Verlangen naar geborgenheid (psalm 23, Mt: 9: 1-8) 19 okt Gemeente van Jezus Messias Kijk daar staan ze. Met een weids armgebaar wordt gewezen naar een tafeltje met kaarten. Van vrolijk gekleurd tot stemmig zwart wit. Kaarten vol opbeurende woorden. Mooi he, dat ze aan me denken. Met ogen vol dankbaarheid kijkt de zieke naar de kaarten. Een soort altaar van aandacht. Het overkomt me als predikant vaak. Als je bij iemand op bezoek bent die ziek is, veel verdriet heeft, dan wordt snel gewezen op de kaarten die iemand heeft gehad. Of op de bossen bloemen die in de kamer pronken. Ik vraag dan wat het betekent om al die kaarten en bloemen te krijgen. Je wordt er toch niet minder ziek om? Ik ben niet alleen, wordt er geantwoord, of: Ik voel me gedragen. Iemand zei me: Het voelt als een deken van liefde om me heen. Aandacht doet mensen veel. Het verlicht de pijn, het maakt verdriet en pijn beter te dragen. Ik weet van iemand die op weg naar de operatiekamer een kaart met namen van leden van de kerk bij zich had. Het gaf steun, kracht en moed. Het doorbrak het gevoel alleen te zijn. De kaart moest voordat de operatie zou beginnen worden afgegeven. Alles hoort daar natuurlijk steriel te zijn. De ervaring niet alleen te zijn maakt een mens sterker. Je geborgen weten in de aandacht van anderen tilt je boven je eigen angsten uit. De nacht wordt wat minder donker, als anderen een kaars voor je aansteken. Geborgen bij de Eeuwige, bij God. Geloven omschrijft de theologe Dorothee Sölle als je gedragen weten in oneindige liefde. De Eeuwige is een oceaan van liefde, van welwillende aandacht. Of in de woorden van de dichter van Psalm 23: De Heer is mijn herder, mij ontbreekt niets al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij. Woorden die klinken als een statement. U bent bij mij. Of anders geformuleerd: God is met ons. Toch kunnen deze woorden leeg en hol klinken. Ik heb ook iemand ontmoet die zo depressief was dat er werkelijk geen licht meer scheen in het donkere dal van het bestaan. Die mens wist zich door God en iedereen verlaten. Zinnen als: U bent met mij God is met ons., kunnen te stellig overkomen. Alsof God als de grote wonderdokter altijd met mensen is. God wordt niet altijd als nabij ervaren. Zo zijn we de afgelopen weken in Nederland en Elst opgeschrikt door de afschuwelijke gebeurtenissen rondom Anne Faber. Ze heeft hier in Elst op de basisschool de Esdoorn gezeten. Onderwijzers, oud-leerlingen zijn in shock. Ze is herdacht met pijn in het hart, verdriet en woede. Was God bij haar in haar laatste uren?
Ook nogal wat jongeren uit onze gemeente waren bevriend met Anne Faber omdat ze haar kenden van het Gymnasium in Nijmegen. Sommigen jongeren uit deze kerk hebben bij haar jaren in de klas gezeten. Nog steeds hadden ze contact met haar via facebook en studie. Wat moet ik als predikant dan tegen zo n jongere zeggen die vol afschuw is? Wat zeg je als iemand naar je toe komt en vraagt waarom dit is gebeurd? De heer is mijn herder, mij ontbreekt niet? Was God bij haar? Dergelijke woorden zijn te simpel, ze vervreemden eerder dan dat ze troosten. Wat zeg je tegen een moeder of een vader wiens kind is vermoord? God was bij haar in de nacht van haar angst? U voelt dat dit te kort door de bocht is. Zo simpel is geloven, het leven niet. De Eeuwige is niet op ons commando aanwezig. God ervaren we niet altijd in ons leven. Soms voelen we niets. Joost Zwagerman dicht dan ook: Hij is er niet. Hij is alomvattende afwezigheid. Als kerk, als gelovigen kunnen we de aanwezigheid van God niet zo maar claimen. In het leven van sommige mensen is God juist de afwezige. In ieder geval is het niet zo dat God, deze God, beschermt tegen alle kwaad. Anne Faber is vermoord. Dat heeft God niet verhinderd. Huib Oosterhuis heeft Psalm 23 dan ook anders vertaald. Minder stellig, minder als statement. Hij heeft het juist als vraag, als verlangen onder woorden gebracht. Hij schrijft: Jij mijn herder? Niets zou mij ontbreken. Moet ik de afgrond in, de doodsvallei, ik ben bang ben jij naast mij ik zal niet doodgaan van angst. Jij mijn herder? Zo wordt de Psalm veel eerder een gedicht waarin het verlangen klinkt dat God een herder mag zijn. Zo wordt de hoop uitgesproken dat God bij ons zal zijn als we de in de afgrond vallen. Ben je naast mij?, klinkt het als vraag. Als hoop. Ben je er als ik het moeilijk heb? Ben je er als het leven me naar de strot vliegt? Als mens hopen we dat we niet alleen zullen zijn in de nacht van onze angst. In de nacht van verdriet. In het dal van depressie. Helaas ben je als mens soms ontstellend alleen. Komt de hoop niet uit. Wat heeft Anne gedacht in haar laatste uren? Wat voelt iemand die zwaar depressief is? Wat ziet iemand die zijn naaste heeft verloren?
De kerk en de theologie schiet tekort wanneer ze al te massief verkondigt dat God er wel even zal zijn voor ieder mens. De taal van de kerk is dan te massief, te hard, te schel. Het is beter te vragen. Of beter even stil te zijn. Geloven is vooral verlangen. Hopen op geborgenheid. Geloven is niet een stellig zeker weten dat God er altijd en over zal zijn. Het is uitzien naar aandacht, naar een je gekend weten. Wanneer de dichter Christian Wiman overvallen wordt door kanker dan valt de grond onder zijn voeten vandaan. Ook zijn kerkelijke fundament valt als een kaartenhuis in elkaar. Wiman ontdekt dat de kerkelijke woorden die hij voorheen gewoon sprak niet meer werken. God als liefde. Hemel. Genade. Ze werken even niet meer bij hem wanneer hij na de zoveelste chemobehandeling zijn lichaam voelt afsterven. Wel blijft hij zoeken naar een nieuwe invulling van het geloof. Hij zoekt een nieuwe taal. Maar dat blijkt lastiger dan gedacht. Misschien moeten de oude woorden blijven, maar zo meent hij, behoren ze het teken van verlies te dragen. Je moet herontdekken door de leegte van het leven heen. Geloof moet met andere woorden doorleefd zijn. Dan mag je de woorden gebruiken. Geloof wordt tot echt geloof als het door verdriet is heengegaan. Als je de diepe dalen van het leven hebt gekend en volgehouden en je dan nog steeds iets ervaart van Gods nabijheid, dan kun je spreken over een God die als een herder zal zijn. Doorleefd geloof zal ook altijd een fluisteren spreken zijn. Een kleine rimpeling op het water. Geen stellig spreken van een kansel of een dik dogmatisch boek. Doorleefd geloven is als het suizen van een zachte bries. Je merkt het bijna niet op, maar het is. Als persoonlijk gevangene van Hitler denkt de theoloog Bonhoeffer veel na over het spreken van de kerk in een tijd waar God ver weg lijkt. Waar is God als miljoenen mensen wreed worden afgemaakt, iedere vorm van menselijkheid in Auschwitz ontbreekt? Vanuit zijn cel schrijft Dietrich op 16 juli 1944 zijn beroemde woorden over een nieuwe theologie. Een nieuwe kerk. Een nieuwe manier van geloven. God is niet een deus ex machina. De bijbel verwijst de mens naar Gods onmacht en lijden; alleen de lijdende God kan helpen God is een machteloze die door zijn machteloosheid in de wereld macht en ruimte krijgt. Ons spreken over God, over overrompelende liefde, zal zoekend en vooral ook teder moeten zijn. Spreken vanuit een doorleefd hart. Wie verlies heeft gekend, die kan spreken dat God er toch zal zijn. Daarnaast mogen we iedere dag proberen zo te leven dat we de ander laten ervaren dat hij of zij niet alleen gelaten is in het donkere dal van het leven. Leef ik zo, dat de Eeuwige zich bij mij geborgen weet?
God kan aan de omstandigheden waarin mensen moeten leven niets doen. Ze horen bij het leven. Verlies, ziekte, pijn, angst. Daar kunnen we God niet voor ter verantwoording roepen. Wel kunnen we de Eeuwige helpen door in liefde bij onze naasten te zijn. Ook kunnen we proberen het goddelijke in de andere naar boven te halen. Jij en ik ieder op onze plaats in deze wereld, in Elst! Daar mogen we elkaar op aan spreken! Naast zwijgen, naast zoekend spreken, kunnen we ook zingen. Samen zingen helpt om gevoelens te uiten. Soms je zing je voor je naaste een andere keer zingt deze voor jou. Zo dragen we elkaar. You ll never walk alone, komt oorspronkelijk uit de musical Caroussel die in 1944 is geschreven. Het is een bewerking van Psalm 23: Je bent niet alleen in het leven, ook al loop je door een storm, wees niet bang voor de duisternis, ga door, met hoop in je hart. Je bent niet alleen. Moge het zo zijn. Jeroen Jeroense 19 oktober Elst Etty Hillesum bidt 12 juli 1942: Het zijn bange tijden mijn God. ( ) Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft En misschien kunnen we er ook aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal ook bij dit leven. Ik roep je niet ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen. En haast iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen. Jij mijn herder? Niets zou mij ontbreken. Breng mij naar bloeiende weiden doe mij liggen aan vlietend water dat mijn ziel op adem komt dat ik de rechte sporen weer kan gaan achter jou aan. Jij mijn herder? Niets zal mij ontbreken.
Moet ik de afgrond in, de doodsvallei, ik ben bang ben jij naast mij ik zal niet doodgaan van angst. Jij hebt de tafel al gedekt mijn spotters weten niet wat ze zien: dat jij mijn voeten wast, ze zalft met balsem mij inschenkt, drink maar, zeg je niets zal mij ontbreken.? Laat het zo blijven, dit geluk deze genade, al mijn levensdagen. Dat tot in lengte van jaren ik wonen zal bij jou in huis. Jij mijn herder? Niets zal mij ontbreken. (UIT 150 PSALMEN VRIJ, HUUB OOSTERHUIS)