H C H. 4-amino-2-pentanon propylmethanoaat 4-hydroxy-2-methyl-2-buteenzuur. 2,3-dihydroxypropanal



Vergelijkbare documenten
Oefenvraagstukken 4 VWO Hoofdstuk 6 antwoordmodel

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

Koolstofverbindingen 2

12 Additiereactie. Er verdwijnt een dubbele binding door toevoeging van een broommolecuul.

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

TF2 6VWO H 2, 3, 6, 7, 12, 14, 16 en 17 Antwoorden oefenopgaven

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

(8) 1 Teken de structuurformules van de volgende stoffen:

INHOUDSTAFEL IN TE VULLEN PRACTICAVERSLAGEN

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

TF2 6VWO H 2, 3, 6, 7, 12, 14, 16 en 17 Oefenopgaven

Examen VWO. scheikunde (oude stijl)

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Natuurlijke chemie. Inhoud. Voedsel (bovenbouw)...2 Kringlopen...8 Eiwitten en eiwitsynthese... 13

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

Eindexamen scheikunde havo I

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

(2) 1 Geef de systematische naam van de volgende stof. C CH 3. (2) 2 Geef de systematische naam van de volgende stof.

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2007-I

Natuurlijke chemie antwoordmodel versie

Koolstofdioxide1985-II(I)

Natuurlijke chemie antwoordmodel versie

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Opgave 1: Turners. (1) 1 Geef de systematische naam van het zouthydraat dat ontstaat bij het opnemen van water door magnesium.

Oefenopgaven ANALYSETECHNIEKEN

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Rekenen aan reacties 4. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Hulp: kennisclips. Zelfstudieopdrachten voor volgende week

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Scheikunde Chemie Overal Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 18

CH 3 CH 3 C CH 3 C H 3. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1984, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

In deze moleculen bevinden zich een of meer dubbele of drievoudige bindingen.

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2006-I

Examen VWO. Scheikunde

Eindexamen scheikunde havo II

Examen VWO. Scheikunde

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2008-I

Eindexamen scheikunde vwo II

Aminozuren Kleine stukjes eiwit kunnen de celwand van een bacterie sterker maken. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren.

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Domein C: Koolstofchemie. Subdomein: Toepassingen van synthetische polymeren

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Rekenen aan reacties 3. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

::s. .c e en. _ Examen VWO. ~.- Cl)

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media Hoofdstuk 1 Stoffen bladzijde 1

Examen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl)

Vraag Antwoord Scores

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

Eindexamen scheikunde havo 2005-I

Samenvatting Scheikunde H6 Water (Chemie)

Zuren en basen. Inhoud

Voorbeeldexamen VWO 2016

EXAMEN VWO SCHEIKUNDE 1980, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2016

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2001-II

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4

Chemlab proef: vetten Kwalitatieve en kwantitatieve analyse van vetten (en olie)

Oefenopgaven analysetechnieken Scheikunde 2

H4sk-h3. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Eindexamen scheikunde havo 2003-II

Oefenvraagstukken 5 HAVO Hoofdstuk 13 Antwoordmodel

Eindexamen scheikunde vwo II

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1983 EERSTE TIJDVAK opgaven

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 18 Oxidimetrie bladzijde 1

1. Beschrijf met behulp van structuurformules het mechanisme voor de vorming van ethaanthiol.

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo II

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2007-I

ßCalciumChloride oplossing

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 5: ORGANISCHE CHEMIE

Oefenopgaven KOOLSTOFCHEMIE II

Eindexamen scheikunde havo II

Natuurlijke chemie. Inhoud. Voedsel (bovenbouw)...2 Kringlopen...8 Eiwitten en eiwitsynthese... 15

scheikunde havo 2018-I

Koolstofchemie versie

Eindexamen scheikunde 1 vwo I

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

Eindexamen scheikunde havo 2000-I

Isomeren van C4H8O2. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1997, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Groene chemie versie

Rekenen aan reacties (de mol)

vrijdag 28 oktober :40:59 Nederland-tijd Moleculaire stoffen 4havo hoofdstuk 2; Chemie Overal

Samenvatting Scheikunde H6 (Chemie)

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Eindexamen vwo scheikunde II

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.

Transcriptie:

efenopgaven hoofdstuk 12 1 pgave 1 Geef de systematische naam van de volgende stoffen: 2 2 2 4-amino-2-pentanon propylmethanoaat 4-hydroxy-2-methyl-2-buteenzuur 2 2 -methoxycycolpentaancarbonzuur de ester van 4-hydroxybenzeencarbonzuur en 2,-dihydroxypropanal pgave 2 2 Geef de vergelijking van de reactie van 2-propanol met ethaanzuur in structrucformules. Laat bovendien duidelijk zien in welke stof de verschillende atomen van de beginstoffen terug te vinden zijn. Geef de naam van de koolstofverbinding die hier ontstaat. (Een beschrijvende naam is niet toegestaan.) (1-methylethyl)ethanoaat + + a afloop van de reactie van 2-propanol met ethaanzuur zijn er twee lagen intstaan. 4 Leg uit waarom er twee lagen ontstaan. De ester kan geen -bruggen vormen en lost daarom niet op in water. (2-propanol en ethaanzuur kunnen dit wel en lossen wel op in water.) 5 Leg uit of het kookpunt van de koolstofverbinding die is ontstaan hoger of lager is dan het kookpunt van de beginstoffen. De ester zal een lager kookpunt hebben omdat deze geen -bruggen kan vormen (en de beginstoffen wel). pgave De ether ethoxyethaan ontstaat als je ethanol mengt met geconcentreerd zwavelzuur. et zuur dient als droogmiddel, dat wil zeggen dat het alleen dient om water aan de stof te onttrekken. Zwavelzuur vormt met water een hydraat, S 4. Bij de reactie van zwavelzuur met ethanol ontstaat naast ethoxyethaan en zwavelzuurhydraat als bijproduct eheen. 6 Geef met een reactievergelijking in structuurformules aan hoe ethoxyethaan uit ethanol ontstaat. S 4 S 4. 2 2 2 2 + + 7 Geef met een reactievergelijking in structuurformules aan hoe etheen ontstaat. + + S 4 S 4. 2 Als je een mengsel van ethanol en 1-propanol met geconcentreerd zwavelzuur behandelt, ontstaat een mengsel van drie ethers. ok ontstaan twee onverzadigde koolwaterstoffen. 1

8 Geef de namen en structuurformules van de drie ethers en van de twee onverzadigde koolwaterstoffen die ontstaan uit een mengsel van ethanol en 1-propanol. 2 2 2 2 2 2 2 2 2 ethoxyethaan 1-ethoxypropaan propoxypropaan etheen pgave 4 propeen nder het verzepingsgetal verstaan we het aantal milligram kaliumhydroxide dat nodig is om 1,00 g vet te verzepen. 9 Geef de vergelijking voor de verzeping van glyceryltripalmitaat in structuurformules. 15 1 15 1 + - + 15 1-15 1 10 Bereken het verzepingsgetal van glyceryltripalmitaat. 1,00 g : 807,29 g/mol = 1,24 10 - mol vet x 1,24 10 - mol =,72 10 - mol K,72 mmol x 56,11 mg/mmol = 209 mg K 11 Leg uit waarom het palmitaation geschikt is als zeep. Gebruik hierbij onder andere een tekening. et palmitaation heeft een lange apolaire staart en een geladen kop). Daardoor kan het micellen vormen waarin vuil kan worden opgenomen. pgave 5 12 Geef de vergelijking van de reactie van 1-propanol met ethaanzuur in structrucformules. Laat bovendien zien in welke stof de verschillende atomen van de beginstoffen terug te vinden zijn. 2 2 + 2 2 + 1 Geef de naam van de stof die hier ontstaat. (Een beschrijvende naam is niet toegestaan.) propylethethanoaat Aminen kunnen op een vergelijkbare manier met carbonzuren reageren. 14 Geef de reactievergelijking in structuurformules van de reactie van 2-butaanamine en methaanzuur. + + 2 2 p deze wijze zijn aminozuren in staat om lange ketens te vormen. Zo worden eiwitten gevormd. 2

15 Teken een stukje van de structuurformule van de stof die ontstaat als een groot aantal moleculen 2- aminopropaanzuur aan elkaar worden gekoppeld. Teken minstens drie 2-aminopropaanzuur resten. pgave 6 Eetbare oliën en vetten zijn triesters van glycerol en vetzuren Deze stoffen kunnen verzeept worden met behulp van een oplossing van kaliumhydroxide. nder het vezepingsgetal van een vet verstaan we het aantal mg K dat nodig is voor de verzeping van 1 gram van het vet. 16 Geef de reactievergelijking in structuurformules van de verzeping van glyceryltristearaat. (Je hoeft de koolwaterstofketen van de vetzuren niet met een structuurformule weer te geven.) 17 5 17 5 + + 17 5 17 5 17 Bereken het verzepingsgetal van zuiver glyceryltristearaat. M vet = 817,94 g/mol 1 g vet 1 g : 817,94 g/mol = 1,22 10 mol,66 mmol K,66 mmol x 56,11 mg/mmol = 149 mg K, dus verzepingsgetal = 149 pgave 7 De ether ethoxyethaan ontstaat als je ethanol mengt met geconcentreerd zwavelzuur. et zuur dient als droogmiddel, dat wil zeggen dat het alleen dient om water aan de stof te onttrekken. Zwavelzuur vormt met water een hydraat, S 4. Bij de reactie van zwavelzuur met ethanol ontstaat naast ethoxyethaan en zwavelzuurhydraat als bijproduct eheen. 18 Geef met een reactievergelijking in structuurformules aan hoe ethoxyethaan uit ethanol ontstaat. S 4 S 4. 2 2 2 2 + + 19 Geef met een reactievergelijking in structuurformules aan hoe etheen ontstaat. + + S 4 S 4. 2 Als je een mengsel van ethanol en 1-propanol met geconcentreerd zwavelzuur behandelt, ontstaat een mengsel van drie ethers. ok ontstaan twee onverzadigde koolwaterstoffen. 20 Geef de namen en structuurformules van de drie ethers en van de twee onverzadigde koolwaterstoffen die ontstaan uit een mengsel van ethanol en 1-propanol. 2 2 2 2 2 2 2 2 2 ethoxyethaan 1-ethoxypropaan propoxypropaan etheen propeen

pgave 8 Suiker (sacharose) wordt uit suikerbieten gewonnen door extractie met water. Daarbij ontstaat een oplossing die naast sacharose ook veel verontreinigingen bevat. Deze oplossing wordt gezuiverd en ingedikt tot een oplossing met een hoog gehalte sacharose. Deze oplossing heet diksap. Diksap bevat nog verontreinigingen. Zuivere sacharose wordt uit diksap gewonnen door kristallisatie. Een deel van de sacharose blijft met de verontreinigingen achter in een oplossing, die als melasse de fabriek verlaat. De zuiverheid van het diksap en van de melasse wordt aangegeven met het reinheidsquotiënt (RQ). et RQ is als volgt gedefinieerd: massa opgeloste sacharose RQ= 100% totale massa opgeloste stoffen In een folder van een suikerfabriek wordt de winning van sacharose uit diksap schematisch als volgt voorgesteld: Diksap (RQ = 92%) kristallisatie melasse (RQ = 60%) Zuivere sacharose (RQ = 100%) 21 Als een hoeveelheid diksap 8,0 kg verontreiniging bevat, hoeveel kg verontreiniging en hoeveel kg sacharose komt er dan in de melasse? 8 kg verontreiniging komt in de melasse terecht. Stel massa sacharode = y, dan volgt uit RQ = massa opgeloste sacharose / totale opgeloste massa x 100% = 60% 0,6 = y / y + 8 y = 12 kg sacharose. 22 Bereken hoeveel massaprocent van de in het diksap aanwezige sacharose door kristallisatie wordt gewonnen. Stel massa sacharose in diksap = x Uit 0,92 = x / 8 + x volgt x = 92 kg sacharose, dus totale massa = 8 + 92 = 100 kg. Uitgekristalliseerde sacharose = 92 12 = 80 kg Dus 80 kg van de 92 kg sacharose is gewonnen, dit is 80 : 92 X 100% = 87% pgave 9 Voordat een partij olie aan het hardingsproces wordt onderworpen, voert men in de praktijk een onderzoek uit naar de mate van onverzadigdheid van de desbetreffende olie. ieruit kan dan worden berekend hoeveel bij benadering nodig zal zijn om de olie te harden tot een product met de gewenste vastheid. Een voorbeeld voor zo n onderzoek is de bepaling van het joodgetal. Dit wordt gedefinieerd als het aantal gram I 2 dat geaddeerd kan worden aan 100 gram olie of vet. 2 Licht toe dat bepaling van het joodgetal inzicht verschaft in de mate van onverzadigdheid van een triglyceride. Jood kan aan een = binding adderen, waarbij 1 mol jood per mol = addeert 24 Een bepaalde olie heeft het joodgetal 88. Bereken het aantal mol = bindingen per ton olie (1 ton = 1 10 kg). Er reageert dan 88 g : 25,8 g/mol = 0,48 mol jood per 100 g olie. 1 ton = 10 6 g, d.w.z. er reageert,5.10 mol jood per ton olie en er is dan ook,5.10 mol = aanwezig per ton olie Verzeping kan worden toegepast bij onderzoek naar de samenstelling van een olie of vet. Een voorbeeld van zo n onderzoek is de bepaling van het verzepingsgetal. Dit getal is gedifinieerd als het aantal mg K dat minimaal nodig is voor de verzeping van 1,00 gram olie of vet. Uit het verzepingsgetal kan vervolgens de gemiddelde molaire massa van het triglyceride berekend worden. 25 De olie waar van in vorige opgave het joodgetal werd bepaald heeft het verzepingsgetal van 196. Bereken de gemiddelde molaire massa van deze olie. 4

196 mg K 196 mg: 56,11 mg/mmol =,49 mmol K,49 mmol K 1/ x,49 mmol = 1,164 mmol/g triglyceride. M = 1,00 g : 1,164 10 mol = 859 g/mol 26 Bereken gebruikmakend van je antwoorden bij b (vorige opgave) en a (deze opgave), het gemiddeld aantal =-bindingen per oliemolecuul. 100 g olie 100 x 1,164 10 = 0,1164 mol olie 100 g olie 0,48 mol I 2 mol = Aanwezig per molecuul: 0,84 mol = per 0,1164 mol olie = 0,84 mol : 0,1164 mol = = per molecuul. 5