Archeologisch bureauonderzoek met aanvullende verkennende boringen Molenwerf 5 te Uitgeest, gemeente Uitgeest, N-H. HOLLANDIA reeks 513

Vergelijkbare documenten
Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

4 Archeologisch onderzoek

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Archeologische aanbeveling naar aanleiding van de archeologische vondstmeldingen op het vliegveld Bergen, gemeente Bergen

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Heesch - Beellandstraat

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

memo Locatiegegevens: Inleiding

Archeologische Quickscan

B i j l a g e 5. A r c h e o l o g i s c h e q u i c k s c a n

Het is van belang dat Archeologie West-Friesland minstens een week van tevoren wordt geïnformeerd over de start van de werkzaamheden.

Afbeelding 1. De ligging van plangebied Kadijkweg te Lutjebroek (zwarte stippellijn).

Adviesdocument 495. Project: Toelichting archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen. Projectcode: 16093RVBE5

Inventariserend veldonderzoek Zuiddijk 400 te Zaandam, gemeente Zaanstad. HOLLANDIA reeks 516

RAPPORT A I Archeologisch onderzoek aan de Graafweg 2c te Lopik, gemeente Lopik

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO-O) aan de Molenkrochtlaan 3 en 5 te Bergen, gemeente Bergen (N-H)

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Inventariserend veldonderzoek door middel van boringen en een archeologische begeleiding op de Kinderhuisvest 47 te Haarlem. HOLLANDIA reeks 402

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

MEMO. Projectgegevens

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Archeologische Quickscan

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Archeologisch onderzoek Schulpstet 7, 9 en 13 te Bakkum, gemeente Castricum

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Bijlage 11 bij toelichting Bestemmingsplan Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout

MEMO. Alphen aan den Rijn. Stevinstraat CR ALPHEN AAN DEN RIJN. Contactpersoon opdrachtgever Dhr. R. Teunisse; (0172) / (06)

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Roermond, Swalmen schorsdepot

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede)

Verkennend booronderzoek McDonald's A44 te Oegstgeest, gemeente Oegstgeest. Argo 96 ARCHEOLOGENBUREAU ARGO

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Burgwerd, De Hemert 13 Gem. Wûnseradiel (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /02

Hoorn. 1 h APR. Gemeente Opmeer t.a.v. dhr. M. Goverde Postbus ZK Spanbroek. Hoorn, Geachte heer Goverde,

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Oude Amersfoortseweg 99 te Hilversum rapport 2022

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Bureau voor Archeologie Rapport 273

Gemeente Deventer Toelichting Bestemmingsplan Eikendal 2014 eerste uitwerking

Bijlage 3. Vrijstellingen

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Bureau voor Archeologie Rapport De Duynkant, Castricum, gemeente Castricum: booronderzoek

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01)

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Archeologische Quickscan

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven)

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

Amsterdamseweg te Amstelveen

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat (QSnr ) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat

Advies Bouwlocatie Oranjestraat te Tubbergen, gem. Tubbergen

Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden

Archeologische Quickscan

Libau, 10 augustus Tracé Aduard - Dorkwerd Een Archeologisch Bureauonderzoek

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK NAAR DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET PLANGEBIED KOSSENLAND, ACHTER BOVENWEG 308 TE SINT PANCRAS GEMEENTE LANGEDIJK

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Archeologische MonumentenZorg

Quickscan Archeologie

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Archeologisch bureau-en booronderzoek Zuiderzeestraatweg te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Stelleweg te Ouddorp (gemeente Goeree-Overflakkee)

INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ARCHEOLOGIE KONINGIN WILHELMINASTRAAT EN KONINGIN JULIANAPLEIN, HEDEL, MAASDRIEL

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof

Transcriptie:

Archeologisch bureauonderzoek met aanvullende verkennende boringen Molenwerf 5 te Uitgeest, gemeente Uitgeest, N-H HOLLANDIA reeks 513

COLOFON Hollandia reeks nr. 513 Titel: Archeologisch bureauonderzoek met aanvullende verkennende boringen Molenwerf 5 te Uitgeest, gemeente Uitgeest, N-H Toponiem: Molenwerf 5 Gemeente: Uitgeest Onderzoeksmeldingsnummer Archis: 64205 Hoekcoördinaten: Auteurs: In opdracht van: Contactpersoon opdrachtgever: Wetenschappelijke leiding: Illustraties: 109.715-505.028 (N) 109.712-505.001 (W) 109.744-504.998 (Z) 109.744-505.025 (O) N. Tuinman BEZO Montage en Onderhoud Ron Beudeker BEZO Uitgeest BV Molenwerf 5 1911 DB Uitgeest P. Floore N. Tuinman, tenzij anders vermeld Definitieve versie: Januari 2015 Oplage: 6 ISSN: 1572-3151 Hollandia archeologen, Zaandijk 2015 HOLLANDIA archeologen Tuinstraat 27a 1544 RS Zaandijk 075-622 49 57 info@archeologen.com

Inhoudsopgave Samenvatting 7 1. Inleiding 9 2. Onderzoeksgebied 11 3. Beleid 13 4. Archeologisch bureauonderzoek 4.1 Doel en methode 15 4.2 Aardwetenschappelijke gegevens 17 4.3 Bekende historische gegevens 19 4.4 Bekende archeologische gegevens 23 4.5 Gespecificeerde archeologische verwachting 27 5. Inventariserend veldonderzoek middels verkennende boringen 29 5.1 Doel en methode 29 5.2 Onderzoeksresultaten 30 9. Conclusie en aanbeveling 31 Literatuur 31 Bijlagen Bijlage 1: Archeologische perioden Bijlage 2: Archeologisch stappenplan Bijlage 3: Boorstaten en raaiprofielen

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 7 Samenvatting In december 2014 heeft Hollandia archeologen voor BEZO Montage en Onderhoud te Uitgeest, een archeologisch bureauonderzoek en aanvullend verkennend booronderzoek uitgevoerd voor een plangebied aan de Molenwerf 5 te Uitgeest, gemeente Uitgeest. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen nieuwbouw aan de bestaande bebouwing in de vorm van werkplaatsen en een kantoor. Het doel van onderhavig bureauonderzoek is om in een vroeg stadium van de ontwikkeling inzage te krijgen van de te verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Op grond van de geraadpleegde bronnen geldt een middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de prehistorie tot en met de nieuwe tijd. Aanbeveling Gelet op voorgenomen ontwikkeling, in combinatie met veronderstelde aanwezige vergravingen wordt een waarderend proefsleuvenonderzoek voorgesteld tot de vergravingsdiepte van 90 cm onder maaiveld en met een dekkingsgraad van 10% van het plangebied. Tijdens het inventariserend veldonderzoek kunnen met aanvullende boringen de aard van de dieperliggende zandlaag onder het veen worden vastgesteld. Aan de basis hiervan ligt een door de gemeente Uitgeest goedgekeurd programma van eisen. Daarna dient met een evaluatie vastgesteld worden of er nog verdere vervolgstappen nodig zijn.

8 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 9 1. Inleiding In december 2014 heeft Hollandia archeologen in opdracht van BEZO Montage en Onderhoud een archeologisch bureauonderzoek opgesteld voor een plangebied aan de Molenwerf 5 in Uitgeest, gemeente Uitgeest. De aanleiding van het archeologisch bureauonderzoek is het voorgenomen plan om op het plangebied een uitbreiding van een werkplaats te bouwen. Ten behoeve van de aanleg van de funderingen komen eventuele archeologische waarden in het geding. Het doel van onderhavig bureauonderzoek en aanvullend verkennend booronderzoek is om in een vroeg stadium van de ontwikkeling inzage te krijgen van de te verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. In ARCHIS2 heeft het archeologisch bureauonderzoek onderzoek het onderzoeksmeldingsnummer 64205 toegekend gekregen. Het inventariserend veldonderzoek middels verkennende boringen heeft onderzoeksmeldingsnummer 64957. Naderhand zal de onderzoeksdocumentatie aan het provinciaal archeologisch depot van Noord-Holland, in Castricum, overhandigd worden. 503 504 505 506 507 106 107 108 109 110 Afbeelding 1, Het onderzoeksgebied, in rood met pijl, op de topografische kaart van Nederland en in het kader binnen Nederland.

10 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 11 2. Onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied bevindt zich op het industrieterrein aan de Molenwerf 5 in Uitgeest, gemeente Uitgeest. Op het perceel staat aan de straatkant een grote werkplaats met kantoor, onderdeel van het bedrijf BEZO. De RD-hoekcoördinaten zijn: 109.715-505.028 (N), 109.712-505.001 (W), 109.744-504998 (Z) en 109.744-505.025 (O). Volgens de eigenaar heeft voorheen op het terrein een munitiedepot gestaan. Op recente kaarten is een dergelijk depot echter niet aangegeven. Bij de aanleg van het industrieterrein is waarschijnlijk het gehele terrein opgehoogd met een zandlaag. Op het bedrijfsterrein is de opdrachtgever voornemens om de bestaande bebouwing uit te breiden met een extra werkplaats en ruimte voor een magazijn (afb. 2). De geplande nieuwbouw beslaat een oppervlakte van ca. 761m2. De fundering zal op een diepte van 0,9m onder het maaiveld aangelegd worden. Ten behoeve van de fundering zal de ondergrond deels vergraven worden en worden er 192 heipalen geslagen. De heipalen hebben een breedte van 25x25cm en 22x22cm en zullen aangebracht worden tot op een diepte van 9m onder het maaiveld. Het totale oppervlak dat verstoord zal worden door deze heipalen beslaat ca. 10m2. Dit is ca. 1,3% van het totale oppervlak waarop de nieuwbouw zal worden geplaatst. Situatie Afbeelding 2. Tekening met de geplande nieuwbouw in rood. Bron: geleverd door opdrachtgever.

12 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest HA3\Uive2_kbl1_vw_advies Afbeelding 3. Archeologische beleidskaart gemeente Uitgeest. Bron: Archeologiebeleid, gemeente Uitgeest.

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 13 3. Beleid Archeologisch waardevol gebied (AWG) Type Omschrijving Oppervlakte Diepte AWG1 Rijksmonumenten Altijd Altijd AWG2 Historische >100m 2 >0,35m dorpskern Uitgeest AWG3 AMK-terreinen >0m 2 >0,35m Archeologisch waardevol verwachtingsgebied (AWV) Type Omschrijving Oppervlakte Diepte AWV1 Strandwallen >500m 2 >0,35m AWV2 Geulen en oeverwallen >1000m 2 >0,35m AWV3 Klei-op-veengebied >2500m 2 >0,35m AWV4 Stroomruggen in >5000m 2 >0,35m het Oer-IJ-estuarium en mogelijke strandwallen buiten bebouwde kom. AWV5 Geen onderzoek nodig n.v.t. n.v.t. In 2008 heeft de gemeente Uitgeest Uitgeest, droge plek aan open water - Archeologienota gemeente Uitgeest laten opstellen (De Boer et al. 2008). Hierin werden suggesties gedaan hoe de gemeente Uitgeest haar archeologiebeleid zou kunnen inrichten. In 2011 is daar een notitie op verschenen die het archeologiebeleid van de gemeente beschrijft (Kloosterman 2011). Het archeologisch beleid van de gemeente Uitgeest heeft tot doel het archeologische erfgoed waar nodig te beschermen als bron van het gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk (Kloosterman 2011, 9). Deze doelstelling leverde de volgende uitgangspunten op: - Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is opgraven. - De relatie tussen archeologie en RO versterken zodat behoud, beheer en ontwikkeling van het bodemarchief onderdeel worden van het planologische besluitvormingsproces. - Bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen. - Verbetering van informatievoorziening over cultureel erfgoed om het draagvlak voor archeologie te vergroten.

14 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest In het kader van deze archeologienota heeft de gemeente Uitgeest een archeologische beleidskaart opgesteld (afb.3). Deze kaart toont de verschillende archeologische gebieden die de gemeente erkend. De gemeente maakt onderscheid tussen twee typen archeologische gebieden. Dit zijn het archeologisch waardevol gebied en het archeologisch waardevol verwachtingsgebied. Deze gebieden zijn weer onderverdeeld in meerdere categoriën. Voor elke categorie gelden verschillende eisen waarbinnen een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Voor alle gebieden die geen Rijks of provinciale monumenten zijn geldt een minimale diepte van 35cm waarbinnen zonder onderzoek gegraven mag worden. Voor deze diepte is gekozen omdat deze de gemiddelde diepte van de bouwvoor aangeeft. In de bouwvoor zijn door onder andere ploegen geen archeologische sporen meer te verwachten. Aan de hand van de beleidskaart kan herleid worden dat het onderzoeksgebied binnen de categorie AWV-1 valt. Dit betekent dat de locatie herkend is als mogelijk archeologisch waardevol verwachtingsgebied op de strandwal. Met een oppervlak van 761m 2 en een aanlegdiepte van 0,9m voldoet de geplande bebouwing aan beide eisen die gelden voor dit verwachtingsgebied. Dit heeft als gevolg dat een archeologisch onderzoek vereist wordt.

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 15 4. Archeologisch bureauonderzoek 4.1 Doel en methode Het doel van een bureauonderzoek is om aan de hand van bestaande bronnen informatie te verzamelen over bekende of te verwachten archeologische waarden binnen een bepaald gebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, gaafheid en conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden. Afhankelijk van de omvang van de werkzaamheden, de aard van de aanleiding tot het onderzoek en de vraagstelling (welke archeologische waarden kunnen zich binnen het plangebied bevinden en worden deze bedreigd?), zullen aanvullende gegevens verzameld dienen te worden. Het bureauonderzoek resulteert in een rapport met een gespecificeerd verwachtingsmodel. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt een selectieadvies gegeven. De bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Uitgeest kan hierop een selectiebesluit nemen ten aanzien van (eventueel) vervolgonderzoek. Tevens kan door middel van het bureauonderzoek in een vroeg stadium in de planvorming rekening gehouden worden met aanwezige archeologische waarden in de bodem. Bij een bureauonderzoek kunnen, indien voorhanden, bronnen geraadpleegd worden die informatie verschaffen over de geologie en de archeologie van het betreffende gebied. Onder andere wordt gebruik gemaakt van: 1. Kaartmateriaal, zoals bodemkundige, geomorfologische, geologische en historische kaartgegevens evenals beleidskaarten zoals gemeentelijke en provinciale verwachtingskaarten. 2. Gegevens omtrent eerder verricht onderzoek en vondstmeldingen in het gebied uit de database van het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS2) van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). 3. Lokale contactpersonen van archeologische en historische verenigingen. 4. Relevante geologische, historische, en archeologische literatuur. 5. Verkennende boringen.

16 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest Afbeelding 4. Situatie van Uitgeest rond het begin van de jaartelling. Het noorden is boven. Bron: Vos, P.C., R. A. van Eerden, & J. de Koning, 2010.

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 17 4.2 Aardwetenschappelijke gegevens Type gegevens Bron Omschrijving Geologie De Mulder et al. 2003 Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Zandvoort. Geomorfologie ARCHIS2 Binnendelta, bedekt met klei/duinzand Bodemkunde ARCHIS2 Moerige eerdgronden met een moerige bovengrond op zand. Grondwaterspiegel ARCHIS2 II De gemeente Uitgeest, waarin de onderzoekslocatie zich bevindt, ligt in de West-Nederlandse kustzone. De ontstaansgeschiedenis van dit gebied valt samen met de zeespiegelstijging tijdens het holoceen (ca. 10.000 jaar geleden). Doordat de zeespiegelstijging 6000 jaar geleden iets was afgenomen werd het opgeslibte land in het westen niet meer opgeruimd en bleven er strandwallen en daarachterliggende duinen over. Daarachter ontstond een uitgebreid veengebied doordat dit gedeelte door de strandwallen was afgesloten. De oudst bewaard gebleven strandwallen liggen in Zuid-Holland bij Den Haag Ypenburg en Schipluiden bij Delft (Vos e.a. 2011, 46). De strandwal van Uitgeest is ongeveer 5000 jaar geleden gevormd. De strandwal ligt nog op een oudere veenlaag waardoor we weten dat deze is gevormd na 3040 v. Chr. Aan de oostzijde van de strandwal vormde zich een tweede veenlaag die zich ontwikkelde tussen 2530 en 2020 v. Chr. (Vos e.a. in voorb.). De strandwal liep vanaf Uitgeest door richting Vronen-St Pancras ten noordoosten van Alkmaar. Dit was toen de kustlijn. Ten westen van de strandwal vormden zich getijdenafzettingen, maar aan de oostzijde begon een uitgestrekt veengebied dat vermoedelijk helemaal heeft doorgelopen tot aan de dekzandgebieden. De kustlijn verplaatste zich echter westwaarts door de vorming van nieuwe strandwallen, zoals die op de lijn Limmen-Alkmaar 4500 jaar geleden en de huidige kustduinen vanaf 4000 jaar geleden. Dit wil niet zeggen dat er op de oude strandwal van Uitgeest geen invloed meer was van getijdenafzettingen. Ten westen van Uitgeest lag immers het getijdengebied van het Oer IJ, een voorloper van het IJ. Dit Oer-IJ voerde zoet Rijnwater af via een meanderende geul waarvan het brede mondingsgebied ter hoogte van het huidige Castricum lag. Hierdoor lag dit gebied ook open voor getijdewerking vanuit zee. In de periode na de vorming van de strandwal van Uitgeest werden periodes met grote mariene activiteit afgewisseld met rustige fasen. Tijdens de rustige fasen ontstonden er getijdeafzettingen, zoals kwelders en wadplaten. Deze konden in actieve mariene fasen weer worden opgeruimd. Op meerdere plaatsen werd de strandwal doorbroken door geulen, zoals ter hoogte van de slikker Die bij Akersloot en de Stierop bij Dorregeest. Hier waterde het veengebied op af. Een van de erosiegeulen bij Dorregeest brak door in een actieve mariene fase tussen circa 850 en 650 v. Chr. In de periode slibden deze geulen dicht en werden daardoor juist geschikt voor bewoning. In de late ijzertijd vanaf 100 v. Chr. was ook de monding van het Oer IJ tussen Castricum en Bakkum ter hoogte van de Schulpvaart en de Zeeweg geheel verzand, waardoor er geen getijdewerking meer was. De voormalige getijdegeulen grotendeels nog bewaard gebleven in waterlopen en sloten als de Schulpvaart, Dije, Hendriksloot bleven alleen open doordat het veen hierop afwaterde. In de late middeleeuwen vooral in de 12e eeuw, toen er via de Zuiderzee weer een verbinding was met zee, werden grote delen van het veen weggeslagen. Hierdoor ontstonden grote meren, waaronder het Uitgeestermeer waaraan Uitgeest is gelegen. Andere laag gelegen delen konden hierdoor ook weer worden afgedekt met klei, de zogenaamde pikklei.

18 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 19 4.3 Bekende historische gegevens Periode Bron Omschrijving 1680 J.J. Dou in: Kaartboek Uitwaterende sluizen in Kennemerland en West-Friesland Op deze gedetailleerde kaart uit 1680 is op de onderzoekslocatie geen bebouwing zichtbaar. 1811-1832 Kadastrale minuut Op deze kadastrale minuut kaart uit 1811-1832 is op de onderzoekslocatie geen bebouwing zichtbaar. Vanaf het moment dat de strandwal gevormd was (rond 3000 v. Chr.) werd deze bewoond. De oudste bewoning die tot nu toe is aangetroffen vinden we bij Klein Dorregeest (afb. 7.4- Muller e.a. 2008). Hier werden vondsten en sporen aangetroffen van de Klokbekercultuur (2400-1900 v. Chr.). Ook dichter bij het dorp is een vondst gedaan die hierop wijst, namelijk die van een hamerbijl (afb. 8-Helderman 1972). Vanaf deze periode is vermoedelijk continu gewoond. Naast het late neolithicum/vroege bronstijd zijn er op het noordelijk deel van strandwal en daaromheen sporen aangetroffen uit de late bronstijd (Akersloot), midden ijzertijd (afb.8.4 Muller e.a. 2008), late ijzertijd (afb.7.2 en 8.6), Romeinse tijd (afb.7.2 en 8.6), vroege middeleeuwen (afb.7.2,3 en 6) en late middeleeuwen (afb.7.2,3, 5 en 6) De oude kern van de bewoning lag vermoedelijk bij Dorregeest waar een tufstenen kerk heeft gestaan. Deze locatie werd pas in de 14e eeuw opgegeven. De huidige kerk stamt bouwhistorisch gezien uit de 15e eeuw. De ligging op de strandwal en op de grens van het voormalige Oer IJ estuarium aan de westzijde en het uitgestrekte veengebied en later de Uitgeestermeer aan de oostzijde heeft voor de Uitgeesters vooral in de historische periode enige welvaart gezorgd. De periode 1500-1650 was voor Uitgeest, zoals ook in de rest van Holland, een periode van bloei. De landbouw floreerde en de nijverheid nam een grote vlucht. In deze periode nam het aantal inwoners sterk toe. In 1630 telde het dorp ruim 2000 inwoners en ca. 450 huizen en was daarmee een van de grootste dorpen in de kuststreek. Door de gunstige geografische ligging had het dorp reeds voor 1600 banden met de zeevaart. Uitgeester schippers voeren naar diverse bestemmingen in Europa, van de Oostzee tot de Middellandse zee. Voorts bezat het dorp een kleine eigen vloot van haringbuizen. Daarnaast ontstond een diversiteit van nijverheidstakken zoals de scheepsbouw, de stokken- en blokkenmakerij, de zeildoekweverij, de houtzagerij, de hennepklopperij en de touwslagerij. Door de verbouw van kool- en lijnzaad in de nabij gelegen droogmakerijen zoals de Schermer, kwam de olieslagerij eveneens tot bloei (www.uitgeest.nl).

20 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest Op de eerste echt accurate kaart van Uitgeest, uitgegeven door Johannes Dou in 1680, is geen bebouwing te zien binnen het onderzoeksgebied (afb.7). De locatie is gelegen tussen enkele stromen/kanalen in dicht aan de rand van het Uitgeestermeer. Afbeelding 5. Kaart van Dou, onderzoekslocatie bij rode stip, het noorden is links, kaart is niet op schaal.

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 21 Op de kadastrale minuutkaart (1811-1832) is op de onderzoekslocatie geen bebouwing zichtbaar (afb. 6). De percelen waar het om gaat laten in deze periode nog steeds geen bebouwing zien. Volgens de bijlage bij de minuutkaart zijn de percelen in deze tijd in gebruik als weilanden. Afbeelding 6. Kadastrale minuut met de vermoedelijke locatie van het onderzoeksgebied bij de rode stip. Bron: www.watwaswaar.nl.

22 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 13993 1878 13988 108054 / 503604 13991 6 15476 5 3 13990 13945 13989 2 1 1874 111592 / 507142 15864 4 N 4768 4964 10878 10879 10803 10801 1317 1316 10805 10806 0 1 km Legenda MONUMENTEN TOP10 ((c)tdn) IKAW zeer lage trefkans lage trefkans middelhoge trefkans hoge trefkans lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) water niet gekarteerd PROVINCIES opgravingen Afbeelding 7. IKAW waarde met het onderzoeksgebied in zwart binnen cirkel, rood de monumenten en in blauw de relevante archeologische opgravingen (eigen informatie- deels bron: ARCHIS2).

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 23 4.4 Bekende archeologische gegevens (afb.7 en 8) Type gegevens Nr Bron Omschrijving AMK geen ARCHIS2 n.v.t. IKAW n.v.t. ARCHIS2 De onderzoekslocatie valt binnen een gebied met een middelhoge trefkans op archeologische waarden. Opgraving geen afb.7-1 De Koning in voorb. opgraving 1941 door RMO (Bursch). Nederzetting uit de 1e-3e eeuw na Chr. Waarneming 39.340 afb.8 ARCHIS2 Helderman 1972 Ten zuidwesten van de onderzoekslocatie: Hamerbijl van het type Drenthe uit de periode laat-neolithicum/vroege-bronstijd. Opgraving 33.396 afb.7-2 Waarneming opgraving Uitgeest De Dog (UGD89) Opgraving Klein-Dorregeest 22.434 afb.7-3 cis:15053 Afb.7-4 Waarneming 22.631 /22.632 afb.8 Opgraving Benes 1981 Afb.7-5 ARCHIS2 De Koning in voorb. ARCHIS2 De Koning 1992; Dijkstra 1992 Müller et al. 2008. ARCHIS2 Groen 1984 opgraving 1941 (RMO), 1958 (ROB, 1980-1983 - Oud-Uitgeest, ROB). Nederzetting en begravingen 100 v. tot 1400 na Chr., tufstenen kerk uit de 11e-12e eeuw Ten westen van de onderzoekslocatie: Bij Molen de Dog is een opgraving uitgevoerd door de universiteit van Amsterdam in 1983 en 1989. Amateurarcheologen hebben hetzelfde terrein onderzocht in 1987 en 1988. Hierbij is een nederzetting opgegraven uit de 7e en 8e eeuw (vroege middeleeuwen). Op hetzelfde terrein zijn sporen aangetroffen uit de late en vroeg Romeinse ijzertijd (100 v. -100 n. Chr. In noordwesthoek ook 10e eeuw. Akersloot-Klein Dorregeest: opgraving ten noordoosten van de onderzoekslocatie. Hier werden neolithische vondsten gedaan in de vorm van klokbekercultuur. Ook midden ijzertijd. Tijdens baggerwerkzaamheden zijn enkele Romeinse scherven gevonden Opgraving Benes/Witte Hoofden. Nederzetting 11e-13e eeuw opgraving Benes 2014 Afb.7-6 Floore e.a. 2014 Opgraving april 2014. Nederzetting uit de late en vroeg Romeinse ijzertijd. Nederzetting uit de vroege en late middeleeuwen Opgraving 51832 afb.8 Verduin, & Salomons 2013. Uitgeest Startingweg: opgraving ten noordwesten van de onderzoekslocatie. Hier werd een scherf uit de Romeinse tijd aangetroffen (0-300 n.chr.).

24 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest In de directe omgeving van het plangebied voornamelijk aan de noordzijde rondom Dorregeest heeft relatief veel archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Zelfs een van de oudste opgravingen van Noord-Holland vond hier plaats. Het betreft een opgraving uit 1941 uitgevoerd onder leiding van de toenmalige directeur van het Rijksbureau voor Oudheden te Leiden (voor- en na de oorlog het Rijksmuseum voor Oudheden). Hierbij werden nederzettingssporen aangetroffen uit de eerste eeuwen van de jaartelling ((afb.8-1 De Koning in voorb.). In 1958 werd een oud terrein dat al eeuwen bekend stond onder de naam het oude kerkhof afegegraven. Hierbij ging veel verloren en alleen tijdens een kortdurend onderzoek kon vastgesteld worden dat hier een tufstenen kerkje heeft gestaan uit de late middeleeuwen (afb.7-2). Vanaf 1980 tot 1983 vond hier een grootschalig onderzoek plaats, uitgevoerd door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, waarbij sporen en begravingen werden aangetroffen vanaf circa 100 v. tot 1400 na Chr. In 1989 werd een terrein bij molen De Dog opgegraven door de universiteit van Amsterdam waarbij nederzettingen tevoorschijn kwamen uit de late en Romeinse ijzertijd, vroege en late middeleeuwen (afb.7.3). Al eerder was in de voormalige buurtschap in de noordwesthoek van de Zienpolder door de lokale amateurarcheologen van Oud-Uitgeest een laatmiddeleeuwse nederzetting opgegraven (afb.7.5). Nog recent heeft direct ten noorden daarvan maar buiten de koogdijk een noodopgraving plaatsgevonden (afb.7.6) waarbij sporen werden aangetroffen uit de late en vroeg Romeinse ijzertijd en vroege en late middeleeuwen. Er zijn niet veel locaties, zelfs niet binnen Kennemerland, aan te wijzen waar uit zoveel verschillende perioden zoveel archeologische resten zijn teruggevonden. Alles rondom de strandwal van Uitgeest kan daardoor aangemerkt worden als een gebied met een reële kans op het aantreffen van archeologisch sporen. Bij een noodonderzoek nabij Klein Dorregeest in 2004, werden zelfs sporen en vondsten aangetroffen uit het laat-neolithicum. Het bleek te gaan om vondsten (aardewerk, natuursteen en vuurstenen werktuigjes) van de Klokbekercultuur die gedateerd kan worden tussen 2400 en 1900 v. Chr.). Bij een aanvullend booronderzoek werd ook nog aanwijzingen gevonden voor bewoning in de midden ijzertijd (400 v. Chr.). Bij een eventuele verwachtingsmodel van terreinen in de directe omgeving kan dan ook worden uitgegaan van bewoning uit zeer uiteenlopende periodes, vanaf circa 2000 v. Chr. tot heden. Het onderzoeksgebied krijgt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) een waardering van een middelhoge trefkans op archeologische waarden (afb. 8). In de directe nabijheid van het onderzoeksgebied zijn geen eerdere opgravingen uitgevoerd. De opgravingen zoals hierboven beschreven liggen wel binnen een straal van een kilometer en belangrijker nog op dezelfde afstand van de strandwal. Het plangebied ligt niet binnen een monument. Naast de al besproken opgravingen zijn in de omgeving van het onderzoeksgebied ook nog meerdere archeologische waarnemingen gedaan. Dit wijst op het archeologisch potentieel van dit gebied. Hoewel deze waarnemingen niet binnen zeer korte afstand van de locatie liggen zijn deze vanwege de relatieve dichtbijheid en overeenkomsten in ondergrond wel relevant voor het onderzoek. Een belangrijke vondst is gedaan ten zuidwesten van de onderzoekslocatie waar een stenen bijl gevonden is van het type Drenthe (wnr. 39.340-afb.8 kruisje (x)). Deze bijl is gedateerd uit de periode laat-neolithicum/vroege-bronstijd. Een recentere opgraving bij de Starting weg te Uitgeest, leverde een vondst op van aardewerk, gedateerd uit de Romeinse tijd (0-300 n.chr.).

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 25 13993 13991 13989 108337 / 504153 15476 13990 13945 1874 10878 10879 10803 110923 / 506738 4964 10801 4768 Legenda MONUMENTEN TOP10 ((c)tdn) WAARNEMINGEN IKAW zeer lage trefkans lage trefkans middelhoge trefkans hoge trefkans lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) water niet gekarteerd PROVINCIES 0 500 m N Archis2 X Afbeelding 8. IKAW waarde met het onderzoeksgebied binnen het donkerrode kader. Bron: ARCHIS2.

26 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 27 4.5 Gespecificeerde archeologische verwachting Periode Verwachting Diepte t.o.v. maaiveld. Omschrijving van de te verwachten resten. Prehistorie Middel-hoog vanaf ca. 1,65m Aardewerk, akker, vuursteen, sporen Romeinse tijd Middel-hoog vanaf ca. 0,85-0,5m Vondsten, sporen Vroege- en latemiddeleeuwen Middel-hoog vanaf ca 0,85m - 0,5m Nieuwe tijd Middel-hoog vanaf ca 0,85m - 0,5m Vondsten, sporen Vondsten, sporen Op basis van de geraadpleegde gegevens, in combinatie met de verkennende boringen, wordt voor de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen een middel-hoge verwachting uitgesproken. Vanwege de vele archeologische opgravingen en waarnemingen in de omgeving van het onderzoeksgebied, blijkt dat er gedurende lange periode menselijke activiteit was in het gebied. Bewoning in deze periodes vond overwegend plaats op de strandwallen en de randzone, waar de onderzoekslocatie ook op gelegen is. De zand- en veenlagen direct onder de recent opgebrachte grond kunnen sporen bevatten uit de late prehistorie tot en met de late middeleeuwen. Op een dieper niveau mogelijk onder de veenlaag kunnen zich nog sporen bevinden uit het laat neolithicum. Het veen zorgt voor goede conserveringsomstandigheden van organische resten zoals bot, hout en macrobotanische resten. Aardewerk en vuursteen zullen, mits aanwezig in de lagen, goed bewaard zijn.

28 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 29 5. Inventariserend veldonderzoek middels verkennende boringen 5.1 Doel en methode Het doel van een inventariserend veldonderzoek middels verkennende boringen is het toetsen en aanvullen van de archeologische verwachting (paragraaf 4.4). Daarbij dient enerzijds naar de bodemopbouw gekeken te worden en anderzijds of op specifieke landschappelijke eenheden bewoning in het verleden mogelijk was. Er zijn binnen het plangebied vijf boringen gezet, ter hoogte van waar de voorgenomen uitbreiding plaatsvindt (afb. 9). De boringen zijn gezet met behulp van een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en een gutsbuur met een diameter van 2 cm. De boringen zijn tot maximaal 2 m onder het maaiveld gezet. Een boring (B4) is ter controle dieper gezet. De opgeboorde grond is eveneens doorzocht op archeologische indicatoren. Daarvoor is de grond met een boormes afgezet en bekeken. De beschrijving van de bodemopbouw is geschied volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijving (ASB). De boorpunten zijn door middel van een GPS-instrument ingemeten in het RD-coördinatensysteem. B5 + B4 + B1 + B2 + B3 + 0 5 10 15 20 25 m Afbeelding 9. Locaties van de boringen op het onderzoeksterrein.

30 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 5.2 Onderzoeksresultaten Bodemopbouw Om een beter beeld te krijgen van de bodem zijn er op het onderzoeksterrein vijf verkennende boringen uitgevoerd. Uit de boringen kwam naar voren dat het onderzoeksgebied vermoedelijk op de rand van een strandwal ligt. De bovenste laag van de bodem bleek over het algemeen te bestaan uit zand (bijlage 3). Deze zandlaag was recent opgebracht zodat er gebouwd kon worden. Onder deze zandlaag bevond zich bij boring 1 en 5 een recent opgebrachte zandige kleilaag waarin kiezels, piepschuim en asfalt zat. Deze laag reikte minimaal 47 cm en maximaal 86 cm onder het maaiveld. In boring 2,3, 4 en 5 bevond zich onder dit zandig kleipakket een zandpakket met daarin humeuze brokken en de top van de zandlaag geroerd te zijn. Met uitzondering van boring 1, waar de zandige kleilaag direct overging tot het veenpakket bevond, zich onder de zandlaag een veenpakket waarvan bij boring 1, 2 en 3 de onderkant niet aangetroffen is. Bij boring 4 en 5 is onder het veenpakket, dat hier dunner was, zand aangetroffen. Archeologische indicatoren Het zandpakket direct onder de recente zandige kleilaag is gevlekt en bevatte brokken humeus, hetgeen op antropogene invloeden wijst. In boring 2 werd op een diepte van 168 cm onder het maaiveld gestuit op een hard voorwerp. Op de klic en bij de eigenaar waren geen kabels of leidingen bekend, zodat de aard niet vastgesteld kon worden. Het is niet uitgesloten dat het aardewerk, natuursteen of botmateriaal betreft, op een niveau dat uit het neolithicum kan dateren. Interpretatie Waarschijnlijk betreft het zand onderin de boringen de oude strandwallen. Tijdens natte periodes is op de strandwal veen afgezet waarna er weer zand over heen gestoven is. Onder de bovenste opgebrachte lagen bevindt zich een zandlaag waarin brokken klei en humeuze vlekken zijn waargenomen wat kan duiden op menselijk handelen. De grote variatie dicht op elkaar per boring kan wijzen op een erosiegeul. Relatie tot de voorgenomen vergravingen Aangezien de aanlegdiepte van de fundering op 90 cm onder het maaiveld ligt, zal bij boring 3, 4 en 5 de zandlaag boven het veen deels afgegraven worden. Bij boring 1 en 2 ligt het veenpakket dichter tegen het oppervlak waardoor de afgravingsdiepte in het veen zal reiken. De oudere lagen, die naar verwachting uit de steentijd dateren, zijn afgedekt door het veenpakket en zullen door de heipalen worden geraakt. Deze 192 heipalen worden tot op 9 m diep de grond in geslagen, daarbij zal er ook een zware hei-installatie het terrein op moeten.

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 31 9. Conclusie en aanbeveling De onderzoekslocatie bevindt zich aan de Molenwerf buiten de historische kern van het dorp Uitgeest. In de omgeving zijn meerdere waarnemingen gedaan en er zijn meerdere grote opgravingen uitgevoerd die archeologische resten daterend van de prehistorie tot aan de moderne tijd opleverden. De bouwwerkzaamheden zullen de grond verstoren tot op een diepte van 0,9m onder het maaiveld. Daarnaast zullen 192 heipalen tot een diepte van 9 meter onder de grond worden aangebracht. Deze en de hei-instalatie zullen het slappe onderliggende bodemarchief bedreigen (veen) waardoor eventuele oude woon- en/of akkerlagen aangetast zullen worden. Bewoning en andere sporen van menselijke activiteit zoals gemeld mogelijk zijn vanaf de prehistorie, zullen worden verstoord door de voorgenomen werkzaamheden. Dit betreft vooral de sporen in de bovenste lagen. Hierin kunnen zich nog sporen bevinden vanaf de late ijzertijd tot en met de late middeleeuwen. Op een aanzienlijk dieper niveau, onder de veenlaag, werd bij een boring op iets hards gestuit, mogelijk aardwerk, natuursteen of botmateriaal. Hierdoor is het aannemelijk dat er op dit niveau inderdaad nog sporen aanwezig kunnen zijn die dateren van voor de veenvorming. een datering in het late Neolithicum is daarbij waarschijnlijk. Gelet op de diepte die vergraven wordt en het plan tot het slaan van 192 heipalen wordt allerleerst een proefsleuf aan te leggen tot de geplande vergravingsdiepte van 90 cm onder maaiveld. Hiermee kan worden bepaald of er inderdaad nog archeologische resten aanwezig zijn en wordt ook de geologische opbouw van het terrein duidelijk. Aanvullende boringen vanuit deze proefsleuf kunnen mogelijk de aard van de onder het veen liggende laag bepalen. Ook dient de mate van bedreiging van deze laag door de hei-installatie en de heipalen door de bevoegde overheid vastgesteld te worden. Na een waarderend proefsleuvenonderzoek zal worden besloten of er nog vervolgstappen nodig zijn. Aanbeveling Gelet op voorgenomen ontwikkeling, in combinatie met veronderstelde aanwezige vergravingen wordt een waarderend proefsleuvenonderzoek (conform KNA 3.3 protocol 4003) voorgesteld tot de vergravingsdiepte van 90 cm onder maaiveld en met een dekkingsgraad van 10% van het plangebied. Tijdens dit veldonderzoek kan met aanvullende boringen de diepere ondergrond bestudeerd worden. Daarna dient in een evaluatiefase vastgesteld worden of er nog verdere vervolgstappen nodig zijn. Aan de basis van het inventariserend veldonderzoek ligt een door de gemeente Uitgeest goedgekeurd programma van eisen (conform KNA 3.3 protocol 4001).

32 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 33 Literatuur Boer, G.H. de & C.M. Soonius & D. Bekius, 2008. Uitgeest, droge plek aan open water: archeologienota gemeente Uitgeest; deel I: Startnotitie archeologiebeleid; deel II: Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. RAAP-rapport 1636. Weesp. Dijkstra, J. 1992, De vroegmiddeleeuwse nederzetting Uitgeest-De Dog. Doctoraalscriptie IPP. (typescript) Dou, J.J., 1970, Kaartboek Uitwaterende sluizen in Kennemerland en West-Friesland 1745, (facsimilé-uitgave van de vijfde onveranderde druk sinds 1680, Isaac Tirion, 1745), Alphen aan de Rijn. Floore, P.M., J.de Koning en K.T. Salomons, 2014, Programma van eisen Uitgeest Benes (IVO-P), Hollandia, Zaandijk Groen, A., 1984, Noodopgraving op De witte hoofden. Het middeleeuws Benes ontdekt? In: Wh. 33. p. 67-74. Helderman, E.J., Een stenen strijd- of hamerbijl uit Uitgeest, 1972. in: Westerheem 21, p.239-244. Kloosterman, P., 2011. Archeologiebeleid, gemeente Uitgeest. RAAP-notitie 3694. Weesp. Koning, J. de, 1992, Het aardewerk van de vroegmiddeleeuwse nederzetting Uitgeest-De Dog. Doctoraalscriptie IPP. (typescript) Koning, J. de, (in voorb.), Terug naar Dorregeest... Offerplaats en nederzetting vanaf de late ijzertijd tot de late middeleeuwen. Hollandia-reeks 500, Zaandijk. Mulder, E.F.J. de; M.C. Geluk; I.L. Ritsema; W.E. Westerhoff & T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten. Müller, A.; G. van Bergeijk; E. Drenth, P.C. de Vos & R.M. van Heeringen, 2008. Akersloot-Klein Dorregeest. Een vindplaats van de Klokbekercultuur in de gemeente Castricum, provincie Noord-Holland. Amersfoort. Verduin, J.T. & K.T. Salomons, 2013. Archeologische opgraving Startingerweg Uitgeest, Gemeente Castricum. Hollandia reeks 450. Zaandijk. Vos, P.C., J. Bazelmans, H.J.T. Weerts en M.J. Van der Meulen (red.), 2011: Atlas van Nederland in het Holoceen, Amsterdam. Vos, P.C., R. A. van Eerden, & J. de Koning, 2010, Paleolandschap en archeologie van het PWN duingebied bij Castricum. Rapportage van een multidisciplinair onderzoeksprogramma uitgevoerd naar aanleiding van geologische en archeologische veldopnamen in acht bouwputten gelegen binnen het duinwaterwingebied van PWN bij Castricum. Deltares rapport, kenmerk 0912-0242, Utrecht. 122 pp.

34 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest Vos, P.C., J. de Koning & Rob van Eerden, in voorb.: Landscape history of the Oer-IJ tidal system, Noord-Holland (The Netherlands). Websites www.uitgeest.nl/bezoek-uitgeest/historie http://www.noord-hollandsarchief.nl/geschiedenis/geschiedenis-uitgeest/78/363/ www.watwaswaar.nl

Bijlagen

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 37 Bijlage 1: Archeologische perioden Nieuwe tijd Nieuwe tijd Nieuwe tijd Late-Middeleeuwen Late-Middeleeuwen Vroege-Middeleeuwen Laat-Romeinse tijd B 350-450 A 270-350 Miden-Romeinse tijd Vroeg-Romeinse tijd Late-IJzertijd Midden-IJzertijd Vroege-IJzertijd Late-Bronstijd Midden-Bronstijd B 1.500-1.100 Vroege-Bronstijd C 1.850-heden B 1.650-1.850 A 1.500-1.650 B 1.250-1.500 A 1.050-1.250 D 900-1.050 C 725-900 B 525-725 A 450-525 B 150-270 A 70-150 B 25-70 A 12-25 12 na Chr.- 250 v. Chr. 500-250 800-500 1.100-800 A 1.800-1.500 2.000-1.800 BRONSTIJD IJZERTIJD ROMEINSE TIJD MIDDELEEUWEN NIEUWE TIJD Laat-Neolithicum B 2.450-2.000 A 2.850-2.450 Midden-Neolithicum B 3.400-2.850 A 4.200-3.400 Vroeg-Neolithicum B 4.900-4.200 A 5.300-4.900 Laat-Mesolithicum 6.450-4.900 Midden-Mesolithicum Vroeg-Mesolithicum 7.100-6.450 8.800-7.100 Laat-Paleolithicum B 18.000-8.800 A 35.000-18.000 Midden-Paleolithicum Vroeg-Paleolithicum 300.000-35.000-300.000 PALEOLITHICUM MESOLITHICUM NEOLITHICUM

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 39 Bijlage 2: Archeologische stappenplan In het stappenplan archeologie wordt aangegeven welk traject bij planvorming bewandeld moet worden als het gaat om het inpassen van archeologische waarden en verwachtingen. Het is van groot belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen en wel voordat men aanvangt met de globale invulling van een plangebied. Het stappenplan gaat uit van een brede inventarisatie van wat er bekend is over de archeologische waarden. Op basis daarvan wordt zeer gericht ingezoomd op voor het plan(gebied) relevante archeologische informatie. Na iedere stap wordt beredeneerd gekozen voor meer diepgaand onderzoek op specifieke plekken, zodat uiteindelijk voldoende bekend is over aanwezige vindplaatsen om gemotiveerde afweging in het ruimtelijke-ordeningsproces te kunnen maken. I. Bureauonderzoek Het doel van bureauonderzoek is het verwerven van informatie - aan de hand van bestaande bronnen - over bekende of verwachte archeologische waarden binnen of relevant voor het plangebied. Daarnaast moet het bureauonderzoek inzicht bieden in eventueel benodigd inventariserend onderzoek (stap II, zie onder). Een bureauonderzoek bestaat uit een archiefen literatuuronderzoek van archeologische en bodemkundige gegevens die bij RCE, provincie, gemeente en/of andere instanties (b.v. universiteiten, musea) bekend zijn over het betreffende gebied. Het Bureauonderzoek dient de volgende aspecten te behandelen: * aangeven wat de aanleiding is voor het bureauonderzoek en om welk gebied het gaat. Dit in verband met het bepalen van het onderzoekskader; * beschrijven van het huidige gebruik van de locatie op basis van beschikbare relevante gegevens; * beschrijven van het historische grondgebruik of de historische ontwikkeling van het gebied op basis van geofysische, fysische en historisch geografische gegevens o een korte impressie over de onstaansgeschiedenis van het landschap o een impressie van de bewoningsgeschiedenis; * beschrijven bekende archeologische waarden o archeologisch waardevolle terreinen zoals deze zijn opgenomen in het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de RCE. Dezelfde terreinen zijn tevens opgenomen op de Archeologische Monumentenkaarten (AMK) van de provincies. Archeologisch waardevolle terreinen genieten wettelijke bescherming (ex artikel 3 en 6 van de Monumentenwet) of dienen een planologische escherming te krijgen binnen het bestemmingsplan; o archeologische vindplaatsen zoals deze in het Centraal Archeologisch Archief (CAA) van de RCE aanwezig zijn. Clustering van vindplaatsen kan wijzen op de aanwezigheid van bewonings-sporen uit het verleden; * beschrijven van de archeologische verwachtingen en opstellen van een gespecificeerd en onderbouwd verwachtingsmodel van de verwachte archeologische waarden: o aan de hand van de door de RCE ontwikkelde Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde of trefkans komen in ieder geval voor een nader archeologisch

40 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest onderzoek in aanmerking; o aan de hand van een meer gedetailleerde provinciale c.q. gemeentelijke verwachtingskaart; * rapportage met daarin advisering ten behoeve van het vervolgtraject gerelateerd aan de verschillende stadia van het planvormingsproces. II. Inventariserend veldonderzoek (IVO) Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het zeer gericht aanvullen en toetsen van de uitkomsten van het bureauonderzoek. Stapsgewijs wordt bekeken óf er archeologische waarden aanwezig zijn en zo ja, wat dan de aard, karakter, omvang, datering, gaafheid, conservering en relatieve kwaliteit is. Ten behoeve van een IVO dient een Programma van Eisen (PvE) opgesteld te worden. In principe wordt het IVO uitgevoerd op basis van een Plan van Aanpak (PvA). Het onderzoek kan bestaan uit de volgende methoden: * non-destructieve methoden: geofysische methoden ; * weinig destructieve methoden: oppervlaktekartering, booronderzoek, sondering (putjes van maximaal een vierkante meter); * destructieve methoden: proefsleuven. Welke methoden (kunnen) worden ingezet hangt af van de locatie en vraagstelling. De onderbouwing voor de in te zetten methoden is in het bureauonderzoek gegeven. Een inventariserend veldonderzoek moet leiden tot een waardering en een archeologisch inhoudelijk selectieadvies. Nadere toelichting onderzoeksmethoden: 1 en 2: Bij non-destructieve methoden moet men denken aan elektrische, magnetische en elektromagnetische methoden, eventueel in combinatie met remote sensing technieken. Bij weinig destructieve methoden gaat het om oppervlaktekartering en booronderzoek. Dit houdt in dat het plangebied wordt gekarteerd door middel van het belopen van akkers en weilanden, waarbij gezocht wordt naar aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Daarnaast wordt door middel van boringen onderzocht hoe het staat met de bodemopbouw, en of er archeologische lagen of indicatoren te onderscheiden zijn. De aangetroffen vindplaatsen kunnen vervolgens nader bekeken worden met een meer diepgaand booronderzoek. Dit levert nadere informatie over de omvang en waardering op. Soms is het nodig om in dit stadium proefputjes te graven. Een proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd indien uit de minder destructieve onderzoeksmethoden is gebleken dat er in een plangebied waardevolle archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Door middel van het graven van een aantal proefsleuven kunnen de exacte begrenzing, de datering en de graad van conservering van een vindplaats worden onderzocht. Uit het proefsleuvenonderzoek moet blijken of een vindplaats behoudenswaardig of zelfs beschermenswaardig is. Is dit het geval, dan zal bekeken moeten worden of de vindplaats ingepast kan worden in het plan. Het rijks- en ook het provinciaal archeologiebeleid gaat in eerste instantie uit van behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke in de bodem).

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 41 Eventueel: III. Opgraven ofwel archeologisch vervolgonderzoek Indien het niet mogelijk is een behoudenswaardige of beschermenswaardige vindplaats in situ te bewaren, zal het hier aanwezige bodemarchief voor het nageslacht bewaard dienen te worden door middel van een vlakdekkend onderzoek. Alleen dan is deze stap (stap III) noodzakelijk. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)

42 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 43 Bijlage 3: Boorstaten en raaiprofiel Boring 1 RD-coördinaten: 109732/505006 mv (cm) NAP(m) 0 0,46 50-0,04 100-0,54 6 baksteen 21 Zand, zwak siltig, lichtbruin, opgebracht 66 Klei, sterk zandig, sterk grindig, donkergrijs/bruin, opgebracht, piepschuim 79 Veen, matig kleiig, grijs/bruin, met humusvlekken, licht grijs gevlekt, grondwater op 79 150-1,04 140 Veen, zeer fijn, matig kleiig, lichtgrijs, zwak schelphoudend Veen, sterk kleiig, bruin 200-1,54 200 Boring 2 RD-coördinaten: 109745/505003 mv (cm) NAP(m) 0 0,36 12 stelcon platen 17 50-0,14 100-0,64 47 82 Zand, zwak siltig, lichtbruin, opgebracht Klei, sterk zandig, grijs/bruin, weinig houtresten, zwak baksteenhoudend, met humusvlekken, licht grijs gevlekt Zand, matig siltig, lichtgrijs, zwak schelphoudend, met kleibrokken, grondwater op 52, donker grijs gevlekt Veen, sterk kleiig, bruin, stuik op iets hards onder veen. 150-1,14 168 Boring 3 RD-coördinaten: 109753/505001 mv (cm) NAP(m) 0 0,28 50-0,22 12 stelcon platen 26 Zand, zwak siltig, lichtbruin, opgebracht 52 Klei, sterk zandig, donkergrijs/bruin 100-0,72 95 Zand, matig siltig, grijs/bruin, met kleibrokken, grondwater op 76, licht grijs gevlekt, humusvlekken 130 Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs, zwak schelphoudend 150-1,22 200-1,72 150 165 180 200 Veen, sterk kleiig, bruin Veen, sterk kleiig, bruin/grijs, riet Zand, matig siltig, zwak humeus, bruin/grijs Zand, sterk siltig, lichtgrijs, zwak schelphoudend

44 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest Boring 4 RD-coördinaten: 109751/505015 mv (cm) NAP(m) 0 0,37 50-0,13 100-0,63 150-1,13 12 stelcon platen 28 Zand, zwak siltig, lichtbruin, opgebracht Klei, sterk zandig, donkergrijs/bruin 89 99 Zand, matig siltig, lichtgrijs, met humusvlekken, grondwater op 82, donker bruin gevlekt 106 112 Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruin/grijs, grijsbruin gevlekt 142 152 Zand, matig siltig, grijs, zwak schelphoudend, donker grijs gevlekt 200-1,63 Zand, matig siltig, grijs, zwak schelphoudend Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, grijs/bruin, zwak schelphoudend 250-2,13 260 Veen, sterk kleiig, bruin Boring 5 RD-coördinaten: 109750/505025 mv (cm) NAP(m) 0 0,45 50-0,05 100-0,55 150-1,05 12 stelcon platen 22 Zand, zwak siltig, lichtbruin, opgebracht Klei, sterk zandig, sterk grindig, donkergrijs/bruin, opgebracht, beton en asfalt inclusies 86 Zand, matig siltig, grijs/bruin, met kleibrokken, grondwater op 76, licht grijs gevlekt, humusvlekken 120 130 Zand, matig siltig, lichtgrijs, donker grijs gevlekt 142 145 150 155 160 Veen, sterk kleiig, bruin 200-1,55 190 Klei, matig siltig, bruin, grijs bruin gevlekt Zand, sterk siltig, lichtgrijs Klei, zwak siltig, grijs Veen, sterk kleiig, bruin Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijs/bruin

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 45 Raaiprofiel 1. Links het westen. Duidelijk wordt het aflopende verloop van de dieper liggende veenlaag in het oosten. Boringen 1 en 2 worden gekenmerkt door een dikke depositie van veen. In boring 3 komt ook de strandwal onder het veen, die hier veel dunner is, in zicht.

46 Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest Raaiprofiel 2. Het noorden is rechts. In boring 3 en 5 is de strandwal aangeboord afgedekt met een relatief dunne laag veen. Boring 4 doet vermoeden dat een geul of depressie in de strandwal opgevuld is geraakt met veen

Bureauonderzoek met aanvullend booronderzoek Molenwerf 5 te Uitgeest 47