Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Pleitnotities sluiting deuren tbv verhoren

Vergelijkbare documenten
Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Vragen aan Officieren van Justitie mbt afdoeningsbeslissingen getuige Sonja Holleeder

Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Pleitnotities Onthouding (maar wel willen voorhouden op zitting) van processtukken

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Anonimiteit in het strafproces. De praktijk van de regeling beperkt anonieme getuige en de regeling bedreigd anonieme getuige in het strafproces

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

CONCEPT AMvB Besluit slachtoffers van strafbare feiten

ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer K13/0320

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0704

33000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012

Preadvies. van de. Adviescommissie Strafrecht. inzake

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

Ministerie van Justitie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Vragen betreffende het verstek in strafzaken:

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

2. Namens verzoeker heeft mr Lina, advocaat te Venlo, één middel van cassatie voorgesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Een eerlijk proces. Grondslagen van het Recht Thema 4

Datum 4 juli 2013 Onderwerp Betekenis nieuwe jurisprudentie over anonieme getuigen in strafzaken

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

Hof van Cassatie van België

Uitbrengen van de rapportage Aanbevelingen voor psychiaters en psychologen pj rapporteurs. 1. Informatieplicht


Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBAMS:2017:2714

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

ECLI:NL:RBUTR:2012:BV7862

Anonieme getuigen: ervaringen uit de praktijk

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

Verruiming spreekrecht in rechtszaal van kracht

ECLI:NL:RBMNE:2014:1329

Rapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

ECLI:NL:RBGEL:2013:5798

Leidraad voor het nakijken van de toets

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER U I T S P R A A K

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

Planning Leergang Strafrechtelijk bewijsrecht vanuit verdedigingsperspectief voorjaar 2014

3. Voor een overzicht van de relevante bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij dit besluit.

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

WRAKINGSPROTOCOL RECHTBANK DEN HAAG

ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C/16/ / HA RK

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985

ontnemingsbeslissing

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5.

Rapport. Datum: 4 mei 2007 Rapportnummer: 2007/086

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.


GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

Het spreekrecht van het slachtoffer en het ondervragingsrecht Notitie van het NJCM naar aanleiding van wetsvoorstel nr

CLI:NL:RBMNE:2014:6501

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Voordracht in de zaak van Ina Post regiezitting 22 januari 2010.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag. Geachte heer Teeven,

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering

De Amsterdamse zedenzaak Vragen en Antwoorden

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Rechtbank Amsterdam Zitting : maandag 19 februari 2018 Parketnummers : 13/730084-14, 13/731070-15, 13/731088-15 Pleitnotities sluiting deuren tbv verhoren Inzake: Openbaar Ministerie te Amsterdam tegen W.F. Holleeder, verdachte, raadslieden: S.L.J. Janssen & R. Malewicz --------------------------------------------------------------------------- ---------------------------------------------------------------------------

Edelachtbaar college, 1. Op donderdag 15 februari jl. ontving de verdediging een schrijven van mr. Jebbink die kennelijk - de rechtsbijstand van de getuigen Astrid Holleeder, Sonja Holleeder en Sandra den Hartog van mr. Morra heeft overgenomen. Mr. Jebbink verzoekt Uw Rechtbank kort samengevat te bepalen dat de verhoren van Sonja Holleeder en Sandra den Hartog achter gesloten deuren zullen plaatshebben, waarmee hij kennelijk het oog heeft op toepassing van artikel 269 Sv. 2. De grondslag van dit verzoek is hoofdzakelijk gelegen in de stelling van de raadsman dat de getuigen zonder meer als bedreigde getuigen aan te merken zouden zijn, zij het niet in de strikte definitie van het wetboek van strafvordering als bedoeld in artikel 226a Sv maar nu er sprake zou zijn van getuigen die op grond van artikel 126l lid 2 Sv bescherming van de Staat ontvangen. Ik stel voor ten behoeve van het onderscheid en om spraakverwarring te voorkomen daarmee te spreken van beschermde getuigen in plaats van bedreigde getuigen. Dat dekt niet alleen juridisch maar ook feitelijk beter de lading, nu naar het oordeel van de heer Holleeder immers geen sprake is van getuigen die bedreigd worden maar feitelijk wel kan worden vastgesteld dat sprake is van getuigen die beveiligd worden. 3. Met het oog op de stand van de procedure zal ik mij op dit moment verder niet uitlaten over de totstandkoming en noodzaak van die beveiligingsmaatregelen, hoewel met verwijzing naar het tweede boek van de getuige Astrid Holleeder en al hetgeen daaromheen naar buiten is gekomen duidelijk zal zijn dat hier het nodige over te zeggen is. Op een later moment zullen we hier zeker nog over komen te spreken. 4. Het onderscheid tussen bedreigde getuigen en beschermde getuigen is echter reeds daarom niet zonder relevantie nu de raadsman in zijn brief ten onrechte aansluiting zoekt bij de eerste categorie en bij de praktijk om bedreigde getuigen niet op zitting te horen, maar achter gesloten deuren in het kabinet van de rechtercommissaris. Dat is echter het gevolg van het feit dat bij bedreigde getuigen in strafvorderlijke zin sprake is van personen wiens identiteit niet bekend is en ook niet mag worden. Niet voor niets wordt in het algemeen gesproken van de anonieme bedreigde getuige. 2

5. De bescherming van de identiteit van getuigen die na een zware toetsingsprocedure de status van anonieme bedreigde getuige krijgen wordt zo zwaarwegend geacht dat het acceptabel wordt gevonden dat er een inbreuk wordt gemaakt op zowel het onmiddellijkheidbeginsel als op het ondervragingsrecht van de verdediging, hetgeen er in de praktijk in resulteert dat bedreigde getuigen vrijwel zonder uitzonderingen uitsluitend schriftelijk kunnen worden ondervraagd. 6. Dit alles is bij de getuigen waar het vandaag over gaat natuurlijk evident niet aan de orde. Niet alleen is hun identiteit uit en te na bekend bij procespartijen en bij de verdachte, maar hetzelfde geldt voor een aanzienlijk deel van de Nederlandse samenleving. Dit niet in het minst als gevolg van het feit dat deze getuigen, zoals ook bij gelegenheid van de openingszitting op 5 februari jl. aan de orde is geweest, zélf veelvuldig in de media naar buiten zijn getreden, juist ook over de inhoud van hun verklaringen en hetgeen zij over deze zaak en deze verdachten zeggen te kunnen vertellen. Dat geldt niet alleen voor de getuige Astrid Holleeder, die als bekend een lijvig boek heeft uitgebracht waarin met naam en toenaam alles en iedereen wordt benoemd, maar ook voor Sonja Holleeder die daags voor het bekend worden van haar verklaringen een uitgebreid interview heeft gegeven in de Telegraaf, en wiens stem keer op keer in de media te horen is geweest op de door de getuigen zelf daartoe ter beschikking gestelde opnamen. 7. Alleen dit gegeven al maakt dat deze getuigen niet op dezelfde voet kunnen worden beoordeeld als de beschermde / kwetsbare getuigen waar het Comité van Ministers van de Raad van Europa in hun meer dan 20 jaar (!) oude aanbevelingen waar de raadsman uitgebreid naar verwijst het oog op hebben gehad, nog los van het gegeven dat de heer Holleeder zich als bekend op het standpunt stelt dat er geen enkele reden is voor die beschermingsmaatregelen en deze getuigen alles behalve kwetsbaar zijn. 8. Los daarvan wordt uit het schrijven van de raadsman niet duidelijk op welke wijze het onzichtbaar voor media en publiek ter zitting moeten afleggen van een verklaring daadwerkelijk invloed zou hebben op de veiligheid van de getuigen. De getuigen stellen immers dat het gevaar dat zij zeggen te ervaren uit de hoek van Holleeder zou komen maar die zal ook met gesloten deuren natuurlijk kennis kunnen nemen van hetgeen de getuigen naar voren brengen en zal daar bovendien nadat de deuren weer zijn geopend en aldus openbaar op kunnen of zelfs moeten reageren. 3

9. De door de getuigen afgelegde verklaringen zijn bovendien uitgebreid in de media verschenen en zijn nog altijd voor een groot deel letterlijk terug te lezen op internet. Zonder verdere motivering, die ontbreekt, is dan ook niet inzichtelijk geworden waarom er sprake zou zijn van zodanige veiligheidsbelangen dat dit tot de vergaande maatregel van sluiting van de deuren zou moeten leiden. 10. Opvallend is ook dat de raadsman zijn verzoek tot sluiting van de deuren beperkt tot de getuigen Sonja Holleeder en Sandra den Hartog. Wellicht dat in de meer prominente rol die de getuige Astrid Holleeder in de hele veiligheidsdiscussie heeft gespeeld waarover als gezegd later meer een reden kan worden gevonden voor dit onderscheid, maar dan nog bevreemdt dit nu de grondslag voor het verzoek van de raadsman hoofdzakelijk gelegd wordt bij de veronderstelde dreiging die naar uit al hetgeen daarover naar buiten is gekomen nu juist bij uitstek wordt ervaren door Astrid Holleeder. De indruk die zou kunnen ontstaan is dat deze getuigen er om hen moverende redenen de voorkeur aan geven Astrid Holleeder in het openbaar het woord te laten doen, zoals dat ook in de media hoofdzakelijk het geval is geweest. Het zou in ieder geval passen in het beeld dat de heer Holleeder van de hele gang van zaken heeft, zoals hij de afgelopen weken veelvuldig heeft verwoord. 11. Het doet al met al vanuit de historische achtergrond verbazingwekkend aan dat deze getuigen nu te kennen geven slechts achter gesloten deuren te willen verklaren. Ik wijs er bovendien op dat deze getuigen vrijwel exact een jaar geleden, aan de vooravond van de geplande verhoren bij de rechtercommissaris, juist kenbaar maakten niét bij die rechtercommissaris te willen worden gehoord maar uitsluitend op de openbare zitting hun verhaal wilden doen. Zie het proces-verbaal van de zitting van 22 februari 2017, waarin de officieren van justitie met verwijzing naar een brief van toenmalig raadsman Mr. Morra hebben gevraagd de getuigen niet te gaan horen bij de rechter-commissaris maar op korte termijn ter openbare terechtzitting (mijn cursivering, SJ) te horen. 1 Alleen daarmee getuigt het verzoek van vandaag al van de nodige mentale flexibiliteit. 1 Proces-verbaal van de zitting, pagina 2. 4

12. Nog los van de meer algemene belangen die artikel 269 Sv beoogt te beschermen, waarover hierna meer, zal u duidelijk zijn dat de totstandkoming van deze verhoren naar het oordeel van de heer Holleeder en van zijn verdediging maakt dat hem de gelegenheid om in een openbare zitting aan te tonen dat hetgeen deze getuigen over hem verklaren onjuist is hem niet kan worden ontzegd. Zoals hij bij gelegenheid van zijn verhoren in de afgelopen zittingsdagen uitvoerig naar voren heeft gebracht is hij in de afgelopen drie jaren op grond van de verklaringen en andere uitlatingen van deze getuigen door het slijk gehaald op een wijze die zijn weerga in het Nederlandse strafproces niet kent. Daar heeft naar zijn stellige overtuiging een uitgekiende en weloverwogen strategie aan ten grondslag gelegen, en om dan nu te willen betogen dat de weerlegging van al die aantijgingen en beschuldigingen zoals die eindelijk kan gaan beginnen niet in het openbaar zou mogen plaatshebben is wat hem betreft eenvoudig onvoorstelbaar. 13. De heer Holleeder bevindt zich daarbij in onze optiek in goed gezelschap van zowel de (grond)wet als de bij het EVRM aangesloten verdragspartijen. Het uitgangspunt van een openbare zitting is immers zowel in de Grondwet (artikel 121 Gw), de wet in formele zin (art. 20 lid 1 RO en art. 269 Sv) als in dat EVRM (artikel 6 lid 1) neergelegd, waarmee slechts op grond van in de wet neergelegde uitzonderingen van het uitgangspunt van een openbaar onderzoek ter terechtzitting kan worden afgeweken. 2 14. Het is op deze plek misschien goed kort stil te staan bij de achtergrond van die strikte regeling waar het de openbaarheid van de rechtspraak betreft. Die is gelegen in het beginsel van externe openbaarheid, dat zowel ziet op de mogelijkheid voor de samenleving om betrokken te zijn bij hetgeen zich in de rechtszaal afspeelt, als het belang dat zowel de justitiële overheid als verdachte publiekelijk verantwoording afleggen voor hun handelen. De samenleving kan daardoor controle uitoefenen op de werkzaamheden van Justitie, de aanwezigheid van publiek en media dwingen tot zorgvuldigheid in de procesvoering en scheppen daarmee een waarborg dat het proces overeenkomstig de normen van het recht zal plaatsvinden, en openbaarheid wordt geacht bij te dragen aan het primaire doel van het strafproces, de waarheidsvinding. 3 2 Zie nog vrij recent de conclusie van AG Harteveld bij HR 24 mei 2016, NJ 2016, 362. 3 Aldus geparafraseerd Melai / Groenhuijsen aantekening 3.2 bij artikel 269 Sv. 5

15. Juist in een zaak als deze, waarin de aandacht vanuit de samenleving zo groot is, de media een zo grote rol speelt bij het verslaan van het beeld dat er in die samenleving bestaat van deze verdachte en deze strafzaak, en waarin de verdachte op zo`n ongekende wijze op achterstand is gezet door nota bene dezelfde getuigen die nu diezelfde media en diezelfde samenleving kennisneming van de gang van zaken op zitting willen ontzeggen, krijgt het algemene en abstracte belang van een openbare zitting een zeldzaam concrete betekenis. 16. Daar komt bij dat het verzoek van deze getuigen niet bepaald zonder precedent is: eerder is door deze zelfde getuigen een zelfde verzoek neergelegd bij het gerechtshof Amsterdam, voorafgaand aan het verhoor ter zitting in het onderzoek Passage. Het gerechtshof heeft dat verzoek in diens uitvoerig gemotiveerde beslissing van 12 november 2015 afgewezen. De betreffende tussenbeslissing van het gerechtshof heb ik gemakshalve als bijlage aan deze pleitnotitie gehecht. 17. Het Hof heeft daarbij uitgebreid aandacht besteed aan het belang van openbaarheid, aan de bijzondere aard van de procedure, van deze getuigen en hun verklaringen en de dynamiek daaromheen, en aan het feit dat hun verklaringen uitgebreid en gedetailleerd in de openbaarheid zijn gebracht en van commentaar zijn voorzien. Al die omstandigheden gelden nog steeds en zelfs in nog sterkere mate. De getuigen zijn vervolgens in een zogenoemde getuigenbox, niet zichtbaar voor het publiek maar zonder stemhervorming, ter openbare zitting gehoord, hetgeen voor zover bekend niet tot enige (veiligheids)problemen heeft geleid. 18. Ten aanzien van het verzoek van de raadsman merk ik tot slot op, dat de afsluitende overweging dat de verdediging bij de rechtercommissaris reeds alle gelegenheid heeft gekregen tot uitoefening van het ondervragingsrecht een onjuiste voorstelling van zaken geeft. Niet alleen is het de vraag waar de raadsman dat op baseert nu hij niet bij die verhoren aanwezig is geweest, maar zoals wij al zeer vele malen hebben kenbaar gemaakt hebben wij ons bij de verhoren van deze getuigen beperkt tot inleidende verhoren aan de hand van hun eigen verklaringen. Van confrontatie met bewijsmiddelen in het dossier of met de inmiddels bij de rechtercommissaris gehoorde getuigen is op een enkele uitzondering na nog geen sprake geweest. 6

19. Ter vergelijking: Uw Rechtbank heeft in de afgelopen twee weken negen dagdelen besteed aan het ondervragen van de heer Holleeder aan de hand van zijn eigen verklaringen. U zult zich echter vast niet op het standpunt willen stellen dat u daarmee voldoende gelegenheid heeft gehad hem te kunnen bevragen en hem met de inhoud van het uiterst omvangrijke, complexe en veelomvattende dossier te confronteren. Dat is voor de respectievelijk vijf (Sonja Holleeder) en drie (Astrid Holleeder en Sandra den Hartog) dagdelen die wij hebben kunnen besteden aan deze voor de zaak van de heer Holleeder zo belangrijk geachte getuigen niet anders. 20. Wij verzoeken u het verzoek van de raadsman van de getuigen om de verhoren achter gesloten deuren te laten plaatshebben af te wijzen. 21. Wat de vordering van het Openbaar Ministerie betreft verzet de verdediging zich niet tegen de door het Openbaar Ministerie gevorderde ordemaatregel dat de getuigen in de getuigencabine kunnen plaatsnemen en (daarmee) niet zichtbaar zijn voor het publiek. Wel verzet de verdediging zich tegen de vordering dat de getuigen niet zichtbaar zullen zijn voor de heer Holleeder. De heer Holleeder heeft er met verwijzing naar al het voorgaande naar ons oordeel recht op de getuigen die hem zoals hijzelf heeft verklaard het ergste wat hij in zijn leven heeft meegemaakt hebben aangedaan in de ogen te kijken wanneer zij daarover worden ondervraagd. Los daarvan kent hij deze getuigen als geen ander en mag hij in staat worden geacht de non-verbale communicatie van deze getuigen te kunnen plaatsen, hetgeen een belangrijke rol kan spelen bij de waardering van de betrouwbaarheid van hun verklaringen en daarmee bij de waarheidsvinding. Wij verzoeken u de vordering van het Openbaar Ministerie op dit onderdeel af te wijzen. 22. Het verzoek om de getuige Sandra den Hartog middels stemvervorming te horen is door het Openbaar Ministerie niet nader onderbouwd. In het bijzonder is niet duidelijk geworden waarom die maatregel nodig zou zijn waar dat bij het Hof, ruim twee jaar geleden en met eveneens grootschalige (media)aandacht, niet het geval was. Mede nu ook stemvervorming naar bekend is de waarheidsvinding in die zin bemoeilijkt dat emotie in de stem en andere uitingen van de gemoedtoestand van een getuige als gevolg van een vraag of een antwoord afvlakt of zelfs verloren gaat, verzoeken wij u ook dit onderdeel van de vordering van het Openbaar Ministerie af te wijzen. 7

(Met het verzoek een afschrift van deze pleitnotities aan het PV van de zitting te hechten.) De raadslieden, S.L.J. Janssen & R. Malewicz 8