Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Noord-Holland. Publicatiedatum 22 juli 2014 Rapportnummer 2014/075

Vergelijkbare documenten
Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Noord-Holland. Datum: Rapportnummer: 2014/075

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030

Rapport. Datum: 22 juni 2006 Rapportnummer: 2006/222

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/018

Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie Oost-Nederland. Datum: 8 november Rapportnummer: 2013/167

Rapport. Concept Rapport over een klacht over het regionale politiekorps IJsselland. Datum:

Rapport. Datum: 25 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/413

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Rapport Datum: 15 september 2011 Rapportnummer: 2011/270

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland uit Amsterdam. Datum: 14 juni 2012

Rapport. Datum: 21 januari 2005 Rapportnummer: 2005/017

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 26 juni 2006 Rapportnummer: 2006/227

Rapport AANLEIDING. Datum 11 maart 2019 Rapportnummer 2019/015

Rapport. Rapport over een klacht over de politie eenheid Rotterdam. Datum: 23 maart 2015 Rapportnummer: 2015/064

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Datum: 12 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/310

Rapport. Datum: 24 maart 2005 Rapportnummer: 2005/086

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Zeeland West- Brabant. Datum: 10 april Rapportnummer: 2014/036

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 30 maart 2015 Rapportnummer: 2015/074

Rapport. Datum: 17 september 2007 Rapportnummer: 2007/196

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Verzoeker klaagt erover dat politieambtenaren van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond:

Rapport. Rapport over een klacht over de politie-eenheid Rotterdam. Datum: 3 april Rapportnummer: 2014/034

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/046

Een onderzoek naar het vorderen van een identiteitsbewijs door de politie.

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Een onderzoek naar het verstrekken van informatie en de wijze van klachtbehandeling door de politie Oost-Nederland.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Zeeland-West-Brabant. Datum: 15 mei 2014

Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Publicatiedatum 9 september 2014 Rapportnummer 2014/098

Rapport. Datum: 25 januari 2011 Rapportnummer: 2011/020

Rapport. 2014/108 de Nationale ombudsman 1/6

Rapport. Datum: 7 november 2007 Rapportnummer: 2007/244

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze ambtenaren zijn kamer hebben doorzocht om zijn legitimatiebewijs te vinden.

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 22 september Rapportnummer: 2011/277

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/219

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van de regionale politie Hollands Midden, thans de politiechef van de regionale eenheid Den Haag

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

- toepassing van handboeien bij de zoon (hij pleegde namelijk geen verzet);

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/207

Geachte heer XXXXX, Datum 12 mei 2017 Ons nummer en Uw brief 19 december 2016 Uw kenmerk. Bijlagen. Behandelend medewerker

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Oost- Brabant. Publicatiedatum: 19 november Rapportnummer: 2014 /171

Rapport. Datum: 15 februari 2002 Rapportnummer: 2002/049

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale eenheid Noord-Nederland. Datum: 25 november Rapportnummer: 2013/179

Rapport. Datum: 19 januari 2006 Rapportnummer: 2006/016

I. Ten aanzien van het slaan van verzoeker tijdens het afnemen van een blaastest op het politiebureau

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Zuid-Holland-Zuid. Datum: 9 juni Rapportnummer: 2011/0171

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland.

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b

Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Brabant. Datum: 16 augustus Rapportnummer: 2013/101

Rapport. Datum: 1 mei 2007 Rapportnummer: 2007/082

Rapport. Datum: 21 juni 2007 Rapportnummer: 2007/129

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 2 maart 2006 Rapportnummer: 2006/070

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Rapport. Datum: 4 oktober Rapportnummer: 2011/293

Verstoord contact. Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Nederland.

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/292

Rapport. Een onderzoek naar het gebruik van geweld bij een aanhouding door de. politie-eenheid Amsterdam. Publicatiedatum: 2 december 2014

zijn woning zijn binnengevallen, zonder hem te vertellen waarvoor zij kwamen en zij hem wilden aanhouden;

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Voorts klaagt verzoeker erover dat de politieambtenaren die nacht zonder toestemming zijn huis zijn binnengetreden.

Rapport. Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/390

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Gelderland-midden, thans regionale eenheid Oost-Nederland. Datum: 17 oktober 2013

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Kennemerland. Datum: 2 augustus Rapportnummer: 2011/224

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

haar heeft gevorderd haar identiteitsbewijs te laten zien, terwijl haar identiteit bij de politieambtenaren bekend was;

Rapport. Datum: 16 juni 2004 Rapportnummer: 2004/226

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 24 februari Rapportnummer: 2011/063

Rapport. Datum: 11 juli 2007 Rapportnummer: 2007/113

Rapport. Rapport over een klacht over de voormalige korpsbeheerder van het voormalige regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Het burgerperspectief bij een vordering door de politie

Een onderzoek naar de mogelijkheden van de politie om het maken van beeldopnamen door burgers van slachtoffers te beletten.

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober Rapportnummer: 2013/147

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie- eenheid Den Haag. Datum: 4 februari Rapportnummer: 2014/008

Rapport. Datum: 10 januari 2011 Rapportnummer: 2011/006

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Rapport. Datum: 23 april 2004 Rapportnummer: 2004/135

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 19 juli Rapportnummer: 2012/117

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 5 april 2007 Rapportnummer: 2007/061

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Noord-Holland Noord. Datum: 21 maart Rapportnummer: 2011/099

Rapport. Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015

Een onderzoek naar een aanhouding door ambtenaren van de regionale politie eenheid Den Haag

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, thans de regionale eenheid Rotterdam. Datum: 9 september 2013

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/047

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Transcriptie:

Rapport Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Noord-Holland. Publicatiedatum 22 juli 2014 Rapportnummer 2014/075 2014/075 de Nationale ombudsman 1/9

Verzoekster klaagt erover dat ambtenaren van de regionale politie-eenheid Noord-Holland op 12 juli 2012: weigerden zich te legitimeren; fysiek geweld toepasten, zoals het aanleggen van een nekklem en; handboeien aanlegden bij haar. Bevindingen en beoordeling I. BEVINDINGEN Ruzie in drogisterij 1.1 Op 12 juli 2012 bevonden verzoekster, haar zoon en haar dochter zich in een drogisterij. Een medewerkster van deze drogisterij liet verzoekster weten dat zij en haar zoon daar niet welkom waren en dat zij de winkel moesten verlaten. Dit had te maken met een incident met verzoeksters zoon, die in een ander filiaal had gewerkt van dezelfde drogisterijketen en die volgens de medewerkster daar iets had gestolen. Omdat verzoekster en haar zoon de winkel niet wilden verlaten, ontstond er een discussie. Zowel verzoekster als de medewerkster van de drogisterij belden vervolgens de politie. Politieambtenaren D. en R. ontvingen de melding om naar de drogisterij te gaan vanwege een ruzie in die winkel tussen een klant en een medewerkster. Omdat alle politievoertuigen bezet waren, gingen de politieambtenaren te voet naar de drogisterij, die zich op honderdvijftig a tweehonderd meter van het politiebureau bevond. Gesprek met politieambtenaren 1.2 Verzoekster stond bij de ingang van de winkel te wachten op de politie. Zij was zichtbaar emotioneel. De politieambtenaren hadden de indruk dat zij alcohol had gedronken, omdat zij ook naar alcohol rook. Volgens verzoekster had ze slechts à à n drankje op. Politieambtenaar R. ging met verzoekster in gesprek. Verzoekster liet hem weten dat zij de winkel niet in mocht vanwege een ruzie tussen verzoeksters zoon en een medewerkster van de drogisterij. Politieambtenaar D. ging in de personeelsruimte achter in de winkel met de medewerkster praten. Deze medewerkster liet weten dat zij verzoekster en haar zoon niet in de winkel wilde hebben. Zij had voorheen met verzoeksters zoon samengewerkt in een ander filiaal en verzoeksters zoon zou toen zijn ontslagen vanwege diefstal. De 2014/075 de Nationale ombudsman 2/9

medewerkster en verzoekster kregen in de winkel een discussie hierover. Volgens de medewerkster spuugde verzoekster in haar gezicht en zou verzoekster haar hebben beledigd. De medewerkster wilde daarvan aangifte doen bij de politie. Politieambtenaar D. sprak met de medewerkster af dat dit vanwege de drukte op een later moment kon op het politiebureau. Niet opvolgen vordering om naar buiten te gaan 1.3 De politieambtenaren besloten dat zij het gesprek met verzoekster vanwege de drukte buiten de winkel verder wilden voeren en deelden dit aan verzoekster mee. Er kwamen steeds meer mensen kijken en verzoekster blokkeerde de ingang van de winkel. Klanten konden ook niet meer in en uit de winkel. Verzoekster weigerde echter naar buiten te gaan. Zij zei dat ze in de winkel zou blijven en niet naar buiten wilde gaan. De politieambtenaren vorderden haar meerdere malen om naar buiten te gaan, maar verzoekster voldeed daar niet aan. Verzoekster vroeg naar de legitimatie van de politieambtenaren en had een boekje en een pen in haar handen om de namen op te schrijven. De politieambtenaren hadden haar meerdere keren laten weten dat zij zich buiten de winkel zouden legitimeren. Omdat verzoekster niet naar buiten ging, lieten de politieambtenaren haar weten dat, als zij niet zelf naar buiten zou gaan, zij haar zouden aanhouden en dat zij genoodzaakt waren om haar desnoods met geweld naar buiten te brengen. Verzoekster weigerde nog steeds om naar buiten te gaan. Daarom besloten de politieambtenaren haar aan te houden. Door politie naar buiten gebracht 1.4 Politieambtenaar D. plaatste haar hand uiteindelijk op verzoeksters rug om haar naar buiten te geleiden. Verzoekster bewoog haar lichaam meteen naar achteren en verzette zich volgens de politieambtenaren door met haar armen te zwaaien. Zij wilde niet naar buiten gaan, omdat zij eerst de legitimatiebewijzen van de politieambtenaren wilde zien. Ook wilde zij in de winkel blijven vanwege de cameraâ s die daar zouden hangen, maar op dat moment zou dat niet duidelijk zijn geweest voor de politieambtenaren. De politieambtenaren pakten vervolgens ieder een arm van verzoekster vast. Zij zeiden dat er niets zou gebeuren als zij rustig naar buiten zou meelopen en zou meewerken. Verzoekster verzette zich volgens de politieambtenaren door zich los te trekken, te duwen en te schreeuwen. Volgens verzoekster had zij zich niet verzet. De politieambtenaren pakten haar stevig vast aan haar armen en brachten haar naar buiten. Ze hebben haar stilgezet en geprobeerd om haar rustig te krijgen. Dat lukte niet. Vervolgens werd de keuze gemaakt om verzoekster ergens tegenaan te zetten om haar te kunnen boeien. In dat kader werd verzoekster met haar borst tegen een reclamebord geplaatst. Verzoekster duwde zich volgens de politieambtenaren af van deze reclamezuil, hield haar armen gespannen en probeerde steeds los te komen. De politieambtenaren hielden haar armen daarom met beide handen nog steviger vast. Verzoeksters zoon zou volgens de politieambtenaren nog hebben geroepen: "mama doe rustig, luister nou!", maar ook dat zou geen effect op haar hebben gehad. Verzoekster liet uiteindelijk weten dat zij last had van haar armen en schouders. De politieambtenaren lieten daarop weten dat er niets aan de hand zou zijn, als zij gewoon had meegewerkt. Geweldtoepassing 1.5 Omdat verzoekster een pen in haar rechterhand vasthield, verzochten de politieambtenaren haar om de pen voor ieders veiligheid los te laten. Verzoekster zou dit volgens de politieambtenaren hebben geweigerd. De politieambtenaren lieten daarop weten dat zij de pen moest loslaten en dat zij 2014/075 de Nationale ombudsman 3/9

anders zelf de pen zouden pakken. Verzoekster bleef de pen echter steeds krachtiger vasthouden en reageerde volgens de politieambtenaren steeds feller en driftiger. Haar gezicht liep volgens politieambtenaar R. rood aan en zij keek hem heel strak aan. Volgens politieambtenaar R. spoot het vuur zowat uit haar ogen. Zij had volgens hem een giftige blik in haar ogen. Politieambtenaar R. realiseerde zich dat, als hij haar arm zou loslaten, de situatie zeker zou escaleren en zij geen controle meer zouden hebben. Hij deelde verzoekster meerdere malen mee dat zij rustig moest doen en moest meewerken, maar niets werkte en verzoekster werd volgens hem steeds driftiger. Politieambtenaar R. deed daarom, zoals ook aangeleerd, zijn arm om verzoeksters nek en maakte een drukbeweging met zijn ellenboog naar beneden op haar borstbeen. Hierdoor kreeg verzoekster een pijnprikkel, waardoor zij schrok en zich minder aanspande. Politieambtenaar R. kon op die manier de pen uit haar hand pakken. Dit was anders niet gelukt, aldus R. Politieambtenaar R. noemde dit een 'nekklem', maar er was geen sprake van een verwurging dan wel druk op verzoeksters nek of hals, maar alleen op haar borstbeen. De 'nekklem' was volgens politieambtenaar R. noodzakelijk en er was zijns inziens geen minder ingrijpend middel mogelijk. Het was volgens politieambtenaar R., die verzoeksters ene arm met beide handen vasthield, niet mogelijk om haar arm met à à n hand vast te houden en met de andere hand de pen uit haar hand te trekken. Hij zou dan, gezien verzoeksters verzet, geen controle meer hebben. Een ander (gewelds)middel, zoals een knietje, had ook gekund, maar dat was volgens politieambtenaar R. een zwaarder geweldsmiddel. Voordat hij de 'nekklem' toepaste, had hij verzoekster niet gewaarschuwd dat hij geweld zou gebruiken. Handboeien 1.6 De politieambtenaren deden bij verzoekster handboeien om. Omdat verzoekster zich zo erg en voortdurend bleef verzetten, was het niet mogelijk om haar zonder handboeien mee te nemen naar het politiebureau. Zij zou dan, gezien haar hevige verzet, een gevaar vormen voor hun veiligheid. Van vluchtgevaar was verder geen sprake. De politieambtenaren hielden verzoeksters armen vast en liepen naar het politiebureau. Verzoekster liep echter steeds de andere kant op en zette zich af naar achteren, waardoor de politieambtenaren haar de hele weg door naar voren moesten duwen. Visie verzoekster 1.7 Verzoekster had een discussie met een medewerkster van de drogisterij. Deze medewerkster zei dat verzoekster de winkel moest verlaten en schold verzoekster uit, aldus verzoekster. Weliswaar was er eerder een incident met haar zoon, omdat hij iets had gestolen, maar verzoekster zelf had daar niets mee te maken. Naar haar mening hoefde zij de winkel dan ook niet te verlaten. Daarom belde zij de politie. De politie sprak zowel met haar als de medewerkster en vroeg verzoekster uiteindelijk om de winkel te verlaten en buiten verder te praten. Verzoekster wilde niet naar buiten gaan, omdat ze vanwege eventueel cameratoezicht in de winkel wilde blijven. Zij voelde zich in de winkel veilig. Verzoekster wilde weten waarom ze de winkel moest verlaten en vroeg de betrokken politieambtenaren om de legitimatiebewijzen te tonen. Verzoekster liet de politieambtenaren weten dat zij pas de winkel zou verlaten, als de politieambtenaren zich hadden gelegitimeerd. Verzoekster was naar haar mening niet recalcitrant, maar zij wilde weten waarom zij de winkel uit moest en met wie zij precies te maken had. Omdat verzoekster weigerde naar buiten te gaan, pasten de betrokken politieambtenaren onnodig geweld toe. De politieambtenaren sleepten haar uit de winkel en plaatsten haar tegen een reclamebord aan. Verzoekster had een pen in haar handen om de namen van de politieambtenaren op te schrijven. Politieambtenaar R. greep haar vervolgens bij de keel en pakte de 2014/075 de Nationale ombudsman 4/9

pen af, terwijl zij schildklierproblemen had. Toen haar keel werd vastgepakt, probeerde zij los te komen door de armen van de politieambtenaar weg te trekken. Zij zou hebben gezegd dat hij niet aan haar keel moest zitten, omdat zij schildklierproblemen zou hebben. Verzoekster was bereid om vrijwillig mee te gaan naar het politiebureau, maar zij werd desondanks geboeid. De politieambtenaren pakten haar in het bijzijn van haar kinderen erg hard aan en behandelden haar als een crimineel. Zij had echter niets verkeerds gedaan. Haar armen en benen zaten een dag later onder de blauwe plekken. De politieambtenaren handelden naar verzoeksters mening niet juist en maakten misbruik van hun macht. Visie politieambtenaren 1.8 De betrokken politieambtenaren lieten aanvullend nog het volgende weten. Verzoeker sprak steeds met verheven stem, schreeuwde hysterisch en onderbrak de politieambtenaren voortdurend. Zij weigerde om naar buiten te gaan en werd steeds driftiger. Alles had een averechts effect op verzoekster. De politieambtenaren wilden alles zo soepel mogelijk laten verlopen. Echter, door de recalcitrante houding van verzoekster en haar voortdurende verzet, was dit niet mogelijk. Zij hebben haar daarom aangehouden en waren genoodzaakt geweld toe te passen. Als verzoekster gewoon had meegewerkt en zich rustig had gedragen, was het volgens de politieambtenaren niet zo ver gekomen. Standpunt politiechef 1.9 De politiechef verklaarde verzoeksters klacht op advies van de klachtadviescommissie niet gegrond. Verzoekster weigerde, ondanks meerdere verzoeken en vorderingen van de politieambtenaren, naar buiten te gaan, waar de politieambtenaren rustig verder wilden praten. Verzoekster wilde dat de politieambtenaren zich legitimeerden. Naar het oordeel van de politiechef hoefden de politieambtenaren daar niet terstond aan te voldoen, omdat de politieambtenaren in uniform gekleed waren en daaruit duidelijk bleek dat zij werkzaam waren bij de politie. Bovendien hadden de politieambtenaren verzoekster laten weten dat zij zich buiten de winkel zouden legitimeren. Omdat verzoekster de winkel niet wilde verlaten en geen gehoor gaf aan de meerdere vorderingen van de politie, werd zij met behulp van de politieambtenaren naar buiten gebracht. Verzoekster wilde vervolgens de pen, die zij in haar handen had en mogelijk als wapen kon gebruiken, niet loslaten. Politieambtenaar R. had terecht de keuze gemaakt voor het aanleggen van een nekklem om de pen uit verzoeksters handen te halen. Naar het oordeel van de politiechef was de geweldtoepassing proportioneel. Tijdens het onderzoek van Nationale ombudsman liet de politiechef weten dat hij bij zijn standpunt bleef. II. BEOORDELING Legitimatie Vereiste van professionaliteit 2.0 Het vereiste van professionaliteit houdt in dat de overheid er voor zorgt dat haar medewerkers volgens hun professionele normen werken. De burger mag van hen bijzondere deskundigheid verwachten. Dit betekent dat politieambtenaren in uniform zich legitimeren, wanneer burgers daar om verzoeken. 2014/075 de Nationale ombudsman 5/9

Schending vereiste 2.1 Naar het oordeel van de Nationale ombudsman heeft de politie het vereiste van professionaliteit geschonden door zich niet onmiddellijk te legitimeren, nadat verzoekster daar om had verzocht. Op grond van artikel 2 van de Ambtsinstructie voor de politie (zie Achtergrond, onder 2) dient de politieambtenaar, die in uniform is gekleed, zich op verzoek met het legitimatiebewijs, dat aan hem is verstrekt, te legitimeren. Die regel lijdt slechts uitzondering indien van de politieambtenaar onder omstandigheden niet kan worden gevergd dat zij zich van tevoren identificeert. Dat kan het geval zijn indien er sprake is van een gevaarlijke of hectische situatie. Hoewel het druk was in de drogisterij en verzoekster de ingang van de winkel blokkeerde, was er naar het oordeel van de Nationale ombudsman in dit geval geen sprake van een gevaarlijke of hectische situatie. Ook anderszins waren er geen omstandigheden op grond waarvan van de betrokken politieambtenaren niet gevergd kon worden dat zij zich desgevraagd onmiddellijk zouden legitimeren. Ook is de Nationale ombudsman van oordeel dat, doordat de politieambtenaren zich niet onmiddellijk hadden gelegitimeerd, de situatie onnodig was geã«scaleerd. De politieambtenaren hadden door zich meteen te legitimeren escalatie mogelijk kunnen voorkomen. De onderzochte gedraging is dan ook niet behoorlijk. Geweld Vereiste dat grondrechten worden gerespecteerd 2.2 Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten worden gerespecteerd. Het recht op onaantastbaarheid van het lichaam is gewaarborgd in verdragen en de Grondwet (zie Achtergrond, onder 1). Het gebruik van geweld tegen personen betekent een inbreuk op het recht op onaantastbaarheid van het lichaam. In de wet is geregeld in welke gevallen de overheid geweld mag toepassen. Op grond van artikel 8, eerste en vijfde lid, van de Politiewet 1993, dat tot 1 januari 2013 van toepassing was, is een politieambtenaar, die in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening is, bevoegd om geweld te gebruiken, wanneer dit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taak en een minder ingrijpend middel niet voorhanden is. Het geweld dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf (zie Achtergrond, onder 3). Schending vereiste 2.3 De Nationale ombudsman is van oordeel dat de politie het recht op onaantastbaarheid van het lichaam onvoldoende heeft gerespecteerd. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman was het namelijk niet noodzakelijk om direct al een 'nekklem' aan te leggen, ook al zou de betrokken politieambtenaar niet - zoals deze stelt - op verzoekers nek of keel hebben gedrukt. Het had in dit geval in de rede gelegen om eerst te proberen om de pen op een andere en minder ingrijpende wijze uit verzoeksters handen te halen, bijvoorbeeld door de hand van verzoekster stevig vast te pakken en naar binnen of buiten te draaien. Er was immers op dat moment geen sprake van een acuut gevaar voor de veiligheid van verzoekster, de betrokken politieambtenaren of derden. Mocht dat geen soelaas bieden, dan had er alsnog gekozen kunnen worden voor een meer ingrijpend middel, zoals het aanleggen van de 'nekklem' op de wijze zoals door politieambtenaar R. verricht, namelijk zonder op de nek of keel te drukken. 2014/075 de Nationale ombudsman 6/9

De onderzochte gedraging is dan ook niet behoorlijk. Handboeien Vereiste dat grondrechten worden gerespecteerd 2.4 Ook deze gedraging wordt getoetst aan het grondrecht op onaantastbaarheid van het lichaam. Het aanleggen van handboeien vormt ook een inbreuk op het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en mag - zoals de Nationale ombudsman reeds in eerdere rapporten heeft geoordeeld - geen automatisme zijn. In wet- en regelgeving is geregeld in welke gevallen de overheid een burger zijn vrijheid mag beperken. Op grond van artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren kan een politieambtenaar een aangehouden verdachte ten behoeve van het vervoer handboeien aanleggen. Dit mag alleen gebeuren als dit noodzakelijk is vanwege vluchtgevaar of gevaar voor de veiligheid van de betrokken persoon, de politieambtenaar of derden (zie Achtergrond, onder 3). Schending vereiste 2.5 De Nationale ombudsman is van oordeel dat de politie dit vereiste heeft geschonden. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman is het niet aannemelijk dat er sprake was van vluchtgevaar of gevaar voor de veiligheid van verzoekster, de politieambtenaren of derden. Weliswaar stelde verzoekster zich opstandig op en werkte ze niet mee door geen gevolg te geven aan de vordering om de winkel te verlaten, maar niet is gebleken dat verzoekster zich dusdanig hevig heeft verzet dat er sprake was van gevaar voor de veiligheid. Dat verzoekster zich probeerde los te trekken zodra de politieambtenaren haar vastpakten- wat daar overigens ook van zij- maakt dat niet anders. De onderzochte gedraging is dan ook niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van de regionale politie-eenheid Noord-Holland, is gegrond voor wat betreft: de weigering om zich te legitimeren wegens schending van het vereiste van professionaliteit; de geweldtoepassing wegens schending van het vereiste dat grondrechten, in dit geval het recht op onaantastbaarheid van het lichaam, worden gerespecteerd; het aanleggen van de handboeien wegens schending van het vereiste dat grondrechten, in dit geval het recht op onaantastbaarheid van het lichaam, worden gerespecteerd. Slotbeschouwing Verzoekster en haar zoon werden door een winkelmedewerkster gemaand om een winkel te verlaten. Zij gaven hieraan geen gehoor als gevolg waarvan de gemoederen op een gegeven moment zodanig verhit raakten dat de hulp van de politie werd ingeroepen. De twee gearriveerde politieambtenaren verzochten verzoekster de winkel te verlaten om buiten het gesprek voort te kunnen zetten. Verzoekster versperde op dat moment namelijk de ingang voor het winkelend publiek dat buiten het conflict stond. Verzoekster wilde eerst de legitimatiebewijzen van de politieambtenaren zien en betrok 2014/075 de Nationale ombudsman 7/9

op die manier de politie in het conflict. Door deze opstelling van verzoekster verhardde het conflict en ontstond er een patstelling. Om die te doorbreken, besloten de politieambtenaren om verzoekster aan te houden en vervolgens tegen haar wil uit de winkel te verwijderen. Verzoekster verzette zich tegen het politieoptreden en werd uiteindelijk geboeid overgebracht naar het politiebureau. Dat de klachten van verzoekster over dit politieoptreden door de Nationale ombudsman gegrond worden verklaard, betekent niet dat verzoekster zelf geen verwijt treft. Integendeel, haar verzet tegen het politieoptreden, dat vanaf het begin gericht was op de-escalatie van het conflict, heeft het conflict nog verder doen escaleren. Als verzoekster zich bij de situatie had neergelegd dan had het allemaal niet zover hoeven komen. Dat neemt niet weg dat de politie door haar een 'nekklem' aan te leggen en haar te boeien, meer geweld heeft gebruikt dan in de gegeven situatie nodig was. De Nationale ombudsman, mr. F.J.W.M. van Dooren, waarnemend ombudsman Achtergrond Grondwet Artikel 11 Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. Politiewet 1993 (tot 1 januari 2013) Artikel 2 De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Artikel 8 1. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf. (â ) 5. De uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn. Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren Artikel 1, derde lid, onder b en c 2014/075 de Nationale ombudsman 8/9

b) In dit besluit wordt verstaan onder geweld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken. c) In dit besluit wordt verstaan onder aanwenden van geweld: het gebruiken van geweld en het dreigen met geweld, waaronder wordt begrepen het ter hand nemen van een vuurwapen. Artikel 2, aanhef en onder b De ambtenaar legitimeert zich met het legitimatiebewijs dat aan hem is verstrekt bij optreden in uniform, op verzoek daartoe. Artikel 4 Het gebruik van een geweldmiddel is uitsluitend toegestaan aan een ambtenaar: a. aan wie dat geweldmiddel rechtens is toegekend, voor zover hij optreedt ter uitvoering van de taak met het oog waarop het geweldmiddel hem is toegekend, en b. die in het gebruik van dat geweldmiddel is geoefend. Artikel 22 1. De ambtenaar kan een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, ten behoeve van het vervoer handboeien aanleggen. 2. De maatregel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden getroffen, indien de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of van derden. 3. De in het tweede lid bedoelde feiten of omstandigheden kunnen slechts gelegen zijn in: de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, of de aard van het strafbare feit op grond waarvan de vrijheidsbeneming heeft plaatsgevonden, Ã Ã n en ander in samenhang met de wijze waarop en de situatie waarin het vervoer plaatsvindt. 2014/075 de Nationale ombudsman 9/9