Vragenbundel Eerste Ronde Editie 2013



Vergelijkbare documenten
Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Vlaamse Fysica Olympiade 31ste editie Eerste ronde

Fysica. Indien dezelfde kracht werkt op een voorwerp met massa m 1 + m 2, is de versnelling van dat voorwerp gelijk aan: <A> 18,0 m/s 2.

Juli geel Fysica Vraag 1

Vlaamse Fysica Olympiade 26 ste editie Eerste ronde

In een U-vormige buis bevinden zich drie verschillende, niet mengbare vloeistoffen met dichtheden ρ1, ρ2 en ρ3. De hoogte h1 = 10 cm en h3 = 15 cm.

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

koper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan:

Q l = 24ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 24ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Juli blauw Vraag 1. Fysica

Juli blauw Fysica Vraag 1


Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1

jaar: 1989 nummer: 10

Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5

Opgave 1 Er zijn twee soorten lading namelijk positieve en negatieve lading.

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

Fysica. Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur.

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012


Maandag 15 juni, uur

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)


MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015

Men schakelt nu twee identieke van deze elementen in serie (zie Figuur 3).

We willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan

Fysica. Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm.

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Voortgangstoets NAT 4 HAVO week 11 SUCCES!!!

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Dinsdag 8 mei, uur

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Elektro-magnetisme Q B Q A

Naam: examennummer:.

Nationale Natuurkunde Olympiade. Eerste ronde januari Beschikbare tijd: 2 klokuren

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

Werkblad 1 Serieschakeling gelijke lampjes

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

jaar: 1989 nummer: 17

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

OPGAVEN VOOR DE EERSTE RONDE VAN DE NEDERLANDSE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2008

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

T G6202. Info: auteur: Examencommissie Toelatingsexamen Arts en Tandarts, bron: Juli 2015, id: 11941

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Mkv Magnetisme. Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar.

Vraag 1. Fysica 01/2a. Vraag 1 : <A> <B> <C> <D> <D>

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Augustus blauw Fysica Vraag 1

Augustus geel Fysica Vraag 1

Woensdag 24 mei, uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

o a. onveranderd blijven o b. verdubbelen tot -360 kv. o c. stijgen tot een waarde van OV. o d. positief worden tot een waarde van 720 kv.

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2016 TOETS APRIL :15 12:15 uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Elektrische stroomnetwerken

Studievoorbereiding. Vak: Natuurkunde voorbeeldexamen. Toegestane hulpmiddelen: Rekenmachine. Het examen bestaat uit: 32 meerkeuzevragen

Examentraining HAVO5 Oriëntatietoets 1

Naam: Klas: Repetitie elektriciteit klas 2 1 t/m 6 HAVO (versie A)

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Welke van de drie onderstaande. figuren stellen een isobare toestandsverandering van een ideaal gas voor?

Mooie samenvatting: Stencil%20V4%20samenvatting.doc.

Dit examen bestaat uit dertien opgaven Bijlage : 2 antwoordbladen

Samenvatting Natuurkunde H7 elektriciteit

Op een veer van 10 N/m wordt een kracht van 0,55 N uitgeoefend. Hoeveel is de veer langer geworden hierdoor?

Practicum Zuil van Volta

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Theorie: Energieomzettingen (Herhaling klas 2)

TOELATINGSEXAMEN NATIN 2009

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 lood 11,2 0, ,0 4,2 100

Exact periode Gepaarde t-test. Krachten. Druk

Over jezelf. Begripstest Elektriciteit BEGIN DE TEST [DOELGROEP: VMBO EN HAVO/VWO-ONDERBOUW]

1 Overzicht theorievragen

Examen HAVO. tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur

OPDRACHT 1 Vul zelf de juiste fase in.

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2015 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Opgave 5 V (geschreven als hoofdletter) Volt (voluit geschreven) hoeft niet met een hoofdletter te beginnen (volt is dus goed).

Uitwerkingen Hoofdstuk 2 - deel 2

toelatingsexamen-geneeskunde.be

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Transcriptie:

Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven Departement Chemie Celestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vragenbundel Eerste Ronde Editie 2013 1. Een aluminium plaat en een glazen plaat zijn op kamertemperatuur. We plaatsen een identiek ijsblokje op elke plaat. Je merkt dat het ijsblokje vlugger begint te smelten op de aluminium plaat. De beste verklaring van dit verschijnsel is: a. het blokje is in thermisch evenwicht met de glazen plaat en niet met de aluminium plaat. b. het blokje is in thermisch evenwicht met de aluminium plaat en niet met de glazen plaat. c. de inwendige energie van de aluminium plaat is groter dan die van de glazen plaat. d. de aluminium plaat is een betere warmtegeleider dan de glazen plaat. 2. Welke grootheid kun je uitdrukken in de eenheid V.m.Ω -1.C -1? a. kracht b. vermogen c. stroomsterkte d. snelheid 3. Een U-vormige buis bevat drie verschillende niet- mengbare vloeistoffen met massadichtheden ρ 1, ρ 2 en ρ 3 in rust. De hoogten van twee vloeistoffen zijn aangegeven op de figuur. 15 cm ρ 3 ρ 1 10 cm ρ 2 Welke relatie is correct? a. 3 ρ 3 = 2 ρ 1 + ρ 2 b. ρ 3 = 2 ρ 1 + 3 ρ 2 c. 2 ρ 3 = 3 ρ 1 + ρ 2 d. ρ 3 = 3 ρ 1 + 2 ρ 2

4. Een cilindrische duikerklok is binnenin 2,50 m hoog en wordt onbemand in een zoetwatermeer te water gelaten. Het zitbankje bevindt zich op 80,0 cm van de onderste rand van de klok. De temperatuur van het water is overal gelijk en blijft constant. Op welke diepte zit de onderste rand van de klok als het water in de klok net tot aan het zitbankje komt? a. 56,6 m b. 5,66 m c. 4,86 m d. 48,6 m 5. Een duikboot dobbert op zee. Na enige tijd duikt hij onder en blijft zweven op 50 m diepte. Dit is mogelijk omdat: a. de zwaartekracht afgenomen is en de archimedeskracht constant gebleven is. b. de zwaartekracht toegenomen is en de archimedeskracht constant gebleven is. c. de zwaartekracht constant gebleven is maar de archimedeskracht toegenomen is. d. de zwaartekracht en de archimedeskracht toegenomen zijn. 6. Een luchtledige kolf met een volume van 1 liter is verbonden met een kolf met een volume van 2 liter. De kolf van 2 liter bevat een ideaal gas met een druk van 10 5 Pa bij een temperatuur van 300 K. Het kraantje wordt geopend. Om de druk van het gas in de kolf van 2 liter opnieuw op 10 5 Pa te brengen moet de temperatuur gelijk zijn aan: a. 200 K b. 300 K c. 450 K d. 500 K Vragenbundel Eerste ronde editie 2013 2

7. In een laboratorium worden metingen uitgevoerd van de toestandsgrootheden van een hoeveelheid ideaal gas. De meting van het volume als functie van de temperatuur wordt weergegeven in de nevenstaande grafiek. Welke combinatie van grafieken beschrijft eveneens de uitgevoerde meting? a. combinatie a b. combinatie b c. combinatie c d. combinatie d 8. Hieronder staat een p(v)-grafiek van een kringproces van een gas. De cyclus start in wijzerzin bij toestand 1. De volgorde van dit kringproces is: a. isobare compressie isochore afkoeling isotherme compressie. b. isochor e afkoeling isobare compressie isotherme expansie. Vragenbundel Eerste ronde editie 2013 3

c. isotherme expansie isochore opwarming isotherme compressie. d. isobare expansie isochore afkoeling isotherme compressie. 9. Twee blokken A en B met begintemperaturen gelijk aan respectievelijk θ A = 0 C en θ B = 100 C zijn thermisch geïsoleerd van de omgeving opgesteld en worden in contact met elkaar gebracht. De warmtecapaciteit van blok B is dubbel zo groot als deze van blok A. Na een tijd zijn de blokken in thermisch evenwicht. Welke bewering over de eindtemperaturen θ e,a en θ e,b van de blokken is juist? a. θ e,a = θ e,b = 50 C b. θ e,a = θ e,b > 50 C c. θ e,a = θ e,b < 50 C d. θ e,a > 50 C > θ e,b 10. Een kop (C kop = 200 J/ C) is gevuld met 120 g water en heeft een temperatuur van 20 C. We plaatsen de kop in een microgolfoven. Van het ontwikkelde vermogen wordt er 350 W opgenomen door de kop en het water. De temperatuur van dit geheel is na 1,0 min gelijk aan: a. 30 C b. 42 C c. 50 C d. 62 C 11. Om een wagen vanuit rust een bepaalde snelheid te geven, moet er een hoeveelheid arbeid W geleverd worden. Om de snelheid van die wagen te verdubbelen, moet er bijkomend nog een hoeveelheid arbeid geleverd worden gelijk aan: a. W b. 2. W c. 3. W d. 4. W 12. Naomi kamt haar droge haren met een plastic kam. De haren krijgen daardoor een lading van +4 mc. Welke uitspraak is juist? a. Er zijn elektronen overgegaan van de kam naar het haar van Naomi. b. Er zijn protonen overgegaan van de kam naar het haar van Naomi. c. Er zijn elektronen overgegaan van het haar van Naomi naar de kam. d. Er zijn protonen overgegaan van het haar van Naomi naar de kam. Vragenbundel Eerste ronde editie 2013 4

13. Een positieve lading +Q bevindt zich op positie x = 0 van een rechte as. Een negatieve lading -Q bevindt zich op positie x = a. De grootte van de kracht tussen de ladingen is F. Als een derde lading + Q wordt geplaatst op positie x = - a dan is de resulterende kracht op de lading op positie x = 0 gelijk aan: a. 2F in de negatieve x-richting. b. F in de positieve x-richting. c. 5F/4 in de positieve x-richting. d. 2F in de positieve x-richting. 14. Op de batterij van een GSM staat: 600 mah en 4,5 V. In gespreksmodus houdt de batterij het 4,0 h uit. Hoe groot is het elektrisch vermogen dat ontwikkeld wordt tijdens een gesprek? a. 0,15 W b. 0,68 W c. 2,7 W d. 7,5 W 15. Op 1 juli gooi je met vreugde je boekentas op de zolder en vergeet daarna het licht uit te doen. Op 31 augustus haal je de boekentas van de zolder en je schakelt de lamp uit, waarvan de R(U) grafiek is afgebeeld. Een kilowattuur kost 30,0 eurocent en de spanning in huis bedraagt 240 V. De totale kostprijs van je vergetelheid bedraagt ongeveer: a. 7 euro. b. 14 euro. Vragenbundel Eerste ronde editie 2013 5

c. 70 euro. d. 140 euro. 16. Een achterlicht van een wagen bevat een lamp van 12 V waarin twee gloeidraden zitten: een gloeidraad voor de stoplichten (vermogen = 21 W) en een andere gloeidraad voor het parkeerlicht (vermogen = 5 W). Elke gloeidraad wordt bediend door een schakelaar. De schakeling die het achterlicht correct weergeeft is: a. Schakeling A b. Schakeling B c. Schakeling C d. Schakeling D 17. De stroomsterkte door twee draden gemaakt uit hetzelfde materiaal wordt gemeten als functie van de spanning. Vier leerlingen (I,II,III en IV) geven een voorbeeld van een set van twee draden die een dergelijke grafiek als resultaat heeft. Leerling I: Beide draden zijn even lang maar de diameter van draad 2 is dubbel zo groot als de diameter van draad 1. Leerling II: Draad 2 is dubbel zo lang als draad 1 en de diameter van draad 2 is dubbel zo groot als de diameter van draad 1. Vragenbundel Eerste ronde editie 2013 6

Leerling III: Leerling IV: De diameter van beide draden is gelijk maar draad 1 is dubbel zo lang als draad 2. Draad 1 is dubbel zo lang als draad 2 en de diameter van draad 1 is dubbel zo groot als de diameter van draad 2. Welke leerling(en) geeft (geven) een correct voorbeeld? a. Alleen leerling III. b. Alleen leerling IV. c. Leerling I en leerling IV. d. Leerling II en leerling III. 18. Na het sluiten van de schakelaar S in de schakeling levert de spanningsbron bij dezelfde spanning een vermogen dat anderhalf maal zo groot is als ervoor. Hoe groot is weerstand R? a. 4 Ω b. 6 Ω c. 8 Ω d. 12 Ω 19. Twee schakelingen bestaan uit identieke lampjes A en B en één of meer weerstanden. De schakelingen worden aangesloten op eenzelfde spanning. Welke bewering over de lichtsterkte van de lampjes is juist? a. Lampje A en lampje B branden even fel. b. Lampje A brandt feller dan lampje B. c. Lampje B brandt feller dan lampje A. d. Er zijn onvoldoende gegevens om een uitspraak te doen over de lichtsterkte van de lampjes. 20. Om een veer 2 cm uitgerekt te houden moet je een bepaalde kracht uitoefenen. Er is dan een hoeveelheid potentiële energie opgeslagen in de veer. Bij een uitrekking van 4 cm is: a. de kracht twee maal groter en de potentiële energie twee maal groter. b. de kracht twee maal groter en de potentiële energie vier maal groter. Vragenbundel Eerste ronde editie 2013 7

c. de kracht vier maal groter en de potentiële energie twee maal groter. d. de kracht vier maal groter en de potentiële energie vier maal groter. 21. Frank De Winne wordt met zijn ruimteschip uit koers geslagen en landt op een planeet in ons zonnestelsel. Hij weet niet waar hij is. Hij laat een muntje vallen vanop een hoogte van 68,0 cm en meet een valtijd van 0,392 s. Gebruik de gegevens in de tabel om uit te zoeken op welke planeet Frank De Winne is geland. Planeet Mercurius Venus Aarde Mars Valversnelling (m/s²) 3,70 8,85 9,81 3,71 a. Op Aarde b. Op Mercurius c. Op Venus d. Op Mars 22. Bob en zijn jongere zus Alice zijn zich aan het opwarmen voor een sprintwedstrijd. Bob bevindt zich aan de startplaats op 100 m van de aankomst. Alice bevindt zich op 50 m van de aankomst. Indien ze gelijktijdig starten uit rust en hun snelheid eenparig opdrijven, dan bereiken ze gelijktijdig de aankomststreep. Welke bewering is juist? a. De versnelling van Bob is 2 maal groter dan die van Alice. b. De versnelling van Bob is twee maal groter dan die van Alice. c. De versnelling van Bob is vier maal groter dan die van Alice. d. Je kunt geen uitspraak doen over de versnelling als je de looptijd niet kent. 23. Een wagen vertrekt uit rust. Zijn snelheid neemt per seconde toe met 2,0 m/s. Welke afstand heeft de wagen afgelegd na 6,0 s? a. 72 m b. 36 m c. 12 m d. 6,0 m 24. Een schip ligt stil op zee juist boven het anker. Op 40 m van het anker ligt een schatkist in het zand. Een duiker wil er vanaf het schip met een constante snelheid schuin naartoe duiken. Tijdens zijn duik neemt zijn diepte per seconde met 60 cm toe. Na 35 s bereikt hij de schatkist. De snelheid van de duiker is: a. 0,60 m/s. b. 1,1 m/s. Vragenbundel Eerste ronde editie 2013 8

c. 1,3 m/s. d. niet te bepalen als de massa van de duiker niet gekend is. 25. Een autobestuurder die rijdt met een constante snelheid van 20 m/s bevindt zich op 120 m van de verkeerslichten als de lichten op rood staan. Acht seconden later zal het licht op groen springen. In welk geval passeert de autobestuurder het verkeerslicht als het licht op groen staat? a. De autobestuurder rijdt met constante snelheid verder. b. De autobestuurder remt gedurende 4 s met een constante versnelling van 2 m/s² en rijdt dan met een constante snelheid verder. c. De autobestuurder rijdt nog 4 s met een constante snelheid van 20 m/s en remt dan 4 s met een constante versnelling van 2 m/s². d. De autobestuurder remt gedurende 8 s met een versnelling van 1 m/s². Vragenbundel Eerste ronde editie 2013 9