Een onderzoek naar de proportionaliteit van het gebruikte geweld door politieambtenaren



Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 17 september 2007 Rapportnummer: 2007/196

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Een onderzoek naar een aanhouding door ambtenaren van de regionale politie eenheid Den Haag

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland.

Een onderzoek naar het vorderen van een identiteitsbewijs door de politie.

Rapport. Rapport over een klacht over de voormalige korpsbeheerder van het voormalige regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Rapport. 2014/108 de Nationale ombudsman 1/6

Rapport. Datum: 22 juni 2006 Rapportnummer: 2006/222

Rapport. Rapport over een klacht over de politie eenheid Rotterdam. Datum: 23 maart 2015 Rapportnummer: 2015/064

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland uit Amsterdam. Datum: 14 juni 2012

Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Publicatiedatum 9 september 2014 Rapportnummer 2014/098

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord-Nederland. Datum: 28 juli 2014

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 19 juli Rapportnummer: 2012/117

Een onderzoek naar het verstrekken van informatie en de wijze van klachtbehandeling door de politie Oost-Nederland.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Zeeland West- Brabant. Datum: 10 april Rapportnummer: 2014/036

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/018

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie Oost-Nederland. Datum: 8 november Rapportnummer: 2013/167

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Verstoord contact. Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Nederland.

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/219

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Groningen, thans regionale eenheid Noord-Nederland. Datum: 13 juni 2013

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Een onderzoek naar het gebruik van een bodycam/pda door een BOA van de gemeente Maastricht.

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Rapport van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 30 maart 2015 Rapportnummer: 2015/074

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van de politie Midden- en West Brabant, thans regionale eenheid Zeeland- West Brabant.

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van de regionale politie Hollands Midden, thans de politiechef van de regionale eenheid Den Haag

Rapport. Datum: Rapportnummer:

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober Rapportnummer: 2014 / /139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale eenheid Amsterdam. Datum: 30 december Rapportnummer: 2013/218

Politie pesten resulteert in aanhouding met geweld. Een onderzoek naar een aanhouding door de politie waarbij geweld is gebruikt.

Beoordeling. h2>klacht

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Amsterdam. Datum: 03 april Rapportnummer: 2014/033

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie- eenheid Den Haag. Datum: 4 februari Rapportnummer: 2014/008

Rapport. Datum: 25 januari 2011 Rapportnummer: 2011/020

Klacht Verzoeker klaagt over een gedraging van de gemeente Zwolle, toezicht en handhaving.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een gedraging van Bureau Jeugdzorg uit Rotterdam. Datum: 26 juli Rapportnummer: 2011/214

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Zuid-Holland-Zuid. Datum: 9 juni Rapportnummer: 2011/0171

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Kennemerland. Datum: 25 april Rapportnummer: 2012/068

Een onderzoek naar het uitbetalen van een schadevergoeding door het Openbaar Ministerie te Den Haag.

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale eenheid Noord-Nederland. Datum: 25 november Rapportnummer: 2013/179

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Geachte heer XXXXX, Datum 12 mei 2017 Ons nummer en Uw brief 19 december 2016 Uw kenmerk. Bijlagen. Behandelend medewerker

Rapport AANLEIDING. Datum 11 maart 2019 Rapportnummer 2019/015

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond. Datum: Rapportnummer: 2011/234

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 2 februari Rapportnummer: 2012/014

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222

Rapport. "Inval met een luchtje?" Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam te Rotterdam. Datum: 28 juni 2013

Rapport. Datum: 6 juni Rapportnummer: 2013/064

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/139

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/207

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 23 december 2015 Rapportnummer: 2015/175

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/046

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Een onderzoek naar de mogelijkheden van de politie om het maken van beeldopnamen door burgers van slachtoffers te beletten.

Een onderzoek naar (het gebruik van geluidsopnamen in) de klachtbehandeling door de regionale eenheid van politie Oost-Nederland.

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 15 oktober Rapportnummer: 2012/169

Een onderzoek naar een inval door de regionale politie eenheid Amsterdam in een woning wegens vermeende hennepteelt

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 15 februari 2002 Rapportnummer: 2002/049

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 6 juli Rapportnummer: 2011/203

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Rapport. Rapport over een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 17 november 2015 Rapportnummer: 2015/162

Rapport. Datum: 7 november 2001 Rapportnummer: 2001/349

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/101

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen.

Rapport. Datum: 24 februari Rapportnummer: 2011/063

Rapport. Datum: 25 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/413

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 12 mei Rapportnummer: 2011/143

De politie stuurde deze registratieset toe aan de Stichting Processen-Verbaal.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Zeeland-West-Brabant. Datum: 7 juli Rapportnummer: 2014/071

Rapport Datum: 15 september 2011 Rapportnummer: 2011/270

Rapport. Datum: 27 april 2006 Rapportnummer: 2006/162

Rapport. Datum: 24 maart 2005 Rapportnummer: 2005/086

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Noord-Nederland. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/055

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Zeeland-West-Brabant. Datum: 15 mei 2014

Rapport. Rapport over een klacht over de politie, Landelijke Eenheid, voorheen het Korps Landelijke Politiediensten. Datum: 30 december 2013

Transcriptie:

Rapport Aanhouding met geweld Een onderzoek naar de proportionaliteit van het gebruikte geweld door politieambtenaren Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de politiechef van de regionale eenheid Den Haag te Den Haag gegrond. Datum: 23 december 2015 Rapportnummer: 2015/176

2 KADER Effecten van gebruik pepperspray In het kader van het Project Invoering Pepperspray heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken in juli 2000 een brochure uitgegeven waarin algemene voorlichting wordt gegeven over het gebruik van pepperspray. Over de effect van pepperspray wordt aangegeven dat pepperspray een acute ontstekingsreactie veroorzaakt met als onmiddellijk resultaat het onvermijdelijk sluiten van de ogen, kortademigheid en verlies van controle over de lichaamsmotoriek. De politie is verantwoordelijk voor de nazorg. In de dienstwagen moet een towelette (vochtig doekje wat de pepperspray van de huid af haalt) aanwezig zijn en een bus verkoelende vloeistof voor het direct spoelen van de ogen. Op het politiebureau kan de verdacht voor het uitgebreider spoelen van de ogen de speciaal daarvoor aangebrachte oogdouche gebruiken. Spoelen met water blijkt het beste middel tegen pepperspray te zijn. De agent moet er op letten dat de aangehoudene voldoende frisse lucht kan inademen en niet wordt belemmerd in de ademhaling. Een deskundige op het gebied van het gebruik van pepperspray geeft in deze brochure aan: "Als je iemand in een arm of been schiet kan die persoon in de meeste gevallen nog steeds functioneren. Door gericht in de ogen te spuiten met pepperspray, maak je direct een einde aan het agressieve gedrag. Je hebt de gelegenheid iemand onder controle te brengen, want na een wolkje pepperspray verliest de ander direct de wil om nog verzet te plegen." Een politieambtenaar die in het kader van de training zelf heeft ondervonden wat de gevolgen zijn beschrijft: "Je raakt de eerste keer echt in paniek en het is goed te leren hoe je kunt reageren." En even verderop: "Je ziet niets meer, je ogen tranen hevig en willen niet meer open, je huid brandt..door het zelf een keer mee te maken kan je je beter voorbereiden op het voorkomen van paniek." AANLEIDING Op het Calandplein in Den Haag was in de avond van 11 maart 2011 een verkeersongeval gebeurd. De bij deze klacht betrokken politieambtenaren waren bezig om het verkeer om te leiden. Verzoeker kwam in zijn auto aanrijden, zag dat hij niet verder kon rijden en stond vervolgens stil op de kruising. De politieambtenaren hebben aan hem aangegeven dat het niet mogelijk was om linksaf de Waldorpstraat in te rijden maar dat hij rechtsaf diende te slaan. De lezingen over wat er is gebeurd lopen verder uiteen. Verzoeker verklaart dat hem nooit duidelijk is gemaakt door de politieambtenaren wat nu precies de bedoeling was. De betrokken politieambtenaren verklaren dat verzoeker de door hun aangegeven aanwijzingen niet opvolgde. De situatie is daarop snel geëscaleerd. Het resultaat was dat

3 verzoeker in zijn auto pepperspray in zijn gezicht gespoten heeft gekregen, met geweld uit zijn auto is getrokken en geboeid is overgebracht naar het politiebureau. Er zijn vervolgens drie strafbeschikkingen door de politie opgemaakt. Eén wegens het niet opvolgen van een aanwijzing van een opsporingsambtenaar (186,-), een tweede voor het niet voldoen aan het ter inzage aanbieden van een identiteitsbewijs (70,-) en ten derde wegens het plegen van verzet tijdens de aanhouding (290,-). Het totale bedrag kwam daarmee op 546 euro. Verzoeker diende kort hierna een klacht in bij de politie waarin hij klaagde over het optreden van de politieambtenaren. De behandeling van deze klacht werd door de politie opgeschort omdat er nog een strafrechtelijke vervolging liep van verzoeker waarbij de strafrechter zich nog uit zou kunnen laten over het optreden van de politieambtenaren. Nadat het gerechtshof Den Haag verzoeker in 2013 heeft vrijgesproken van het plegen van verzet heeft de politie zijn klacht in behandeling genomen. Verzoeker is het niet eens met het oordeel van de politiechef over zijn klacht en dient een klacht in bij de Nationale ombudsman. Hij klaagt er over dat het tegen hem gebruikte geweld onnodig en buiten proportioneel is geweest. Zijn klacht over het gebruik van de pepperspray is in de klachtenprocedure bij de politie al gegrond verklaard. De Nationale ombudsman sluit zich aan bij het oordeel van de politiechef Dan Haag en zal dit klachtonderdeel daarom niet nogmaals afzonderlijk beoordelen. BEVINDINGEN Visie verzoeker Verzoeker geeft aan dat hij die avond aan kwam rijden en zag dat er een ongeluk was gebeurd. Het stoplicht was op groen maar hij heeft, terwijl hij daardoor noodgedwongen midden op de weg stond, voorrang gegeven aan de takelwagen die aan kwam rijden om de auto's weg te slepen. Vervolgens wilde hij linksaf de Waldorpstraat inrijden. Op dat moment kwam er een politieambtenaar om het verkeer te regelen. Door het geopende raam heeft verzoeker aan de betrokken politieambtenaar A. gevraagd of hij linksaf kon slaan. Deze antwoordde dat hij stil moest blijven staan. Na enkele minuten vroeg verzoeker nogmaals of hij door kon rijden, omdat hij zich niet prettig voelde met zijn positie midden op het kruispunt. De politieambtenaar A. antwoordde hem, op volgens verzoeker agressieve wijze, dat hij moest luisteren of anders mee naar het bureau zou gaan. Politieambtenaar B. die eveneens het verkeer aan het regelen was hoorde de agressieve toon van zijn collega en kwam er direct bijstaan. Op het moment dat verzoeker vroeg waarom hij mee naar het bureau zou moeten escaleerde de situatie. Politieambtenaar A. probeerde hem uit de auto te trekken, hetgeen niet lukte omdat hij zijn gordel nog om had. Terwijl verzoeker probeerde zijn gordel los te maken hoorde hij politieambtenaar B. 'klootzak' en 'pepperspray' roepen

4 maar verzoeker begreep niet wat de bedoeling was. Op dat moment werd de pepperspray al in zijn gezicht gespoten. Verzoeker is daarop uitgestapt. Hij geeft aan dat de agenten hem vervolgens ieder in een andere richting trokken. Hij hoorde dat hij was aangehouden en dat hij op de grond moest gaan liggen. Hij moest zijn armen naar achter brengen zodat ze de handboeien aan konden leggen, maar dat kon hij niet omdat de andere politieambtenaar met zijn knie op zijn pols duwde. Gevraagd naar zijn rijbewijs gaf verzoeker aan dat die in zijn broekzak zat. Toen hij zijn been verschoof zodat ze het eruit konden pakken werd er een knie in zijn nek gezet. Verzoeker heeft meerdere keren gevraagd of de betrokken ambtenaren zijn ogen wilde spoelen met water omdat hij erg veel last had van de pepperspray. Daarbij heeft hij tevens aangegeven dat hij nog water in zijn auto had. Pas bij aankomst op het politiebureau zijn de ogen van verzoeker gespoeld. Verzoeker heeft door het gebruikte geweld tijdens zijn aanhouding een blauw oog opgelopen en littekens op beide polsen die nog lange tijd zichtbaar waren. De huisarts constateerde dat ook een zenuw in de rechterduim van verzoeker door de handboeien afgekneld is geweest waardoor hij tijdelijk geen gevoel meer had in die duim. Verzoeker geeft aan dat hij zich nooit heeft willen verzetten maar dat hij, toen hij uiteindelijk uit de auto kon komen, als gevolg van de toediening van de pepperspray gedesoriënteerd was. Ook trokken beide agenten hem ieder in een andere richting. Het was hem volstrekt onduidelijk wat de politieambtenaren nu van hem verwachtten en wat hij nu precies fout had gedaan. Verzoeker diende een klacht in over de wijze waarop hij was aangehouden en diende bezwaar in tegen de strafbeschikkingen die hem waren opgelegd. Interne klachtbehandeling politie Gedurende het onderzoek van de politie in het kader van de interne klachtbehandeling leggen de betrokken politieambtenaren verklaringen af met betrekking tot het gebeuren. Politieambtenaar A. verklaart dat hij het verkeer aan het regelen was omdat er een ongeluk was gebeurd op het Calandplein. Het verkeer komende vanuit de richting Vaillantlaan moest op de kruising van de Calandstraat en de Waldorpstraat rechtsaf slaan. Het verkeer kon niet rechtdoor of linksaf slaan. Op het moment dat verzoeker aan kwam rijden heeft politieambtenaar A. hem de aanwijzing gegeven dat hij rechtsaf moest slaan, de Waldorpstraat op. Verzoeker wilde linksaf slaan maar dat was niet mogelijk. Nadat A. verzoeker nogmaals een aanwijzing heeft gegeven heeft hij hem aangesproken en uitgelegd wat er van hem verwacht werd. Verzoeker luisterde echter niet en bleef halsstarrig volhouden dat hij linksaf wilde slaan. Omdat verzoeker niet luisterde en de aanwijzingen van de politie niet opvolgde heeft politieambtenaar A. zijn rijbewijs ter inzage gevorderd. Politieambtenaar B. die ook het verkeer aan het regelen was is er bij gekomen en heeft verzoeker ook aangesproken en hem medegedeeld dat hij de aanwijzingen op moest volgen. Hij heeft ook gewaarschuwd dat het negeren van de aanwijzingen een hoge boete op zou leveren. Verzoeker zou daarop geantwoord hebben dat hij die dan wel wilde betalen.

5 Toen verzoeker weigerde zijn rijbewijs of een ander identiteitsbewijs te laten zien is hij nogmaals gewaarschuwd en is hem medegedeeld dat hij was aangehouden. Zij hebben de bestuurdersportier geopend en politieambtenaar B. heeft hem bij zijn linkerarm gepakt om hem uit de auto te halen. Verzoeker heeft zich daarop een aantal keer losgetrokken. Politieambtenaar B. heeft daarop gewaarschuwd dat hij pepperspray zou gebruiken. Toen verzoeker daar niet op reageerde is de pepperspray in zijn gezicht gespoten. Politieambtenaar B. verklaart dat de motor van de auto nog draaide en dat hij bang was dat verzoeker weg zou rijden. De politieambtenaren hebben verzoeker vervolgens uit de auto getrokken waarop verzoeker op de grond viel. Verzoeker bleef zich echter verzetten en probeerde zich los te rukken. Met behulp van meerdere collega's is het gelukt om verzoeker onder controle te krijgen en de handboeien aan te leggen. Hij is overgebracht naar het politiebureau waar onmiddellijk zijn ogen verzorgd zijn. De verklaring van politieambtenaar A. is op enige punten wat afwijkend: "( )Klager had de motor van zijn auto uitgezet en wilde verder helemaal niets. We hadden de indruk dat hij aanstalten maakte om toch weer weg te rijden. We hebben besloten om hem aan te houden. Dat is hem verteld of hem toegeroepen. Omdat hij niet uitstapte heeft collega B. het portier van de auto geopend en heeft hij klager gepepperd. Gezamenlijk hebben wij klager uit de auto getrokken en conform de duoprocedure op de grond afgeboeid ( )". Direct na het gebeuren zijn er geweldsrapportages opgemaakt door de betrokken politieambtenaren. In de geweldsrapportage van verbalisant B. valt te lezen: "Na het pepperen heeft de ambtenaar de verdachte beetgepakt en op de grond onder controle gebracht. Hierbij bleef de verdachte zich verzetten en heeft de betrokken ambtenaar de verdachte 1 por in de zij van de verdachte gegeven." Politieambtenaar C. verklaart in haar geweldsrapportage dat zij bezig was met het behandelen van de aanrijding, toen zij er door een burger op gewezen werd dat haar collega in de problemen zat. Onmiddellijk is zij daar naar toe gerend en zag zij dat een man half op de grond zat en politieambtenaren A. en B. hem probeerde onder controle te krijgen. Zij zag dat de verdachte zich bleef verzetten. Hierop heeft zij een nekklem aangelegd om de verdachte onder controle te krijgen. Visie politiechef De politiechef is van oordeel dat de klacht over het gebruik van de pepperspray gegrond is. Het gebruik van pepperspray was niet geoorloofd en er is onvoldoende nazorg verleend aan verzoeker. De klacht over het verder gebruikte geweld acht hij niet gegrond. De betrokken politieambtenaren hebben gesteld dat verzoeker niet mee werkte aan zijn aanhouding en zich losrukte. Gezien het verzet van verzoeker tegen zijn aanhouding was het noodzakelijk verzoeker uit de auto te trekken en onder controle te brengen. In zijn advies aan de politiechef geeft de klachtencommissie aan dat zij in dit geval meer waarde hecht aan de verklaringen van de betrokken politieambtenaren dan de verklaring van verzoeker. De politiechef volgt het oordeel van de klachtencommissie dat het gebruikte geweld in verhouding tot het doel, de aanhouding van klager, niet disproportioneel was.

6 In reactie op vragen van tijdens het onderzoek antwoordt de politiechef dat het feit dat het Gerechtshof verzoeker heeft vrijgesproken van verzet niet leidt tot het oordeel dat er dan ook geen geweld gebruikt had mogen worden bij de aanhouding. De klachtencommissie stelt zelfstandig feiten vast binnen een bestuursrechtelijk kader. In dat kader geldt de vrije bewijsleer waar het de vaststelling van feiten betreft. Dit is een wezenlijk ander kader dan het strafrechtelijk beoordelingskader. In de strafrechtelijke procedure dient het Openbaar Ministerie het wettig en overtuigend bewijs te leveren. In de genoemde strafrechtelijke procedure is het Openbaar Ministerie daar kennelijk niet in geslaagd. Tevens heeft de politiechef gevraagd of het feit dat verzoeker hoogstwaarschijnlijk in een min of meer weerloze toestand was geraakt als gevolg van het gebruik van de pepperspray heeft meegewogen in zijn beoordeling van het gebruikte geweld. De politiechef geeft hierover aan dat het de klachtencommissie niet is gebleken dat verzoeker in een weerloze toestand is geraakt door het gebruik van de pepperspray. De commissie achtte het aannemelijk dat verdere ambtsverrichtingen met daarbij passende geweldshantering noodzakelijk waren om de aanhouding van klager af te ronden. Intrekking strafbeschikking De officier van justitie deelt verzoeker op 2 april 2012 mee dat er naar hun oordeel onvoldoende wettig bewijs is dat verzoeker niet heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. Hij wordt daarvoor dan ook niet meer vervolgd en de strafbeschikking wordt ingetrokken. Uitspraak gerechtshof Den Haag Aan verzoeker was ten laste gelegd dat hij zich verzet had tijdens de aanhouding. Het hof oordeelde dat dit niet bewezen kon worden. Het hof neemt in zijn overwegingen mee dat verzoeker aangeeft over het gebeurde dat hij, nadat hem was meegedeeld dat hij werd aangehouden, weliswaar een beweging heeft gemaakt van de verbalisant af, maar dat hij dit deed om zijn autogordel los te maken. Hij heeft stellig ontkend zich tegen zijn aanhouding te hebben willen verzetten, ook niet buiten de auto. Buiten de auto zouden de agenten niet goed hebben samengewerkt, waardoor de één hem naar rechts en de ander hem naar links trok. Hij probeerde op de grond te gaan liggen, waarbij hij in reactie op de vraag van één van de agenten waar zijn rijbewijs was, zijn linkerbeen verschoof zodat de andere agent dit uit zijn broekzak kon halen. Het hof is van oordeel dat deze alternatieve lezing niet als ongeloofwaardig of niet aannemelijk terzijde kan worden gesteld en spreekt verzoeker daarom vrij van het plegen van verzet. BEOORDELING Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten van burgers worden gerespecteerd. Het recht op onaantastbaarheid van het lichaam is een

7 grondrecht dat door de Grondwet en internationale verdragen wordt beschermd. Het gebruik van geweld tegen personen betekent een inbreuk op dit grondrecht. Een politieambtenaar die in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening is, is echter bevoegd geweld te gebruiken wanneer dit noodzakelijk is en een minder ingrijpend middel niet voor handen is. Rechtmatige uitoefening Ten eerste is het van belang dat de aanhouding van verzoeker rechtmatig was. Alleen bij een rechtmatige aanhouding is het gebruik van geweld toegestaan. De grondslag voor de aanhouding was het weigeren van verzoeker tot het ter inzage aanbieden van een identiteitsbewijs en het niet opvolgen van een aanwijzing van een opsporingsambtenaar. De Nationale ombudsman komt op basis van de hem beschikbare informatie niet tot het oordeel dat de aanhouding onrechtmatig was. Of er nu sprake was van een communicatiestoornis tussen verzoeker en de betrokken politieambtenaren of dat er sprake was van onwil bij verzoeker, feit blijft wel dat hij niet direct in de richting is gereden die hem gewezen werd. Ook met betrekking tot het niet tonen van een identiteitsbewijs komt de Nationale ombudsman niet tot de conclusie dat er een onvoldoende vermoeden van schuld was ten tijde van de aanhouding. Dat de officier van justitie heeft besloten om verzoeker niet te vervolgen voor de weigering tot inzage van het identiteitsbewijs omdat er zijns inziens onvoldoende wettig bewijs was voor deze verdenking brengt immers niet zonder meer met zich mee dat de politieambtenaren ten tijde van de aanhouding niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren. Een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit kan immers ook hebben bestaan als bij nader onderzoek mocht blijken dat iemand het feit waarvan hij is verdacht niet heeft begaan. Uitspraak Gerechtshof Voor de beoordeling van de klacht van verzoeker is verder van belang dat de Nationale ombudsman op grond van de Algemene wet bestuursrecht verplicht is de gronden van het oordeel van de rechter in acht te nemen. Verzoeker is in hoger beroep door het Gerechtshof vrijgesproken van het plegen van verzet tegen zijn aanhouding. Het hof overweegt hierover dat het verhaal van verzoeker over wat er precies is gebeurd niet als ongeloofwaardig of niet aannemelijk terzijde kan worden gesteld. Dit staat er echter niet aan in de weg dat deze klacht in onderzoek neemt om tot een oordeel te komen over het gebruikte geweld. Het is immers de taak van de Nationale ombudsman om een oordeel te geven over het handelen van de politie aan de hand van de norm van behoorlijkheid. Het gebruik van de pepperspray De klacht over het gebruik van de pepperspray is door de politiechef reeds in de interne klachtenprocedure gegrond verklaard. De Nationale ombudsman stemt in met het oordeel van de politiechef dat het gebruik van pepperspray tegen verzoeker niet geoorloofd was en dat er onvoldoende nazorg werd verleend.

8 Proportionaliteit gebruikte geweld Met betrekking tot het aanhoudende verzet dat verzoeker zou hebben gepleegd nadat hij uit zijn auto was getrokken acht het van belang om aandacht te hebben voor de in het voorafgaande kader beschreven effecten van pepperspray. De Nationale ombudsman is van oordeel dat deze effecten mee moeten wegen in de beslissing tot verder gebruik van geweld. Met betrekking tot het gebruik van geweld nadat verzoeker met de pepperspray in zijn gezicht gespoten was komt de Nationale ombudsman dan ook tot de conclusie dat het optreden door de opsporingsambtenaren niet in verhouding stond tot het doel van het aanhouden van verzoeker. Met andere woorden het gebruikte geweld was niet proportioneel. Uit de opgemaakte geweldsrapportages en de verklaringen van de betrokken ambtenaren blijkt dat verzoeker uit de auto is getrokken nadat de pepperspray in zijn gezicht gespoten was. De betrokken ambtenaren waren bang dat hij alsnog weg zou rijden. Verzoeker gaf echter aan dat hij op dat moment niets meer kon zien door de pepperspray. Vervolgens geven de betrokken politieambtenaren aan dat verzoeker zich bleef verzetten terwijl hij op de grond lag. Een andere politieambtenaar, die ten tijde van het voorval bezig was met de aanrijding te behandelen, heeft ook nog geholpen bij de aanhouding van verzoeker. Zij kwam halverwege de aanhouding aanrennen, zag dat een man half op de grond zat en dat de collega's A. en B. hem probeerde onder controle te krijgen. Hierop heeft zij een nekklem aangelegd bij verzoeker. De Nationale ombudsman acht het aannemelijk dat verzoeker dit optreden van de politie niet aan heeft zien komen. Ook omdat het gebruik van pepperspray in dit soort situaties absoluut niet is toegestaan. Het onverwachte gewelddadige optreden van de politie, in samenhang bezien met de beschreven effecten van pepperspray en de verklaringen van verzoeker duiden meer op een beeld van een man met pijn en in paniek. Het is de verantwoordelijkheid van de politie om na het gebruik van pepperspray op een juiste wijze met een verdachte om te gaan. Terwijl de klacht over het ontbreken van de juiste nazorg door de politiechef gegrond is verklaard, valt naar het oordeel van de Nationale ombudsman ook het op gepaste wijze toepassen van geweld na het gebruik van pepperspray onder de verantwoordelijkheid van de politie. Nergens is hier een moment dan wel een grondslag te vinden die het gebruik van het geweld buiten de auto kan rechtvaardigen Twee goed getrainde politieagenten moeten in staat kunnen worden geacht om deze aanhouding zonder verder gebruik van geweld goed af te ronden. En alhoewel verzoeker er niet direct over klaagt, is geschrokken van het aanleggen van een nekklem door een politieambtenaar die niet vanaf het begin betrokken is geweest bij de aanhouding en meent dat haar assistentie gewenst is. Het gebruik van een nekklem is op zichzelf al een techniek die grote risico's met zich meebrengt. Nu het daarbij van belang is dat iemand na gebruik van pepperspray voldoende frisse lucht kan inademen en niet wordt belemmerd in de ademhaling, kan het aanleggen van een nekklem in dit soort situaties desastreuse gevolgen hebben.

9 De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van de regionale politie-eenheid Den Haag, die wordt aangemerkt als een gedraging van de politiechef van de eenheid Den Haag is gegrond wegens schending van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam. De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen