8 -risicocontouren 22 4.2. Nader te beschouwen objecten 22 Veiligheid 23 Beschikbaarheid 23 4.2.2 Niet nader te beschouwen objecten 23 5 Resultaten 25 5. De Schelde-Rijnverbinding 25 5.. Vaarweg Schelde-Rijnkanaal 25 Beschikbaarheid 26 5..2 Varend schip 28 Individueel Passanten Risico en Maatschappelijk Risico (Veiligheid) 28 Faalkans van één vrachtschip (Veiligheid) 30 Faalkans van één varend kegelschip 30 Capaciteitsuitbreiding van Rijn-Scheldekanaal 3 5.2 Ligplaatsen ten noorden en ten zuiden van het sluizencomplex 32 5.2. Plaatsgebonden risico ligpaatsen (Veiligheid) 32 Trefkans van een vrachtschip gemeerd aan ligplaats 33 5.3 Kreekraksluizen 34 5.3. Plaatsgebonden risico sluizencomplex (Veiligheid) 34 5.3.2 Onvoorziene niet beschikbaarheid sluizencomplex (Beschikbaarheid) 34 5.3.3 Capaciteitsuitbreiding van Rijn-Scheldekanaal 35 5.3.4 Groeprisico van het sluizencomplex 36 Treffrequentie 36 Gegevens met betrekking tot de personen 36 NRG-92006/08.90768/rev 2 3

Resultaat van de groepsrisicobepaling 36 5.4 Gemaal Kreekrak 37 Beschikbaarheid 37 5.5 Boerderij 38 Veiligheid 38 5.6 Hoogspanningslijnen (380 kv) 39 5.6. Beschikbaarheid 39 5.6.2 Autonome ONB van de hoogspanningslijnen (380 kv) 40 5.6.3 Toename in de ONB van de hoogspanningslijnen (380 kv) 40 5.7 Elektriciteitskabel van Delta 42 5.8 Ondergrondse gasleiding van de Gasunie 42 5.8. Kentallen van de gasleiding van de Gasunie 42 5.8.2 Veiligheid van de gasleiding van de Gasunie 43 5.8.3 Beschikbaarheid van de gasleiding van de Gasunie 45 5.9 Ondergrondse gasleiding Delta 45 5.9. Kentallen van het gasleidingtraject van Delta 45 5.9.2 Veiligheid en beschikbaarheid van het gasleidingtraject van Delta 46 5.0 Gasleiding Dow 47 5.0. Kentallen van de gasleiding van Dow 47 5.0.2 Veiligheid van de gasleiding van Dow 48 5.0.3 Beschikbaarheid van de gasleiding van Dow 48 5. DPO-brandstofleiding 49 5.. Kentallen van de DPO-brandstofleiding 49 5..2 Veiligheid van de DPO-brandstofleiding 49 5..3 Beschikbaarheid van de DPO-brandstofleiding 50 5.2 Buisleidingstrook Markiezaatskade 50 5.2. Kentallen van buisleidingstrook Markiezaatskade. 50 5.2.2 Veiligheid van buisleidingstrook Markiezaatskade. 5 5.2.3 Beschikbaarheid van buisleidingstrook Markiezaatskade. 52 6 Mitigerende maatregelen 53 6. Algemene maatregel voor vermindering kans van falen 53 6.2 Ligplaatsen ten noorden en ten zuiden van het sluizencomplex 54 6.3 Boerderij 55 6.4 Ondergrondse gasleiding van de Gasunie 55 7 Alternatieve plaatsingsscenario s 57 7. Alternatief 2 Terugval optie hoofdalternatief 57 7.. Vaarweg Schelde-Rijnkanaal 58 7..2 Kreekraksluizen 58 7..3 Gemaal Kreekrak 58 7..4 Boerderij 58 7..5 Hoogspanningslijnen 58 7..6 Gasleiding Gasunie 59 7..7 Gasleiding Delta 59 7..8 Gasleiding Dow 59 7..9 DPO-brandstofleiding 59 7..0 Buisleidingstrook Markiezaatskade 59 7.2 Alternatief 2A Terugvaloptie kleine rotor 60 7.3 Alternatief 3 Maximalisatie hoofdalternatief 60 7.3. Vaarweg Schelde-Rijnkanaal 6 4 NRG-92006/08.90768/rev 2

7.3.2 Kreekraksluizen 6 7.3.3 Gemaal Kreekrak 62 7.3.4 Boerderij 62 7.3.5 Hoogspanningslijnen 62 7.3.6 Gasleiding Gasunie 63 7.3.7 Gasleiding Delta 63 7.3.8 Gasleiding Dow 63 7.3.9 DPO-brandstofleiding 63 7.3.0 Buisleidingstrook Markiezaatskade 64 8 Conclusies en Aanbevelingen 65 8. Basisplan 65 8.2 Alternatieve plaatsingsscenario s (hoofdstuk 7) 69 Lijst van tabellen 7 Lijst van figuren 72 Literatuurlijst 73 Bijlage A Detailkaart windturbines ten noorden A58 75 Bijlage B Detailkaart windturbines ten zuiden A58 77 Bijlage C Detailkaart met de plaatsingscenario s 79 NRG-92006/08.90768/rev 2 5

6 NRG-92006/08.90768/rev 2

Samenvatting Analyse: De bedrijven Delta Energy, Eneco New Energy, Scheldewind en Winvast hebben het voornemen windturbines te plaatsen in de nabijheid van de Kreekraksluizen. Momenteel zijn hiervoor nog verschillende positioneringscenario s mogelijk. NRG heeft een risicoanalyse conform het Handboek Risicozonering Windturbines uitgevoerd voor het basisplan. Dit plan bestaat uit 29 windturbines met een masthoogte van 90 m, een rotordiameter van eveneens 90 m en een geïnstalleerd vermogen van 3 MW per windturbine. Daarna heeft NRG een kwalitatieve analyse gedaan voor drie alternatieve plaatsingsscenario s: Terugvaloptie Hoofdalternatief, Terugvaloptie Kleine rotor en Maximalisatie Hoofdalternatief. In de risicoanalyse zijn onderstaande objecten nader beschouwd: Tabel Nader beschouwde objecten in de risicoanalyse van het basisplan Nader beschouwde objecten: Vaarweg Schelde-Rijnkanaal Gasleiding Gasunie Kreekraksluizen Gasleiding Delta Boerderij Gasleiding Dow (propyleen) Hoogspanningslijnen (380 kv) DPO brandstofleiding Buisleidingstrook Markiezaatskade Elektriciteitsleidingen Delta (worden gesloopt) (CO-leiding en H 2-leiding van Air Liquide) Ligplaatsen ten noorden en ten zuiden van het Gemaal Kreekrak sluizencomplex Conclusies en aanbevelingen: Basisplan Veiligheid De objecten Kreekraksluizen, ligplaatsen ten noorden en ten zuiden van het sluizencomplex en de boerderij zijn getoetst aan het wettelijke kader voor het plaatsgebonden risico. De Kreekraksluizen en de noordwestelijke en zuidwestelijke ligplaats voldoen hier aan. De zuidoostelijke ligplaats en de boerderij voldoen hier niet aan. Aangezien het toetsingscriterium een richtwaarde is, mag hiervan worden afgeweken indien hiervoor gewichtige redenen zijn. NRG-92006/08.90768/rev 2 7

Het object Vaarweg Schelde-Rijnkanaal is getoetst aan de wettelijke criteria voor het Individueel Passanten Risico (IPR) en Maatschappelijk Risico (MR). Er wordt ruimschoots voldaan aan de eis van het IPR en MR. Het sluizencomplex is getoetst aan het wettelijke criterium voor het groepsrisico. Als de gemiddelde groepsgrootte die gedurende het gehele jaar aanwezig is op het sluizencomplex kleiner is dan 8 personen, dan wordt voldaan de wettelijke norm voor het groepsrisico. In werkelijkheid zijn er zeker minder dan 8 personen permanent aanwezig. Dus wordt er voldaan aan de wettelijke norm. Voor de toetsing van de beroepsvaart, de ondergrondse gasleidingen van Gasunie en Delta, de propyleenleiding van Dow, de DPO-brandstofleiding en de koolmonoxideleiding en waterstofgasleiding van Air Liquide zijn er geen wettelijke criteria waaraan voldaan moet worden. Om inzicht te krijgen in de gevolgen voor de externe veiligheid is de toename in de faalfrequentie van deze objecten bepaald. Het Handboek Risicozonering Windturbines geeft als richtwaarde dat een toename van maximaal 0% acceptabel is. De onderstaande objecten voldoen hieraan: De beroepsvaart (toename faalfrequentie 7,9%) De gasleiding van Delta (toename faalfrequentie marginaal) De propyleenleiding van Dow (toename faalfrequentie,3%) De DPO-brandstofleiding (toename faalfrequentie 2,7%) De koolmonoxideleiding (toename faalfrequentie 0,0%) De waterstofgasleiding (toename faalfrequentie 2,3%) Van één beschouwd object voldoet de toename in de faalfrequentie niet aan de toegestane richtwaarde: De gasleiding van Gasunie. De oorzaak zijn windturbine 25 die in de high-impact zone ligt en windturbine 9 die in het grensgebied van deze zone ligt. Conform het beleid van de Gasunie kunnen deze windturbines niet zonder meer geplaatst worden. Als aangetoond kan worden dat de gasleiding ook na plaatsing van de windturbines nog voldoet aan de wettelijke criteria voor het plaatsgebonden risico, zal plaatsing mogelijk zijn. Hierover zal afstemming met Gasunie moeten plaatsvinden. Basisplan Beschikbaarheid Voor de toetsing van de vaarweg, de sluizen, het gemaal en de hoogspanningslijnen zijn er geen wettelijke criteria opgesteld waaraan voldaan moet worden. Om inzicht te krijgen in de maatschappelijke 8 NRG-92006/08.90768/rev 2

en economische gevolgen is de toename in de onvoorziene niet beschikbaarheid (ONB) van een object bepaald. Het Handboek Risicozonering Windturbines geeft als richtwaarde dat een toename van maximaal 0% acceptabel is. De beschouwde objecten voldoen hier ruimschoots aan: De vaarweg Schelde-Rijnkanaal (toename ONB 0,46%) De Kreekraksluis (toename ONB max. 0,%) Het gemaal (toename ONB,9%) De 380kV hoogspanningslijnen (toename ONB marginaal) Alternatieven Uit de kwalitatieve analyse wordt geconcludeerd dat het plaatsingscenario 2 (Terugvaloptie Hoofdalternatief) en het plaatsingscenario 2A (Terugvaloptie Kleine rotor) dezelfde knelpunten hebben als het plaatsingscenario (Basisplan). Daarnaast vormt de waterstofgasleiding van Air Liquide een mogelijk extra knelpunt in deze alternatieven. Het plaatsingscenario 3 (Maximalisatie Hoofdalternatief) heeft dezelfde knelpunten als het plaatsingscenario (Basisplan). Tevens vormen onderstaande objecten mogelijke extra knelpunten: Vrachtschip op het Schelde-Rijnkanaal Gasleiding van Delta Gasleiding Dow DPO-brandstofleiding Koolmonoxideleiding van Air Liquide Waterstofgasleiding van Air Liquide NRG-92006/08.90768/rev 2 9

0 NRG-92006/08.90768/rev 2

Inleiding De bedrijven Delta Energy, Eneco New Energy, Scheldewind en Winvast hebben het voornemen diverse windturbines te plaatsen in de nabijheid van de Kreekraksluizen langs het Schelde-Rijn kanaal en langs het Spuikanaal. Het project in bekend onder de naam Windpark Kreekraksluis Spuikanaal (hierna Het Windpark ).Ten behoeve van de te maken bestuurlijke afwegingen en de besluitvorming om de bouw en het in gebruik hebben van deze windturbines planologisch mogelijk te maken worden de milieueffecten onderzocht. Daarvoor wordt een Milieu Effect Rapportage (MER) opgesteld die voorziet in zowel de wettelijke verplichting om een plan MER op te stellen als voor de verplichting om een project MER op te stellen ten behoeve van de te zijner tijd aan te vragen Milieuvergunningen. Een onderdeel van de MER is een veiligheidsrisicoanalyse. In de MER worden de volgende alternatieven en varianten (in dit rapport ook aangeduid als plaatsingsscenario s) behandeld: AO De autonome ontwikkeling: Bestaande uit het vervangen van 26 windturbines door nieuwe windturbines met gelijke afmetingen (masthoogte 40 m en rotordiameter 52m) en een geïnstalleerd vermogen van 850 kw per windturbine. Het Basisplan: Bestaande uit 29 windturbines met een masthoogte van 90 m, een rotordiameter van eveneens 90 m en een geïnstalleerd vermogen van 3 MW per windturbine. 2 Terugvaloptie-Hoofdalternatief: Bestaande uit 3 windturbines met een masthoogte van 62 m, een rotordiameter van 80 m en een geïnstalleerd vermogen van 2 MW per windturbine. 2A Terugvaloptie-Kleine rotor, rechte lijn: Bestaande uit 28 windturbines met een masthoogte van 62 m, een rotordiameter van 70 m en een geïnstalleerd vermogen van 2 MW per windturbine. 3 Maximalisatie-Hoofdalternatief: Bestaande uit 24 windturbines met een masthoogte van 20 m, een rotordiameter van eveneens 20 m en een geïnstalleerd vermogen tussen de 4,5 MW en 6 MW per windturbine. Aan NRG is gevraagd om een risicoanalyse uit te voeren voor alternatief. De overige alternatieven en varianten worden vervolgens kwalitatief beoordeeld aan de hand van de bevindingen van de risicoanalyse van het basisplan. De autonome ontwikkeling wordt niet nader beoordeeld. De analyse wordt uitgevoerd op basis van de informatie die door Delta Energy is verstrekt. Bij de analyse wordt gebruik gemaakt van het Handboek Risicozonering Windturbines [] (hierna Handboek). Het Handboek erkent dat er geen wettelijke risicocriteria opgesteld zijn ten aanzien van windturbines. NRG-92006/08.90768/rev 2

Uiteraard dient een windpark wél te voldoen aan de algemene normen van het externe veiligheidsbeleid. Het Handboek conformeert zich aan het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) [9]. De risico s rond windturbines kunnen dus op een vergelijkbare wijze worden getoetst als aangewezen categorieën van inrichtingen in het besluit. De in het Handboek beschreven toetsingsmethoden en criteria dienen als richtlijn voor het bepalen van het risico na plaatsing van windturbines op een specifieke locatie. Het Handboek heeft geen wettelijke status. De toepassing van het Handboek voor bepaling van veiligheidsrisico s word echter wel algemeen aanvaard door het Bevoegd Gezag en belanghebbenden. Voor zo ver het Handboek niet voorziet in de beoordeling van specifieke situaties worden de algemene beoordelingsprincipes toegepast in de geest van het Handboek met in acht name van het te dienen belang en de overige omstandigheden. Voorts kan het Bevoegd Gezag toestaan, dan wel eisen, dat voor de beoordeling van veiligheidsrisico s andere uitgangspunten worden toegepast indien daarmee recht gedaan wordt aan de omstandigheden van die specifieke situatie. Het voorliggende rapport beschrijft de analyse van Het Windpark. De analyse bestaat uit het bepalen van de risicocontouren van de windturbines; gevolgd door het bepalen van de objecten die binnen de 0-8 - risicocontour liggen en nader beschouwd dienen te worden (hoofdstuk 3). Voor het merendeel van deze objecten is vervolgens een risicoanalyse uitgevoerd (hoofdstuk 5), waarbij gekeken is naar het risico en/of de onvoorziene niet beschikbaarheid van het object. Mitigerende maatregelen zijn beschreven voor de gevallen waarin zonder het nemen van nadere maatregelen in de eerste instantie niet aan de norm kan worden voldaan (hoofdstuk 6). In het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 7) is er een kwalitatieve beschouwing opgenomen van de plaatsingsscenario s 2, 2A en 3. 2 NRG-92006/08.90768/rev 2

Situatieschets van het gebied De in plaatsingsscenario opgenomen windturbines zijn gelokaliseerd aan weerszijden van het Schelde- Rijnkanaal, in de provincie Zeeland (Figuur ). De turbines tot met 6 zijn gepland ten noorden van de rijksweg A58 (Vlissingen-Woensdrecht) en de turbines 7 tot en met 29 ten zuiden van deze rijksweg. In Bijlage A en Bijlage B is respectievelijk een detailkaart van het gebied ten noorden en van het gebied ten zuiden van de A58 weergegeven [2]. De detailkaarten tonen ondermeer de positie van de windturbines uit plaatsingsscenario. Figuur Ligging van het Schelde-Rijnkanaal In de nabijheid van de windturbines bevindt zich een groot aantal objecten, die mogelijk meegenomen moeten worden in de risicoanalyse. Tabel 2 geeft een overzicht van deze objecten. NRG-92006/08.90768/rev 2 3

Tabel 2 Overzicht van de objecten die in de nabijheid van de windturbines uit het plaatsingsscenario. Objecten in de nabijheid van de windturbines zie paragraaf A58 4. Ligplaatsen ten noorden en ten zuiden van het sluizencomplex 5.2 Boerderijen 5.5 Buisleidingstrook Markiezaatskade 5.2 DPO brandstofleiding 5. Drukstation van de vuilwaterleiding Hoogheemraadschap Westbrabant 4.2.2 Elektriciteitsleidingen Delta 5.7 Gasleiding Delta 5.9 Gasleiding Dow 5.0 Gasleiding Gasunie 5.8 Gasleiding Kreekrak (ZBL leiding) 4. Gasleiding Zebra 4. Gemaal Kreekrak 5.4 Hoofdleiding Riool Delta 4.2.2 Hoogspanningslijnen (380kV) 5.6 Kabels en leidingen KPN 4.2.2 Kabels en leidingen RWS 4.2.2 Kabels en leidingen Zebra 4. Kreekraksluizen 5.3 Pompstation schoon water Evides 4.2.2 Radar Bathse brug 4. Radar ten noorden van de sluis (zendinrichting ) 4. Radar ten zuiden van de sluis (zendinrichting 3) 4.2.2 Spoorlijn Vlissingen-Roosendaal 4. Vaarweg Schelde-Rijnkanaal 5. Waterleiding Delta 4.2.2 4 NRG-92006/08.90768/rev 2

2 Analysemodel en parameters 2. Het analysemodel De risico s van een windturbine worden gevormd door 3 typen falen: het afbreken van (een gedeelte van) een blad, het omvallen van de mast (inclusief gondel en rotor) en het neerstorten van de gondel en/of rotor.. Bladbreuk: De treffrequentie van een object door afgeworpen bladen is bepaald met behulp van een simulatiemodel. Het gebruikte rekenmodel is een kogelbaanmodel, waar rekening gehouden wordt met de luchtweerstanden en de windverdeling op de betreffende locatie en de liftkrachten van de rotorbladen. 2. Omvallen van de mast (inclusief gondel en/of rotor): Het risico voor personen en bovengrondse objecten ten gevolge van het omvallen wordt bepaald door de windturbine te modelleren met behulp van een cirkelsegment met de zogenoemde openingshoek (α) (Figuur 2). De trefkans van het object wordt gelijk gesteld aan de kans dat een gedeelte van het cirkelsegment in aanraking komt met het object. Hierbij is wel aangenomen dat de richting waarin de windturbine valt uniform verdeeld is. D/2 R H α Figuur 2 Cirkelsegment (R = masthoogte (H) + rotordiameter (D)/2)) 3. Neerstorten van de gondel en/of rotor: Voor het bepalen van de trefkans van personen en objecten door het neerstorten van een gondel met rotor of alleen een rotor wordt hetzelfde model als onder 2 gebruikt, waarbij de masthoogte nul verondersteld wordt. Het risicogebied blijft dan beperkt tot een gebied rondom de toren, dat gelijk is aan de rotordiameter. NRG-92006/08.90768/rev 2 5

2.2 De invoerparameters 2.2. Faalfrequenties Het Handboek [] geeft de volgende generieke faalfrequenties: Tabel 3 Scenario s en faalfrequenties voor windturbines [] Faalfrequentie Scenario [/jaar] Bladbreuk 8,4 0-4 Omvallen van de mast (inclusief gondel/rotor),3 0-4 Neerstorten van de gondel en/of de rotor 3,2 0-4 Deze generieke data is gebaseerd op een historie van windturbines tot 2000. Voor moderne turbines wordt aangenomen dat de faalfrequenties aanzienlijk lager liggen. De beoordeling zal echter steeds plaatsvinden op basis van de generieke faalfrequenties uit het Handboek. Falen ten gevolge van brand in de gondel is in deze faalfrequenties verwerkt. 2.2.2 Windturbinegegevens De trefkansverdeling van afbrekende turbinebladen is bepaald voor een Vestas V90-3MW turbine met de volgende gegevens: Tabel 4 Gegevens windturbine Vestas V90 3000 kw Masthoogte 90 m Rotordiameter 90 m nominaal toerental 6, omw./min straal rotornaaf m aantal bladen 3 cut in windsnelheid 4 m/s zwaartepunt t.o.v. rotorcentrum 6,7 m lengte van het blad 46,4 m oppervlakte van het blad 2 m 2 massa van het blad 6500 kg 6 NRG-92006/08.90768/rev 2

2.2.3 Gegevens van het terrein en de windgesteldheid Gegevens voor de windroos en windsnelheden die nodig zijn voor de berekening van treffrequenties ten gevolge van bladworp zijn ontleend aan de windstatistiek van het KNMI, weerstation Vlissingen [3]. Dit is het dichtstbijzijnde weerstation waarvan de windfrequentietabellen beschikbaar zijn. NRG-92006/08.90768/rev 2 7

8 NRG-92006/08.90768/rev 2

3 Risico s 3. Plaatsgebonden Risico: Het plaatsgebonden risico (PR) is gedefinieerd als het risico op een plaats buiten de inrichting, uitgedrukt als kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als een rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting [9]. Voor de berekening van het plaatsgebonden risico moet dus een persoon worden beschouwd die permanent aanwezig is 3.2 Individueel Passanten Risico (IPR) Het Individueel Passanten Risico is een risicomaat die aansluit bij de individuele beleving van de passant, namelijk de overlijdenskans per passant per jaar. Hierbij wordt de passant gevolgd gedurende zijn bezigheden in de nabijheid van een windturbine. De IPR houdt dus rekening met de aanwezigheidsfractie van een passant; dit is de procentuele verblijfsduur in de gevaarlijke omgeving gedurende een jaar. Het maximaal toelaatbaar Individueel Passsanten Risico wordt gesteld op 0-06 per jaar. Hier wordt er van uitgegaan dat een mens overlijdt, zodra deze geraakt wordt door een deel van een windturbine. 3.3 Maatschappelijk Risico (MR) Het Maatschappelijk Risico is de verwachtingswaarde van het aantal dodelijke slachtoffers per jaar. Dit is het product van het gemiddelde aantal dodelijke slachtoffers per passage en het aantal passages per jaar. Feitelijk is het MR hetzelfde als het IPR alleen wordt nu met alle passages gerekend, in plaats van met het aantal passages van één enkel persoon. Door het externe veiligheidsbeleid van VROM wordt per industriële installatie een acceptabel risiconiveau aangehouden van 2 0-03 dodelijke slachtoffers per jaar. Dus het maximaal toelaatbaar Maatschappelijk Risico van 2 0-03 dodelijke slachtoffers sluit hierbij aan. Deze waarde wordt in dit rapport dan ook aangehouden voor toetsing. NRG-92006/08.90768/rev 2 9

3.4 Groepsrisico (GR) Het ministerie van VROM heeft het Groepsrisico gedefinieerd als [4]: Cumulatieve kans per jaar dat een aantal personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting. De toetsingswaarde voor het GR is dat een ongeval met 0 doden met een kans van één op honderdduizend per jaar mag voorkomen (0-5 ), en een ongeval met 00 doden slechts op 0 miljoen (0-7 ). De norm is grafisch weergegeven in Figuur 3..E-03 K a n s [ p e r ja a r].e-04.e-05.e-06.e-07.e-08.e-09 0 00 000 Aantal doden Figuur 3 Grafische weergave van de norm voor GR 20 NRG-92006/08.90768/rev 2

4 Risicocontouren van de objecten De berekeningen zijn uitgevoerd conform het Handboek [] en leiden tot een contour van het plaatsgebonden risico. Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven wordt het plaatsgebonden risico bepaald door drie faalscenario s: bladworp, mastbreuk inclusief rotor en gondel en rotor en/of gondelval. In Figuur 4 wordt het verloop van het plaatsgebonden risico als functie van de afstand tot de turbinevoet weergegeven. In Bijlage A en Bijlage B zijn de berekende 0-6 (rood; binnenste) en 0-8 (blauw; buitenste) risicocontouren van de windturbines vervolgens geprojecteerd op de kaart met de locatie van de windturbines..0e-03.0e-04 Plaatsgebonden risico [/m 2 jaar].0e-05.0e-06.0e-07.0e-08.0e-09 0 50 00 50 200 250 Afstand tot windturbine [m] Figuur 4 Verloop van het plaatsgebonden risico als functie van de afstand tot de turbinevoet. 4. Objecten buiten 0-8 -risicocontouren Met behulp van de berekende risicocontouren is nagegaan welke objecten buiten de 0-8 -risicocontouren liggen. Deze objecten zijn in onderstaande tabel weergegeven. Omdat het plaatsgebonden risico van deze objecten zeer klein is (<,0 0-8 /m 2 jaar), is een nadere beschouwing van deze objecten niet noodzakelijk. NRG-92006/08.90768/rev 2 2

Tabel 5 Objecten buiten 0-8 -risicocontouren Objecten buiten de 0-8 risicocontour: A58 Spoorlijn Vlissingen-Roosendaal Gasleiding Kreekrak (ZBL leiding) Gasleiding Zebra Kabels en leidingen Zebra Radar ten noorden van de sluis (zendinrichting ) Radar Bathse brug 4.2 Objecten binnen 0-8 -risicocontouren Andere objecten liggen binnen de 0-8 -risicocontouren. Deze objecten kunnen onderverdeeld worden in een groep waarvoor een risicoanalyse noodzakelijk is en een groep waarvoor dit niet noodzakelijk is. Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor ondergrondse kabels en leidingen waardoor ongevaarlijke stoffen worden getransporteerd []. 4.2. Nader te beschouwen objecten In hoofdstuk 2 van het Handboek staat beschreven dat een risicoanalyse begint met het inventariseren van gevoelige objecten. Deze zijn in het Handboek onderverdeeld in tien hoofdcategorieën. Deze tien categorieën zijn: Bebouwing Wegen Vaarwegen Spoorwegen Industrie Ondergrondse kabels en leidingen Bovengrondse leidingen Hoogspanningslijnen Dijklichamen en waterkeringen Straalpaden. De objecten die zowel binnen de 0-8 -risicocontouren liggen als onder een van bovengenoemde hoofdcategorieën valt, zijn weergegeven in Tabel 6. Deze objecten zullen nader beschouwd gaan worden. De resultaten van de uitgevoerde risicoanalyse zijn per object weergegeven in hoofdstuk 5. 22 NRG-92006/08.90768/rev 2

Veiligheid Van elke beschouwd object wordt voor zover mogelijk eerst getoetst aan de wettelijke criteria ten aanzien van het plaatsgebonden risico, Individueel Passanten Risico en Maatschappelijk Risico. Voor leidingen en kabels wordt het veiligheidscriterium getoetst: de toename in faalfrequentie per kilometer moet beneden de in het Handboek vermelde waarde van 0% blijven. Beschikbaarheid Plaatsing van de windturbines leidt tot een verhoging van de niet-beschikbaarheid van een object. Of dit acceptabel is, is afhankelijk van de maatschappelijke en bedrijfseconomische belangen van de betrokken partijen. Dit kan worden getoetst door de bijdragen van de windturbines te vergelijken met de eigen autonome faalfrequentie of niet-beschikbaarheid van het betreffende object. Het Handboek [] hanteert als richtwaarde dat de toename niet meer dan 0% mag zijn. Tabel 6 Objecten binnen 0-8 -risicocontouren, die nader beschouwd dienen te worden Nader te beschouwen objecten: zie paragraaf Vaarweg Schelde-Rijnkanaal 5. Ligplaatsen ten noorden en ten zuiden van het sluizencomplex 5.2 Kreekraksluizen 5.3 Gemaal Kreekrak 5.4 Boerderij 5.5 Hoogspanningslijnen (380 kv) 5.6 Elektriciteitsleidingen Delta 5.7 Gasleiding Gasunie 5.8 Gasleiding Delta 5.9 Gasleiding Dow 5.0 DPO brandstofleiding 5. Buisleidingstrook Markiezaatskade (CO-leiding en H 2-leiding van Air Liquide) 5.2 4.2.2 Niet nader te beschouwen objecten De objecten die in Tabel 7 vermeld staan, liggen binnen de 0-8 -risicocontouren. Desondanks vereisen ze geen risicoanalyse (zie kolom 2 van Tabel 7). De aanvaardbaarheid van de plaatsing van de windturbines nabij deze objecten dient te worden overwogen op grond van maatschappelijke en bedrijfeconomische Op verzoek van Rijkswaterstaat is deze wel nader beschouwd [6]. NRG-92006/08.90768/rev 2 23

belangen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de trefkans 2, die is weergegeven in de derde kolom van de Tabel 7 en de autonome faalkans per jaar van een betreffend object. NRG is niet het bezit van deze laatste. Tabel 7 Objecten binnen 0-8 -risococontouren, maar die niet nader beschouwd hoeven te worden Niet nader te beschouwen objecten Reden Trefkans per jaar Waterleiding Delta Kabels en leidingen waardoor,7 0-4 Hoofdleiding Riool Delta ongevaarlijke stoffen getransporteerd,5 0-4 Kabels en leidingen RWS worden hoeven niet in een risicoanalyse,5 0-3 Kabels en leidingen KPN beschouwd te worden. [],5 0-3 Pompstation schoon water Evides Bij deze objecten kunnen mensen 7,3 0-7 Drukstation van de vuilwaterleiding aanwezig zijn, maar zeer beperkt. Dus,0 0-8 Hoogheemraadschap Westbrabant deze objecten zijn te beschouwen als niet kwetsbare objecten. Deze objecten ook Radar ten zuiden van de sluis (zendinrichting 3) worden niet in het Handboek [] vermeld.,5 0-6 2 De trefkans is gedefinieerd als de kans per jaar dat een object wordt getroffen door een deel van de windturbine. 24 NRG-92006/08.90768/rev 2

5 Resultaten 5. De Schelde-Rijnverbinding De windturbines uit plaatsingsscenario worden in de nabijheid van een rijksvaarweg, de Schelde- Rijnverbinding, geplaatst. Er dient daarom rekening gehouden te worden met de beleidsregels van Rijkswaterstaat [5]: Windturbines worden op een afstand van 50 meter uit de rand van de vaarweg geplaatst ofwel er wordt aangetoond dat er geen hinder voor wal- en scheepsradar optreedt. De minimale afstand tot de rand van de vaarweg is altijd tenminste de helft van de rotordiameter. De plaatsing van de windturbines mag geen visuele hinder opleveren voor het scheepvaartverkeer en het bedienend personeel van de kunstwerken. Het zicht op vaarwegmarkering mag niet door plaatsing van windturbines worden afgeschermd. Ten aanzien van de afstand van de windturbines tot de vaarweg wordt aan de beleidsregel van Rijkswaterstaat voldaan. Mogelijke nautisch radar- en zichthinder wordt in dit rapport niet nader beschouwd. 5.. Vaarweg Schelde-Rijnkanaal Langs de vaarweg Schelde-Rijnkanaal staan 4 windturbines waarvan de 0-8 -risicocontour gedeeltelijk samenvalt met deze vaarweg. Indien één van deze windturbines faalt, kan de vaarweg getroffen worden. Waterwegen zijn niet gecategoriseerd als kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten []. Er is dan geen wettelijk criterium waaraan getoetst kan worden. Een vaarweg is nooit 00% van de tijd bruikbaar. Als gevolg van onderhoud en stremmingen is de vaarweg een deel van de tijd niet beschikbaar. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen voorziene niet-beschikbaarheid (VNB) en onvoorziene niet-beschikbaarheid (ONB). De ONB van de vaarweg zelf wordt in dit rapport verder aangeduid als de autonome niet-beschikbaarheid. Door het plaatsen van een windturbine langs de vaarweg kan het aantal stremmingen en daarmee de ONB toenemen. Het Handboek [] geeft als algemene richtwaarde dat wanneer de toename van de onvoorziene niet beschikbaarheid van de vaarweg binnen de 0% blijft, dit als een aanvaardbare waarde beschouwd mag worden. NRG-92006/08.90768/rev 2 25

Beschikbaarheid Voor de 4 windturbines waarvan de 0-8 -risicocontour samenvalt met de vaarweg is de trefkans per jaar van de vaarweg bepaald (Tabel 8). De totale trefkans per jaar van de vaarweg is een sommatie van de afzonderlijke trefkansen en bedraagt,5 0-3 per jaar. Ervan uitgaande dat het treffen van de vaarweg resulteert in een stremming van de vaarweg gedurende 2 uur (= 2/8760 =,4 0-3 jaar) kan de onvoorziene niet beschikbaarheid (ONB) bepaald worden. In formule vorm is de ONB: ONB = gemid. tijd van stremming / (gemid. tijd tussen 2 stremmingen + gemid.tijd van stremming) Omdat de gemiddelde tijd van een stremming voldoende klein is ten op zichten van de gemiddelde tijd tussen twee stremmingen kan in de noemer de gemiddelde tijd van een stremming verwaarloosd worden: ONB gemid. tijd van stremming / gemid. tijd tussen 2 stremmingen. De gemiddelde tijd tussen twee stremmingen is de reciproke van de kans per tijdseenheid (treffrequentie) op stremming (lees hier treffrequentie van de vaarweg). Dan wordt ONB: ONB = gemid. tijd van stremming * treffrequentie vaarweg Deze vermenigvuldiging resulteert in een onvoorziene niet beschikbaarheid van 2, 0-6. Volgens Rijkswaterstaat [6] is de vaarweg gedurende 4 uur per jaar gestremd. De autonome nietbeschikbaarheid is dan 4,6 0-4 (= 4/8760). De toename van de onvoorziene niet beschikbaarheid door het plaatsen van de windturbines is daarmee 0,46% (= 2, 0-6 / 4,6.0-4 ). Er wordt ruimschoots voldaan aan de richtwaarde van 0% die in het Handboek is vermeld. Tabel 8 Trefkans van de vaarweg per windturbine Windturbine Bladworp Trefkans per jaar door Mastbreuk incl. rotor & gondel Rotor en/of gondel val Totale trefkans [/jaar] Afstand tot rand de rand van de vaarweg [m] 4,4 0-5 2,9 0-5 - 7,3 0-5 >50 m 2 - - - <,0 0-8 >50 m 3 - - - <,0 0-8 >50 m 4 - - - <,0 0-8 >50 m 5 - - - <,0 0-8 >50 m 26 NRG-92006/08.90768/rev 2

Windturbine Bladworp Trefkans per jaar door Mastbreuk incl. rotor & gondel Rotor en/of gondel val Totale trefkans [/jaar] Afstand tot rand de rand van de vaarweg [m] 6 - - - <,0 0-8 >50 m 7 - - - <,0 0-8 >50 m 8 2,3 0-6 - - 2,3 0-6 >50 m 9 3,4 0-5 - - 3,4 0-5 >50 m 0 3,9 0-4 6, 0-5 - 4,5 0-4 >50 m,6 0-4 5,3 0-5 - 2, 0-4 >50 m 2 8,2 0-5 5,5 0-5 -,4 0-4 >50 m 3, 0-4 5,7 0-5 -,6 0-4 >50 m 4,6 0-4 6,5 0-5 - 2,3 0-4 >50 m 5,7 0-4 6,6 0-5 - 2,3 0-4 >50 m 6 - - - <,0 0-8 >50 m 7,2 0-7 - -,2 0-7 >50 m 8 - - - <,0 0-8 >50 m 9,0 0-7 - -,0 0-7 >50 m 20,0 0-7 - -,0 0-7 >50 m 2,0 0-7 - -,0 0-7 >50 m 22, 0-7 - -, 0-7 >50 m 23 - - - <,0 0-8 >50 m 24 - - - <,0 0-8 >50 m 25 - - - <,0 0-8 >50 m 26 - - - <,0 0-8 >50 m 27 - - - <,0 0-8 >50 m 28 - - - <,0 0-8 >50 m 29 - - - <,0 0-8 >50 m totaal,5 0-3 NRG-92006/08.90768/rev 2 27

5..2 Varend schip Indien een schip door het Schelde-Rijnkanaal vaart worden 29 windturbines gepasseerd. Van deze 29 windturbines hebben er 4 een 0-8 -risicocontour die gedeeltelijk binnen de vaarweg valt (Tabel 8). Het falen van deze windturbines kan leiden tot het treffen van een varend schip en het daarop aanwezige personeel. Enkel ten aanzien van de opvarende personen zijn wettelijke criteria opgesteld waaraan het windpark moet voldoen. Er moet namelijk voldaan worden aan het criterium van het Individueel Passanten Risico (IPR) en het Maatschappelijk Risico (MR). Voor een varend schip geeft het Handboek [] als algemene richtwaarde aan dat voor de faalkans een toename van maximaal 0% aanvaardbaar is. Individueel Passanten Risico en Maatschappelijk Risico (Veiligheid) Op het Schelde-Rijnkanaal vaart een drietal categorieën schepen: vrachtschepen, passagierschepen en bruine vloot schepen. Rijkswaterstaat heeft de gemiddelde afmetingen, gemiddelde snelheid op het Schelde-Rijnkanaal en het gemiddelde aantal personen op een schip geven [6]. Voordat een schip geschut wordt in de sluis, wacht deze vaak bij een van de remmingswerken 3. De gemiddelde passeertijd (schutduur en wachttijd samen) is 59 minuten [7]. Door rekening te houden met het oppervlak van een schip en de passagetijd van een schip, wordt de trefkans van een varend schip per passage bepaald. Deze trefkans dient als basis voor het bepalen van het maximale aantal vaarbewegingen voordat de normen van het IPR en het MR overschreden worden (Tabel 0). Tabel 9 Gegevens per scheepscategorie. vrachtschepen passagiersschepen bruine vloot lengte [m] 97,58 83,00 33,26 breedte [m] 0,48 9,7 5,90 snelheid [m] 5 4 0 passagetijd [min] 87 89 0 aantal personen 3 200 20 3 Ten noorden en ten zuiden van het sluizencomplex zijn remmingswerken gelokaliseerd. De remmingswerken worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van het wachten voor geschut te worden. Deze zijn een onderdeel van de vaarweg Schelde-Rijnkanaal. 28 NRG-92006/08.90768/rev 2

Tabel 0 Maximaal toelaatbaar aantal passages voor het Schelde-Rijnkanaal Maximum toelaatbaar aantal passages Trefkans van een Schelde-Rijnkanaal IPR MR schip per passage [/dag] [/jaar] vrachtschepen,5 0-0 9 4 453 985 passagierschepen,2 0-0 23 82 869 bruine vloot 3.3 0-83 2 999 064 Het toegestane IPR (max 0-6 per jaar; paragraaf 3.2) wordt overschreden als één bepaald individu gemiddeld meer dan de waarde in de 3 de kolom van Tabel 0 over het beschouwde traject vaart. Bijvoorbeeld als één individu op een vrachtschip meer dan 9 keer per dag over dit traject vaart wordt er niet voldaan aan het criterium van het IPR. Dat het maximum toelaatbaar aantal passages voor de drie scheepscategorieën overschreden zal worden, is niet erg waarschijnlijk, zodat gesteld kan worden dat aan de eis van het IPR wordt voldaan. De norm voor de MR (max 2 0-3 per jaar; paragraaf 3.3) wordt overschreden als het aantal vaarbewegingen boven de waarde in de 4 de kolom van Tabel 0 uitkomt. In het 2007 was het aantal geschutte schepen 70.43 voor de beroepsvaart en voor de recreatievaart 3006 [7]. In deze situatie wordt ruimschoots aan de norm voor de MR voldaan. Het is bovendien onmogelijk dat het Schelde-Rijnkanaal het aantal scheepsbewegingen per jaar dat nodig is om het IPR te overschrijden, aan kan. Rijkswaterstaat wil rekening houden met de uitbreiding van het sluizencomplex met één extra sluis. Ten opzichte van 2007 zal de beroepsvaart met meer dan een factor 63 moeten toenemen, voordat de MRnorm overschreden gaat worden. Een eventuele derde sluis zal zeker niet een zodanige verhoging van het aantal scheepvaartbewegingen geven. NRG-92006/08.90768/rev 2 29

Faalkans van één vrachtschip (Veiligheid) Het falen van één of meerdere van de 29 windturbines langs het Schelde-Rijnkanaal kan leiden tot het treffen van een vrachtschip. Bij het bepalen van de trefkans van een vrachtschip wordt de gemiddelde afmetingen, de gemiddelde snelheid en gemiddelde schuttijd van een vrachtschip verdisconteerd (Tabel 9). De trefkans van een vrachtschip is,5 0-0 per passage (Tabel 0). Echter niet iedere trefkans leidt tot bezwijken van het object. Of een schip dat geraakt wordt bezwijkt, is o.a. afhankelijk van waar en waardoor een schip getroffen wordt. De volgende percentages zijn aangenomen voor het bezwijken (schade met aanzienlijke lekkage) van een schip indien het wordt getroffen: Scenario bladworp 50% Scenario omvallen van de mast incl. gondel/rotor 00% Scenario neerstorten van rotor en/of gondel 00% De bezwijkkans van een schip is de sommatie van de bezwijkkans voor de drie scenario s. Deze wordt daarmee 9,2 0 - per passage. In de PGS 3 [8] staat de initiële ongevallen faalfrequentie van schepen met zware schade. Het Schelde- Rijnkanaal is een CEMT klasse 6B vaarweg 4. Voor vaarwegen van deze vaarklasse is de initiële faalfrequentie,4 0-6 per schip per km. De kans op continu groot verlies van de lading loopt van 0, (enkelwandig schip) tot,2 0-4 (gastanker). De bijdrage door plaatsing van de windturbines zal het grootst zijn als de autonome faalfrequentie van een schip op Schelde-Rijnkanaal het kleinst is. De meest ongunstige situatie is dus een schip met de kleinste kans op een groot lek: de gastanker. De faalkans voor gastankers waarbij groot lek ontstaat, is,7 0-0 per schip per kilometer (=,4 0-6 *,2 0-4 ). Per passage wordt dit vermenigvuldigd met de afstand van het Rijn-Scheldekanaal op basis van de locatietekening [2], hier 7 km (=,7 0-0 *7 =,2 0-9 per schip per passage). Dit betekent dat de toename van de faalkans van een schip t.g.v. de windturbines langs de vaarweg (9,2 0 - / (,2 0-9 ) = 7,9% is. De toename blijft beneden de 0%, wat een aanvaardbare waarde is. Faalkans van één varend kegelschip Voor de binnenvaart geldt dat een schip met gevaarlijke stoffen, zichtbaar blauwe kegels moet voeren. 's Nachts worden deze vervangen door blauwe lampen. Hoe meer kegels hoe gevaarlijker de lading. Voor 4 De klasse-indeling is bepaald door de Conférence Européenne des Ministres de Transport (CEMT). Per klasse zijn de maximale afmetingen van een schip vastgelegd. 30 NRG-92006/08.90768/rev 2

deze schepen gelden extra maatregelen, zoals de verplichting zich te melden bij verkeersposten. Tevens zijn voor deze schepen speciale ligplaatsen beschikbaar waar zij ook bij minder gunstige weersomstandigheden kunnen aanleggen. Bij het schutten van sluizen wordt steeds speciale aandacht gegeven aan schepen met gevaarlijke stoffen. Op het Schelde-Rijnkanaal varen ook kegelschepen. Het betreft voornamelijk -kegelschepen [6]. De maximale grootte van een kegelschip op deze vaarweg valt in de categorie CEMT 6B. Dezelfde afmetingen en gemiddelde vaarsnelheid zijn aangenomen als van een vrachtschip (Tabel 9). De kans dat een schip getroffen wordt door een windturbine is onafhankelijk van het type schip. Daarmee is de trefkans van een kegelschip is,5 0-0 per passage (Tabel 0). Het treffen van een schip door een windturbine heeft niet noodzakelijkerwijs tot gevolg dat een schip bezwijkt. In de paragraaf Faalkans van één vrachtschip zijn voor de drie faalscenario s van windturbines percentages voor het bezwijken van een vrachtschip verondersteld. Deze percentage zullen voor een kegelschip kleiner of gelijk aan die voor een vrachtschip. Hierdoor zal de bezwijkkans per passage van een kegelschip kleiner of gelijk zijn aan de bezwijkkans per passage van een vrachtschip. In de eerder genoemde paragraaf is uitgegaan van een gastanker. In de PGS 3 [8] is dit de meest ongunstige beschreven categorie. Kegelschepen vervoeren gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld ammoniak. Dit wordt vervoerd in een gastanker. Daarom is wederom de autonome faalfrequentie van een schip,2 0-9 per schip per passage. De toename in de faalkans van een kegelschip t.g.v. windturbines is kleiner of gelijk aan de toename van de faalkans van een vrachtschip. Deze toename blijft beneden de 0%; wat een aanvaardbare waarde is. Capaciteitsuitbreiding van Rijn-Scheldekanaal Rijkswaterstaat houdt er rekening mee dat de capaciteit van het sluizencomplex in de toekomst moet worden vergroot. Zij zijn voornemens daartoe ondermeer de volgende scenario s te onderzoeken:. Het sluizencomplex uit te breiden met een extra sluis. Eerder in deze paragraaf is beschreven dat dan ook voldaan wordt aan het Individueel Passanten Risico en Maatschappelijk Risico. 2. Van het huidige spuikanaal een vaarweg maken. De afstand van windturbines tot en met 9 tot het spuikanaal is minder dan 50 m. Hierdoor wordt niet voldaan aan de beleidsregel van Rijkswaterstaat. NRG-92006/08.90768/rev 2 3

Oes te r d a m A 4 80 209.5 A 48 2 08. A 4 8 0 A 48 A 4 82 0 4. A 4 82 0. A 4 83 34. A 4 8 3 5 4.5 2 A 4 7 9 2 3. A 48 3 20 7.5 A 48 4 206. A 4 84 A 4 7 9 40. A 48 5 95. A 48 5 A 4 8 5 79. A 48 6 A 4 78 4 92. A 4 87 A 4 8 6 225. 3. A 48 6 A 4 8 8 22 7. A 4 86 8 A 48 8 A 48 6 A 4 89 2 3.5 A 48 6 A 4 86 A 4 8 9 4 78.5 23 0. A 49 0 A 48 6 A 4 90 A 4 8 6 A 4 8 6 A 49 0 7 2. 6 23 4. A 4 86 A 49 A 4 9 A 4 9 2 A 48 6 A 4 9 2 23 4. We s te li jk e Sp u ik an a al w eg A 4 86 A 49 2 A 4 9 3 A 48 6 2 32. 4 93.5 5 A 52 0 A 52 0 A 5 2 0 6 A 4 8 6 A 4 93 7 28 6. 2.5 8 3 5 5. Zendinrichting Kreekraksluizen Noordoost OL 4 3'50" NB 5 27'3" A 52 0 A 52 0 A 4 9 4 A 48 6 5 233. 6 5 4.5 A 52 0 A 5 2 0 3 49. A 52 0 A 4 8 6 A 4 94 49 5. 9 Station Marifoon Kreekraksluis 44SM OL 4 3'50" NB 5 27'3" 8. 4 A 52 0 A 4 8 6 A 4 9 4 st Oo el ijk Spu a e ik na a e lw g 0 A 5 20 34 9.5 A 4 8 6 A 49 5 A 5 20 A 5 2 0 2 5. A 52 0 3 6 35 0. A 52 0 A 52 0 2 A 52 0 Zendinrichting 3 Kreekraksluizen Zuidoost OL 4 4'5" NB 5 26'26" 3 22.5 5 A2 54 4 KA DOOR BEL KELDER RWS 5 2.5 A2 5 4 9 7 4 4 2. A 5 2 0 2 0. A 4 9 6 A2 54 2 6. 29. A 4 97 A2 54 A 4 97 A 2 5 4 3 3 89. 5 A 4 96 A 2 5 4 A 4 9 7 A 4 98 A 2 5 4 22 9. A 4 9 8 A2 5 4 2 22 7. 402.5 A 4 9 9 A 2 5 4 A 4 9 9 A2 5 4 30. 5 26. S ch e ld e- Rijn w eg A 4 9 9 A 2 5 4 A 5 8 5 0 0 A A 2 5 4 3 25. A 2 5 4 398. A 5 8 48 8. A 5 0 0 A 5 8 A 2 5 4 A2 5 4 R ILL GEM AAL KRE EKRA K A 2 5 4 9. 5 7. A 2 2 3 3 238. 2 06. A 5 8 A 5 0 3 5 40.5 2 A 5 0 3 500. A 2 5 4 A 5 0 A 5 0 A2 54 A 5 8 32 5. 4 79. ZIE PROFI EL 2 97. A 5 0 5 00. 30. A 5 0 2 A 50 2 A 50 3 A 5 02 46.5 3 74. 5 02.5 48 5. 5.2 Ligplaatsen ten noorden en ten zuiden van het sluizencomplex Schepen op het Schelde-Rijnkanaal kunnen gebruik maken van een aantal ligplaatsen ten noorden en ten zuiden van het sluizencomplex. Het is mogelijk dat schepen gedurende langere tijd aangemeerd zijn. De locaties (de groene delen) zijn weer gegegeven in Figuur 5. {\W7.63965; }Nieuwe oeverlijn {\W8.45544; }Rand vaarweg {\W8.45544; }Analoge input {\W5.096; }Kabels en {\W8.50807; }leidingen RWS {\W5.096; }Kabels en {\W8.58702; }leidingen KPN Gasleiding Kreekrak Figuur 5 De ligplaatsen in de nabijheid van het sluizencomplex (de groene delen). 5.2. Plaatsgebonden risico ligpaatsen (Veiligheid) De ligplaatsen worden geacht te voldoen aan de definitie van BEVI artikel.a.h [9]. Op grond hiervan worden de ligplaatsen als beperkt kwetsbaar object beschouwd. Voor nieuwe situaties, zoals het oprichten van een windturbinepark geldt voor beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico van 0-6 per jaar. 32 NRG-92006/08.90768/rev 2

Eén ligplaats (zuid-oost) is gelokaliseerd binnen de 0-6 -risicocontour en voldoet dus niet aan de richtwaarde. Het betreft de zuidoostelijke ligplaats. Aangezien bij een beperkt kwetsbaar object enkel sprake is van een richtwaarde mag van de 0-6 waarde worden afgeweken indien daarvoor gewichtige maatschappelijke en bedrijfseconomische redenen zijn. Trefkans van een vrachtschip gemeerd aan ligplaats Op verzoek van Rijkswaterstaat is voor deze ligplaatsen de trefkans van een vrachtschip bepaald. Eerst is de trefkans van de ligplaatsen bepaald. Vervolgens worden de gemiddelde grootte van een schip (Tabel 9) en de gemiddelde bezettingsgraad meegenomen in de berekening van de trefkans van een vrachtschip gemeerd aan een ligplaats. Uit informatie van Rijkswaterstaat [6] blijkt dat de bezettingsgraad gedurende de werkdagen 50% en gedurende het weekend 00% is. Het resultaat van de trefkansbepaling van een vrachtschip gemeerd aan een ligplaats wordt in Tabel weergegeven. Voor schepen zijn een aantal faalscenario s mogelijk: intrinsiek falen falen tijdens verlading falen ten gevolge van scheepsbotsingen. In de PSG 3 [8] staat beschreven dat intrinsiek falen te verwaarlozen is ten opzichte van beide andere scenario s. In deze situatie vindt er geen verlading plaats, dus dit scenario is ook hier niet van toepassing. Het enige scenario wat in deze situatie kan optreden in aanvaring van een aangemeerd schip door een passerend schip. Er is geen faalfrequentie bekend voor aangemeerde schepen, waarbij geen verlading plaatsvindt. NRG-92006/08.90768/rev 2 33

Tabel Trefkans t.g.v. windturbines van een vrachtschip gemeerd aan een ligplaats getroffen vrachtschip gemeerd aan een ligplaats Ten noord westen van het sluizencomplex Ten zuid westen van het sluizencomplex getroffen door windturbine Bladworp Trefkans per jaar Mastbreuk Rotor en/of incl. rotor & gondel val gondel totale trefkans [/jaar] 3,9 0-7 - - 3,9 0-7 8 6,2 0-8 - - 6,2 0-8 Ten zuid oosten van het sluizencomplex 4 2, 0-6 2,8 0-6 - 4,9 0-6 5 2,7 0-6 2,9 0-6 - 5,6 0-6 totaal, 0-5 5.3 Kreekraksluizen 5.3. Plaatsgebonden risico sluizencomplex (Veiligheid) De gebouwen behorende bij het sluizencomplex worden conform de BEVI definitie van artikel..a.b als een beperkt kwetsbaar object beschouwd [9]. Voor nieuwe situaties, zoals het oprichten van een windturbinepark, geldt voor beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico van 0-6 per jaar. De gebouwen behorende bij sluizencomplex vallen buiten deze 0-6 -risicocontour (Bijlage A). Er wordt dus voldaan aan de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. 5.3.2 Onvoorziene niet beschikbaarheid sluizencomplex (Beschikbaarheid) In de nabijheid van het sluizencomplex staan twee windturbines waarvan de 0-8 -risicocontour samenvalt met delen van het sluizencomplex (Bijlage A). Bij het falen van deze twee windturbines is het dus mogelijk dat het sluizencomplex wordt getroffen. Het sluizencomplex kan onderverdeeld worden in: Oostelijke sluis Westelijke sluis Bedieningsgebouw (gelokaliseerd tussen beide sluizen). Sluisgebouw op de oostelijke kade. De oostelijke sluis ligt binnen de 0-8 risicocontour van windturbine en 2. Het sluisgebouw op de oostelijke kade valt binnen de 0-8 -risicocontour van windturbine 2. De westelijke sluis en het bedieningsgebouw liggen niet binnen de 0-8 -risicocontour van een windturbine. Dus de onvoorziene niet beschikbaarheid van zowel het bedieningsgebouw als de westelijke sluis neemt niet toe door plaatsing van deze windturbines. 34 NRG-92006/08.90768/rev 2

Om voor de oostelijke sluis en het sluisgebouw op de oostelijke kade de toename van de onvoorziene niet beschikbaarheid t.g.v. de plaatsing van de windturbines te bepalen is allereerst de trefkans berekend. In Tabel 2 is de trefkans van de oostelijke sluis en het sluisgebouw op de oostelijke kade weergegeven. Tevens is hier de ONB t.g.v. plaatsing van de windturbine opgenomen. Uit de tabel blijkt dat sluis en sluisgebouw alleen door een blad kunnen worden getroffen. Als een windturbine op de sluis terecht komt, is het maximale scenario dat de sluisdeur faalt. Het wisselen van een complete sluisdeur wordt uitgevoerd in 3 weken [6]. Indien een windturbine op het sluisgebouw terecht komt, is het niet noodzakelijkerwijs dat het sluisgebouw ook faalt. Hier wordt de conservatieve aanname gehanteerd aangenomen dat treffen van het gebouw bezwijken van dit gebouw tot gevolg heeft. De gemiddelde reparatieduur is 3 maanden [6]. In Tabel 2 is de trefkans van de oostelijke sluis en het sluisgebouw op de oostelijke kade weergegeven. Tevens is hier de ONB t.g.v. plaatsing van de windturbine opgenomen. Tabel 2 getroffen object sluis oost Trefkans en ONB t.g.v. windturbines van de oostelijke sluis en oostelijk sluisgebouw getroffen door windturbine Trefkans per jaar Mastbreuk Rotor en/of Bladworp incl. rotor gondel val & gondel totale trefkans [/jaar] 2,0 0-5 - - 2,0 0-5 2 4,4 0-5 - - 4,4 0-5 ONB tgv windturbines totaal 6,4 0-5 3,7 0-6 oostelijk sluisgebouw 2 4,6 0-6 - - 4,6 0-6, 0-6 Rijkswaterstaat geeft aan dat het sluiscomplex gemiddeld gedurende 30 uur per jaar niet beschikbaar is [6]. Dit resulteert in een ONB van 3,4 0-3. Door plaatsing van de windturbines is de toename van de ONB voor de oostelijk sluis 0,% (3,7 0-6 / 3,4 0-3 ). Deze toename is voor het sluisgebouw op de oostelijke kade is marginaal (, 0-6 / 3,4 0-3 = 0,03%). Samen met het feit dat de westelijke sluis en het bedieningsgebouw niet binnen de 0-8 -risicocontouren liggen, voldoet het sluiscomplex ruimschoots aan de in het Handboek genoemde richtwaarde van 0%. 5.3.3 Capaciteitsuitbreiding van Rijn-Scheldekanaal Rijkswaterstaat wil mogelijk de sluiscapaciteit uitbreiden door een derde sluis in het Schelde-Rijnkanaal te bouwen. In de huidige situatie liggen meeste westelijke sluiskolk buiten de 0-8 -risicocontouren. Er van NRG-92006/08.90768/rev 2 35

uitgaande dat de derde kolk aan de westelijke kant van beide sluizen geplaatst gaat worden, geldt voor de toekomstige situatie dat ook deze sluiskolk buiten de 0-8 -risicocontouren ligt. Hierdoor zal de onvoorziene niet beschikbaarheid niet groter worden dan in de situatie met twee sluiskolken. En voldoet het sluiscomplex met drie sluiskolken ruimschoots aan de in het Handboek genoemde richtwaarde van 0%. 5.3.4 Groeprisico van het sluizencomplex Treffrequentie In de nabijheid van het sluizencomplex staan de windturbines en 2 waarvan de 0-8 -risicocontour samenvalt met delen van het sluizencomplex. Bij het falen van deze twee windturbines is het dus mogelijk dat het sluizencomplex wordt getroffen. Het sluiscomplex wordt hierbij als één geheel beschouwd. Tabel 3 Trefkans t.g.v. windturbines van het sluizencomplex Trefkans per jaar getroffen door totale trefkans Mastbreuk incl. Rotor en/of windturbine Bladworp [/jaar] rotor & gondel gondel val 5.6 0-5 6. 0-5 -.2 0-4 2 5.2 0-5 5.4 0-5 -. 0-4 Gegevens met betrekking tot de personen Uit communicatie met Rijkswaterstaat [6] blijkt dat er twee groepen mensen aanwezig zijn op het sluizencomplex, namelijk het bedienende personeel en het onderhoudspersoneel. Er zijn drie bedienende personeelleden gedurende de gehele jaar aanwezig. De verblijfsduur van het onderhoudspersoneel is afhankelijk van de te realiseren onderhoudswerkzaamheden. Dit geldt ook voor het aantal personen betrokken bij het onderhoud. Het is niet bekend wat het gemiddelde aantal aanwezige personen per jaar zijn. Resultaat van de groepsrisicobepaling In Figuur 6 is de toetsingsnorm zoals gedefinieerd in paragraaf 3.4 weergegeven. Daaraan toegevoegd zijn voor elke windturbine twee punten. Deze representeren de twee faalscenario s bladworp en 36 NRG-92006/08.90768/rev 2