24 DECEMBER 1973.- Koninklijk besluit tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van technicus in tandprothese in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen. Gelet op de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen; Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari 1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van de wet van 15 december 1970; Gelet op het verzoekschrift ingediend door de Nationale Vereniging der Tandtechnische Laboratoria, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 december 1971; Gelet op het gunstig en met redenen omkleed advies uitgebracht door de Hoge Raad voor de Middenstand op 23 februari 1972, de Nationale Professionele Kamer en de Nationale Interprofessionele Kamer gehoord; Gelet op het advies van de Raad van State; Op de voordracht van Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. De beroepswerkzaamheid van technicus in tandprothese mag slechts worden uitgeoefend, als hoofd- of bijberoep, in een kleine of middelgrote handels- of ambachtsonderneming, voor zover is voldaan aan de in dit besluit bepaalde eisen. Art. 2. De beroepswerkzaamheid van technicus in tandprothese, in de zin van dit besluit, oefent uit hij die, gewoonlijk en zelfstandig, hetzij apparaten voor tandprothese, apparaten voor orthodontische verbeteringen en in het algemeen alle apparaten bestemd om de tanden, delen van tanden of naburige weefsels te vervangen, voorbereidt, monteert en vervaardigt aan de hand van individuele afdrukken genomen door de practici in tandheelkunde en volgens hun aanwijzingen, hetzij de herstellingen of restauratie van die apparaten uitvoert. Art. 3. De in artikel 1 beoogde ondernemingen zijn die welke een jaarlijks gemiddelde van niet meer dan vijftig werknemers tewerkstellen. Art. 4. Het getuigschrift bedoeld bij artikel 5 van de wet van 15 december 1970 mag aan een persoon die de beroepswerkzaamheid van technicus in tandprothese wenst uit te oefenen slechts worden uitgereikt, voor zover, onder de bij hetzelfde artikel bepaalde voorwaarden, bewezen wordt dat aan al de hierna opgesomde kennis is voldaan : 1 de kennis van bedrijfsbeheer bedoeld bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregel van de wet van 15 december 1970; 2 de volgende beroepskennis : 1. Theoretische beroepskennis A. Grondstoffen : 1. Herkomst, eigenschappen en samenstelling van de volgende stoffen : gipssoorten, was, rubber, kunstharsen, metalen, porselein, bijtende middelen en geprefabriceerde tanden van porselein en van kunsthars en al de materialen in een tandtechnisch laboratorium bewerkt.
2. Standaardmaten. Kennis der gehalten van edelmetalen, ijkmaten van metalen, dikten van courant plaatmateriaal, diameters en vormen van courante draadsoorten, types en classificatie van kunsttanden. Engelse maten. B. Bedrijfsuitrusting : 1. Gereedschap. a) Handgereedschap. Berekend gebruik en onderhoud. Keuze en beoordeling van het handgereedschap. b) Materieel. Gebruik, werking, onderhoud en herstellingen van het materieel. 2. Laboratorium. Orde, zindelijkheid en onderhoud. Oriëntatie, luchtverversing, verwarming, verlichting en ruimte. Doelmatige schikking van mobilair en materieel. Rationele schikking en inrichting van het laboratorium. C. Technologie : 1. Uitneembare prothese. a) Gipswerk. b) Bewerken van compoundmateriaal. c) Vervaardigen van kunstharsprothesen. d) Bewerking van metalen. 2. Niet-uitneembare prothese. a) Bewerking van metalen. b) Bewerken van kunstharsen. c) Keramiekbewerking. 3. Hybride prothesen. a) Vervaardigen van niet-uitneembare elementen. b) Vervaardigen van uitneembare elementen. 4. Technologie betreffende tandregulatie (orthodontie). Vervaardigingswerkwijzen voor : a) Ringen en bijhorigheden b) Bogen. c) Hellende vlakken. d) Uitneembare apparatuur : apparaten van Hawley, gespleten plaat met veer, apparaten met expansieschroef. 5. Technologie betreffende maxillo-faciale chirurgie. Werkwijzen voor het vervaardigen van gegoten hechtsystemen en spalken voor het opspannen van maxillo-faciale breuken. D. Elementaire begrippen van anatomie en morfologie : Elementaire beenderenleer van het aangezicht en de schedel. Temporo-maxillair gewricht.
Basisprincipen van de spierenleer van het kauwapparaat. Kauwmechanisme. Invloed van de spieren en pezen op het vastzitten en de stabiliteit van de prothesen. Beschrijving van de mondholte van de volledig tandloze. Gangbare wijzen van voorstellen voor menselijke tanden. Typische verschillen tussen het melk- en het blijvend gebit. Typische verschillen tussen de tanden van het blijvend gebit. Beschrijving van elke tand van het blijvend gebit. E. Beginselen van fysica : a) Rusttoestand, eenparig rechtlijnige beweging. b) Krachten en hun verschillende componenten, hun samenstelling en ontbinding, zwaartepunt, evenwicht hellend vlak, hefbomen en hun toepassing, koppels en momenten, middelpuntvliedende kracht. c) Massa en soortgelijke massa, gewicht en soortgelijk gewicht, dichtheid, inertie. a) Arbeid, kracht en energie, kinetische en potentiële energie, zwaartekracht. b) De gassen : algemene eigenschappen der gassen, atmosferische druk, verdunning en gasdruk, manometers. c) Warmte : warmtemeting, uitzetting van vaste lichamen, vloeistoffen en gassen, smelting en stolling, verdamping en vloeibaarwording, thermische energie. d) Elektriciteit : grondbegrippen van elektriciteit : elektrische hoeveelheid, elektrisch veld, elektrische stroom, stroomspanning, geleiders en isoleermiddelen, elektrische weerstand, scheikundige uitwerking van de elektrische stroom, de transformatoren en gelijkrichters van elektrische stroom. F. Grondbegrippen over scheikunde : a) Algemene eigenschappen van de stof. b) Eigenschappen van zuivere lichamen. c) Molecule, mengsels en verbindingen. d) Bouw van de molecule, begrippen van het atoom, van het atoomgewicht en van de scheikundige formule. e) Scheikundige reactie. f) Metaal en metalloïde, basen, zuren en neutrale stoffen. g) Moleculaire verbindingen. h) Polymerisatie, energieaanwinsten, werking van de katalysatoren. G. Metalenleer : a) Algemeenheden over metalen en metalenleer. b) Fysische eigenschappen van metalen. c) Scheikundige eigenschappen van zuivere metalen (niet-gelegeerd). d) Classificatie, grondbegrippen over de structuur, de eigenschappen, het gebruik van metalen en legeringen in de tandtechniek en orthodontie : 1 De legeringen van hoog smeltpunt en hun samenstelling : ijzer, nikkel, chroom, cobalt, molybdeen, mangaan, magnesium, tantalium, wolfraam. 2 De legeringen van laag smeltpunt en hun samenstelling : zink, tin, lood, aluminium, kwik. 3 De edelmetaallegeringen en samenstelling : platina, goud, zilver, koper.
e) Keus der goudlegeringen. f) Behandeling van goud in plaat- en draadvorm : mechanische verharding, uitgloeien en terugkeer tot veerkracht. g) Gieten door middelpuntvliedende kracht en gieten door druk, warmen, overhitting, blaasvlam, poreusheid, inkrimpingsholten, inkrimping en de verloren kop. Elektrisch smelten. h) Solderen : samenstelling van soldeersels, keus van soldeersels, rol van het flux, autogeen solderen, autogeen gietsolderen. i) Behandeling van goudlegeringen. j) Blakbijten en polijsten, zwavelinwerking, blakbijt- en polijstbaden. H. Uitneembare prothesen : a) Plaatsen der modellen in de juiste beetrelatie : de occlusie en de articulatie. b) Partiële prothese. Classificatie van Kennedy. Kenmerkende verschillen tussen de klassieke en moderne prothese. De gewone of speciale verankeringsmogelijkheden al dan niet schokbrekend. Aftekenen en vervaardigen van klemmen, gegoten klemmen inbegrepen. De theorie en het systeem van Roach. Het systeem van Ney. Speciale klemmen. Partiële prothese : gouden platen, zadels en beugels (gegoten stukken) : apparaturen voor de verschillende klassen van Kennedy. c) Totale prothese. Temporo-maxillair gewricht. Kauwfysiologie. Verwezenlijken van prothese voor een totaal tandloze : afbakenen der basis, articulatoren, regels bij het opstellen der tanden, modelleren van de wasbasis en afwerken der prothesen. Studie der vormen van de kunstmatige tanden voor totaal tandlozen. Uitleg der technieken van Gysi, Villain, Devriendt, Hannau en anderen. I. Niet-uitneembare prothese : a) Holle metalen kronen : bepaling, geschiedenis, beknopte beschrijving, gebruikte metalen, inbetmassa's, soldeersels en vervanglegeringen. Beschrijving, voordelen, nadelen van het vervaardigen van : uit één stuk geperste kronen; uit twee stukken geperste kronen; kronen met gegoten kauwvlak; vollegeutkronen; kronen met porselein- of kunstharsbekleding. b) Kronen met wortelverankering : Porseleinstifttand : geschiedenis en beschrijving van de Davis-, Goslee- en Logankronen en van andere kronen. Stifttanden met metalen rugplaat : Richmondkroon (originele methode), stifttanden afgeleid van de Richmondmethode : met steele's facette, samenvoeging door solderen. Stifttand met geperste basis : samenvoeging door solderen.
Stifttanden : gietprocédé op ringdeksel, op geperste basis, volledig gegoten. Kronen van kunsthars. c) De inlays, de onlays en de gedeeltelijke kronen : De inlays en onlays : bepaling, werkwijzen door rechtstreekse en onrechtstreekse methode. Gedeeltelijke kronen : beschrijving der verschillende types, uitvoeringsprocédés. d) Brugwerk : Algemene beschouwingen over brugwerk. Classificatie en terminologie. Studie der verschillende brugwerktypes. J. Hybride prothese : a) Volledig en gedeeltelijk uitneembare bruggen. b) Hybride apparatuur. c) Gemengde apparatuur. K. Begrippen over orthodontie (tandregulatie) : a) Bepaling en doel. b) Voornaamste anomalieën. De tanden, de beetverhouding, de kaken, het aangezicht. a) Terminologie : nasion, gnation, tragion, oogholten. Horizontaal vlak of vlak van Frankfort. Frontale vlakken : achterste of van Simon; voorste of van Isard. Saggitaal vlak. b) Uitneembare apparatuur : apparatuur van Hawley, apparatuur met schroeven, apparatuur met veer, enz. c) Niet-uitneembare apparatuur : Passief gedeelte en actief gedeelte. Beschrijving van verschillende vaste apparaten en kennis der gebruikte materialen. L. Apparatuur voor maxillo-faciale chirurgie : Beschrijving van enige apparaten. Uitvoeringstechniek van hectapparaturen en hun extrabuccale delen. Spalken. Obturatoren. Kennis van de gebruikte materialen. M. Beroepshygiëne en -veiligheid : Mechanische, elektrische, chemische en bacteriologische invloeden. Verantwoordelijkheid van de patroon in deze aangelegenheden. N. Beroepstekenen : Tekenen in perspectief, uit de vrije hand, van meetkundige vormen. Meetkundig tekenen van alle tanden van het blijvend gebit (op geruit papier). Tekenen uit de vrije hand (met potlood) van tanden in perspectief met schaduwen. Studie der tonen, schakeringen en kleuren.
O. Beroepsplichtenleer : Algemene plichten. Omgang met tandartsen. Plichten jegens confraters. 2. Praktische beroepskennis A. Gipswerk in het tandtechnisch laboratorium (afdrukken, in moffel en articulatoren plaatsen, enz.). B. Het verwerken van compoundmassa's en kunsthars : Beetplan, articulatieplaten, individuele lepels, opstellen van uitneembare prothesen op verstelbare en vereenvoudigde articulatoren, modelleren en vormgeving van kunsthars. C. Verwerken van kunsthars : Individuele lepels, herstellingen, volstoppen van prothesen, bruggen en inlays in kunsthars, polymerisatie, bijwerken en modellatie van prothesen. Volstoppen door injectie. D. Metaalwerk : a) Uitneembare prothese. Verankerbare klemmen en beugels. Geperste stukken. Gegoten stukken (klassieke, geskeletteerde, uitgesneden) op vuurvaste modellen. b) Niet-uitneembare prothesen. Holle kronen, kronen met wortelverankeringen, onlays, bruggen, kronen met kunsthars- of porseleinbekleding. c) Hybride prothesen. Speciale kronen, inlay-brugpijlers, uitneembare bruggen, gemengde apparatuur, hybride apparatuur. E. Orthodontie : Niet-uitneembare apparatuur aan het laboratorium toevertrouwd, vervaardigen van ringen en hun bijhorigheden. Uitneembare apparatuur aan het laboratorium toevertrouwd : apparaat van Hawley, gespleten plaat met transversale expansieveer van Isard, apparaten voor transversale expansie met schroef volgens Schwartz en andere apparaturen. Art. 5. 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 8, 1, van de wet van 15 december 1970 moeten worden geacht het bewijs van de kennis van het bedrijfsbeheer te leveren, de houders van een van de akten opgesomd in artikel 6, a, van dezelfde wet of in artikel 32 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van die wet. 2. Onverminderd dezelfde bepalingen moeten worden geacht het bewijs van de beroepskennis te leveren de houders van één van de volgende akten : 1 Een eindgetuigschrift, diploma of brevet, uitgereikt door een afdeling van het hoger secundair technisch of beroepsonderwijs met volledig of beperkt leerplan, dat aan het beoogd beroep beantwoordt; 2 Een getuigschrift van patroonsbekwaamheid dat beantwoordt aan het beoogde beroep en geviseerd werd door de Minister van Middenstand; 3 Een getuigschrift waaruit het slagen blijkt voor een examen over de beroepskennis opgesomd in artikel 4, 2, van dit besluit, vóór een centrale examencommissie waarvan de leden zijn benoemd door de Minister van Middenstand;
4 Een getuigschrift dat gelijkwaardig is met één van de hierboven vermelde akten en werd uitgereikt door een examencommissie van de Staat; 5 Een diploma of een getuigschrift waarvan de houders de tandheelkunde in België wettig mogen uitoefenen. Met uitzondering van deze vermeld onder 5 kunnen die akten evenwel slechts in aanmerking genomen worden voor zover de houder ervan een praktische leertijd van twee jaren heeft doorgemaakt in een afdeling van een technische of beroepsschool of in een technische of beroepsleergang betreffende het beroep van technicus in tandprothese; het leerjaar kan slechts in aanmerking genomen worden indien het ten minste tweehonderd uren werkelijke praktijk omvat. De leertijd kan eveneens worden doorgemaakt hetzij bij een in het beroep van technicus in tandprothese gevestigd patroon, hetzij in een onderneming waar dit beroep werkelijk wordt uitgeoefend. Het bewijs van deze leertijd moet geleverd worden door middel van een getuigschrift uitgereikt door de afdeling van de technische of beroepsschool, door de technische of beroepsleergang of door de hoofden van de onderneming waarin de leertijd werd doorlopen. De handtekening van het Ondernemingshoofd moet gelegaliseerd worden door de burgemeester van de gemeente waar de leertijd verricht werd. Indien dit getuigschrift niet kan worden voorgelegd, mag het bewijs dat de leertijd werkelijk werd doorgemaakt, worden geleverd door enig ander rechtsmiddel. (In geen geval mag de praktische leertijd worden opgelegd aan personen die ouder zijn dan vijfendertig jaar op de dag van de beslissing van het bureau van de Kamer voor ambachten en neringen of van de Vestigingsraad.) - KB 03-10-1978, art. 10 2. 3. Moeten eveneens geacht worden het bewijs van de kennis van bedrijfsbeheer te leveren zij die blijk geven van een handels- of ambachtspraktijk beoefend naar de modaliteiten en onder de voorwaarden bepaald bij artikel 6, b of c, van de wet van 15 december 1970 en bij de artikelen 34, 35 of 36 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971. 4. Moeten eveneens geacht worden het bewijs van de beroepskennis te leveren zij die bewijzen gedurende ten minste zeven jaar in de loop van de tien jaren die hun aanvraag om getuigschrift voorafgaan : a) hetzij als ondernemingshoofd één of meerdere werkzaamheden te hebben uitgeoefend, beoogd in artikel 2 van dit besluit of zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn gebonden het dagelijks beheer te hebben waargenomen van een onderneming of een inrichting waar die werkzaamheden werden uitgeoefend; b) hetzij aan de uitoefening van één of meerdere van dezelfde werkzaamheden te hebben deelgenomen als bediende in een leidende functie, als helper van een ondernemingshoofd of als werkman die gedurende vier jaar ten minste behoorde tot de categorie van de werklieden en gedurende drie jaar ten minste tot de categorie van de halfgeschoolde technici zoals die categorieën vastgelegd zijn, op het vlak van het berekenen van de regelingslonen, bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van het Nationaal Paritair Comité voor de gezondheidsdiensten gesloten en algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit. De ondernemingshoofden kunnen op deze bepaling slechts aanspraak maken voor zover zij in het handelsregister waren ingeschreven gedurende gans de tijdsruimte bepaald in lid 1 van deze paragraaf. Wanneer zij overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 gecoördineerde wetten betreffende het handelsregister werden ingeschreven, dient de inschrijving de rubrieken te vermelden die met de vereiste werkzaamheid of werkzaamheden overeenstemmen.
In geen geval mag een werkzaamheid in aanmerking genomen worden die verricht werd door een persoon van minder dan eenentwintig jaar oud. Het bewijs van deze werkzaamheid moet geleverd worden door middel van de stukken bedoeld bij de artikelen 34, 2, 35, 2, of 36, 2, van het koninklijk besluit van 25 februari 1971, voor zover deze stukken de aard van de bewuste werkzaamheid en, in de gevallen bedoeld onder littera b) hierboven, de vereiste functie of categorie nauwkeurig aanduiden. Wordt die nauwkeurige aanduiding niet gegeven, dan kan het aanvullend bewijs van de overeenstemming van de werkzaamheid en, in voorkomend geval, van de vereiste functie of categorie geleverd worden door enig ander rechtsmiddel, met inbegrip van getuigenverklaringen voor zover die uitgaan hetzij van een openbaar organisme of organisme van openbaar nut dat het bevestigde feit op een vóór de aanvraag gelegen tijdstip en bij de uitvoering van zijn eigen taak heeft vastgesteld hetzij, in voorkomend geval, van een werkgever van de aanvrager. Art. 6. Onverminderd het bepaalde bij artikel 18, 3, van de wet van 15 december 1970, worden van elk getuigschrift vrijgesteld de natuurlijke en rechtspersonen die op het ogenblik van de bekendmaking van dit besluit waren ingeschreven overeenkomstig de bij koninklijk besluit van 20 juli 1964 gecoördineerde wetten betreffende het handelsregister of de wet van 18 maart 1965 betreffende het ambachtsregister; de inschrijving dient als handels- of ambachtsbedrijvigheid de rubriek te vermelden : "Vervaardiging van kunsttanden en - gebitten", voorkomend onder 3, 19 van de bijlage tot het koninklijk besluit van 31 augustus 1964 of de rubriek "Vervaardiging tegen maakloon van kunsttanden en -gebitten" voorkomend onder 3, 18, van de bijlage tot het koninklijk besluit van 25 augustus 1965. Art. 7. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Art. 8. Onze Minister van Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit. (Opgeheven) - KB 1998-10-21, art. 32; Inwerkingtreding : onbepaald