Evaluatiebundel - Werkplek baby s en peuters 7BSO Kinderbegeleider Duaal 2017-2018 NAAM KLAS WERKPLEK TRAJECTBEGELEIDER MENTOR
Deze evaluatiebundel dient om na te gaan in welke mate de verschillende competenties van een beginnende kinderbegeleider bereikt zijn. Deze competenties staan ook op de activiteitenlijst opgelijst. Het is belangrijk dat de leerling voldoende leerkansen krijgt om deze op het werkveld in te oefenen. De leerling is zelf verantwoordelijk voor zijn/haar leerproces. Indien blijkt dat bepaalde competenties onvoldoende ingeoefend kunnen worden, dan is het de taak van de leerling om dit te bespreken met de mentor en de trajectbegeleider. Aan het einde van iedere periode worden de competenties geëvalueerd. Op de tussentijdse evaluatie worden enkel de competenties uit periode 1 geëvalueerd. Op de eindevaluatie worden ALLE competenties geëvalueerd. Dit gebeurt in een gesprek tussen de leerling, mentor en trajectbegeleider. Voorbereiding Er wordt zowel van de leerling als van de mentor gevraagd om dit gesprek voor te bereiden. Dit gebeurt door bij iedere cluster van competenties concrete voorbeelden te noteren. Er wordt daarbij aandacht besteed aan de verschillende competenties die tot deze cluster behoren. Tijdens deze voorbereiding worden er nog geen scores genoteerd. Evaluatiegesprek Op het evaluatiegesprek worden zowel de leerling als de mentor aan het woord gelaten. De voorbeelden worden besproken en uiteindelijk wordt er met de drie partijen samen een score afgesproken (zie verder). Daarnaast worden zowel op de tussentijdse evaluatie als op de eindevaluatie werkpunten meegegeven aan de leerling en tips om hiermee aan de slag te gaan. Tijdens een volgend evaluatiemoment wordt dan bekeken in welke mate de leerling rekening gehouden heeft met deze tips en met deze werkpunten aan de slag is gegaan. We verwachten van de leerling dat hij/zij het eigen leerproces in handen neemt en voldoende pogingen onderneemt om het handelen bij te sturen. 1
Scores Zowel op de tussentijdse evaluatie als op de eindevaluatie wordt een score gegeven per competentie tijdens het overleg. Er dient een keuze te worden gemaakt tussen volgende mogelijke scores: niet aanwezig : De leerling beheerst deze competentie niet of zeer zwak, verbetering in deze competentie is noodzakelijk. beginnend aanwezig : De leerling moet nog hard werken, maar presteert in deze competentie momenteel voldoende. aanwezig : De leerling kan al goed omgaan met deze competentie, maar kan dit nog verbeteren. sterk aanwezig : De student beheerst deze competentie heel goed en kan die spontaan inzetten. Op de eindevaluatie moet de leerling op elke competentie minstens beginnend aanwezig behalen. Indien de leerling op de eindevaluatie op minstens één competentie een niet aanwezig behaalt, dan brengt dit de slaagkansen voor deze periode in gevaar. Dit wordt dan meegenomen naar de delibererende klassenraad, waar deze evaluatie in samenhang bekeken wordt met de schoolcomponent. 2
CLUSTER 1 : ALGEMENE ACTIVITEITEN 1.1. Gaat op een positieve, opbouwende manier om met alle kinderen, ouders, collega s en anderen Respecteert elke persoon Respecteert de privacy van alle personen Respecteert de thuistaal van elk kind Staat open voor verschillende meningen over opvoeding Respecteert elke persoon Respecteert de privacy van alle personen Respecteert de thuistaal van elk kind Staat open voor verschillende meningen over opvoeding + Helpt kinderen om respect te tonen voor anderen + Laat kinderen in de opvang, tijdens de activiteiten, op een positieve manier kennismaken met gelijkenissen en verschillen tussen kinderen, gezinnen en de wereld om hen heen + Kent de eigen manier van omgaan met kinderen, ouders, collega s of anderen. Accepteert dat zijn manier verschillend kan zijn van deze van anderen. 3
CLUSTER 1 : ALGEMENE ACTIVITEITEN 1. 2. Werkt samen met ouders en erkent hen als eerste opvoeder. Vertelt hoe het kind zich voelt in de opvang en waarmee het bezig is geweest Stelt vragen over de aanpak en de gewoonten van het kind (eten, drinken, slapen, spelen, troosten, zindelijk worden ) en over de verwachtingen van de ouders ten aanzien van de opvang Overlegt met de ouders over een aanpak van het kind in de opvang Erkent en waardeert de ouders als eerste opvoeder Vertelt hoe het kind zich voelt in de opvang en waarmee het bezig is geweest Stelt vragen over de aanpak en de gewoonten van het kind (eten, drinken, slapen, spelen, troosten, zindelijk worden ) en over de verwachtingen van de ouders ten aanzien van de opvang Overlegt met de ouders over een aanpak van het kind in de opvang Erkent en waardeert de ouders als eerste opvoeder + Werkt samen met ouders op basis van vertrouwen + Luistert actief naar bezorgdheden, klachten of problemen van de ouders + Vraagt feedback aan de ouders over de opvang en gaat hier constructief mee om + Stelt ouders onderling aan elkaar voor en stimuleert ontmoeting tussen ouders 4
CLUSTER 1 : ALGEMENE ACTIVITEITEN 1. 3. Werkt samen, geeft feedback en maakt afspraken Overlegt met collega's, pedagogisch ondersteuner over de aanpak en opvolging van de kinderen Houdt rekening met de gevoeligheden en de verscheidenheid aan mensen Geeft en aanvaardt feedback Geeft conflicten tijdig aan en maakt ze bespreekbaar Overlegt met collega's, pedagogisch ondersteuner over de aanpak en opvolging van de kinderen Houdt rekening met de gevoeligheden en de verscheidenheid aan mensen Geeft en aanvaardt feedback Geeft conflicten tijdig aan en maakt ze bespreekbaar + Bespreekt met collega s, pedagogisch ondersteuner het omgaan met ouders, collega s en anderen 5
CLUSTER 1 : ALGEMENE ACTIVITEITEN 1. 4. Reflecteert over de werking en draagt bij tot het verbeteren van de kinderopvang Stelt het eigen handelen in vraag Verbetert het eigen handelen Bekijkt een probleem door de bril van de verschillende betrokken personen (vb. het kind, zijn ouders, een collega ) en luistert actief. Stelt het eigen handelen in vraag Verbetert het eigen handelen Bekijkt een probleem door de bril van de verschillende betrokken personen (vb. het kind, zijn ouders, een collega ) en luistert actief + Zoekt in overleg met collega s, of de pedagogische ondersteuner naar een gezamenlijke oplossing + Bedenkt samen met collega s verbeterpunten voor de werking van de kinderopvang 6
CLUSTER 2 : OPVANG EN VERZORGING 2.1. Begeleidt de kinderen bij hun aankomst en afhaalmoment Geeft het kind een warm onthaal en afscheid Vertelt aan ouders hoe het kind zich voelt in de opvang en waarmee hij/zij bezig is geweest Noteert de aanwezigheden Geeft het kind een warm onthaal en afscheid Vertelt aan ouders hoe het kind zich voelt in de opvang en waarmee hij/zij bezig is geweest Noteert de aanwezigheden + Last een wenperiode in voor het nieuwe kind 7
CLUSTER 2 : OPVANG EN VERZORGING 2.2. Observeert het gedrag van de baby/peuter, individueel en in groep, reflecteert hierover en stemt zijn handelen hierop af Kijkt naar het gedrag van de baby s en peuters en gaat na hoe ze zich voelen en of ze betrokken zijn op wat er om hen heen gebeurt Kijkt naar de algemene ontwikkeling van elke baby/peuter Herkent de symptomen van ziek zijn (koorts, diarree, braken) Vangt signalen van de baby/peuter op en bespreekt deze met collega s en de ouders Bespreekt wat hij gezien heeft met een collega/ de pedagogische ondersteuner. Past waar nodig zijn manier van omgaan met de baby/peuter aan Maakt kort verslag van hoe de dag voor de baby/peuter verlopen Kijkt naar het gedrag van de baby s en peuters en gaat na hoe ze zich voelen en of ze betrokken zijn op wat er om hen heen gebeurt Kijkt naar de algemene ontwikkeling van elke baby/peuter Herkent de symptomen van ziek zijn (koorts, diarree, braken) Vangt signalen van de baby/peuter op en bespreekt deze met collega s en de ouders Bespreekt wat hij gezien heeft met een collega/ de pedagogische ondersteuner Past waar nodig zijn manier van omgaan met de baby/peuter aan Maakt kort verslag van hoe de dag voor de baby/peuter verlopen 8
CLUSTER 2 : OPVANG EN VERZORGING 2.3. Bereidt baby- en peutermaaltijden, organiseert en begeleidt eetmomenten A. Bereiden van maaltijden B. Organiseren van eetmomenten C. Begeleiden van eetmomenten A. Bereiden van maaltijden B. Organiseren van eetmomenten C. Begeleiden van eetmomenten 9
CLUSTER 2 : OPVANG EN VERZORGING 2.3. Bereidt baby- en peutermaaltijden, organiseert en begeleidt eetmomenten A. Bereiden van maaltijden Herkent de behoeften van de baby/peuter aan eten, drinken en stemt de praktische organisatie hierop af A. Bereiden van maaltijden Herkent de behoeften van de baby/peuter aan eten, drinken en stemt de praktische organisatie hierop af B. Organiseren van eetmomenten Past bereidingstechnieken toe voor flesvoeding, baby- of peutermaaltijden Hanteert voedings- en dieetvoorschriften voor de baby s en peuters B. Organiseren van eetmomenten Past bereidingstechnieken toe voor flesvoeding, baby- of peutermaaltijden Hanteert voedings- en dieetvoorschriften voor de baby s en peuters C. Begeleiden van eetmomenten Begeleidt het eetmoment van de baby/peuter Helpt baby s en peuters om zelfstandig te eten en te drinken Stemt de duur van het eetmoment af op de behoeften van de baby/peuter Heeft tijdens het eetmoment aandacht voor de beleving van de baby/peuter C. Begeleiden van eetmomenten Begeleidt het eetmoment van de baby/peuter Helpt baby s en peuters om zelfstandig te eten en te drinken Stemt de duur van het eetmoment af op de behoeften van de baby/peuter Heeft tijdens het eetmoment aandacht voor de beleving van de baby/peuter 10
CLUSTER 2 : OPVANG EN VERZORGING 2.4. Organiseert rust- en bewegingsmomenten A. Organiseren van rustmomenten B. Organiseren van bewegingsmomenten A. Organiseren van rustmomenten B. Organiseren van bewegingsmomenten 11
CLUSTER 2 : OPVANG EN VERZORGING 2.4. Organiseert rust- en bewegingsmomenten A. Organiseren van rustmomenten Respecteert de signalen van de baby/peuter dat hij nood heeft aan rust Organiseert het rustmoment en houdt actief toezicht Stemt de duur van het rustmoment af op de behoeften van de baby/peuter A. Organiseren van rustmomenten Respecteert de signalen van de baby/peuter dat hij nood heeft aan rust Organiseert het rustmoment en houdt actief toezicht Stemt de duur van het rustmoment af op de behoeften van de baby/peuter B. Organiseren van bewegingsmomenten Herkent de behoefte van de baby/peuter aan bewegen en geeft hen hiertoe de ruimte Stimuleert de baby/peuter tot bewegen B. Organiseren van bewegingsmomenten Herkent de behoefte van de baby/peuter aan bewegen en geeft hen hiertoe de ruimte Stimuleert de baby/peuter tot bewegen 12
CLUSTER 2 : OPVANG EN VERZORGING 2.5. Verzorgt de baby/peuter in functie van zijn behoeften Past de verzorging aan de behoeften van de baby/peuter aan Maakt van de verzorging een één-één moment met de baby/peuter en speelt in op signalen en vragen van de baby/peuter Helpt de baby/peuter om voor zichzelf te zorgen Past de verzorging aan de behoeften van de baby/peuter aan Maakt van de verzorging een één-één moment met de baby/peuter en speelt in op signalen en vragen van de baby/peuter Helpt de baby/peuter om voor zichzelf te zorgen + Helpt - in samenspraak met de ouders - om de peuter zindelijk te worden 13
CLUSTER 2 : OPVANG EN VERZORGING 2.6. Werkt samen met anderen in functie van de opvang van de baby/peuter + Neemt met baby s en peuters (en/of ouders) deel aan activiteiten in de buurt + Werkt op vraag van ouders samen met anderen (bv. als een baby/peuter specifieke zorg nodig heeft): past gemaakte afspraken toe, wisselt informatie en ervaringen uit, overlegt over de aanpak van de baby/peuter 14
CLUSTER 3 : ACTIVITEITEN EN ONTWIKKELING 3.1. Stimuleert elke baby/peuter in zijn ontwikkeling, gaat uit van zijn talenten en ondernemingszin A. Ontwikkeling stimuleren op maat van elk kind B. Zelfstandigheid stimuleren C. Animerende basishouding A. Ontwikkeling stimuleren op maat van elk kind B. Zelfstandigheid stimuleren C. Animerende basishouding 15
CLUSTER 3 : ACTIVITEITEN EN ONTWIKKELING 3.1. Stimuleert elke baby/peuter in zijn ontwikkeling, gaat uit van zijn talenten en ondernemingszin A. Ontwikkeling stimuleren op maat van elk kind Kijkt naar de talenten van de baby's en peuters en geeft hen op een leuke en uitdagende manier kansen om te spelen en zich te ontplooien Geeft baby s en peuters ruimte om op hun eigen manier en volgens hun interesses te spelen, dingen te ondernemen Biedt activiteiten aan op maat van baby s en peuters en met een bepaalde uitdaging of moeilijkheidsgraad A. Ontwikkeling stimuleren op maat van elk kind Kijkt naar de talenten van de baby's en peuters en geeft hen op een leuke en uitdagende manier kansen om te spelen en zich te ontplooien Geeft baby s en peuters ruimte om op hun eigen manier en volgens hun interesses te spelen, dingen te ondernemen Biedt activiteiten aan op maat van baby s en peuters en met een bepaalde uitdaging of moeilijkheidsgraad B. Zelfstandigheid stimuleren Bevordert de zelfstandigheid van de baby s en peuters en helpt enkel wanneer nodig Moedigt de baby/peuter aan tot initiatief B. Zelfstandigheid stimuleren Bevordert de zelfstandigheid van de baby s en peuters en helpt enkel wanneer nodig Moedigt de baby/peuter aan tot initiatief C. Animerende basishouding Organiseert en begeleidt activiteiten Speelt mee en speelt in op datgene waarmee de baby/peuter bezig is, Improviseert, is creatief en expressief C. Animerende basishouding Organiseert en begeleidt activiteiten Speelt mee en speelt in op datgene waarmee de baby/peuter bezig is, Improviseert, is creatief en expressief 16
CLUSTER 3 : ACTIVITEITEN EN ONTWIKKELING 3.2. Ondersteunt de baby/peuter bij al zijn activiteiten A. Spel en activiteiten B. Taalstimulering C. Structuur bieden A. Spel en activiteiten B. Taalstimulering C. Structuur bieden D. Ergonomisch handelen 17
CLUSTER 3 : ACTIVITEITEN EN ONTWIKKELING 3.2. Ondersteunt de baby/peuter bij al zijn activiteiten A. Spel en activiteiten Laat ruimte voor vrij spel en biedt keuzemogelijkheden. Speelt gericht mee (bijvoorbeeld rollenspel) Brengt iets vernieuwends aan bij het spel. Neemt deel aan de spel- en bewegingsactiviteiten van de baby's en peuters. Zet een baby/peuter aan tot nieuwe, onbekende activiteiten (grenzen verleggen) B. Taalstimulering Kijkt en luistert naar wat de baby/peuter probeert uit te drukken en speelt hierop in Stimuleert de baby's en peuters tot taal en geeft hen spreekkansen. Praat veel met de baby/peuter op alle momenten van de dag en maakt gebruik van een rijke taal(spreekt in volzinnen en geen kindertaal) Communiceert met de baby s en peuters, ouders en anderen. A. Spel en activiteiten Laat ruimte voor vrij spel en biedt keuzemogelijkheden. Speelt gericht mee (bijvoorbeeld rollenspel) Brengt iets vernieuwends aan bij het spel. Neemt deel aan de spel- en bewegingsactiviteiten van de baby's en peuters. Zet een baby/peuter aan tot nieuwe, onbekende activiteiten (grenzen verleggen) B. Taalstimulering Kijkt en luistert naar wat de baby/peuter probeert uit te drukken en speelt hierop in Stimuleert de baby's en peuters tot taal en geeft hen spreekkansen. Praat veel met de baby/peuter op alle momenten van de dag en maakt gebruik van een rijke taal(spreekt in volzinnen en geen kindertaal) Communiceert met de baby s en peuters, ouders en anderen. C. Structuur bieden Zorgt voor structuur en regelmaat doorheen de dag. Maakt de dagindeling duidelijk voor de baby/peuter en de ouders. C. Structuur bieden Zorgt voor structuur en regelmaat doorheen de dag. Maakt de dagindeling duidelijk voor de baby/peuter en de ouders. D. Ergonomisch handelen Tilt en draagt de baby/peuter. Werkt op kindhoogte. 18
CLUSTER 3 : ACTIVITEITEN EN ONTWIKKELING 3.3. Stimuleert positieve contacten tussen baby s en peuters onderling en stelt grenzen A. Stimuleert positieve contacten B. Stelt grenzen A. Stimuleert positieve contacten B. Stelt grenzen 19
CLUSTER 3 : ACTIVITEITEN EN ONTWIKKELING 3.3. Stimuleert positieve contacten tussen baby s en peuters onderling en stelt grenzen A. Stimuleert positieve contacten Toont interesse en is alert voor wat er zich in de groep afspeelt. Zorgt voor een positieve sfeer in de groep. Stimuleert positieve contacten tussen baby s en peuters onderling Geeft baby's en peuters ruimte om verdraagzaam te leren samen spelen A. Stimuleert positieve contacten Toont interesse en is alert voor wat er zich in de groep afspeelt. Zorgt voor een positieve sfeer in de groep. Stimuleert positieve contacten tussen baby s en peuters onderling Geeft baby's en peuters ruimte om verdraagzaam te leren samen spelen B. Stelt grenzen Stelt grenzen en leert baby's en peuters omgaan met grenzen Geeft baby s en peuters een keuze in wat ze wensen te doen of niet te doen. B. Stelt grenzen Stelt grenzen en leert baby's en peuters omgaan met grenzen Geeft baby s en peuters een keuze in wat ze wensen te doen of niet te doen. 20
CLUSTER 3 : ACTIVITEITEN EN ONTWIKKELING 3.4. Herkent de sociaal-emotionele behoeften van de baby/peuter en speelt hierop in Geeft elke baby/peuter het gevoel dat hij /zij welkom is en erbij hoort Benadert elke baby/peuter op een positieve manier Merkt op als een baby/peuter bang, boos, blij of verdrietig is, EN verwoordt de gevoelens van het kind Werkt op het ritme van iedere baby/peuter Reageert gepast als baby s en peuters er nood aan hebben, geeft hen elk de nodige aandacht Ziet probleemgedrag (bv. bijten ) en conflicten (ruzie maken) en speelt hier gepast op in Geeft elke baby/peuter het gevoel dat hij /zij welkom is en erbij hoort Benadert elke baby/peuter op een positieve manier Merkt op als een baby/peuter bang, boos, blij of verdrietig is, verwoordt de gevoelens van het kind Werkt op het ritme van iedere baby/peuter Reageert gepast als baby s en peuters er nood aan hebben, geeft hen elk de nodige aandacht Ziet probleemgedrag (bv. bijten ) en conflicten (ruzie maken) en speelt hier gepast op in 21
CLUSTER 3 : ACTIVITEITEN EN ONTWIKKELING 3.5. Zorgt voor een stimulerende, veilige, hygiënische en gezonde speelomgeving voor baby s en peuters A. Zorgt voor een veilige speelomgeving B. Zorgt voor een hygiënische speelomgeving C. Zorgt voor een gezonde speelomgeving D. Zorgt voor een stimulerende speelomgeving A. Zorgt voor een veilige speelomgeving B. Zorgt voor een hygiënische speelomgeving C. Zorgt voor een gezonde speelomgeving D. Zorgt voor een stimulerende speelomgeving 22
CLUSTER 3 : ACTIVITEITEN EN ONTWIKKELING 3.5. Zorgt voor een stimulerende, veilige, hygiënische en gezonde speelomgeving voor baby s en peuters A. Zorgt voor een veilige speelomgeving Zorgt voor een veilige omgeving en voor veilig materiaal voor baby s en peuters en houdt toezicht A. Zorgt voor een veilige speelomgeving Zorgt voor een veilige omgeving en voor veilig materiaal voor baby s en peuters en houdt toezicht + Handelt volgens de voorgeschreven procedures als de veiligheid van een baby/peuter in gevaar is + Gaat adequaat om met onverwachte situaties B. Zorgt voor een hygiënische speelomgeving Onderhoudt de leefruimte B. Zorgt voor een hygiënische speelomgeving Onderhoudt de leefruimte C. Zorgt voor een gezonde speelomgeving Past de basisprincipes ter preventie van ziekte en ter bevordering van de gezondheid toe C. Zorgt voor een gezonde speelomgeving Past de basisprincipes ter preventie van ziekte en ter bevordering van de gezondheid toe D. Zorgt voor een stimulerende speelomgeving + Richt de ruimte in met speelhoeken die aansluiten bij de interesses van en diversiteit onder de baby s en peuters 23
Datum: Ondertekenen ter goedkeuring: Handtekening leerling Handtekening mentor Handtekening trajectbegeleider Datum: Ondertekenen ter goedkeuring: Handtekening leerling Handtekening mentor Handtekening trajectbegeleider 24