Sporten en bewegen door Rotterdammers, 2013



Vergelijkbare documenten
Sportdeelname en andere vormen van bewegen door Rotterdammers, 2011

Sporten en bewegen door Rotterdammers, 2015

Tabel 25.1b Percentage Leidenaren dat meer dan 12 x per jaar aan sport doet, in % van alle Leidenaren

Sportparticipatie Volwassenen

SPORTPARTICIPATIE (2014)

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Fit en Gezond in Overijssel 2016

SPORTPARTICIPATIE (2013)

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Bureau Onderzoek en Statistiek. Sportmonitor Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers

Sportdeelname volwassenen 2012

Rapportage gouden voornemens 2016

Stadsenquête Leiden 2007

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Sportparticipatie 2016 Volwassenen

SPORTDEELNAME MAANDMEETING. Meting 9 September In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF Sportdeelname Index

Jaaroverzicht Sportdeelname

NOC*NSF Sportdeelname index Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname Index

Factsheet Sportparticipatie in Utrecht

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ACHMEA SPORT INDEX T/M 18. Meting 23 November In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index

Sportparticipatie 2008

Jaaroverzicht Sportdeelname

Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers. In opdracht van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Robert Selten. Jessica Greven.

Stadsenquête Leiden 2005

Sport biedt veel mensen ontspanning en draagt ook bij aan de gezondheid van mensen en aan de sociale contacten.

Dordt sport! Inhoud 2014 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Sporten

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Sportparticipatie 2012 Tabellenboek

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX 2013 ACHMEA SPORT INDEX 18. Meting 13 Januari In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ACHMEA SPORT INDEX T/M 18. Meting 25 Januari In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF Sportdeelname Index

[Geef tekst op] Sportmonitor Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers. Onderzoek, Informatie en Statistiek

BEWEGEN IN NEDERLAND

NOC*NSF Sportdeelname Index

Goede voornemens 2019

Burgerijenquête Sporten en gebruik gemeentelijke sportaccommodaties

Dordt sport! Inhoud SPORTMONITOR 2018 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Conclusies. 2 Sporten

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index

Sportdeelname Onderzoek 2014

Sport' Omnibus Haarlem Gemeente Haarlem, afdeling Onderzoek en Statistiek

LelyStadsGeluiden. De mening van de inwoners gepeild. Sportpeiling 2007

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname Index

PARTNERS IN SPORT NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ZILVEREN KRUIS SPORT INDEX T/M 18. Meting 27 Maart In opdracht van NOC*NSF

Burgerpanel Zeewolde. Resultaten peiling 7: sportbeleving

Hoofdstuk 19 Sportdeelname

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

2014, peiling 1 maart 2014

Rapport. Hagenaars en sport. Onderzoek sportdeelname 2014

PARTNERS IN SPORT NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ZILVEREN KRUIS SPORT INDEX T/M 18. Meting 26 Februari In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX 2013 ACHMEA SPORT INDEX TOT 18. Meting 14 Februari In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF Sportdeelname index Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Rapportage Sportonderzoeken Gemeente Beverwijk Juli 2015 INT

Feiten en cijfers beweegnormen

PARTNERS IN SPORT NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ZILVEREN KRUIS SPORT INDEX T/M 18. Meting 28 April In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname Index

Bekendheid Norm Gezond Bewegen

Onderzoek Sportdeelname Gemeente Almere 2010

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX 2013 ACHMEA SPORT INDEX 18

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

12 Sportbeleidsstukken

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

5. Maandvraag December 2013 a. Sportieve voornemens

Stadsmonitor. -thema Sport-

Behoeften op het vlak van actieve sportbeoefening bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar. meting voorjaar 2003

SPORT EN BEWEGEN IN LANSINGERLAND

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ACHMEA SPORT INDEX TOT 18. Meting 17 Mei In opdracht van NOC*NSF

Onderzoek sportdeelname 2010 HAGENAARS EN SPORT

Sportparticipatie 2012 Volwassenen

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ACHMEA SPORT INDEX T/M 18. Ontwikkelingen sportdeelname In opdracht van NOC*NSF

Rotterdammers in hun vrije tijd 2009/2010

Publiekssamenvatting Onderzoek sportdeelname. Gemeente Zeewolde

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ACHMEA SPORT INDEX TOT 18. Meting 16 April In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Rapportage Ben Bizzie Monitor Basisschool Den Doelhof Meijel. augustus 2018

Dordt sport! Inhoud TABELLENBOEK. 2. Sportverenigingen 3. Vrijwilligerswerk 4. Sportevenementen kijken 5. Kinderen 4 t/m 12 jaar

Gemeente Houten: Vraag naar Sporten en Bewegen. Den Dolder, 7 juli 2010 Drs. Casper de Vos

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Annet Tiessen-Raaphorst en Remko van den Dool (scp) In dit hoofdstuk zijn de volgende kernindicatoren uitgewerkt:

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Onderzoek sportdeelname Gemeente... Gemeentelogo

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Sportdeelname gemeente Amsterdam

RAPPORTAGE ZOMERDIP. In opdracht van NOC*NSF

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Bezoek en waardering van groenvoorzieningen door Rotterdammers, 2011

Projectnummer: 9173 In opdracht van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Oudezijds Voorburgwal 300 Postbus GL Amsterdam 1000 AR Amsterdam

Bewegen en overgewicht in Purmerend

Transcriptie:

rotterdam.nl/onderzoek Sporten en bewegen door Rotterdammers, 2013 Onderzoek en Business Intelligence

Sporten en bewegen door Rotterdammers, 2013 Chris de Vries Dienstencentrum Onderzoek en Business Intelligence (OBI) December 2014 In opdracht van gemeente Rotterdam, cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, directie Sport en Cultuur 1

Gemeente Rotterdam, dienstencentrum Onderzoek en Business Intelligence (OBI) Chris de Vries Project: 4059 Adres: Wilhelminakade 179, Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 267 15 00 E-mail: onderzoek@rotterdam.nl Website: rotterdam.nl/onderzoek 2

INHOUD Samenvatting 5 1 Inleiding 7 1.1 Plaatsbepaling van dit onderzoek 7 1.2 Onderzoeksopzet, betrouwbaarheid 7 1.3 Leeswijzer 7 2 Sportdeelname volgens de landelijke norm 9 2.1 Sportdeelname van Rotterdammers van 6 tot 80 jaar 9 2.2 Sportdeelname door de jaren heen (13 tot en met 75 jaar) 9 2.3 Sportdeelname naar achtergrondkenmerken 10 2.4 Sportdeelname naar achtergrondkenmerken door de jaren heen 12 2.5 Sportdeelname door kinderen 14 3 Sport en bewegen in breder perspectief 15 3.1 Onderzoek naar en literatuur over sportdeelname in Nederland 15 3.2 Landelijke beweegnormen 17 4 Sportdeelname in Rotterdam uitgediept 19 4.1 Meest beoefende sporten 19 4.2 Ontwikkeling van meest beoefende sporten 20 4.3 Verband waarin wordt gesport 22 5 Dynamiek in de sportdeelname van Rotterdammers 23 5.1 Veranderend sportgedrag naar leeftijd 23 5.2 Afzonderlijke takken van sport en veranderende sportdeelname 24 6 De plaats waar wordt gesport 26 6.1 De meest gebruikte plaats voor de meest beoefende sport 26 6.2 Sportlocaties en achtergrondkenmerken 26 7 Sportaanbod in eigen buurt, reistijd en vervoermiddel 32 7.1 Inleiding 32 7.2 Reistijd naar de meest gebruikte sportvoorziening 32 7.3 Het meest gebruikte vervoermiddel 33 7.4 Belang en waardering van sportaanbod in de buurt 34 8 Sportdeelname en sociaaleconomische status 38 8.1 Inleiding: sociaaleconomische status (ses) 38 8.2 Sportdeelname van lage ses nader bekeken 38 8.3 Organisatievorm en sportlocatie voor sporters met een lage ses 40 8.4 Mening en waardering door sporters met een lage ses 42 3

9 Bezoek aan sportevenementen 43 9.1 Bezoek aan sportevenementen in het algemeen 43 9.2 Bezoek aan sportevenementen in Rotterdam en in heel Nederland 43 9.3 Bezoek aan sportevenementen naar achtergrondkenmerken 44 Bijlage Geraadpleegde bronnen 46 4

Samenvatting Sportdeelname en het Rotterdamse sportbeleid Een van de doelstellingen van het Rotterdamse sportbeleid (Sportnota Rotterdam 2016) is de ambitie dat in 2016 de sportparticipatie van Rotterdammers op 70% moet liggen. Voor 2014 moet de sportparticipatie op 64% liggen. Het gaat daarbij om Rotterdammers van 6 tot 80 jaar. Met sportdeelname wordt bedoeld minstens 12 keer sporten in de afgelopen 12 maanden, zoals dat ook is vastgelegd in de landelijke richtlijn sportdeelname onderzoek (RSO). Uit het VTO in het najaar van 2013 blijkt dat 59% van de Rotterdammers (6-80 jaar) aan deze definitie voldoet. Het onderzoek In het najaar van 2013 vond het Vrijetijdsonderzoek (VTO) plaats. Op basis daarvan presenteert dit rapport gegevens over sportdeelname van Rotterdammers. Hierbij gaat het (tenzij uitdrukkelijk anders wordt vermeld, zoals in de voorgaande alinea) over Rotterdammers in de leeftijd van 13 tot en met 75 jaar. Het VTO vindt sinds 1995 elke twee jaar plaats in het najaar. Hierdoor kunnen betrouwbare tijdreeksen over sportdeelname van Rotterdammers gepresenteerd worden. Ontwikkeling in de sportdeelname Tweederde van de Rotterdammers doet überhaupt wel eens aan sport. Dat aandeel is de laatste jaren niet veranderd. Kijken we iets strenger naar hoeveel Rotterdammers minstens twaalf maal per jaar aan sport doen, dan is dat aandeel 58%. Dit is exact evenveel als de uitkomst van het VTO in 2011 én het VTO in 2009. In Rotterdam is net als in de rest van het land de sportdeelname aanvankelijk gegroeid, maar deze groei stokte een jaar of vijf geleden, waarna het niveau van sportdeelname ongeveer stabiel bleef. Sportdeelname naar achtergrondkenmerken Het aandeel sporters is net als in voorgaande jaren onder mannen, jongeren, hoger opgeleiden en westerse Rotterdammers groter dan onder vrouwen, ouderen, lager opgeleiden en nietwesterse Rotterdammers. In Hillegersberg-Schiebroek en in Rotterdam Centrum is de sportdeelname het hoogst, in Feijenoord en Charlois het laagst. Sportdeelname door kinderen Vier van de vijf kinderen tussen de zes en twaalf jaar doet aan sport met een gemiddelde frequentie van bijna twee maal per week. Bij jongens ligt het aandeel sporters iets hoger en de sportfrequentie duidelijk hoger dan bij meisjes. Kinderen van tien tot en met twaalf jaar sporten in grotere getale en doen dat frequenter dan kinderen van zes tot en met negen jaar. Zes van de tien sportende kinderen doet dit bij een sportvereniging. Dit aandeel ligt aanmerkelijk hoger dan bij volwassen sporters, maar landelijk doen nog wat meer sportende kinderen dit bij een sportvereniging. Takken van sport De sporten waar de meeste Rotterdammers aan deelnemen zijn in volgorde van populariteit: conditiefitness, hardlopen, krachtfitness, zwemsport, wielrennen, wandelsport, aerobics/steps/ spinning en veldvoetbal. Met name fitness is de afgelopen jaren populairder geworden, maar die groei lijkt wel wat af te vlakken. Hardlopen, daarentegen, blijft behoorlijk groeien in populariteit. Deze beide ontwikkelingen zijn ook in landelijk onderzoek terug te zien. 5

Verband waarin en plaats waar wordt gesport Rotterdammers die minstens één keer per jaar aan sport doen, doen dat het meest ongeorganiseerd. Dat kan individueel zijn, maar ook met familie, vrienden et cetera. Verder wordt er relatief veel gesport bij het fitnesscentrum/de sportschool. Natuurlijk hangt dit organisatorisch verband sterk samen met de beoefende sport. Ook in heel Nederland geldt dat ongeorganiseerd sporten een groot deel van de sportdeelname betreft. Een op de drie Rotterdamse sporters doet dit (mede) als lid van een sportvereniging. De plaats waar men sport is voor Rotterdammers die minstens één keer per jaar aan sport doen veelal de sportschool of op de openbare weg. Dit hangt uiteraard samen met de relatief hoge deelname aan sporten die vooral om redenen van gezondheid en conditie worden beoefend: fitness, aerobics, spinning, hardlopen, wielrennen, wandelsport, et cetera. Sportaanbod in de buurt en reistijd Tweederde van de Rotterdammers vindt het heel belangrijk dat er in de buurt mogelijkheden zijn om te sporten en te bewegen. Nog eens een kwart vindt dat een beetje belangrijk en maar weinigen vinden dit niet belangrijk. Meer dan de helft vindt dat er voldoende aanbod in de buurt is en ook vindt de meerderheid dat de sportvoorzieningen in de buurt van goede kwaliteit zijn. Rotterdamse sporters reizen gemiddeld een kwartier naar de plek waar ze doorgaans sporten. Gemiddeld genomen zouden zij bereid zijn om achttien minuten te reizen. Grofweg reist een kwart met de auto, een kwart gaat op de fiets en een kwart gaat lopen. Een klein deel gebruikt het openbaar vervoer en vijftien procent sport thuis of begint thuis (bijvoorbeeld hardlopers). Sportdeelname en sociaaleconomische status (ses) De sociaaleconomische status kan worden vastgesteld aan de hand van het niveau van opleiding en inkomen. Dat Rotterdammers met een lage ses minder aan sport doen dan hun stadsgenoten met een hoge ses wekt weinig verbazing. De Rotterdammers met een lage ses die wel aan sport doen, doen relatief vaak aan fitness, zwemmen, veldvoetbal, aerobics/steps/spinning en danssport. Hoewel er ook heel wat van hen aan hardlopen doen, is dat aandeel behoorlijk wat lager dan bij de sporters met een hogere ses. Sporters met een lage ses maken iets meer dan de andere sporters gebruik van sportvoorzieningen waar doorgaans sprake is van overheidsbemoeienis: sporthal, gymzaal of gymnastieklokaal, sportveld, sportterrein, atletiekbaan, zwembad of ijsbaan, buurthuis, wijkgebouw of zorginstelling. Bezoek aan sportevenementen Veertig procent van de Rotterdammers heeft in 2013 een van de grotere sportevenementen of sportwedstrijden in of rond Rotterdam bezocht. Dat is even veel als in de meetjaren 2011 en 2009. Het is ook ongeveer evenveel als het aandeel Nederlanders dat wel eens een sportevenement bezoekt. (Gezien het aanbod in Rotterdam hadden we wellicht mogen verwachten dat dit cijfer voor Rotterdammers iets hoger zou liggen dan voor alle Nederlanders.) De Marathon was verreweg het bestbezochte Rotterdamse sportevenement van 2013. Daarna volgen de wedstrijden in het betaald voetbal. Het aandeel bezoekers hieraan neemt toe, wat wellicht samenhangt met de sportieve prestaties van Feyenoord. 6

1 Inleiding 1.1 Plaatsbepaling van dit onderzoek Elke twee jaar voert de gemeente Rotterdam een onderzoek uit naar de (vrije)tijdsbesteding van Rotterdammers. In het najaar van 2013 vond de tiende editie plaats van dit Vrijetijdsonderzoek (VTO). In opdracht van de directie Sport en Cultuur van het Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling worden in dit onderzoeksrapport de resultaten over sportdeelname en andere vormen van bewegen gerepresenteerd. Afzonderlijk is of wordt tevens gerapporteerd over andere onderwerpen uit dit Vrijetijdsonderzoek, zoals cultuurdeelname, mediagebruik, stadsbezoek, vrijwilligerswerk en het gebruik van groenvoorzieningen. Ook verschijnt er een rapportage met speciale aandacht voor hoger opgeleiden, waarin de diverse thema s samen worden gerapporteerd. 1.2 Onderzoeksopzet, betrouwbaarheid Het Vrijetijdsonderzoek 2013 betreft net als in eerdere jaren een groot aantal vragen over uiteenlopende vrijetijdsthema s. Het onderzoek bestaat grotendeels uit vragen die al heel wat jaren hetzelfde zijn. Daardoor is het mogelijk om enkele belangrijke kengetallen voor het Rotterdamse beleid te monitoren, waaronder de sportdeelname. Door de omvang van de steekproef in 2013 zijn uitspraken op het niveau van afzonderlijke gebieden (voorheen deelgemeenten) verantwoord. Helaas bleek ook bij dit onderzoek weer dat de trend van een dalende responsbereidheid zich doorzet. De respons van ongeveer een kwart is niet hoog, maar wel acceptabel. Belangrijker is dat de representativiteit van de onderzoeksdata ten opzichte van de onderzochte populatie ronduit goed is te noemen, mede als gevolg van de stratificatie in de steekproef en een weging van de onderzoeksdata. Voor geïnteresseerden is een onderzoeksverantwoording op aanvraag verkrijgbaar (zie contactgegevens in colofon voor in dit rapport). Daarin wordt verder ingegaan op de organisatie van het veldwerk en zaken als de betrouwbaarheid en representativiteit van de in dit rapport beschreven onderzoeksuitkomsten. Een belangrijke conclusie daaruit is wel van belang bij het lezen van dit rapport: de betrouwbaarheid van gepresenteerde cijfers is vrij hoog: de onzekerheidsmarge als gevolg van het toeval bedraagt meestal maar een of enkele procentpunten. 1.3 Leeswijzer Het VTO doet vanouds uitspraken over Rotterdammers in de leeftijd van 13 tot en met 75 jaar. Als dit rapport bijvoorbeeld vermeldt dat twintig procent van de Rotterdammers aan een bepaalde sport doet, betekent dat dus: twintig procent van de 13 tot en met 75 jarige Rotterdammers. Dit geldt steeds, tenzij in de tekst anders wordt vermeld. In totaal wonen er bijna 500.000 personen in Rotterdam in deze leeftijdgroep. Bij sommige uitkomsten in dit onderzoeksrapport is het interessant om te bedenken dat 1 procent daarom gelijk staat aan bijna 5.000 Rotterdammers. 7

2 Sportdeelname volgens de landelijke norm 2.1 Sportdeelname van Rotterdammers van 6 tot 80 jaar In de collegeperiode 2010-2014 was een van de doelstellingen van het Rotterdamse college van B&W dat aan het einde van de collegeperiode (voorjaar 2014) de sportparticipatie van Rotterdammers op 64% zou moeten liggen. Volgens die definitie gaat het om Rotterdammers van 6 tot 80 jaar. Met sportdeelname wordt bedoeld minstens 12 keer sporten in de afgelopen 12 maanden, onderzocht volgens de landelijke richtlijn sportdeelname onderzoek (RSO). Ook in het meest recente VTO (eind 2013) werd de sportdeelname onderzocht volgens deze richtlijn. Op dat moment voldeed 59% van de Rotterdammers (6-80 jaar) aan deze definitie van sportdeelname. Zie ook de volgende tabel. Tabel 2.1 Sportdeelname in 2013 (minstens 12 keer per jaar) naar leeftijd, in procenten Percentage sporters kinderen 6 t/m 12 jaar 82 jongeren 13 t/m 24 jaar 68 middengroep 25 t/m 64 jaar 58 ouderen 65-80 jaar 35 Alle Rotterdammers 59 Wanneer de voorheen gebruikelijke leeftijdsgroep van 13 tot en met 75 jaar wordt bezien, komt de sportdeelname uit op 58% (zie ook volgende paragraaf). Zoals uit de voorgaande tabel blijkt, heeft het meetellen van extra ouderen een dempend effect op dit cijfer (want zij scoren lager), maar heeft het meetellen van kinderen juist een positief effect (want zij scoren juist behoorlijk hoog). Al met al komt dit dus neer op een sportdeelname van 59% van de Rotterdammers van 6-80 jaar. In de volgende paragraaf wordt de sportdeelname van Rotterdammers door de jaren heen op een rij gezet. Daarbij wordt weer uitgegaan van de voorheen gebruikelijke leeftijdsgroep: 13 tot en met 75 jaar. 2.2 Sportdeelname door de jaren heen (13 tot en met 75 jaar) Tweederde van de Rotterdammers van 13 tot en met 75 jaar heeft in 2013 minstens één maal gesport. Dit percentage (67%) is nagenoeg gelijk aan het aandeel in 2009 en in 2011. Dat dit cijfer nu één procentpuntje hoger ligt dan in de vorige twee meetjaren, mag niet als een daadwerkelijke stijging worden geïnterpreteerd. Vergeleken met nog wat langer geleden (2003 en eerder) is onderhand al meerdere meetjaren sprake van een hogere sportdeelname. Ook de frequentie waarmee er in 2013 werd gesport komt overeen met 2011 en 2009. Rotterdammers die in 2013 sportten, deden dit gemiddeld 82 keer. Dit is vrijwel gelijk aan voorgaande jaren, maar hoger dan een jaar of tien geleden. 9

Tabel 2.2 Ontwikkeling van de sportdeelname van Rotterdammers, in procenten 1 per jaar 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 1 t/m 11 minder dan 1 keer per maand 8 8 10 7 7 8 9 8 9 12 t/m 51 minder dan 1 keer per week 23 24 23 24 22 21 23 22 22 52 t/m 103 minder dan 2 keer per week 12 13 16 16 16 16 17 17 17 104 + 2 keer per week of vaker 11 13 13 13 14 15 17 18 18 > 0 Subtotaal: sport wel eens 54 58 62 60 59 60 66 66 67 0 Sport nooit 46 42 38 40 41 40 34 34 33 Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 gemiddeld aantal keer per jaar (alleen sporters) - 71 74 75 80 81 81 83 82 De volgende figuur is een grafische weergave van de ontwikkeling van de sportdeelname van Rotterdammers tussen 1997 en 2013. Zo laat de figuur zien dat het aandeel Rotterdammers dat überhaupt wel eens sport met de jaren is toegenomen, maar ook dat een groeiend aandeel Rotterdammers minstens twee keer per week sport. In de figuur is verder nog te zien dat het belangrijke kengetal van het aandeel Rotterdammers dat minstens 12 keer per jaar (minimaal 1 keer per maand) sport, sinds 2009 niet verder is gegroeid (de donkergroene lijn). Figuur 2.1 Ontwikkeling van de sportdeelname door Rotterdammers, in procenten 80% 70% 60% 50% 40% 30% minstens eens per jaar minstens eens per maand minstens eens per week 20% 10% minstens twee keer per week 0% 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2.3 Sportdeelname naar achtergrondkenmerken De volgende tabel toont de sportdeelname van Rotterdammers naar verschillende achtergrondkenmerken. Net als in voorgaande jaren is het aandeel sporters en de gemiddelde sportfrequentie onder mannen, hoger opgeleiden en westerse Rotterdammers groter dan onder 1 De categoriegrenzen zijn sinds 2005 licht gewijzigd ten opzichte van eerdere jaren. In 2003 en daarvoor werd gerekend met de categorieën (aantal keren per jaar): 0, 1-10, 11-50, 51-100 en 101+. De huidige grenzen sluiten beter aan bij de beleving van de sportfrequentie en de labels die in de tabel worden genoemd van een aantal keer sporten per week of per maand. 10

vrouwen, lager opgeleiden en niet-westerse Rotterdammers. Daarnaast speelt de leeftijd van de Rotterdammers een rol: hoe hoger de leeftijd, hoe lager het aandeel sporters. Maar ouderen die wel sporten, doen dit niet minder frequent dan de jongeren. Integendeel, zij sporten gemiddeld vaker dan de 25- tot en met 44-jarige sporters. Tabel 2.3 Sportdeelname naar achtergrondkenmerken, in procenten en frequentie 0 keer 1-11 keer 12-51 keer >51 keer gemiddeld aantal keer (alleen sporters) mannen 30 9 21 40 90 vrouwen 35 9 24 31 74 13-24 jaar 21 10 25 43 92 25-44 jaar 26 10 25 38 78 45-64 jaar 41 8 20 31 78 65-75 jaar 57 5 15 23 91 laag opgeleid 50 11 19 21 76 midden opgeleid 33 9 23 36 84 hoog opgeleid 17 7 25 51 85 westers 30 7 22 41 88 niet-westers 38 13 24 26 71 alle Rotterdammers 33 9 22 35 82 De volgende figuur toont de samenhang tussen het aandeel sporters (die minstens twaalf keer per jaar sporten) en leeftijd en opleidingsniveau in combinatie met de etnische achtergrond, ingedeeld in westers en niet-westers. Figuur 2.2 90% Percentage Rotterdammers dat minstens 12 keer per jaar sport, naar leeftijd en opleidingsniveau in combinatie met etniciteit westers niet-westers totaal gemiddelde 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 13 t/m 24 jaar 25 t/m 44 jaar 45 t/m 64 jaar 65 t/m 75 jaar laag opgeleid middelbaar opgeleid hoog opgeleid 11

Uit de voorgaande figuur zijn enkele conclusies te trekken. Ten eerste neemt de sportdeelname, zowel onder westerse als onder niet-westerse Rotterdammers, af met de leeftijd. Ten tweede neemt de sportdeelname toe naarmate men een hogere opleiding heeft genoten. Ook dit geldt voor zowel westerse als niet-westerse Rotterdammers. Tot slot valt op dat in alle leeftijds- en opleidingscategorieën het aandeel sporters onder westerse Rotterdammers hoger is dan onder niet-westerse Rotterdammers. Het opvallend kleine staafje voor de niet-westerse 65-plussers is slechts indicatief wegens een klein aantal respondenten, maar door de duidelijk lagere score is wel sprake van een significant verschil met de andere groepen Rotterdammers. Dat de jongste groep Rotterdammers met een westerse achtergrond (13-24 jaar) niet hoger scoort dan de volgende leeftijdsgroep (25-44 jaar), is anders dan in eerdere Vrijetijdsonderzoeken. Het is niet geheel duidelijk of dit een eenmalige (min of meer toevallige) uitkomst is, of een daadwerkelijke verandering ten opzichte van voorheen. 2.4 Sportdeelname naar achtergrondkenmerken door de jaren heen De volgende tabel laat zien hoe de sportdeelname van verschillende groepen Rotterdammers zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Het betreft hier weer de leeftijdgroep 13 t/m 75 jaar. Tabel 2.4 Ontwikkeling van het aandeel sporters (minstens 12 keer per jaar) naar achtergrondkenmerken, in procenten 2 2005 2007 2009 2011 2013 mannen 56 56 62 62 61 vrouwen 48 50 54 54 55 13-24 jaar 67 64 70 73 68 25-44 jaar 58 59 62 64 63 45-64 jaar 43 46 52 53 51 65-75 jaar 26 34 41 38 38 32 31 laag opgeleid 3 40 40 40 44 40 midden opgeleid 59 59 57 58 58 hoog opgeleid 70 72 76 78 76 westers 55 58 61 62 63 niet-westers 43 38 48 46 50 alle Rotterdammers 51 53 58 58 58 Zoals de tabel laat zien, hebben de grootste wijzigingen in de sportdeelname van Rotterdammers zich voorgedaan tussen 2007 en 2009. Die toename geldt voor alle leeftijdscategorieën, maar blijft wat achter bij de groep tussen 25 en 45 jaar. De oudste groep is 2 Methodologische toelichting: doordat er respondenten zijn waarvan een achtergrondvariabele als onbekend in de onderzoeksdata staat, tellen zij bij sommige uitsplitsingen niet mee, maar in het totaalcijfer wel. Daardoor kan het bijvoorbeeld voorkomen dat in alle groepen sprake is van een daling, terwijl het totaal niet daalt. 3 In 2005 en 2007 werden vier categorieën gehanteerd om het opleidingsniveau weer te geven. Vanaf 2009 wordt een driedeling gehanteerd waardoor de opleidingsgegevens slechts beperkt vergelijkbaar zijn met 2005 en 2007. 12

juist duidelijk meer gaan sporten. De opleidingscategorieën zijn door de jaren heen niet geheel vergelijkbaar te maken, maar de hoogst opgeleide groep is wel steeds vergelijkbaar. Het lijkt er echter op dat in alle opleidingsniveaus de sportdeelname in de laatste drie metingen vrij stabiel is. De sportdeelname van westerse Rotterdammers is over de jaren constant licht gestegen, terwijl de sportdeelname onder niet-westerse Rotterdammers wat fluctuaties laat zien. De kennelijke stijging in het afgelopen jaar onder niet-westerse Rotterdammers is statistisch gezien niet van betekenis. In onderstaande tabel is de sportdeelname in de gebieden in de afgelopen jaren weergegeven. Deze gebieden werden voorheen deelgemeenten genoemd. In de twee rechter kolommen wordt aangegeven of er sprake is van een daling (-) of stijging (+) van de sportdeelname of dat de sportdeelname sinds 2005 of 2011 gelijk is gebleven (=). Bij een daling of stijging van slechts enkele procentpunten kan niet worden gesproken van een significant verschil 4 waardoor in sommige gevallen een = staat in plaats van een + of -. Tabel 2.5 Percentage Rotterdammers dat minstens 12 keer per jaar sport, naar gebied, in de jaren 2005 t/m 2013 2005 2007 2009 2011 2013 Ten opzichte van 2005 Ten opzichte van 2011 Hillegersberg-Schiebroek 61 66 63 67 71 + = Rotterdam Centrum 58 64 67 72 70 + = Kralingen-Crooswijk 60 56 63 61 64 = = Noord 54 55 60 65 64 + = Prins Alexander 54 63 64 60 62 + = Delfshaven 46 46 52 62 59 + = Overschie 51 52 52 45 58 + + Hoogvliet 51 49 50 49 57 + + IJsselmonde 48 46 54 50 52 = = Charlois 41 45 53 48 47 + = Feijenoord 47 42 52 52 43 = - Hoek van Holland 59 63 (66) 56 (64) nvt nvt Pernis 44 (55) (49) (42) (58) nvt nvt Rozenburg - - - (61) (66) nvt nvt Rotterdam totaal 52 53 58 58 58 + = Ten opzichte van 2005 is de sportdeelname in de meeste gebieden toegenomen. In sommige gebieden is het verschil tussen deze meetjaren dusdanig klein dat er niet kan worden gesproken van een significante toename 4. Waar een plusje staat in de kolom ten opzichte van 2005 is de toename wel significant. In geen enkel gebied is de sportdeelname in 2013 significant lager dan in 2005. Sinds 2011 is de sportdeelname per saldo gelijk gebleven voor heel Rotterdam. Bij de afzonderlijke gebieden valt alleen de groei van de sportdeelname in Overschie en in Hoogvliet en de daling in Feijenoord op. 4 Bij een niet significant verschil kan niet worden geconstateerd dat dit verschil ook in werkelijkheid optreedt. Het kan dan evengoed door het toeval zijn veroorzaakt. Deze significantie hangt onder andere samen met het aantal respondenten en de omvang van het gemeten verschil. 13

2.5 Sportdeelname door kinderen Zoals al werd vermeld: bijna alle gepresenteerde cijfers in dit rapport betreffen de Rotterdammers van 13 t/m 75 jaar. Aan respondenten met één of meer kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar is gevraagd of die kinderen aan sport doen (afgezien van gymlessen op school) 5. Zo blijkt dat vier op de vijf kinderen aan sport doen. Ongeveer één op de vijf kinderen tussen de zes en twaalf jaar sport dus niet. Kinderen die aan sport doen, doen dat gemiddeld 88 keer per jaar, iets frequenter dus dan volwassenen die aan sport doen. Tabel 2.6 Sportdeelname kinderen in % en frequentie per week naar geslacht en leeftijd per jaar jongens meisjes 6 t/m 9 jaar 9 t/m 12 jaar alle kinderen 6 t/m 12 jaar 1 t/m 11 minder dan 1 keer per maand 8 7 8 6 7 12 t/m 51 minder dan 1 keer per week 32 35 36 28 33 52 t/m 103 minder dan 2 keer per week 17 20 18 20 19 104 + 2 keer per week of vaker 26 20 20 27 23 > 0 Subtotaal: sport wel eens 83 81 82 81 82 0 Sport nooit 17 19 18 19 18 Totaal 100 100 100 100 100 gemiddeld aantal keer per jaar (alleen sportende kinderen) 94 79 83 94 88 In de voorgaande tabel is te zien dat jongens maar iets meer aan sport doen dan meisjes, maar dat zij wel duidelijk frequenter sporten. Daarnaast blijkt dat oudere kinderen iets meer aan sport doen dan de jongere kinderen en tevens dat oudere kinderen die wel sporten dit intensiever doen dan jongere kinderen. Aan respondenten met een kind dat aan sport doet, is verder nog gevraagd in welk verband dat dan gebeurt. 61% van de kinderen die aan sport doen, sport bij een sportvereniging. Een kwart (26%) van de sportende kinderen sport (mede) via de basisschool (waarbij de reguliere gymlessen niet meetellen). 11% sport bij een sportschool en 13% van de sportende kinderen doet dat ongeorganiseerd of op een andere manier. 5 Bij de vraag naar sportdeelname van kinderen stond de volgende toelichting: Gymnastiek of zwemmen tijdens schoollessen tellen niet mee, maar activiteiten op school buiten de gewone lessen om, zoals Lekker Fit, tellen wel mee. 14

3 Sport en bewegen in breder perspectief Voordat we de onderzoeksuitkomsten met betrekking tot de sportdeelname door Rotterdammers verder uitdiepen, worden in dit hoofdstuk enkele landelijke trends gepresenteerd en wordt kort ingegaan op de mate van bewegen (wat meer is dan alleen sportdeelname). Dit biedt een kader om de uitkomsten van het VTO verder te interpreteren. 3.1 Onderzoek naar en literatuur over sportdeelname in Nederland Sportdeelname groeit niet of nauwelijks Volgens Breedveld (2013) hebben de afgelopen jaren drie landelijke onderzoeken onafhankelijk van elkaar aangetoond dat de groei van de sportdeelname van de voorbije jaren recent enigszins stokt. Daarop blijkt Rotterdam geen uitzondering, getuige de laatste Vrijetijdsonderzoeken van de gemeente Rotterdam. Ook recenter, in 2014, meldt Breedveld dat de sportdeelname de afgelopen jaren nauwelijks is gegroeid ( ). De laatste twee meetjaren geven een bescheiden groei te zien, maar de toekomst moet uitwijzen hoe bestendig die ontwikkeling is. De mate van ontwikkeling mag dan vergelijkbaar zijn, dat neemt niet weg dat de sportdeelname in heel Nederland duidelijk hoger is dan in Rotterdam. In Rotterdam ligt die volgens de gangbare RSO-norm al een aantal jaren op 58%, in heel Nederland ligt dit al jaren tussen de 65 en 70 procent (Collard & Pulles, 2014). Ongeorganiseerd sporten Verder schrijft Breedveld (2014): Een belangrijke ontwikkeling in de sportdeelname van de afgelopen vijftig jaar betreft de opkomst van het sporten buiten sportverenigingen. Dat laatste wil niet zeggen dat verenigingen ten dode zijn opgeschreven, maar dat velen toch ook sporten zonder een vereniging. Ook Hover et al. (2013) wijzen erop dat er binnen de sportdeelname veranderingen te zien zijn, zoals de toename van het ongeorganiseerd sporten en (daarmee samenhangend) de groeiende deelname aan fitness en hardlopen. Ze becijferen dat beduidend meer Nederlanders lid zijn van een sportschool of fitnesscentrum dan van een voetbal- of tennisvereniging (de twee grootste sportbonden van NOC-NSF). Hoewel de sector zelf nog volop groeipotentie ziet, constateren deze auteurs vooralsnog dat de eerdere forse groei van het aanbod vooralsnog stagneert, wat met name door de markt wordt bepaald. In de grote steden wordt meer gefitnest dan daarbuiten. De auteurs wijzen op de kansen voor de overheid om beleidsdoelstellingen op het gebied van sportdeelname te verwezenlijken in samenspraak met de fitnessbranche. Fitness lijkt in bepaalde opzichten niet zozeer concurrerend maar vooral een aanvulling op het overige sportaanbod. Zo zijn sportscholen/ fitnesscentra vaker in kernen van dorpen of steden te vinden dan veel buitensportgelegenheden. Ook bestaat de klantenkring vaak voor een groot deel uit mensen die geen lid zijn van een sportvereniging. De opkomst van budgetformules biedt kansen om nieuwe groepen niet-sporters (met een smalle beurs) te verleiden tot sportdeelname/bewegen. Men verwacht dat de belangrijkste motivatie van fitnessers, namelijk die van gezondheid en/of een goed uiterlijk, ook in de nabije toekomst nog steeds een belangrijke waarde zal blijven voor velen. Etnische achtergrond en sportdeelname Die motivatie blijkt overigens bij sommige groepen sterker dan bij andere. Zo blijkt dat Nederlanders met een niet-westerse achtergrond vaker dan anderen vinden dat het belang van beweging voor gezondheid wordt overdreven, zo schrijven Van den Dool en Tiessen- 15

Raaphorst (2013). Niet-westerse Nederlanders voldoen minder vaak aan de Nederlandse norm Gezond Bewegen (NNGB) dan hun landgenoten van westerse afkomst. De auteurs voegen daaraan toe: In het afgelopen decennium is hier weinig verandering in gekomen, ondanks de toegenomen mate van integratie. Wat overigens opvalt, is dat de niet-westerse sporters minstens even veel tijd besteden aan sport als de sporters met een westerse herkomst. Personen met een niet-westerse achtergrond blijven dus wel achter in deelnamepercentage, maar doen zij eenmaal aan sport, dan blijven zij niet achter qua intensiteit. Sportdeelname in Rotterdam en andere grote steden Dat Nederlanders met een niet-westerse achtergrond relatief weinig deelnemen aan sport laat zich extra voelen in grote steden zoals Rotterdam. Het CBS meldde in november 2014 dat Rotterdam de Nederlandse stad is met het hoogste aandeel niet-westerse allochtonen. Bij een vergelijking met sportdeelname in andere steden zal de bevolkingssamenstelling dus een belangrijke factor zijn. In 2009 maakten Hoekman en Van den Dool een vergelijkende analyse van de sportdeelname in een aantal grote Nederlandse gemeenten. In een rechttoe rechtaan vergelijking komt Rotterdam er niet zo best vanaf, maar wanneer wordt gecorrigeerd voor enkele bevolkingskenmerken, eindigt Rotterdam bovengemiddeld. Deze correctie houdt in dat de sportdeelname wordt vergeleken voor de hypothetische situatie waarin alle zes steden exact dezelfde bevolkingssamenstelling zouden hebben wat betreft etniciteit en opleidingsniveau. We kunnen dus vaststellen dat Rotterdammers daadwerkelijk minder aan sport doen dan inwoners van de meeste Nederlandse grote steden, maar tegelijk dat Rotterdam het iets beter doet dan verwacht mag worden op basis van bevolkingssamenstelling. Sportdeelname en de invloed van overheidsbeleid Over de invloed van overheidsbeleid op het beweeggedrag van de burger bestaat niet veel duidelijkheid. Breedveld (2014): De sterke groei die de sportdeelname de afgelopen decennia heeft gekend, lijkt vooral op het conto te moeten worden bijgeschreven van het privaat initiatief. Hoeveel zou er zijn overgebleven van die groei als er geen fitnessondernemers waren geweest, en als Nike, Asics en al die andere sportgoederenfabrikanten niet zo veel miljoenen hadden gepompt in hun marketingcampagnes? Aan de andere kant: hoeveel nieuwe klanten zouden Health City en Perry Sport hebben mogen verwelkomen, als de rijksoverheid niet was blijven hameren op het belang van voldoende bewegen en als gemeenten niet waren blijven investeren in sportaccommodaties, in verenigingsondersteuning en in combinatiefunctionarissen? Daarna volgt dan toch de kritische vraag: En waarom stokt de sportdeelname de laatste jaren, juist in een tijd dat er zoveel sportbeleid is gevoerd? Andere landelijke onderzoeksuitkomsten met betrekking tot sportdeelname Nog kort enkele vergelijkingen tussen Nederland en Rotterdam: - Landelijk staan fitness, zwemmen en hardlopen in de top drie van meest beoefende sporten, in Rotterdam is dat ook zo. - Van de teamsporten is veldvoetbal de populairste sport, zowel in heel Nederland als in Rotterdam. - Landelijk zijn de sportende kinderen voor het overgrote deel lid van een sportvereniging. In Rotterdam lijkt dit aandeel iets lager: zo n zes op de tien sportende kinderen in Rotterdam doet dit bij een vereniging. 16

3.2 Landelijke beweegnormen In Rotterdam wordt op sport gefocust omdat met sport diverse maatschappelijke effecten bereikt kunnen worden die verder gaan dan alleen gezondheidswinst. Denk aan re-integratie, het aanleren van sociale vaardigheden et cetera. Toch is het ook nuttig om andere landelijke normen te bekijken die zich op het beweegaspect richten. Er bestaan in Nederland enkele gangbare normen voor de gewenste hoeveelheid beweging. Zo is er de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, die de gewenste hoeveelheid lichaamsbeweging normeert vanuit een gezondheidskundig oogpunt en daarnaast de Fitnorm, die de gewenste hoeveelheid lichaamsbeweging normeert die nodig is voor een goede conditie van het hartvaatstelsel. Deze landelijke beweegnormen zijn als volgt geformuleerd: - De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) vraagt van volwassenen om minimaal vijf dagen per week, in de zomer en in de winter, een half uur of meer matig intensief te bewegen. - De Fitnorm behelst dat men minimaal drie keer per week 20 minuten of langer een inspannende sport of zware lichamelijke activiteit beoefent waardoor men gaat zweten. - De Combinorm is een combinatie van de NNGB en de Fitnorm. Men voldoet aan deze norm als men voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen of de Fitnorm of allebei. - Inactieven zijn personen die geen enkele dag van de week minstens een half uur matig intensief bewegen en geen enkele keer per week minstens twintig minuten een inspannende sport of lichamelijke activiteit uitoefenen. Bovenstaande normen zijn voor jongeren en voor ouderen nog weer verder uitgewerkt, maar de volledige uitleg voert hier te ver. Hieronder wordt een korte vergelijking gegeven van landelijke en Rotterdamse cijfers met betrekking tot deze beweegnormen. Daarbij wordt ten behoeve van landelijke onderzoeksuitkomsten gebruik gemaakt de CBS-website Statline en van de website www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamelijkeactiviteit. Nationale Norm Gezond Bewegen 63% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (in 2013). 44% van de Rotterdammers van 13 t/m 85 jaar voldoen aan deze norm, eveneens in 2013. Fitnorm Gemiddeld voldoet een kwart van de Nederlanders van 19 jaar en ouder aan de fitnorm (2012). Onder Rotterdammers is dat (in 2013) 27%. Combinorm Aan de combinorm voldoet 67,5% van de Nederlanders van 19 jaar en ouder en 57% van de Rotterdammers van 19 tot en met 85 jaar. Inactieven Het percentage mensen van 18 jaar en ouder dat rapporteert inactief te zijn bedroeg 4% in de zomer en 6% in de winter van 2009. Recenter cijfers zijn helaas niet beschikbaar. Onder Rotterdammers lag dit aandeel in het najaar van 2013 op 13%. 17

Al met al geeft de vergelijking van Rotterdam met heel Nederland een wat diffuus beeld. Rotterdammers bewegen wat minder vaak genoeg en zijn juist vaker inactief, maar ze voldoen wel relatief vaak aan de Fitnorm. Een optie zou zijn om vervolgonderzoek te doen op basis van de Gezondheidsenquête, die in samenwerking is uitgevoerd door GGD-Nederland en alle regionale GGD s (en dus ook in Rotterdam). Rotterdamse en landelijke cijfers zouden daarin goed vergelijkbaar moeten zijn. 18

4 Sportdeelname in Rotterdam uitgediept 4.1 Meest beoefende sporten Onderstaande tabel geeft de top tien van meest beoefende sporten weer, verdeeld naar drie groepen van sportfrequentie. Hoewel de top tien van de frequente sporters verschilt van de top tien van de minder frequente sporters, zijn er ook zeker overeenkomsten. Allereerst natuurlijk dat in alle drie de groepen de eerste plaats bezet wordt door fitness (conditie) en de tweede plaats door hardlopen. Ook fitness kracht, zwemmen, wielrennen en wandelen staat in alle drie de groepen vrij hoog. Veldvoetbal valt net buiten de top tien voor de twee groepen die niet heel frequent sporten. Iemand die aan voetbal doet, doet dat dus ook direct relatief vaak, vergeleken met andere sporten. Tabel 4.1 Meest beoefende sporten, in procenten van de sporters naar sportfrequentie op jaarbasis, 2013 alle sporters 1 t/m 11 keer 12 t/m 51 keer 52+ keer (minstens 1x p jaar) fitness, conditie 33 fitness, conditie 42 fitness, conditie 50 fitness, conditie 45 hardlopen / joggen 23 hardlopen / joggen 31 hardlopen / joggen 46 hardlopen / joggen 38 zwemsport 18 zwemsport 22 fitness, kracht 36 fitness, kracht 27 fitness, kracht 13 fitness, kracht 19 Wielrennen 22 zwemsport 21 bowling 12 wandelsport 12 zwemsport 21 wielrennen 16 wandelsport 10 wielrennen 12 aerobics/steps/spinning 14 wandelsport 13 wielrennen 7 aerobics/steps/spinning 10 skiën/langl./snowboard 14 aerobics/steps/spinning 12 Biljart/pool/snooker 7 bowling 9 Veldvoetbal 14 veldvoetbal 11 aerobics/steps/spinning 6 danssport 9 wandelsport 14 bowling 10 schaatsen 6 skeeleren / skaten 9 tennis 12 skiën/langl./snowboard 10 In onderstaande grafiek worden de tien meest beoefende sporten getoond als aandeel van de Rotterdammers die minstens eens per jaar aan sport doen. Figuur 4.1 Meest beoefende sporten in % van alle sporters (minstens 1 keer per jaar), 2013 fitness, conditie hardlopen / joggen fitness, kracht zwemsport wielrennen wandelsport aerobics/steps/spinning veldvoetbal bowling skiën/langl./snowboard 0% 10% 20% 30% 40% 50% 19

De uitsplitsing van de sporters naar opleidingsniveau, leeftijd en etnische herkomst in de volgende tabel laat een aantal duidelijke verschillen zien. Zo doen hoger opgeleiden vaker aan hardlopen krachtfitness, wielrennen en skisport, maar minder aan veldvoetbal. Jongeren doen aan de meeste sporten meer dan ouderen, maar niet aan fietssport en wandelsport. Ouderen doen behoorlijk weinig aan veldvoetbal. Niet-westerse Rotterdammers (gemiddeld genomen zijn dat tevens jonge Rotterdammers) doen erg weinig aan fietssport en skisport en behoorlijk vaak aan veldvoetbal en danssport. Hoger opgeleide Rotterdammers doen relatief veel aan zwemsport, wielrennen/ mountainbiken/toerfietsen, skiën/langlaufen/snowboarding en tennis, terwijl lager opgeleiden vaker aan veldvoetbal doen. Bij de uitsplitsing naar leeftijd zien we dat het over het algemeen vaker jongeren zijn die de betreffende sport beoefenen dan ouderen. Uitzonderingen zijn wielrennen/mountainbiken/ toerfietsen en wandelsport. Zwemsport en tennis wordt even vaak door ouderen als door jongeren beoefend. Tot slot doen sporters van niet-westerse afkomst relatief veel aan conditiefitness, wandelsport en veldvoetbal en doen westerse sporters meer aan zwemsport, wielrennen, skiën en tennis. Tabel 4.2 Meest beoefende sporten door sporters (minstens 1 keer per jaar), uitgesplitst naar opleiding, leeftijd en etniciteit Lager dan HBO HBO+ incl. studenten 13-44 jaar 45-75 jaar westers niet westers fitness conditie 43 47 47 42 41 53 45 hardlopen, joggen 30 47 45 24 39 36 38 fitness kracht 23 32 33 16 26 29 27 zwemsport 19 24 22 19 22 19 21 wielr./toerfiets/mount.bike 13 20 14 22 22 6 16 wandelsport 12 15 10 18 14 10 13 aerobics/steps/spinning 9 14 13 9 10 14 12 veldvoetbal 13 9 14 4 8 16 11 bowling 11 9 14 3 10 12 10 skiën/langl./snowboard 6 14 12 6 14 2 10 danssport 9 9 11 4 7 12 9 tennis 6 13 11 7 11 5 9 totaal 4.2 Ontwikkeling van meest beoefende sporten In de afgelopen jaren is een aantal typen sporten aanmerkelijk populairder geworden, zo laat de volgende tabel zien. Het gaat daarbij vooral om fitnessachtige sporten en vooral hardlopen. Een aantal soorten sporten vertoont een daling, zoals wandelsport, zwemsport en zaalsport. 20

Tabel 4.3 Ontwikkeling van de deelname aan enkele categorieën sporten, in procenten van Rotterdammers die minstens twaalf keer per jaar sporten 6 2003 2005 2007 2009 2011 2013 fitness, spinning, steps, aerobics 39 41 48 50 51 55 hardlopen, joggen, skaten, skeeleren 30 31 32 31 38 44 wandelsport, toerfietsen, mountainbike, wielrennen 34 28 28 33 33 27 zwemsport, duiksport 32 28 27 29 25 23 zaalsporten 22 22 21 21 22 19 veldsporten 17 17 17 18 18 18 wintersporten 14 14 15 19 17 16 bowling/midgetg./jeu de b. 17 15 17 17 19 13 tennis, squash 15 17 16 16 14 12 danssporten - - 8 10 10 10 watersporten 11 10 11 10 11 9 cafésporten 17 14 13 10 10 9 vechtsporten 6 7 5 5 5 6 denksporten 12 8 7 7 7 5 paardensporten - - 3 3 3 3 racesporten - - 4 5 4 1 overige sporten 24 25 18 20 16 15 De meest beoefende categorieën van sporten worden in de volgende figuur weergegeven. Te zien is hoe de deelname aan deze sporten zich heeft ontwikkeld als aandeel van alle Rotterdammers, dus inclusief degenen die niet aan sport doen. 7 Figuur 4.3 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% Ontwikkeling van de deelname aan de top vier sportcategorieën, in procenten van alle Rotterdammers (13 t/m 75 jaar) fitness, spinning, steps, aerobics hardlopen, joggen, skaten, skeeleren w andelsport, toerfietsen, mountainbike, w ielrennen zw emsport, duiksport 0% 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 Het is een indrukwekkend cijfer: een op de drie Rotterdammers (32%) deed in de afgelopen twaalf maanden aan een fitnessachtige sport. Dit is meer dan de helft van de Rotterdammers die überhaupt aan sport deden (zie vorige tabel). Deze categorie sporten (fitness, steps, spinning, aerobics) scoort in het laatste meetjaar duidelijk hoger dan de meting daarvoor, 6 Tot en met 2005 werden danssporten, racesporten en paardensporten ingedeeld bij de overige sporten. Aerobics/steps/spinning wordt gerekend tot de fitnessporten, het woord spinning werd pas in 2013 toegevoegd. 7 Het gaat om deelname per sport door sporters die minstens 12 keer sportten als aandeel van de gehele bevolking. 21

wellicht vooral doordat het woord spinning voor het eerst in de vragenlijst werd opgenomen (conform de landelijke onderzoeksrichtlijn). Hardlopen zit heel duidelijk in de lift, wat overigens ook blijkt uit onderzoeken in den lande en bijvoorbeeld uit de Sportersmonitor Amsterdam. De groei zit met name bij hardlopen, niet of nauwelijks bij skaten. Wandelen, fietsen en zwemmen wordt vergeleken met veel andere sporten nog wel relatief veel gedaan, maar de deelname daaraan daalt de laatste jaren wel. 4.3 Verband waarin wordt gesport De vraag naar het verband waarin men sport is in 2013 op een andere manier gesteld dan in eerdere edities van het VTO. Om die reden is het presenteren van een tijdreeks niet zinvol. De volgende tabel laat de uitkomsten zien voor het jaar 2013. 8 Het gaat daarbij om de meest beoefende sport. De twee kolommen met cijfers vermelden de percentages als aandeel van degenen die aan sport doen en als aandeel van alle Rotterdammers. In de laatste kolom zijn de percentages uiteraard lager. Op deze vraag naar het verband waarin men sport waren per persoon meerdere antwoorden mogelijk. Een op de drie sporters (een op de vier Rotterdammers) sport vooral ongeorganiseerd individueel. Een deel van hen sport daarnaast ook nog in ander verband. Bijna evenveel sporters sporten als lid of klant van een sportschool of fitnesscentrum (wat voor een deel van deze sporters misschien nog steeds weinig inhoudt, in organisatorische zin). Ongeveer een kwart van de sporters (een vijfde van alle Rotterdammers) sport ongeorganiseerd, maar wel samen met anderen, kennelijk in een informele setting, met vrienden, familie et cetera. Bijna even veel wordt er gesport in verenigingsverband. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat het hier alleen gaat om de meest beoefende sport. Als de vraag gesteld was over alle beoefende sporten, zouden de diverse antwoorden waarschijnlijk allemaal wat hoger scoren, maar dat zou wellicht extra gelden voor de antwoorden die nu laag scoren en lager in de tabel staan. Tabel 4.4 Organisatorische verband waarin de meest beoefende sport wordt beoefend, in procenten van sporters (minstens 1 keer per jaar) en in procenten van alle Rotterdammers, 2013 Percentage van de sporters Percentage van de Rotterdammers Ongeorganiseerd, alleen / individueel 34 25 Als klant/lid/cursist bij een sportschool, fitnesscentrum en dergelijke 31 23 Ongeorganiseerd met vrienden, familie, gezin of collega's 26 19 Als lid van een sportvereniging 25 18 Als deelnemer aan een georganiseerd sportevenement 6 5 Georganiseerd door gemeente, sociaal-cultureel werk, sportbuurtwerk of welzijnswerk 3 2 Georganiseerd door bedrijf of in het kader van bedrijfssport 3 2 In het kader van een georganiseerde vakantie 2 1 In ander verband 6 4 8 Een wat gekunstelde vergelijking die niet publicatiewaardig is, doet vermoeden dat er wat dit onderwerp betreft geen grote verschuivingen zijn sinds de vorige meting. 22

5 Dynamiek in de sportdeelname van Rotterdammers In het VTO 2013 is een vraag opgenomen naar de mate waarin Rotterdammers meer of minder zijn gaan sporten. Daaruit valt af te leiden hoeveel mensen zijn begonnen of gestopt, hoeveel er al sportten maar dat meer of juist minder zijn gaan doen en hoeveel onveranderd wel of onveranderd niet aan sport doen. De uitkomsten hiervan zijn te combineren met de uitkomsten van andere vragen over sportdeelname. Hoewel dit combineren van vragen niet tot 100% valide uitkomsten leidt, komen er heel aannemelijke en bovendien bruikbare uitkomsten uit naar voren. Waar deze analyse bijvoorbeeld erg nuttig voor zijn, is de uitsplitsing naar leeftijdsgroepen of de vergelijking van afzonderlijke sporten. Dat wordt dan ook in de volgende paragrafen gedaan. 5.1 Dynamiek in sportdeelname naar leeftijd De volgende figuur laat zien hoe de sportdeelname zich ontwikkelt met het stijgen van de leeftijd. Het totaal van de kleuren is het aandeel sporters volgens de RSO. Zo is te zien dat in de jongste groep rond de 70% twaalf of meer keer per jaar sport. Deze sporters zijn onderverdeeld naar of ze zijn begonnen of gestopt (want ook die mensen zitten nagenoeg geheel in de groep die het afgelopen jaar aan sport deed) en of ze meer/minder zijn gaan sporten. Dit is dus een combinatie van twee enquêtevragen. In de tijd gezet betekent dit: elk jaar gaat het stukje donkerroden eraf en komen de donkergroenen er bij. Waar meer groen dan rood is, zou het totaal moeten stijgen en omgekeerd. Dit klopt niet perfect maar wel grotendeels (omdat het een samenvoeging van vragen is). Op de onderste as staan de leeftijden; de cijfers zijn het midden van vijfjaarsgroepen. In de grafiek staat het voortschrijdend gemiddelde weergegeven. Het lijkt erop dat er onder de jongere Rotterdammers meer dynamiek is in het wel of niet sporten dan onder pakweg de 55-plussers. Misschien dat jongeren wat meer uitproberen dan ouderen. De ouderen gaan langzamerhand wel wat minder sporten maar het aandeel met een onveranderd sportgedrag wordt relatief gezien groter met het stijgen van de leeftijd. Figuur 5.1 Verandering in sportdeelname naar leeftijd, voortschrijdende vijfjaarsgemiddelden 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 16 23 28 33 38 43 48 53 58 63 68 73 gestopt nu minder even veel nu meer begonnen 23

5.2 Afzonderlijke takken van sport en dynamiek in sportdeelname In de volgende figuur is te zien welke sporten vooral worden beoefend door Rotterdammers die de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek zijn begonnen met sporten plus hen die al sportten maar dat meer zijn gaan doen (groene balkjes) Ook is hetzelfde weergegeven voor hen die juist zijn gestopt met sporten of dat minder zijn gaan doen (rode balkjes). De verschillen zijn niet erg groot en bovendien tekent zich hier de eerder gepresenteerde volgorde af van meest beoefende sporten door alle Rotterdammers. Wel is te zien dat de groene balkjes bij een aantal sporten langer zijn dan de rode. Dat betekent dat er meer groei is in de deelname dan dat er afname is. 9 Per saldo groeit zodoende de deelname aan fitness, hardlopen en wielrennen. Wellicht niet toevallig allemaal sporten die veel worden geassocieerd met conditie en gezondheid. En ook sporten die vrij gemakkelijk ongeorganiseerd worden beoefend. Voor zwemmen en veldvoetbal lijkt het tegendeel te gelden: de afname is groter dan de toename. Deze verschillen zijn erg klein en statistisch gezien niet van betekenis. Figuur 5.2 Meest beoefende sporten, in procenten van sporters met veranderde sportdeelname fitness, conditie hardlopen / joggen fitness, kracht zwemsport wielrennen wandelsport aerobics/steps/spinning veldvoetbal begonnen of meer gaan sporten gestopt of minder gaan sporten bowling skiën/langl./snowboard tennis danssport 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% De bovenstaande analyse kan ook worden omgekeerd. De volgende figuur laat zien hoeveel procent überhaupt een sport heeft aangekruist en hoeveel er binnen die groep zijn gestopt of begonnen met sporten. De sporten waaraan het meest wordt deelgenomen zijn ook de sporten met de meeste stoppers én met de meeste starters. Dit zijn dus sporten met relatief veel dynamiek in het wel of niet deelnemen. Veel ervan zijn individueel beoefende sporten of in ieder geval sporten met een lage organisatiegraad. 9 Hierbij geldt de kanttekening dat deze groei wellicht groter lijkt dan hij in werkelijkheid is. Mensen die het afgelopen jaar gestopt zijn met sporten lijken wat minder geneigd om dat wat ze nog wel deden te rapporteren, waardoor de rode balkjes wat korter zouden kunnen uitvallen. 24

Figuur 5.3 Meest beoefende sporten en veranderende deelname (in % van sporters) fitness, conditie hardlopen / joggen / trimmen fitness, kracht zw emsport w ielrennen / mountainbike / toerfietsen w andelsport aerobics / steps / spinning veldvoetbal bow ling skiën / langlaufen / snow boarden 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50% begonnen/ meer deelname geen van beide gestopt/ minder deelname 25

6 De plaats waar wordt gesport 6.1 De meest gebruikte plaats voor de meest beoefende sport De vraag naar de plaats waar men sport is in 2013 op een andere manier gesteld dan in de eerdere onderzoeksjaren. Met de huidige vraagstelling wordt aangesloten bij een landelijk onderzoek. Hierdoor is een vergelijking met eerdere Rotterdamse cijfers niet meer mogelijk. Het ligt voor de hand dat de plaats samenhangt met de beoefende sport en dat daarom het gebruik van de openbare weg, park en bos en de sportschool verder zal zijn toegenomen. Deze plaatsen zaten al in de lift omdat deelname aan de hiermee geassocieerde sporten ook is gestegen. Rotterdammers die minstens één keer aan sport deden in het jaar voorafgaand aan het onderzoek, deden dat veelal in de sportschool of op de openbare weg. Dit hangt uiteraard samen met de relatief hoge deelname aan sporten die vooral om redenen van gezondheid en conditie worden beoefend: fitness, aerobics, spinning, hardlopen, wielrennen, wandelsport, et cetera. Wat dat betreft kan wellicht ook de openbare locatie park of bos hier nog bijgeteld worden. Sporten die in teamverband of op zijn minst met een tegenstander in spelvorm worden beoefend, vinden vaak plaats in een sportzaal of op een sportveld. Deze locaties worden door respectievelijk 12 en 10 procent van de sporters als meest gebruikte locatie genoemd. Uiteraard is dit geen zuivere meting van het totale gebruik van sportlocaties! Mensen die bijvoorbeeld af en toe in een zaal sporten maar vaker in de sportschool zijn, zullen die laatste als meest gebruikte sportlocatie noemen. Hierdoor zal de 12 procent van de sporters die in de tabel staat bij sporthallen lager zijn dan het totale gebruik in werkelijkheid. Tabel 6.1 De meest gebruikte plaats voor deelname aan de meest beoefende sport, in procenten van mensen die minstens 1 keer per jaar sporten in een fitnesscentrum of sportschool 26 op de openbare weg 16 in een park of bos 12 in een sporthal, gymzaal of gymnastieklokaal 12 op een sportveld, sportterrein of atletiekbaan 10 thuis of in de tuin 8 in een zwembad of op een ijsbaan (binnen) 5 in een buurthuis, wijkgebouw of zorginstelling 3 in zee, een meer, een plas, een sloot 2 in een ski-, tennis-, klimhal etc. 1 in een zwembad of op een ijsbaan (buiten) 1 op een trapveldje, Cruyffcourt, pleintje, skatebaan etc. 1 ergens anders 3 Totaal 100 6.2 Sportlocaties en achtergrondkenmerken De locatie waar men sport, hangt samen met een aantal factoren, zoals het soort sport dat wordt beoefend, het motief om te sporten en met allerlei persoonskenmerken zoals de leeftijd van de sporter. De volgende figuur laat zien hoe de leeftijd van invloed is op de meest gebruikte sportlocatie. De top vijf van sportlocaties uit de voorgaande tabel wordt hierin 26