RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUSSEL VAN 28 FEBRUARI 2019

Vergelijkbare documenten
rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen p.1 Dossiernr 18M zaal 20 Vonnisnr /

Rechtbank van eerste aanleg Leuven correctionele zaken

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 18 SEPTEMBER 2018

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 21 MEI 2019

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

VONNIS. in zake van HET OPENBAAR MINISTERIE, waarbij zich als burgerlijke partij heeft aangesloten :

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

Hof van beroep G. (...) Arrest. Arrestnummer. Datum van uitspraak. Notitie-nummer griffie. Notitienummer parfcet-generaal.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE VAN 8 FEBRUARI 2019

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 18 OKTOBER 2010

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 25 FEBRUARI 2019

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 6 NOVEMBER 2015

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 7 MAART 2016

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 1 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A008786

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

Rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 19. Vonnis. Vonnisnummer / Griffienummer. 1203/2019 Repertoriumnummer / Europees

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 2 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A007621

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC 1

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 19 FEBRUARI 2019

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE TURNHOUT VAN 1 SEPTEMBER 2015

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN OPENBARE ZITTING van 8 JUNI 2009

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1274/2019 Repertoriumnummer / Europees

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 5 MEI 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016

Vonnis. Rechtba k \fan eerste aan eg Limburg, afdeiing Hasse tp sectie correctioneel, 13 kamer. l /_J 2018/,; ') '} 30 januari 2018 HA66.RW.

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. Griffienummer.

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen Kamer MC4

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

DE CORRECTIONELE RECHTBANK VAN 3 JUNI 2013

HET HOF VAN BEROEP TE GENT VAN 28 JUNI 2011

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, I.) / kamer. Griffienummer.

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 25 MAART 2011

Rechtbanl< van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzaken

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Arrest. veertiende kamer correctionele zaken / / / 18 januari /CO/ /PGA/ /VJ11/393. Arrestnummer.

De Rechtbank van Eerste Aanleg te DENDERMONDE openbare terechtzitting van 26 FEBRUARI 2010

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN HASSELT, 21 NOVEMBER 1996

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1230/2019 Repertoriumnummer / Europees

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

AFSCHRlfT \ ry Ä8it 6iw. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctionee!, Vonnis )01000 / kamer.

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 2 MEI 2016

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 25 JUNI 2018

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

CORRECTIONELE RECHTBANK TE LEUVEN OPENBARE TERECHTZITTING VAN 24 MAART 2010

CORRECTIONELE RECHTBANK ANTWERPEN AFDELING MECHELEN Not. nr. ME66.L Ooenbare terechtzittina van : 30 april 2015.

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, Zaal A - 8e Kamer Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ T003036

Rechtbank van aanleg LIMBURG, Tongeren, Correctioneel.

NEDERLANDSTALIGE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG BRUSSEL, STRAFZAKEN, 3 MAART 2014, 60 ste KAMER

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Rechtbank van eerste aanleg Leuven, strafzaken. Vonnis. Vertegenwoordigd door substituut-procureur des Konings F.( ) BURGERLIJKE PARTIJEN

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN TURNHOUT 17 SEPTEMBER 2004

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 26 JUNI 2014

Àfschrift van Pen m :i t ten. tende ter griffie. ,!1er rechtbdllh ;,an c. t.'.sh.: a1j11 cg te;: Lcu 1cn.

HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN, 17 NOVEMBER 1995

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees

Recht nk van stsdvlaand ren, rugge, r rech bank

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT, SECTIE FAMILIE- EN JEUGDRECHTBANK, VAN 13 OKTOBER 2015

l. havenarbeider geboren te _ op wonende.te Belg 2. zonder beroep geboren te wonende.te Belg

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 19 APRIL 2016

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

RECHTBANK van EERSTE AANLEG te BRUSSEL OPENBARE ZITTING VAN 29 MEI 2009

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1382/2019 Repertoriumnummer / Europees

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, correctionele rechtbank

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN, 19 maart 2008, 11 de kamer

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

afdeling Oudenaarde STRAFZAKEN

HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 21 MAART 2019

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 24 JUNI 2014

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN VEURNE 12 NOVEMBER 2002

ast-vlaanderen, afdeling Gent

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 5 JUNI 2019

Î 1. rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen. Vonnis. KamerAC1. 25juni RA A Aangeboden op. Niet te registreren

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent strafzal<en

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Vonnis. rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel Kamer / o ktobe r H000567

Not. HA VONNIS HA Z. M. & T. M. Repertoriumnummer : 470 Vonnisdatum : PRO JUSTITIA

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE TONGEREN, 12 KAMER VAN 7 MAART 2012

Rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE VAN 16 SEPTEMBER 2013

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Vonnisnummer/ Griffienummer 2018/2066. Repertoriumnummer / Europees. Datum van uitspraak. 27 april 2018 Naam van de eerste beklaagde P. G(...

Transcriptie:

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUSSEL VAN 28 FEBRUARI 2019 INZAKE VAN: DE PROCUREUR DES KONINGS, in naam van zijn ambt, EN : 1. X X, geboren te X op X, van Belgische nationaliteit, met administratief adres te X, X, BURGERLIJKE PARTIJ Die verscheen en werd bijgestaan door Mr. X X loco Mr. X X, advocaat. 2. INTERFEDERAAL CENTRUM VOOR GELIJKE KANSEN EN BESTRIJDING VAN DISCRIMINATIE EN RACISME, "UNIA" genaamd, onafhankelijke overheidsinstelling met rechtspersoonlijkheid, met zetel te 1000 Brussel, Koningsstraat 138, BURGERLIJKE PARTIJ Die werd vertegenwoordigd door Mr. X x, advocaat (Balie Leuven). TEGEN : XX, XX, geboren te X op X, wonende te X, X, van Belgische nationaliteit, BEKLAAGDE Die verscheen en werd bijgestaan door Mr. X X loco Mr. X X, advocaat. Tenlastelegging Beklaagd van, Als dader of mededader in de zin van artikel 66 van het strafwetboek,

In de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek, namelijk hetzij in openbare bijeenkomsten of plaatsen, hetzij in tegenwoordigheid van verscheidene personen, in een plaats die niet openbaar is, maar toegankelijk voor een aantal personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken, hetzij in om het even welke plaats, in tegenwoordigheid van de beledigde en voor getuigen, hetzij door geschriften, al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden, die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden, hetzij ten slotte door geschriften, die niet openbaar gemaakt, maar aan verscheidene personen toegestuurd of meegedeeld worden, te hebben aangezet tot discriminatie jegens een persoon wegens diens nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming, en dit, zelfs buiten de in artikel 5 van de Racismewet d.d. 30/07/1981 bedoelde domeinen, (art. 20, 1 en 27 Wet 30/07/1981 jo art. 33 en 444 Sw), X tussen 1 januari 2012 en 1 maart 2015. onder meer op 6 januari 2015. I. Procedure: Gezien de processtukken, waaronder de beschikking van de raadkamer dd. 20 juni 2017 waarbij beklaagde X werd verwezen naar de correctionele rechtbank. De zaak wordt behandeld op de zitting van 24 januari 2019. Beklaagde X X is aanwezig. Hij wordt bijgestaan door Mr. X X loco Mr. X X, advocaat. X X, burgerlijke partij, is eveneens aanwezig. Mr. X X loco Mr. X X pleit voor de burgerlijke partij. Het INTERFEDERAAL CENTRUM VOOR GELIJKE KANSEN EN BESTRIJDING VAN DISCRIMINATIE EN RACISME, gebruikelijke benaming UNIA, stelt zich ter zitting burgerlijke partij, bij monde van haar raadsman Mr. X X, advocaat (Balie Leuven). Mr. X X pleit voor de burgerlijke partij. Voor het Openbaar Ministerie wordt gevorderd door mevr. X, substituut-procureur des Konings. Voor beklaagde X X wordt gepleit door Mr. X X loco Mr. X X, advocaat. De rechtbank nam voorts kennis van: - Aanvullende- en synthesebesluiten voor burgerlijke partij X, - Een akte van burgerlijke partijstelling onder de vorm van een syntheseconclusie voor de burgerlijke partij UNIA, - Een syntheseconclusie voor beklaagde X. II. Feiten; II. l. Op 15 september 2015 legt de heer X X klacht met burgerlijke partij stelling neer. Klager is inspecteur bij de lokale politie van de zone Brussel. In de klacht zet hij uiteen dat hij sinds 2012 het slachtoffer is van geestigheden of flauwe moppen die na verloop van tijd beledigingen werden, en dit vanwege inspecteur X X, monitor. II. 2. Voordien, op 31 maart 2015 wordt een aanvankelijk pv opgesteld door de politiezone X, nadat commissaris X, hoofd van de dienst intern toezicht telefonisch was ingelicht door X X dat deze het slachtoffer was van feiten van racisme en xenofobie, gepleegd door een collega van zijn zone, de genaamde X X. 2

Klager is sinds 2010 lid van de cel vorming en monitor geweldbeheersing. In 2012 werd ook X bij de cel gevoegd. De samenwerking was stroef, X had immers een hoge dunk van zijn eigen kunnen, en trachtte geregeld klager te discrediteren of zelfs belachelijk te maken. Klager heeft ernaar gestreefd de plooien glad te strijken, wat leek te lukken tot hij in de week van 23 maart 2015 vernam van zijn collega's, meer bepaald van inspecteur x x, dat beklaagde zich op de schietstand in Merchtem zeer laatdunkend uitliet over X. Hij gebruikte daarbij zeer beledigende bewoordingen zoals "hij is stom want hij is een aap", "neger" en "bananeneter". Dat duurde dan al heel lang en iedereen had al geprobeerd om X tot rede te brengen. Op 6 januari 2015 heeft hij het bijzonder grof gemaakt bij een vorming in Brussel bij de firma X met de hondenbrigade, door in het Nederlands buitengewoon grove en racistische commentaren te geven omtrent de pasgeboren zoon van X. Klager zelf was daar aanwezig, maar heeft het niet zelf gehoord. Het werd wel gehoord door inspecteurs x x, x x en door de aanwezige vrouwelijke collega's. II.3. Op 15 juli 2015 wordt XX gehoord. Deze verklaart dat hij beklaagde goed kent, zo goed dat hij hem als een vriend beschouwt. Hij heeft beklaagde nooit een verkeerd woord horen zeggen over "anders gekleurde mensen", maar met Afrikanen heeft hij wel degelijk een probleem. X heeft altijd commentaar wanneer hij een Afrikaan ziet, altijd denigrerend en negatief. Het is correct dat X "het nooit voor collega X heeft gehad". Hij vindt hem een "tamzak" maar vindt het normaal omdat het uiteindelijk toch maar "een neger" is. X bevestigt de racistische en kwetsende uitlatingen op de schietstand in Merchtem: "Al lachend zegt een zot zijn waarheid - wel hier gebeurde dit. Het was telkens met een kwinkslag maar het was toch telkens vrij ernstig". Hij heeft het ook over het incident tijdens de vorming samen met de hondenbrigade in januari 2015. X was net vader geworden en werd daarvoor uitbundig gefeliciteerd door de vrouwelijke collega's van de hondenbrigade. X zei, zonder dat X dit hoorde, "Weeral een kleine neger om in een boom te hangen". Wanneer X opmerkte "Wat zeg jij nu?", antwoordde X: "Het is toch waar zeker". Voorts haalt X een incident aan in het bureel van de dienst vorming, dat er de rechtstreekse aanleiding voor was dat hijzelf en X besloten om X op de hoogte te stellen. II. 4. Op 27 juli 2015 legt X x een verklaring af. Ook hij is ervan overtuigd dat X een groot probleem heeft met Afrikanen. Toen X op de dienst begon kreeg hij van beklaagde te horen dat hij vlug ging ondervinden hoe X zou zijn: lomp, onbekwaam, is voor niets goed, staat daar wel maar doet niets, altijd te laat... Het was X al vlug duidelijk dat beklaagde X niet kon waarderen omdat deze van het zwarte ras is. Beklaagde zegde zelfs: "Ik ga hem het zwart kakske noemen, dat staat daar ook maar en doet ook niets". Ook de uitdrukking "mangeur de bananes" is gevallen. Hij bevestigt ook de verklaring van X over de opleiding met de hondenbrigade, waar X de opmerking maakte "weer een aap voor in de boom te hangen". X stelde ook vast dat beklaagde zijn racistische commentaren niet beperkte tot X, maar zich op een gelijkaardige laatdunkende manier uitliet over twee andere collega's. II.5. Beklaagde wordt op 21 december 2015 verhoord. Hij meent dat X en X de koppen bij elkaar hebben gestoken om hem te beschadigen. Het gaat volgens hem om een ernstige lasterkampanje met het doel hem weg te krijgen uit de dienst vorming. Hij voegt bij zijn verklaring een verslag waarin hij zwaar van leer trekt tegen beiden, én tegen X. 3

Beklaagde zegt dat hij wel eens een grap durft te maken, maar zeker niet achter de rug van iemand, en dat hij zich hoedt voor alles wat als "grof zou kunnen worden geïnterpreteerd. II. 6. X x, inspecteur bij de hondenbrigade herinnert zich wel het gesprek bij de opleiding op 6 januari 2015. Het ging over de kindjes van X. Ze heeft zelf niets onbehoorlijks gehoord, maar herinnert zich wel dat inspecteur X haar zei dat er een opmerking was gemaakt door X in de aard van "singe" of zo... X x was ook aanwezig op 6 januari 2015. Ze herinnert zich het gesprek over de kindjes van X, maar herinnert zich geen enkele racistische of kwetsende opmerking door beklaagde X, xxx was eveneens aanwezig op de opleiding en herinnert zich dat inspecteur X had gezegd: "Nog een kleine aap die men in een boom zou moeten hangen en bananen voeden" (vrij vertaald voor "Encore un petit singe qu'on devrait pendre dans un arbre en qu'il faudrait lui donner des bananes"). X X kan zich de exacte bewoordingen niet herinneren, maar wel de woorden "singe" en "arbre". Het komt haar voor dat de uitlating geen grap was, dat X het dus leek te menen. Er was gezegd dat beklaagde ook tegenover andere zwarte collega's denigrerend en racistisch gedrag vertoonde. Inspecteur X X ontkent dat in elk geval formeel; ook inspecteur X X X heeft niet te klagen over X. Inspecteur X (hondenbrigade) heeft X opmerkingen horen maken van "aap" en "kinderen uit een boom halen". X leek hem wel ernstig in zijn uitspraken. X heeft zich afzijdig gehouden. III. In rechte, op strafgebied: III.1. De rechtbank is van oordeel dat de elementen van het dossier aantonen dat beklaagde zich herhaaldelijk, d.w.z. niet alleen op 6 januari 2015 op een racistische wijze heeft uitgelaten over de heer X in het bijzonder, maar ook over zwarte mensen in het algemeen. In dit verband kan worden verwezen naar de verklaring van de heer X waarin deze stelt dat beklaagde vindt dat X "een tamzak" is en dit normaal acht omdat het uiteindelijk toch maar "een neger" is. Met andere woorden, de negatieve inschatting door beklaagde van de professionele kwaliteiten van X wordt minstens deels ingegeven door de racistische insteek van beklaagde. Van het incident van 6 januari 2015 zijn er meerdere getuigen. Beklaagde heeft bij zijn verhoor gezegd dat hij er zich van bewust is dat zo een opmerking choquerend zou kunnen zijn, en dat hij dus nooit zo'n opmerking zou maken. Op de zitting doet hij opeens erg beschaamd over dat gebeuren, en in conclusies wordt - minstens impliciet maar ondubbelzinnig - erkend dat de uitspraken zijn gebeurd. Dat 6 januari 2015 geen éénmalige ontsporing was staat vast. De rechtbank verwijst naar de verklaringen van X en X, die consistent en plausibel zijn. Uit de omstandigheid dat de collega s XX en X X zich niet beklagen over X X zijn geen gevolgtrekkingen te maken. Zelfs X X had het niet over rechtstreeks racisme wanneer hij erbij was. Het is duidelijk dat beklaagde vooral actief was achter de rug van de betrokkene om. III. 2. 4

Om te bepalen of de uitlatingen van beklaagde al dan niet vallen onder de noemer van de Wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden, gemeenzaam "Antiracismewet ' genoemd, dienen ze te worden getoetst aan de constitutieve elementen van het in artikel 20.1 van deze wet bedoelde misdrijf. Die constitutieve elementen zijn: 1. gepleegd in één van de omstandigheden opgesomd in artikel 444 Sw., 2. aanzetting tot discriminatie jegens een persoon, 3. wegens één van de beschermde criteria, 4. een bijzonder opzet III. 3. Het is duidelijk - en wordt niet wezenlijk betwist - dat de uitlatingen van beklaagde plaatsvonden in aanwezigheid van meerdere personen, in een plaats die niet openbaar is, maar die toegankelijk is voor een aantal personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken. De schietclub te Merchtem, de opleidingslocatie van de firma x, en de lokalen gebruikt door de vormingsdienst waarvan beklaagde deel uitmaakte, zijn toegankelijk voor een aantal personen die het recht hebben ze te betreden. III.4. Een klassieke betwisting rijst omtrent het criterium "aanzetten tot'. Het is duidelijk dat beklaagde niet met zoveel woorden heeft opgeroepen of aangespoord tot discriminatie, door bijvoorbeeld rond te bazuinen dat hij voor X X een andere -lees slechtere - behandeling wilde. Onder het begrip "aanzetten tot discriminatie" is evenwel méér te begrijpen dan de enge letterlijke interpretatie. Het scheppen van een ongunstig klimaat binnen de werkomgeving ten overstaan van een persoon door herhaalde negatieve opmerkingen en commentaren, en door het maken van denigrerende grappen, is wel degelijk te kwalificeren als een vorm van aanzetten tot discriminatie. III. 5. Het dossier laat niet toe te betwijfelen dat beklaagde handelde wegens één van de zogenaamde beschermde criteria, zoals opgenoemd in artikel 4.4 van de Wet. Deze criteria zijn: nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming. De opmerkingen en commentaren van beklaagde betreffende X waren inderdaad niet geïnspireerd door diens lichaamsomvang, zijn taalgebruik, zijn haartooi of wat dan ook, maar, zoals hiervoor al gezegd, ontegensprekelijk door zijn huidskleur. III.6. Ook het moreel element, het bijzonder opzet, is aanwezig. Dat is overigens nogal evident, nu de bewoordingen "aanzetten tot" zulks eigenlijk al veronderstellen. Beklaagde kan geen moment hebben betwijfeld dat zijn aanhoudende negatieve uitlatingen van aard waren om te kunnen bijdragen tot een ongunstigere visie op X in hoofde van zijn collega's. Illustratief is dat hij het bleef doen, en zich zelfs na een terechtwijzing niet verontschuldigde, maar volhardde: "Het is toch waar zeker". 5

III.7. Uit wat voorafgaat volgt dat de aan beklaagde ten laste gelegde feiten bewezen zijn, en dat ze correct werden gekwalificeerd. De onderscheiden feiten die het voorwerp uitmaken van de betichting zijn overeenkomstig artikel 65 Sw. door één enkele straf te beteugelen, nu ze de uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet. De door beklaagde subsidiair gevraagde opschorting van de uitspraak van de veroordeling zou de doelstellingen van de openbare vordering niet verwezenlijken; de aard van de gepleegde feiten verzet zich tegen de toekenning van deze gunstmaatregel. De hierna bepaalde straftoemeting is aangepast aan het bijzonder laakbaar karakter van de feiten. Beklaagde moet inzien dat hij zwaar over de schreef is gegaan, en daarbij niet enkel zijn collega, maar het volledige corps heeft geschaad. Zowel de Brusselse politie als de omgeving waarin zij moet functioneren zijn multiraciaal. Uitingen van racisme zijn voor een behoorlijk functioneren nefast, zowel intern als ten overstaan van de buitenwereld. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat beklaagde nooit eerder werd veroordeeld. De omstandigheden eigen aan de zaak laten toe een gedeeltelijk uitstel van tenuitvoerlegging, zoals hierna bepaald, te verlenen; aan alle door art. 8 1 van de wet van 29 juni 1964 gestelde voorwaarden is voldaan. IV. Op burgerlijk gebied: De burgerlijke vorderingen van 1. X x, 2. Het INTERFEDERAAL CENTRUM VOOR GELIJKE KANSEN EN BESTRIJDING VAN DISCRIMINATIE EN RACISME, genaamd "UNIA", zijn ontvankelijk, en gegrond in de hierna bepaalde mate. De burgerlijke partij X vordert vergoeding voor zowel materiële als morele schade. Hij begroot zijn schade telkens op één euro. De vordering is gegrond. UNIA is wettelijk bevoegd om in rechte op te treden in alle rechtsgeschillen waartoe de antiracismewet aanleiding geeft. UNIA heeft de toestemming van het slachtoffer bekomen om in rechte op te treden. De door UNIA gestelde vordering strekt tot toekenning van een schadevergoeding van één euro. De vordering is gegrond. OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, Gelet op de artikelen: - 66,154, 162,162bis, 185, 189, 190, 194 en 195 van het Wetboek van Strafvordering, - 38,40, 44, 45, 65 en 100 van het Strafwetboek, - 1 van de wet van 5 maart 1952, gewijzigd bij wet van 26 juni 2000, en bij wet van 7 februari 2003 en bij wet van 28 december 2011, - 11, 12,13, 16,31 tot37en41 van de wet van 15juni 1935, - 2 en 4 van de wet van 26 juni 2000, - 8 1 van de wet van 29 juni 1964, - 4, 4 en 20, 1 van de Wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden, 6

- 3 en 4 van de wet van 17 april 1878, - 1382 van het burgerlijk wetboek, - 1022 Gerechtelijk Wetboek, en het K.B. van 26 oktober 2007, RECHTDOENDE NA TEGENSPRAAK Op strafgebied: Veroordeelt beklaagde X X uit hoofde van de enige tenlastelegging tot: - een geldboete van DUIZEND (1.000) EURO, de geldboete van 1.000 euro bij toepassing van de wettelijke opdeciemen te verhogen tot: 1.000 x 6 = ZESDUIZEND EURO, en bij gebreke van betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een vervangende gevangenisstraf van DRIE MAANDEN. Veroordeelt beklaagde tot betaling van de bijdrage van 25 EURO, gebracht bij toepassing van de wettelijke opdeciemen op 200 EURO, overeenkomstig art. 29 van de wet van 1 augustus 1985. Veroordeelt beklaagde bovendien tot betaling van een vergoeding van 50 EURO, na indexatie gebracht op 51,20 EURO, overeenkomstig artikelen 91 lid 2 en 148 van het K.B. van 28 december 1950, zoals gewijzigd bij K.B. van 13 november 2012. Veroordeelt beklaagde tot betaling van een bijdrage van 20 EURO voor het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, overeenkomstig de wet van 19 maart 2017. Veroordeelt beklaagde tot de kosten van de strafvordering, in totaal bedragende 62,84 EUR. Zegt dat de tenuitvoerlegging van huidig vonnis zal worden uitgesteld gedurende een termijn van DRIE JAAR, doch uitsluitend voor wat betreft VIER VIJFDEN van de geldboete. Op burgerlijk gebied: Verklaart de burgerlijke vorderingen ontvankelijk. Veroordeelt beklaagde X X tot betaling aan de burgerlijke partij X X van de som van EEN EURO voor materiële schade, en van de som van EEN EURO voor morele schade. Veroordeelt beklaagde X X bovendien tot de gebeurlijke kosten en tot de rechtsplegingsvergoeding, bedragende honderd tachtig (180) euro. Veroordeelt beklaagde X X tot betaling aan de burgerlijke partij HET INTERFEDERAAL CENTRUM VOOR GELIJKE KANSEN EN BESTRIJDING VAN DISCRIMINATIE EN RACISME van de som van EEN EURO. Veroordeelt beklaagde X X bovendien tot de gebeurlijke kosten en tot de rechtsplegingsvergoeding, bedragende honderd tachtig (180) euro. Houdt de burgerlijke belangen ambtshalve aan, bij toepassing van artikel 4 van de wet van 17 april 1878(V.T.Sv.). 7

Alles gebeurde in de Nederlandse taal overeenkomstig de wet van 15 juni 1935. Dit vonnis is in openbare zitting uitgesproken op 28 februari 2019 door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel, samengesteld uit : De heer X ondervoorzitter In aanwezigheid van de heer X, Substituut-procureur des Konings bij het parket Brussel Met bijstand van Mevr. X, griffier 8