INKIJKEXEMPLAAR. en uitkeringsgerechtigde. 1 Verzekeringnemer. 2 Tot uitkering gerechtigde. 3 Verzekerde. Mr. R. de Haan

Vergelijkbare documenten
Het onzekerheidsvereiste in het verzekeringsrecht

Wetteksten Verzekeringsrecht

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken?

ANONIEM BINDEND ADVIES

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

MONOGRAFIEËN BW. B88 Verzekering. Prof. mr. F.H.J. Mijnssen. Tweede druk. Kluwer a Wolters Kluwer business

Leergang Verzekeringsrecht Magna Charta d.d. 9 en 10 september 2016 Risicoverzwaring Jacco van de Meent

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

WETTEKST NIEUW VERZEKERINGSRECHT

Actualiteiten De precontractuele mededelingsplicht van de verzekeringnemer

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De opzet van de verzekeringnemer tot misleiding van de verzekeraar

I Afdeling , Algemene bepalingen

VOORWOORD BIJ DE ZESDE DRUK

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Personenautoverzekering

DE KERN VAN DE VERZEKERINGSOVEREENKOMST J.D. van de Meent

: Klaverblad Schadeverzekeringsmaatschappij N.V., gevestigd te Zoetermeer, verder te noemen Verzekeraar.

Samenvatting. 1. Procedure

Verzekeringsfraude wordt in België geraamd op 5-10% van de uitgekeerde vergoedingen

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

1.2 Belanghebbende heeft een op 17 april 2014 gedateerd verweerschrift met bijlagen ingediend.

Prof. dr. M.L. Hendrikse

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

Voorwaarden. Watersport Cliëntenobjecten FGD

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. B.I. Bethlehem, secretaris)

ACIS-Symposium Actualiteiten Verzekeringsrecht 15 maart Mr. S.W.A. Kelterman Het proportionaliteitsbeginsel in het verzekeringsrecht

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Bedrijfsmotorrijtuigenverzekering

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aanvraagformulier Beroepsaansprakelijkheidsverzekering. van een medeverzekerde

Polismantel Garageverzekering. Algemene voorwaarden. Artikel Datum 1 april 2015

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Schaderegeling in de handelsverzekering. Prof.mr. Ph.H.J.G. van Huizen ACIS Symposium: 6 april 2018

1. Is verzekeringnemer statutair gevestigd in Nederland? ja nee. 2. Is verzekeringnemer een vereniging van eigenaars? ja nee

Acceptatievragen Bestuurders- en Toezichthoudersaansprakelijkheidsverzekering. VVE s

Wat zijn de omvang en de gevolgen van een schending van de mededelingsplicht binnen de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering en welke rol kan

Algemene voorwaarden SpaaQ versie

Bedrijfsmotorrijtuigenverzekering

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene.

Acceptatievragen. Basis Bestuurders- en Toezichthoudersaansprakelijkheidsverzekering. verenigingen, stichtingen en coöperaties

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

Aanvraagformulier Bestuurders- en commissarissenaansprakelijkheidsverzekering

ANONIEM BINDEND ADVIES

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Fraude bij de vaststelling van de verzekeringsuitkering Prof. mr. drs. M.L.

1. Is verzekeringnemer statutair gevestigd in Nederland? ja nee. 2. Is verzekeringnemer een vereniging van eigenaars? ja nee

Acceptatievragen. Bestuurders- en commissarissenaansprakelijkheidsverzekering. Basis

ANONIEM BINDEND ADVIES

6 april 2018 NTHR. Verzekering en de handel. Verzekering ten behoeve van een derde. mr. dr. A.H. Lamers, Open Universiteit

Programma. Nieuw Verzekeringsrecht Algemeen Van verzwijging naar informatieplicht. Fraudepreventie en bestrijding Algemeen Rechtsbijstand

Algemene Verzekeringsvoorwaarden Vrijwilligersverzekering Chartis Europe S.A., Netherlands Versie 2009/07

De precontractuele mededelingsplicht van de aspirant-verzekeringnemer: capita selecta

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. M. Veldhuis, secretaris)

ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

ANONIEM BINDEND ADVIES

Voorwaarden aansprakelijkheidsverzekering Personenauto

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Algemene voorwaarden Hyp365 (zelf hypotheek afsluiten)

Algemene voorwaarden Eigen Huis Hypotheekservice B.V.

Algemene voorwaarden voor levering diensten door 3 Ster Advies

ANONIEM BINDEND ADVIES

Verzekering HOOFDSTUK Inleiding

: Delta Lloyd Schadeverzekering N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Verzekeraar

Algemene voorwaarden zakelijke dienstverlening

De mededelingsplicht van de verzekeringnemer bij het sluiten van een verzekering en het criterium van de redelijk handelend verzekeraar.

Premierestitutie en sancties bij te late premiebetaling. Pieter Leerink 18 maart 2016 ACIS-symposium

Algemene voorwaarden - Natura verzekeringen

INLEIDING VNAB MODELTEKSTEN 7.17 BW 2 AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN 4. Artikel (7:925) Definitie verzekeringsovereenkomst 4

AANVRAAGFORMULIER ONGEVALLENVERZEKERING

Machtigingsformulier Zakelijk

Symposium JPR Advocaten Donderdag 2 februari 2017 Amersfoort. Mr. dr. K. Engel Tel:

Bewijsrechtelijke verhoudingen in het verzekeringsrecht. Evidence in Insurance contract law

Hoofdstuk 1 Inleiding

-cliënt: degene die deelneemt aan advies-, trainings-, coaching-of begeleidingstraject, dat laatste als hij niet zelf de opdrachtgever is.

Prof. mr. A.W. Jongbloed WAAROM ER NAUWELIJKS RECHTSPRAAK IS OVER BESLAGEN OP LEVENSVERZEKERINGEN

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

Voorwaarden aansprakelijkheidsverzekering

ALGEMENE VOORWAARDEN

Algemene Voorwaarden van De Jong Assurantiën cv en/of De Jong & Bouterse bv, behorend bij de Overeenkomst tot het verrichten van diensten

collectiviteitsnaam collectiviteitsnummer aanvraag verzekerden intermediair intermediairnummer adresgegevens intermediair (of stempel)

Artikel D1 Uitvoering van de overeenkomst

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Burgerlijk Wetboek Boek 7, bijzondere overeenkomsten

Online Aansprakelijkheidsverzekering bestuurders en toezichthouders

AANVRAAGFORMULIER KHN ONGEVALLENVERZEKERING

Transcriptie:

verzekerde en uitkeringsgerechtigde iiverzekeringnemer, Mr. R. de Haan In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op enkele belangrijke partijen met wie de verzekeraar te maken heeft. Het verzekeringsrecht maakt onderscheid tussen de verzekeringnemer (art. 7:925), de tot uitkering gerechtigde (art. 7:926) en de verzekerde (art. 7:945). 1 Verzekeringnemer Volgens de omschrijving in de algemene bepalingen van afdeling 7.17.1 is de verzekeringnemer de wederpartij van de verzekeraar bij het sluiten van de verzekering. Het verzekeringsrecht legt een aantal verplichtingen op de verzekeringnemer, waarvan de belangrijkste zijn: de mededelingsplicht bij het sluiten van de overeenkomst, ook als het belang van een derde is verzekerd (art. 7:928), en de verplichting tot premiebetaling. Daarnaast heeft de verzekeringnemer binnen het raamwerk van de polis de mogelijkheid om een derde aan te wijzen aan wie in geval van schade tot uitkering overgegaan moet worden. 2 Tot uitkering gerechtigde De tot uitkering gerechtigde is volgens de definitie in art. 7:926 degene die in geval van verwezenlijking van het risico krachtens de verzekering recht heeft op uitkering of door aanvaarding van de aanwijzing recht op uitkering kan verkrijgen. 8 3 Verzekerde Het begrip verzekerde komt in de algemene bepalingen van afdeling 7.17.1 niet voor, maar wel in de afdelingen 7.17.2 (schadeverzekering) en 7.17.3 (sommenverzekering). Bij de schadeverzekering wordt onder een verzekerde verstaan degene die in geval van een door hem geleden schade krachtens de verzekering recht heeft op vergoeding. Door de woorden krachtens de verzekering in art. 7:945 brengt de bepaling tot uitdrukking dat uitsluitend van de overeenkomst en het- 8 Dat ook degene die recht op uitkering kan verkrijgen (dus het recht op uitkering nog niet heeft), onder de definitie van uitkeringsgerechtigde valt, wordt verklaard doordat voor een aantal bepalingen van afdeling 7.17.1 daaronder tevens dient te worden begrepen de derde die door aanvaarding recht op uitkering kan verkrijgen, zoals de art. 7:940, vierde lid; 7:941, eerste lid en 7:942, eerste lid. Zie: NvW 1, toelichting (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 6. 13

het schadeverzekeringsrecht in vogelvlucht geen daaruit voortvloeit, afhangt wie in geval van schade tot vergoeding is gerechtigd. Zo zal indien de verzekering verschillende achtereenvolgende belangen dekt, zoals bij koopmansgoederen (denk aan een CIF-koop) uit de overeenkomst moeten worden afgeleid wie van de belanghebbenden tegenover de verzekeraar aanspraak kan maken op vergoeding van de door hem of haar geleden schade en op welk moment men een gedekt belang dient te hebben: ten tijde van de verwezenlijking van het risico of ten tijde van het vaststellen van de schade. 4 Oud recht Het Wetboek van Koophandel gebruikte de term verzekerde in beginsel voor het aanduiden van de partij met wie de verzekeraar de verzekering heeft gesloten, maar soms werd met verzekerde ook gedoeld op degene die schade heeft geleden en aan wie de uitkering is gedaan, hetgeen niet altijd de verzekeringnemer zal zijn. 9 Een definitie van het begrip verzekerde kwam in het Wetboek van Koophandel echter niet voor. In de praktijk was de terminologie van het Wetboek van Koophandel al verdrongen door die van het nieuwe verzekeringsrecht. 9 Vergelijk bijvoorbeeld de art. 246, 251, 283 en 284 WvK. In de art. 264-266 WvK werd de verzekerde (dus de tot uitkering gerechtigde) aangeduid als belanghebbende. 14

iii Onzeker voorval Mr. R. de Haan 1 Omschrijving van de verzekeringsovereenkomst 1.1 DEFINITIE Art. 7:925 lid 1 luidt: Verzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer, verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij het sluiten der overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan, of hoelang de overeengekomen premiebetaling zal duren. Zij is hetzij schadeverzekering, hetzij sommenverzekering. De wetgever heeft hiermee beoogd één definitie te introduceren, die zowel de schadeverzekering als de sommenverzekering bestrijkt. Zo is er bijvoorbeeld voor gekozen de verplichting van de verzekeraar aan te duiden met de neutrale term uitkering en niet schadevergoeding, teneinde ook de sommenverzekering te omvatten. 1.2 ONZEKERHEID Kenmerkend voor de verzekeringsovereenkomst is het element van onzekerheid. De overeenkomst van verzekering is dan ook een kansovereenkomst. De hoofdverplichting van de verzekeraar is om risico van de verzekerde over te nemen en te gaan lopen. Anders dan voor de inwerkingtreding van titel 7.17 is in art. 7:925 het vereiste van onzekerheid niet gekoppeld aan een voorval. Als verklaring hiervoor wordt gegeven dat het element onzeker voorval zich vrijwel steeds bij schadeverzekering voordoet, maar niet bij alle vormen van verzekering, zoals verschillende vormen van levensverzekering. De vereiste onzekerheid kan in vier opzichten bestaan: 1 of de verzekeraar ooit een uitkering verschuldigd zal worden; 2 wanneer dat dan het geval zal zijn; 3 hoeveel de eventuele uitkering zal bedragen; en 4 wat de duur van de door de verzekeringnemer verschuldigde periodieke premiebetaling zal zijn. 10 10 MvT (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 2; Asser-Clausing-Wansink, nr. 23. 15

het schadeverzekeringsrecht in vogelvlucht Aangenomen mag worden dat de in art. 7:925 bedoelde onzekerheid een objectief element inhoudt. Dit betekent dat in het algemeen bij schadeverzekering het erom zal gaan of partijen bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst naar de normale gang van zaken niet behoefden te verwachten dat de gebeurtenis, tegen de schadelijke gevolgen waarvan de verzekering dekking biedt, zou plaatsvinden. 11 In rechtspraak en literatuur is de vraag gesteld wanneer voldaan is aan het wettelijk vereiste dat de onzekerheid bij het sluiten van de verzekering voor partijen bestaat. In de literatuur bestaat eenstemmigheid dat schade die al ten tijde van het sluiten van de verzekering bestond en waarvan de verzekerde toen reeds kennis droeg, niet gedekt is. Het gaat er dan dus om wat de verzekerde op dat moment wist; het gaat dan om subjectieve onzekerheid. Hoe nu te oordelen over schade die bij het aangaan van de verzekering nog niet is ingetreden, maar die wanneer zich bepaalde omstandigheden zullen voordoen en de verzekerde de verzekerde zaak daaraan blootstelt, naar de normale gang van zaken te verwachten is? In geval van een transportverzekering (met clausule Against all risks or physical loss or damage to the subject matter insured ) van drie trucks die de koper in de winter door een expediteur per schip naar Canada liet vervoeren en die daar met ernstige vorstschade aan de motoren aankwamen, oordeelde het hof dat geen sprake was van een onzeker voorval, nu vorst in de winter een normaal te verwachten gebeurtenis is. Volgens de Hoge Raad had het hof de maatstaf van art. 246 WvK juist toegepast. 12 Ten aanzien van een zeiljacht dat bij zwaar weer in combinatie met diverse andere omstandigheden in de problemen was geraakt, oordeelde de Hoge Raad onder meer dat het relatief zware weer, dat overigens al bekend was bij uitvaren, in de maand oktober geen zeldzaam voorkomend verschijnsel is. 13 Deze gevallen lijken erop te duiden dat het vereiste dat het moet gaan om onzekerheid bij het sluiten van de verzekering, niet in de weg staat aan de opvatting dat van een onzeker voorval geen sprake is wanneer bij het sluiten van de verzekering naar de normale gang van zaken te verwachten is dat het bewust blootstellen van de verzekerde zaak aan bepaalde omstandigheden tot schade zal leiden, ook al is op dat moment niet zeker dat de verzekerde de verzekerde zaak aan die op zich zelf niet onvoorzienbare omstandigheden zal blootstellen. 14 Asser-Clausing-Wansink merkt in meer algemene zin op dat de aard van de voor de verzeke- 11 Zie Scheltema/Mijnssen, nr. 5.2. 12 HR 26 november 1993, NJ 1994, 126. 13 HR 2 mei 1997, NJ 1997, 597. 14 Volgens Asser-Clausing-Wansink, nr. 27 zou de opvatting dat wanneer een verzekerde opzettelijk een voorval bewerkstelligt, er voor hem geen sprake is van een onzeker voorval, zich niet laten verenigen met het vereiste dat de onzekerheid moet bestaan ten tijde van het sluiten van de verzekering. Dit zou anders zijn wanneer het opzet reeds ten tijde van het sluiten van de verzekering bestaat. 16

iii onzeker voorval ring vereiste onzekerheid afhangt van de aard van het verzekerde risico en van hetgeen de polis omtrent het verzekerde risico bepaalt. 15 Daarnaast is de vraag of met art. 7:925 beoogd is de eis van onzeker voorval met betrekking tot de oorzaak van de schade te laten vallen. Met andere woorden: indien de gebeurtenis als zodanig normaal te verwachten zou zijn, zou dan toch voldaan zijn aan de eis van art. 7:925 indien niet bekend is welke schade uit de gebeurtenis voortvloeit? Algemeen wordt aangenomen dat het niet de bedoeling geweest is van de wetgever om in geval van schadeverzekering de eis van onzeker voorval ook met betrekking tot de oorzaak van de schade te laten vallen. Beoogd is slechts de verzekeringsovereenkomst voor zowel schade- als sommenverzekering in één definitie te vatten. Daarnaast zal de rechter kijken naar de bedoeling van partijen en hetgeen partijen omtrent de reikwijdte van het verzekerde risico overeengekomen zijn. Bovendien zijn verzekeraars in de polisbepalingen het begrip onzekerheid veelal nader gaan definiëren. 16 Voor de vraag of een bepaald evenement als onzeker voorval kan worden aangemerkt, moet het hele gebeuren in aanmerking worden genomen en is het niet geoorloofd daarbij een wezenlijk element terzijde te laten. 17 2 Oud recht Het Wetboek van Koophandel omschreef de verzekeringsovereenkomst in art. 246 aldus: Assurantie of verzekering is eene overeenkomst bij welke de verzekeraar zich aan den verzekerde, tegen genot eener premie, verbindt om denzelven schadeloos te stellen wegens een verlies, schade, of gemis van verwacht voordeel, welke dezelve door een onzeker voorval zoude kunnen lijden. Een algemene definitie van de verzekeringsovereenkomst die ook de sommenverzekering omvat, was in het Wetboek van Koophandel niet opgenomen. 15 Asser-Clausing-Wansink, nr. 25. 16 Zie over het begrip onzeker voorval in het nieuwe recht o.m. A. van Oven, Het verzekeringsrecht en het N.B.W., onzeker voorval, gebrek en bederf in het ontwerp N.B.W., Verzekeringsarchief 1982, p. 181 e.v.; R.S. Meijer, Het onzeker voorval; een onzekere voorwaarde, Preadvies 1997 van de Vereniging voor Verzekeringswetenschap; L. Mok, NJB afl. 36, 11 oktober 2002; A. Blom, De betekenis van het onzeker voorval in het verzekeringsrecht,vrb 1997-7 n.a.v. het arrest van de Hoge Raad van 2 mei 1997, NJ 1997, 597. M.J. Tolman, Nieuw verzekeringsrecht! Nou ja, nieuw?, Verzekeringsarchief 4-2000. Tolman wijst erop dat wat het uniform is voor de politie, en de witte jas voor de dokter, het onzeker voorval is voor de schadeverzekering. Zie ook: Wansink AV&S 2006, nr. 11, Het nieuwe schadeverzekeringsrecht en oude olielampjes en dwaallichtjes. 17 HR 2 mei 1997, NJ 1997, 597; S&S 1998, 24. 17

ivmededelingsplicht Mr. J.D. van de Meent 1 Inleiding 1.1 MEDEDELINGSPLICHT Een verzekeraar moet een risico kunnen beoordelen voordat hij besluit of hij het wil verzekeren. Als hij besluit dat te doen, zal hij daaraan een passende premie en voorwaarden willen verbinden. Voor de inschatting van het risico is de verzekeraar grotendeels aangewezen op de inlichtingen die de verzekeringnemer hem kan geven. De verzekeringnemer heeft daarom een mededelingsplicht op grond waarvan hij dergelijke inlichtingen bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan de verzekeraar moet geven. De mededelingsplicht van de verzekeringnemer is geregeld in de art. 7:928-931. De regeling vormt een zodanig volledig geheel dat de wetgever het wenselijk heeft geacht de mogelijkheid van de verzekeraar om zich op de algemene regels uit het Burgerlijk Wetboek betreffende bedrog en dwaling 18 te beroepen, uit te sluiten (art. 7:931). 19 Vernietiging van de verzekeringsovereenkomst in geval van dwaling en bedrog past niet in de hieronder te bespreken genuanceerde sanctieregeling bij schending van de mededelingsplicht. 20 1.2 DWINGEND RECHT VOOR DE PARTICULIER De regeling is van dwingend recht voor zover het particulieren betreft. Er kan ingevolge art. 7:943 lid 3 in de polisvoorwaarden dus niet ten nadele van de verzekeringnemers of tot uitkering gerechtigden van worden afgeweken indien zij de verzekering als particulier afsluiten. Ten aanzien van zakelijke verzekeringnemers kan dit wel. 2 Omvang van mededelingsplicht 2.1 WETTELIJKE OMSCHRIJVING De omvang van de mededelingsplicht is gebaseerd op de rechtspraak zoals die zich onder het oude recht (art. 251 K) heeft ontwikkeld. De mededelingsplicht is in art. 7:928 lid 1 als volgt omschreven: 18 Art. 3:44 resp. 6:228 BW. 19 MvT (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 39. 20 Zie hieromtrent Wansink/Van Garderen-Groeneveld (1993), nr. 6. 19

het schadeverzekeringsrecht in vogelvlucht De verzekeringnemer is verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. In deze formulering zijn enkele in de rechtspraak ontwikkelde vereisten te herkennen. Ten eerste het kennisvereiste : het moet gaan om feiten die de verzekeringnemer kent of behoort te kennen. In de tweede plaats is van belang dat het moet gaan om feiten waarvan de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan afhangen, hetgeen wordt aangeduid als het relevantievereiste. Het derde vereiste is het zogenaamde kenbaarheidsvereiste : de mededelingsplicht betreft slechts feiten waarvan de verzekeringnemer weet of behoort te begrijpen dat de beslissing van de verzekeraar daarvan afhangt of kan afhangen. Hoe moet een verzekeringnemer nu beoordelen wat voor de verzekeraar van belang is? Als de verzekeraar een vragenlijst hanteert, kan de verzekeringnemer dat uit de door de verzekeraar gestelde vragen afleiden. Is er geen vragenlijst en heeft de verzekeringnemer dus een spontane mededelingsplicht, dan kunnen voor de omvang van de mededelingsplicht van belang zijn factoren als het persoonlijk beoordelingsvermogen van de verzekeringnemer in kwestie en de kennis die hij geacht wordt te hebben omtrent het acceptatiebeleid in de verzekeringsbranche en de desbetreffende verzekeraar in het bijzonder. 21 Daarbij zullen ook het persoonlijk beoordelingsvermogen en de kennis van de tussenpersoon veelal aan de verzekeringnemer kunnen worden toegerekend. 2.2 BEPERKING MEDEDELINGSPLICHT Art. 7:928 lid 4 beperkt de mededelingsplicht in twee opzichten: 1 De mededelingsplicht heeft geen betrekking op feiten die voor de verzekeringnemer niet tot een ongunstiger beslissing zouden hebben geleid indien hij ze aan de verzekeraar zou hebben medegedeeld. De verzekeraar die zich op enig moment op het standpunt stelt dat de verzekeringnemer niet aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan, zal derhalve moeten bewijzen dat nakoming van de mededelingsplicht een ongunstig gevolg zou hebben gehad voor de verzekeringnemer; 2 Voor zover de verzekeraar op de hoogte is of behoort te zijn van bepaalde feiten, heeft de verzekeringnemer ten aanzien daarvan geen spontane mededelingsplicht; maar als een verzekeringnemer op een op bepaalde feiten gerichte vraag onjuist of onvolledig heeft geantwoord, dan kan hij zich er later niet op beroepen dat de verzekeraar die feiten al kende. Van belang is daarbij dat wanneer een verzekeraar ook andere (bijvoorbeeld bancaire) diensten aanbiedt, kennis bij de afdelingen waar die diensten worden aangeboden, in 21 MvT (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 14. 20

iv mededelingsplicht beginsel geldt als kennis bij de gehele organisatie. 22 Verzekeraars hebben op deze regel kritiek geuit, mede vanwege het feit dat persoonsgegevens onder invloed van privacyregelgeving niet altijd bij de acceptatieafdeling terecht (kunnen) komen. Verzekeraars kunnen in dergelijke gevallen beter (nogmaals) naar die feiten vragen. Zij mogen er dan op vertrouwen dat de verzekeringnemer die vragen naar waarheid beantwoordt. 23 2.3 UITBREIDING MEDEDELINGSPLICHT Het tweede lid van art. 7:928 geeft een uitbreiding van de mededelingsplicht. Vaak is het de bedoeling van de verzekeringnemer om ook de belangen van derden te verzekeren. De mededelingsplicht heeft in dat geval ook betrekking op feiten die deze derden kennen of behoren te kennen. Het gaat hier dus om feiten die de derde ook zou moeten meedelen indien hij zelf verzekeringnemer zou zijn. Verzuim van die derde wordt dus de verzekeringnemer toegerekend. 24 Bij persoonsverzekeringen is dat anders wanneer het gaat om kinderen die jonger zijn dan zestien jaar (art. 7:928 lid 3): een vader die een ziektekostenverzekering afsluit is niet verplicht mede te delen wat zijn dochter van elf jaar over haar gezondheid weet of behoort te weten. Hij moet alleen mededelen wat hij zelf over haar gezondheid weet of behoort te weten. 2.4 FEITEN DIE HIJ KENT OF BEHOORT TE KENNEN In de leden 1, 2 en 3 van art. 7:928 gaat het met betrekking tot de mededelingsplicht om feiten die de verzekeringnemer resp. de derde kent of behoort te kennen. De vraag of een persoon die zich door beperkte geestvermogens of een persoonlijkheidsstoornis niet bewust is van een voor de verzekeraar relevant feit, dit feit wel behoort te kennen, is door de Minister ontkennend beantwoord. Volgens de parlementaire geschiedenis strekt de objectivering van de in art. 7:928 gebezigde begrippen er slechts toe om te abstraheren van hetgeen de betrokken persoon in concreto weet, maar niet van hetgeen hij behoort te begrijpen. Voor de vraag wat de betrokkene behoort te begrijpen, dient rekening te worden gehouden met de persoon en de omstandigheden van de betrokkene, dus ook met de mate van ontwikkeling van de betrokkene. 25 2.5 VRAGENLIJST Hanteert de verzekeraar een vragenlijst, dan bepaalt die vragenlijst de omvang van de mededelingsplicht (art. 7:928 lid 6). De verzekeraar kan dan niet later een beroep doen op het feit dat de verzekeringnemer ook informatie waarnaar de ver- 22 Zie Scheltema/Mijnssen, nr. 3.61. 23 Zie o.a. N. Frenk en F.R. Salomons, Het nieuwe verzekeringsrecht bijgewerkt, Het Verzekerings-Archief 1-2001, p. 6. Zij wijzen erop dat een onjuist of onvolledig antwoord desondanks niet kan worden tegengeworpen, indien de verzekeringnemer daarvan geen enkel verwijt treft omdat hij de ware stand van zaken niet kende of behoorde te kennen (aan het kennisvereiste is dan niet voldaan). 24 MvT (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 14. 25 NMvA I (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 26. 21

het schadeverzekeringsrecht in vogelvlucht zekeraar niet heeft gevraagd, had moeten verstrekken. De slotvraag Heeft u nog andere feiten mede te delen? (of een soortgelijke vraag) doet daar niet aan af. Ook kan de verzekeraar zich er dan niet op beroepen dat bepaalde vragen niet of onvolledig zijn beantwoord. 26 Slechts wanneer de verzekeringnemer opzettelijk heeft geprobeerd de verzekeraar te misleiden, kan de verzekeraar zich op schending van de mededelingsplicht beroepen. Vaak zal een verzekeraar willen weten of de verzekeringnemer (of een ander wiens belang gedekt moet worden) een strafrechtelijk verleden heeft om het morele risico te beoordelen. De verzekeringnemer is slechts verplicht openheid over dat verleden te geven wanneer de verzekeraar daarnaar uitdrukkelijk en in niet voor misverstand vatbare termen heeft gevraagd en voor zover het strafrechtelijk verleden betrekking heeft op de periode van acht jaar voorafgaand aan het sluiten van de verzekering (art. 7:928 lid 5). Niet voor misverstand vatbare termen wil zeggen dat de verzekeraar in exacte bewoordingen moet aangeven wat precies omtrent dit verleden voor hem van belang is, zoals bijvoorbeeld alleen strafrechtelijke veroordelingen of ook vrijspraak, sepot en de enkele aanhouding door de politie op verdenking van een strafbaar feit. 27 3 De gevolgen van het niet-voldoen aan de mededelingsplicht 3.1 DE GEVOLGEN VOOR DE VERZEKERINGSOVEREENKOMST Het uitgangspunt van de wetgever is geweest de verzekering zoveel mogelijk in stand te laten en de beslissing om de verzekering te beëindigen zoveel mogelijk bij de verzekeringnemer te leggen. Zodra de verzekeraar ontdekt dat de mededelingsplicht niet is nagekomen, moet hij dat binnen twee maanden schriftelijk aan de verzekeringnemer laten weten (art. 7:929 lid 1). Dat geldt ook wanneer de verzekeraar de verzwijging of verkeerde opgave eerst ontdekt nadat het risico zich heeft verwezenlijkt, hetgeen zich in de praktijk het meest zal voordoen. Daarnaast moet de verzekeraar mededelen wat de mogelijke gevolgen zijn van het niet-nakomen. Die gevolgen kunnen bijvoorbeeld zijn dat er in geval van schade geen of een gedeeltelijke uitkering zal worden verstrekt 28 dan wel de premie wordt verhoogd of beperkende voorwaarden worden gesteld. Doet de verzekeraar die mededeling niet binnen de termijn van twee maanden, dan kan hij zich bij een schadegeval niet op het niet-nakomen van de mededelingsplicht van de verzekeringnemer beroepen. Wanneer de verzekeraar binnen de twee maanden de verzekeringnemer aldus heeft geïnformeerd of wanneer hij zich bij het verwezenlijken van het risico op de niet-nakoming van de mededelingsplicht beroept, kan de verzekeringnemer de verzekeringsovereenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen tot uiterlijk twee maanden daarna. Hij kan er dan voor kiezen 26 Aan het zgn. verschoonbaarheidsvereiste is dan niet voldaan: door nadere inlichtingen in te winnen had de verzekeraar zich alsnog duidelijkheid kunnen verschaffen. 27 NvW 1 (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 21. 28 L. Dommering-van Rongen in Het nieuwe verzekeringsrecht, Titel 7.17 BW belicht, p. 42. 22

iv mededelingsplicht de verzekering elders onder te brengen. Bij een persoonsverzekering kan de verzekeringnemer de opzegging eventueel beperken tot de persoon op wiens risico de schending van de mededelingsplicht betrekking heeft (art. 7:929 lid 3). De verzekeringnemer kan er natuurlijk ook voor kiezen om met de verzekeraar in onderhandeling te treden over aangepaste voorwaarden en/of premie. De verzekeraar kan binnen die twee maanden na ontdekking de verzekeringsovereenkomst slechts in twee gevallen met onmiddellijke ingang opzeggen (art. 7:929 lid 2): 1 wanneer de verzekeringnemer hem met opzet heeft misleid; 2 wanneer de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten. In alle andere gevallen kan de verzekeraar de verzekeringsovereenkomst niet beëindigen. De wetgever heeft voor het beperkte opzegrecht van de verzekeraar gekozen om te voorkomen dat de verzekeraar minder ernstige tekortkomingen van de verzekeringnemer aangrijpt om een verzekering, waar hij om andere redenen vanaf wil, te beëindigen. Opzet tot misleiding van de tot uitkering gerechtigde geeft de verzekeraar niet het recht de verzekeringsovereenkomst op te zeggen. Slechts bij opzet van de verzekeringnemer heeft de verzekeraar dit recht. Indien de verzekeraar in een van de twee hiervoor genoemde gevallen ervoor kiest om de verzekeringsovereenkomst op te zeggen, dan heeft die opzegging anders dan bij de vernietiging van de overeenkomst onder het oude art. 251 WvK geen terugwerkende kracht tot het moment waarop de verzekeringsovereenkomst werd gesloten. De opzegging werkt vanaf het moment waarop wordt opgezegd en heeft op zichzelf slechts gevolgen voor alles wat na de opzegging gebeurt. Hetzelfde geldt indien de verzekeringnemer ervoor kiest de verzekering op te zeggen. De verzekeringnemer verspeelt door zijn opzegging van de verzekeringsovereenkomst dus niet het recht op uitkering ten aanzien van schadegevallen die aan de opzegging vooraf gingen. Maar indien voor de verzekeraar een van de opzeggingsgronden aanwezig is, heeft dit wel gevolgen voor het recht op uitkering, zoals hierna zal blijken. 3.3 DE GEVOLGEN VOOR HET RECHT OP UITKERING Het niet-nakomen van de mededelingsplicht heeft ook gevolgen voor het recht op uitkering. Art. 7:930 gaat uit van het volgende systeem: 1 Als het niet-nakomen van de mededelingsplicht betrekking heeft op feiten die geen rol hebben gespeeld bij de verwezenlijking van het risico en de niet of onjuist opgegeven feiten de kans dat het risico zich op deze manier zou verwezenlijken niet hebben verhoogd, dient uitkering onverkort te geschieden (art. 7:930 lid 2). Dit wordt aangeduid als het causaliteitsbeginsel. Het volgende voorbeeld kan de toepassing van dit beginsel illustreren: Ten behoeve van een café wordt een brandverzekering afgesloten. De brandverzekeraar heeft in een vragenlijst aan de verzekeringnemer gevraagd of er metalen afvalbakken met metalen deksels in het café aanwezig zijn. Daarop 23

het schadeverzekeringsrecht in vogelvlucht heeft de verzekeringnemer ja geantwoord. Twee jaar nadat de verzekering is gesloten, brandt het café tot op de grond af als gevolg van brandstichting. Na onderzoek blijkt dat de verzekeringnemer de vraag naar de afvalbakken door een vergissing ten onrechte met ja heeft beantwoord, zonder dat er sprake is van opzet om de verzekeraar te misleiden. De afwezigheid van de metalen afvalbakken heeft echter geen rol gespeeld bij de verwezenlijking van het risico en ook de kans dat het risico zich op deze manier zou verwezenlijken, is daardoor niet beïnvloed. De verzekeraar zal de schade moeten uitkeren. Wel zal hij binnen twee maanden schriftelijk de gevolgen van het niet-mededelen voor de verzekering aan de verzekeringnemer kunnen mededelen. 2 Indien sprake is van opzet van de verzekeringnemer of van een derde wiens belang door de verzekering wordt gedekt om de verzekeraar te misleiden, is de verzekeraar geen uitkering verschuldigd aan degene wiens opzet in het spel is. Opzet van de derde mag niet aan de verzekeringnemer worden tegengeworpen, net zomin als de uitkering aan de derde mag worden ontzegd indien de verzekeringnemer betreffende zijn eigen belangen heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. 29 De verzekeraar is evenwel aan de derde geen uitkering verschuldigd, indien sprake is van opzet van de verzekeringnemer met betrekking tot feiten die de derde betreffen (art. 7:930 lid 5). Uiteraard kunnen zich minder duidelijke situaties voordoen. De derde kan bijvoorbeeld bekend zijn met het feit dat de verzekeringnemer zijn eigen schadeverleden heeft verzwegen om daardoor de verzekeraar te misleiden. Er kan dan aanleiding bestaan de opzet mede voor rekening van de derde te laten komen; 30 3 Wanneer de verzekeraar aantoont dat hij bij nakoming van de mededelingsplicht, dus bij kennis van de ware stand van zaken, geen verzekering zou hebben gesloten, is hij geen uitkering verschuldigd (art. 7:930 lid 4). Opvallend is dat deze bepaling spreekt over de verzekeraar, en niet over een redelijk handelend verzekeraar. Het lijkt dus te gaan om het acceptatiebeleid van de betrokken verzekeraar. Wansink meent echter dat het in de rede ligt dat ook voor het nieuwe recht is aan te nemen dat voor het in aanmerking nemen van sterk persoonlijke, van het gangbare afwijkende opvattingen van een individuele verzekeraar alleen ruimte zal zijn indien de verzekeraar deze opvatting in zijn marketinginformatie omtrent de betreffende polis kenbaar heeft gemaakt; 31 4 Indien de verzekeraar bij nakoming van de mededelingsplicht, dus bij kennis van de ware stand van zaken, een hogere premie zou hebben bedongen, of de verzekering tot een lager bedrag zou hebben gesloten, wordt de uitkering verminderd naar evenredigheid van hetgeen de premie meer of de verzekerde som minder zou hebben bedragen (art. 7:930 lid 3). Indien de premie bijvoorbeeld dubbel zo hoog zou zijn geweest, wordt de uitkering gehalveerd; 32 29 NvW 1 (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 38. 30 L. Dommering-van Rongen in Het nieuwe verzekeringsrecht, Titel 7.17 BW belicht, p. 51. 31 Asser-Clausing-Wansink, nr. 160. 32 MvT (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 36. 24

iv mededelingsplicht 5 Indien de verzekeraar bij nakoming van de mededelingsplicht, dus bij kennis van de ware stand van zaken, andere voorwaarden zou hebben gesteld, dient de verplichting tot uitkering onder de polis te worden beoordeeld alsof die andere voorwaarden van toepassing zijn (art. 7:930 lid 3). Zou bijvoorbeeld de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken een eigen risico hebben bedongen, dan dient hij uit te keren onder aftrek van dit eigen risico. Maar zou hij extra veiligheidsmaatregelen hebben bedongen op straffe van verval van uitkering, dan is in beginsel in het geheel geen uitkering verschuldigd. 33 Dat de verzekeraar de verzekering slechts onder andere voorwaarden zou hebben gesloten, dient de verzekeraar aan te tonen. 34 Het is dus van belang dat de verzekeraar de voorwaarden waaronder de verzekering onder verschillende omstandigheden wordt gesloten, zo goed mogelijk vastlegt. In bijna alle gevallen wordt de verplichting van de verzekeraar tot uitkering derhalve beoordeeld vanuit de fictieve situatie waarin de verzekeringnemer bij het afsluiten van de verzekering wel aan zijn mededelingsplicht zou hebben voldaan. Voor uitkeringen die de verzekeraar al had gedaan voordat hij ontdekte dat de mededelingsplicht niet is nagekomen, kan het gevolg zijn dat die uitkeringen geheel of gedeeltelijk zonder rechtsgrond zijn voldaan; in dat geval kan de verzekeraar de uitkeringen als geheel of ten dele onverschuldigd betaald, terugvorderen. 35 4 Oud recht Art. 251 WvK kende niet het genuanceerde sanctiestelsel zoals dat is opgenomen in de art. 7:928-930. Als de verzekeringnemer bij het sluiten van de verzekering bepaalde relevante feiten die hij kende of behoorde te kennen, niet of verkeerd had medegedeeld, kon de verzekeraar bij ontdekking daarvan op grond van art. 251 WvK de verzekeringsovereenkomst vernietigen, indien hij als redelijk handelend verzekeraar bij een juiste voorstelling van zaken de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten. Daardoor werden met terugwerkende kracht de overeenkomst en de gevolgen daarvan ongedaan gemaakt. Dat gold in principe ook wanneer na het ontstaan van de schade bleek dat er geen verband bestond tussen het verzwegen feit en schadeveroorzakende gebeurtenis. Het meest verstrekkende gevolg voor verzekerden was dat zij daardoor geen enkele aanspraak meer konden maken op uitkering. Deze strenge sanctie werd (voor veel gevallen) te ingrijpend bevonden omdat verzekerden hun risicodekking zo geheel konden verliezen, terwijl bij een juiste opgave van de feiten de verzekeraar het risico vaak toch geaccepteerd zou hebben, zij het tegen een hogere premie en/of beperkende voorwaarden. 33 Mits voldaan is aan het causaliteitsbeginsel. 34 NvW 1 (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 38. 35 MvT (19529), Parl. Gesch. Verz., p. 37. 25