Stichting Faunabeheereenheid Overijssel De heer J. Rosing Postbus 645 7400 AP DEVENTER



Vergelijkbare documenten
Betreft: ontheffingaanvraag artikel 68 Flora- en faunawet voor de Wilde eend

Betreft: ontheffingaanvraag artikel 68 Flora- en faunawet voor de Wilde eend

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 6 oktober 2016) Nummer Onderwerp Vossen

Betreft: ontheffingaanvraag artikel 68 Flora- en faunawet voor de Smient

Wij bepalen voorts dat vervoer, bezit en handel zijn toegestaan, alsmede het deponeren in het veld van dieren of delen daarvan.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen Beslissing Aanvraag Toelichting

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Betreft: ontheffingaanvraag artikel 68 Flora- en faunawet voor de Spreeuw

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 2 november 2010) Nummer 2411

Vossenbeheerplan WBE. Tubbergen

Flora- en Faunawet: ontheffingaanvraag artikel 74, lid 1a Flora- en faunawet

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Betreft: ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet steenmarters op basis van beheerplan

ONTWERPBESLUIT FLORA FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha)

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

7.3 Zwarte kraai (Corvus corone)

8.9 Konijn (Oryctolagus cuniculus)

De R.-K. Parochie H. Augustinus p/a R.-K. Begraafplaats Buitenveldert A. Vink Fred Roeskestraat EE AMSTERDAM

8.8 Vos (Vulpes vulpes)

: ontheffingsaanvraag ex art. 68 Flora- en faunawet voor vossenbestrijding m.b.v. kunstlicht en aardhonden; nr. Frl

Onderwerp: Flora- en Faunawet; aanvraag ontheffing afschot Wilde eend

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet

Gemeente Nieuwegein A.R. de Bree Postbus AA NIEUWEGEIN. Datum 22 april 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»;

Natuurbalans - Limes Divergens B.V. G. Hoogerwerf Toernooiveld ED NIJMEGEN

Aantal gevonden legsels in 2008

13.1 Zwarte kraai (Corvus corone)

Wildernistrek E.G.C. van Uchelen Reeweg GA VLEDDER. Datum 19 juni 2015 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Ons kenmerk Besluit

Tamboer Plaagdierbeheersing A. Tamboer Hoofdweg LV NIEUW VENNEP. Datum 29 augustus 2014 Betreft Beslissing aanvraag jagen op begraafplaatsen

Uw aanvraag van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet wijs ik af

Vergunningverlening. I. Besluit.

Vereniging Buyshaven D.J. Koopman Flevolaan MA ENKHUIZEN. Datum 22 april 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

Staatsbosbeheer T. Muusse Hilweg MT WERKENDAM. Datum 7 augustus 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

van Gedeputeerde Staten op vragen van

van Gedeputeerde Staten op vragen van

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

provinci renthe r (o592) 36 ,l,l,ltl,,ll,,lll,rilrttt,rl,,ll,,ll,,ll,lrl tt tt t7 77 Assen,23 januari2ol2 n (o592) 36 t.a.v. mevrouw R.

Nota Faunabeleid Zeeland AANVULLEND VOORSTEL

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d.15 mei 2017) Nummer Onderwerp Ontheffingverlening doden vos

Team Groene regelgeving Omgevingszaken I. Kerssies / (058) of

Zie lijst WBE. Flora- en faunawet: aanwijzing ex. artikel 67. Geachte heer/mevrouw Paus,

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN. gelezen de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 31 maart 2015, nr.

Hogeschool Van Hall Larenstein T.R. Huisman Agora CJ LEEUWARDEN. Datum 15 januari 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Besluit van GS van 15 september 2014, kenmerk 2014/ gehoord het Faunafonds van 18 juli 2004, kenmerk BIJ F F OVERWEGENDE;

Lyaemer Wonen Y.A. Tiemensma Straatweg PZ LEMMER. Datum 7 augustus 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

4 november 2003 Nr , LG Nummer 37/2003

Gemeente Heerenveen H. Huisman Postbus BH HEERENVEEN. Datum 16 februari 2015 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

Ik verleen u deze ontheffing voor de periode van 30 november 2016 tot en met 31 december 2017.

lv. dat deze opdracht geldig is tot 15 augustus 2017 HAAGLANDEN lll. de voorschriften 1. tot en met 4. te verbinden aan deze opdracht; Besluit

ONDERZOEK WEIDEVOGELBEHEER IN HET RESERVAATSGEBIED GIETHOORN-WANNEPERVEEN XXI I (2010) O.H. Brandsma

Onderwerp : ontheffing art. 68 Flora- en faunawet; nr. Frl

Aanvraag ontheffingverlening ex art. 68 van de Flora- en faunawet

Faunaf onc l s 11 JAN 2006 PROVINCIAL^ STATEN VAN OVERU^SEL. Provinciale Staten Overijssel Postbus GB ZWOLLE. lojanuari 2006 bijlagen

nummer 20 van 2005 Herziening Verordening vrijstelling grondgebruiker

Gemeente Opmeer H.A.C. van Langen postbus ZK SPANBROEK. Datum 4 juli 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

Energieonderzoek Centrum Nederland ECN P.J. Sayers Postbus ZG PETTEN. Datum 7 maart 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

provincie Zeeland M/V* M/V* inschrijfnummer Kamer van Koophandel: plaats van inschrijving: datum van inschrijving: Ga verder met vraag 6.

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

M.B.A. Knuvers Vicarisweg AC VARSSELDER. Datum 15 juli 2016 Betreft Beslissing aanvraag art. 75 Flora en faunawet. Geachte mevrouw Knuvers,

Gemeente Amstelveen, Wijkbeheer Zuid Team Natuur en Milieu Educatie Postbus BAAMSTELVEEN

provinci renthe r (o592) 36 tj tt r (o592) 36 t7 t7 A. Flora- en Faunawet (FFW) ,l,ht,l,t l,l,lttttttrt,trhr,l

BESLUIT FLORA- EN FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Gemeente Westland P. Moerman Postbus AD NAALDWIJK. Datum 7 juli 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

Ik verleen u deze ontheffing voor de periode van 1 december 2016 tot en met 30 november 2021.

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Archief VERZOHDEN 2 ^ SEP Uitvoeringsdienst oord-holland Noord

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. : Sachem Europe BV Postbus 52 Zaltbommel Zaaknummer :

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen Beslissing Aanvraag

De das in de nieuwe wet natuurbescherming. Beleven, benutten en beschermen

PROVINCIE FLEVOLAND. Stichting Faunabeheereenheid Flevoland De heer E.J.H. Menkveld Hopweg PX BANT. Geachte heer Menkveld,

Houtduiven Bijgedragen door Faunabeheereenheid

Erasmus Medisch Centrum B.E.E. Martina Dr. Molewaterplein GEROTTERDAM

Technische vragen over de stand van zaken van het Ganzenakkoord en het ganzenbeleid in Noord-Brabant. 2

JACHT, BEHEER EN SCHADEBESTRIJDING IN DE WET NATUURBESCHERMING. Presentatie t.b.v. Faunabeheerbijeenkomst d.d

Onderzoek flora en fauna

Gemeente Stein R. Vluggen Stadhouderslaan KP STEIN. Datum 28 mei 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Nieuwsbrief Faunabeheereenheid Noord Holland - 1 mei 2014

Sauna Schiedam B.V. / Thermen Holiday Via de heer P. van Blerck Prinses Beatrixlaan JN SCHIEDAM. Geachte heer Van Blerck,

Betreft: ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet steenmarters op basis van beheerplan

Alterra Wageningen UR G. Müskens Droevendaalsesteeg PB WAGENINGEN. Datum 11 april 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

5.1 Fazant (Phasianus colchicus)

P R O V I N C I A A L B L A D

Op 9 juni 2016 heb ik uw aanvraag ontvangen voor een ontheffing voor Duiven rond gebouwen. In deze brief stel ik u op de hoogte van mijn beslissing.

IMARES Wageningen UR T.P. Bult Ankerpark AG DEN HELDER. Datum 16 februari 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) en J.A.R.M. van Egmond (GroenLinks) (d.d. 12 februari 2014) Nummer 2900

Aanvraagformulier 05 EB-1

Op 6 maart 2014 heb ik uw aanvraag voor een ontheffing voor Gagel knippen ontvangen. In deze brief stel ik u op de hoogte van mijn beslissing.

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken

9 Zwarte kraai (Corvus corone)

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

12.1 Ekster (Pica pica)

PC Hooft Groep B.V. Begraafplaats Westgaarde J. Steenbeek Kabelweg BB AMSTERDAM

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen 2 Beslissing Aanvraag

Transcriptie:

Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 provincie.overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 Stichting Faunabeheereenheid Overijssel De heer J. Rosing Postbus 645 7400 AP DEVENTER Inlichtingen bij hr. A.G. van der Wal telefoon 038 499 76 96 fax 038 425 75 00 AG.vd.Wal@overijssel.nl Projectnummer Betreft: ontheffingaanvraag artikel 68 Flora- en faunawet voor vossen 1 Geachte heer Rosing, Op 10 december 2014 heeft u een aanvraag ingediend om ontheffing op grond van artikel 68 van de Flora- en faunawet. 1 De ontheffing is aangevraagd voor het doden van vossen met gebruikmaking van het geweer met kunstmatige lichtbron en geweer met restlichtversterker ter voorkoming van schade aan fauna. Het gebied waar de ontheffing wordt aangevraagd zijn de weidevogel- en korhoendergebieden met een buffer van 5 kilometer daaromheen in de Provincie Overijssel. De ontheffing wordt aangevraagd van 1 december tot en met 15 juli, voor de duur van het faunabeheerplan, dat is tot en met 1 september 2019. Hieronder leest u ons besluit op de aanvraag, en onze toelichting op dit besluit. Op de besluitvorming zijn de bepalingen van hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Besluit Wij verlenen hierbij ontheffing 2 aan de Stichting Faunabeheereenheid Overijssel (FBE) voor: het doden van vossen met het geweer en met kunstmatige lichtbron en/of met restlichtversterker op gronden gelegen binnen de aangewezen weidevogelgebieden, 3 met een buffer van 5 kilometer daaromheen, in de periode van 1 december tot en met 15 juli, voor de duur van het faunabeheerplan, dat is tot en met 1 september 2019. het doden van vossen met het geweer met kunstmatige lichtbron en/of met restlichtversterker op gronden gelegen binnen het aangewezen korhoendergebied op de Sallandse Heuvelrug 4, met een buffer van 5 kilometer daaromheen, in de periode van 1 december tot en met 15 juli, voor de duur van het faunabeheerplan dat is tot en met 1 september 2019. 1 Ons kenmerk: 2014/0346642 2 Wij verlenen ontheffing onder artikel 68 van: de verbodsbepalingen in artikel 9 van de Flora- en faunawet; de verbodsbepalingen in artikel 72 lid 5 van de Flora- en faunawet, in samenhang met het Besluit beheer en schadebestrijding dieren artikel 5 lid1a, artikel 5 lid1 j, artikel 7 lid 6 en lid 9a en artikel 9 lid 6.a en lid 6b 3 zie Natuurbeheerplan 2015 Overijssel voor een beschrijving van de weidevogelgebieden. De Agrarisch Weidevogelbeheergebieden zijn op kaart te vinden op de Atlas van Overijssel. 4 zie Natuurbeheerplan 2015 Overijssel voor een beschrijving van het korhoengebied. Bijlagen verzending

De ontheffing wordt verleend voor het belang de voorkoming van schade aan fauna in alle weidevogel- en korhoendergebieden met een buffer van 5 kilometer daaromheen, in Overijssel. Aan de ontheffing worden de volgende voorschriften verbonden: 2 1. Stichting Faunabeheereenheid Overijssel (FBE) is als ontheffinghouder verantwoordelijk voor het gebruik van de ontheffing en de naleving van de voorschriften waaronder zij is verleend. De verantwoordelijkheid van de FBE laat onverlet dat de ontheffinggebruiker strafrechtelijk kan worden vervolgd bij overtreding van deze ontheffing. 2. De FBE kan via de Wildbeheereenheid (WBE) en Staatsbosbeheer en Vereniging Natuurmonumenten jacht(akte)houders, schriftelijk machtigen tot gebruik van de ontheffing. De WBE of terreinbeheerder handelt in deze op gezag van de FBE. 3. De FBE dient ervoor te zorgen dat de feitelijke gebruiker van de ontheffing een kopie van de machtiging van de FBE, een kopie van de door de FBE gewaarmerkte ontheffing (besluit en voorschriften), en de jachtakte bij zich houdt. 4. Bij bijzondere weersomstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten ingevolge artikel 46 lid 5 besluiten om de jacht en/of schadebestrijding op te schorten. 5. Gebruikmaking van geweer en kunstlicht en/of restlichtversterker in de periode tussen zonsondergang en zonsopkomst dient uiterlijk op de dag van gebruikmaking voor 17.00 uur gemeld te worden bij de politie Eenheid Oost-Nederland tel 0900-8844 of http://www.politie.nl/melden. 6. Gebruikmaking van geweer en kunstlicht en/of restlichtversterker in de periode tussen zonsondergang en zonsopkomst, dient uiterlijk op de dag van gebruikmaking voor 17.00 uur gemeld te worden bij het meldpunt van provincie Overijssel (E-mail: meldpunt@overijssel.nl; telefoonnummer: 038 425 24 23) gemeld te worden. Aangeven dient te worden door wie geschoten gaat worden, en van welk voertuig gebruik gemaakt gaat worden. 7. Per WBE (of per gebied van Staatsbosbeheer of Vereniging Natuurmonumenten) mogen maximaal vier personen in vier voertuigen, tegelijkertijd gebruik maken van geweer en kunstlicht en/of restlichtversterker. Registratie en rapportage 8. De FBE houdt in het Faunaregistratiesysteem (FRS) bij, per WBE, welke machtigingen verleend en ingetrokken zijn. 9. De FBE moet ervoor zorgen dat de wildbeheereenheden alle doorgeschreven ontheffingen in het Faunaregistratiesysteem (FRS) registreren. 10. De FBE dient elk jaar voor 15 september schriftelijk opgave te doen (provincie Overijssel t.a.v. het team PD-vergunningen) van hetgeen met behulp van deze ontheffing is opgespoord, bemachtigd en gedood (aantal, locaties en data). 11. De FBE moet ervoor zorgen dat binnen 48 uur het gebruik van de ontheffing wordt gerapporteerd in FRS Overige opmerkingen Van de ontheffing mag slechts gebruik worden gemaakt met toestemming van de grondgebruiker voor het betreden van de gronden. Deze ontheffing kan op grond van de criteria genoemd in artikel 80 van de Flora- en faunawet worden ingetrokken.

3 Advies Faunafonds Op 11 december 2014 hebben wij het advies van het bestuur van het Faunafonds op onze concept ontheffing ontvangen. 5 Het Faunafonds adviseert om het gebruik van kunstlicht en restlichtversterker toe te staan, om zo op effectieve wijze de bestrijding van vossen te kunnen uitvoeren. In het verleden opgedane ervaringen hebben uitgewezen dat het gebruikelijke afschot van vossen zonder ontheffing in de periode van zonsopgang tot zonsondergang niet het gewenste resultaat te zien hebben gegeven. Het is een feit, dat vossen voornamelijk s nachts actief zijn, en in die periode ook de schade aanrichten. Daarnaast geeft het Faunafonds aan dat in de aanvraag wordt verzocht de ontheffing voor de periode van 1 december tot en met 15 juli te verlenen. Gelet op het jaarritme van de vos is deze periode aan de ruime kant. Tot februari zijn namelijk nog veel zwervende jonge vossen aanwezig die op zoek zijn naar een nieuw territorium. Afschot zal dan weinig effectief zijn, omdat een leeg territorium snel weer wordt opgevuld. Het is aan te bevelen om in te zetten op vossenbeheer in de periode van februari tot en met mei, met eventueel een uitloop in juni. Bovendien zal dit de meest gevoelige periode zijn voor de eieren en kuikens van weidevogels en korhoenders. Gelet op het feit, dat er geen andere bevredigende oplossingen bestaan om vossen op adequate wijze in aantal te doen afnemen, stemt het bestuur van het Faunafonds in met het voorgenomen besluit de gevraagde ontheffing voor afschot met geweer en gebruik van kunstlicht en restlichtversterker te verlenen. Het bestuur van het Faunafonds adviseert de ontheffing te verlenen voor de periode van 1 februari tot en met 30 juni voor de duur van het Faunabeheerplan. Wettelijk kader en beleid 1. De Flora- en faunawet biedt een passieve bescherming van dier- en plantensoorten. 2. Deze bescherming komt tot uitdrukking in een algemeen landelijk verbodstelsel. Op grond van de wet is het verboden beschermde inheemse diersoorten: te doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen (art. 9); De Vos (Vulpes vulpes), wordt aangemerkt als een beschermde inheemse diersoort zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet. Ten aanzien van beheer en schadebestrijding zijn in de wet uitzonderingsbepalingen opgenomen. Beheer en schadebestrijding In de artikelen 65, 67 en 68 van de wet zijn drie instrumenten opgenomen die in verband met beheer en schadebestrijding de mogelijkheid bieden om inbreuk te maken op de in de desbetreffende artikelen opgesomde verbodsbepalingen. In de artikelen 72 tot en met 74a van de wet zijn vervolgens nadere bepalingen opgenomen die bij beheer en schadebestrijding in acht moeten worden genomen Een aanvraag om ontheffing ex artikel 68 kan verleend worden indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat en geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige instandhouding van een soort en indien sprake is van schending van een belang zoals genoemd in artikel 68. Deze belangen zijn: a) het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid; b) het belang van de veiligheid van het luchtverkeer; c) ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of; d) ter voorkoming van schade aan flora en fauna of; e) met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. 5 Ons kenmerknummer: 2014/0350659

In artikel 68 lid 1 onder c staat dat ter voorkoming van belangrijke schade aan vee een ontheffing verleend kan worden. In artikel 68 lid 1 onder d staat dat ter voorkoming van schade aan fauna een ontheffing verleend kan worden. Ingevolge de Flora- en faunawet worden ontheffingen ex artikel 68 vierde lid van de wet verleend aan een Faunabeheereenheid op basis van een goedgekeurd Faunabeheerplan. Ingevolge artikel 68 eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 72 vijfde lid, kan voor het nemen van aanvullende maatregelen, zoals beschreven in artikel 7 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren, ontheffing worden verleend. Provinciaal beleid De Nota beleidsregels Faunabeheer Provincie Overijssel (vastgesteld op 19 september 2014), het Faunabeheerplan Overijssel (geldig van 1 september 2015 tot en met 1 september 2019) zijn eveneens van toepassing bij de beoordeling van de ontheffingaanvraag. 4 Overweging De Vos is in grote delen van Nederland en in Overijssel een algemeen voorkomende soort. De landelijke trend van de aantalsontwikkeling in Nederland is stabiel. 6 Voor de Vos geldt een landelijke vrijstelling (ex artikel 65 Flora- en faunawet) voor grondgebruikers van het doden van het dier in de dagperiode. Het dier staat op de landelijke vrijstellingslijst omdat het dier in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanricht. Dit houdt in dat in het hele land de Vos in de dagperiode zonder ontheffing met het geweer geschoten mag worden. Het voorkomen van schade aan weidevogelpopulaties was een belangrijke reden voor de minister om de Vos op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen. 7 Figuur 1.populatietrend weidevogels 6 Brief: Nadere informatie in relatie tot plaatsing van de vos op de landelijke vrijstellingslijst, 7 oktober 2014, kenmerknummer: DGNR-NB / 14115349. Bijlage 1, Enige nadere feiten en cijfers vossen. 7 Brief van de Minister van LNV van 1 juli 2008, naar aanleiding van Kamervragen over doden vossen in kraamtijd.

5 De stand van weidevogels in ons land, vooral die van de grutto s, is zeer kwetsbaar en de laatste jaren gaat deze sterk achteruit. Gegevens over de periode 1994-2012 laten een achteruitgang zien van de landelijke weidevogelpopulatie als geheel en de gruttopopulatie in het bijzonder (zie figuur 1 vorige bladzijde). Deze achteruitgang is al langer gaande en intensivering van landbouw wordt daarbij als een belangrijke factor gezien. In agrarisch natuurbeheer is de inzet dan ook voor een groot deel gericht op het ontzien van weidevogels. 8 Daarnaast zijn ook andere factoren van invloed op weidevogelpopulaties, zoals predatie en verlating van nesten. Zelfs de aanwezigheid van vossen in een gebied in het vroege voorjaar, heeft een negatief effect op het vestigen van weidevogels in de weidevogelgebieden. 9 Onderzoek naar predatie van kieviten en grutto s, geeft onder meer het volgende aan: 10 Predatie is vooral in combinatie met (een toename in) andere verliesoorzaken beperkend voor de populatieontwikkeling van weidevogels. Landelijk was in gebieden met vrijwillige weidevogelbescherming predatie de belangrijkste oorzaak voor verlies van legsels. Daarbinnen, in nader onderzochte gebieden met relatief veel predatie, waren vooral zoogdieren (zoals vossen en marterachtigen) betrokken bij predatie van legsels en vogels (zoals buizerds en blauwe reigers) bij predatie van kuikens van weidevogels. In gebieden met het grootste legselverlies door predatie (meer dan 50%), bleken vossen vaak de belangrijkste predatoren te zijn en soms hermelijnen. Verder adviseren de onderzoekers om in verband met achteruitgang van weidevogels te kiezen voor een gebiedsgerichte benadering en het aanpakken van verschillende beperkende factoren tegelijk. Het is volgens de staatssecretaris Dijksma verdedigbaar om in die context desgewenst ook predatie van vossen als factor aan te kunnen pakken. 11 Vossen zijn voornamelijk s nachts actief, en richten in die periode ook de schade aan weidevogels en bodembroeders aan. 12 Deze nachtelijke levenswijze is waarschijnlijk ontstaan uit zelfbehoud van de Vos. In de dagperiode wordt namelijk, vanwege de landelijke vrijstelling (ex art 65 Flora en faunawet), op de Vos geschoten. 13 Wij hebben de aanvraag getoetst aan de Flora- en faunawet, en alle eerder genoemde provinciale (beleids-)regels. Schade aan fauna De wetgever heeft in artikel 68 eerste lid onder d het belang schade aan fauna opgenomen waarvoor een ontheffing verleend kan worden. Er kan sprake zijn van schade aan fauna wanneer er als gevolg van predatie van een bepaalde soort die als voedsel dient voor andere dieren, minder exemplaren zijn dan wenselijk wordt geacht. 14 In de Nota beleidsregels faunabeheer staat dat voor mogelijke vormen van schade aan fauna moet worden aangegeven welke schade verwacht wordt of verwacht kan worden, en welke 8 Brief van de Minister van LNV van 1 juli 2008, naar aanleiding van Kamervragen over het doden van vossen in de kraamtijd. 9 Brandsma, O., Invloed van de Vos op de weidevogelstand in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen, De Levende Natuur, 103 (4); 126-131 (2002) blz 130 10 Zie Teunissen, W., Schekkerman, H., Willems, F. (2005). Predatie bij weidevogels: op zoek naar de mogelijke effecten van predatie op de weidevogelstand. Sovon-onderzoeksrapport 2005/11. Beek-Ubbergen: Sovon Vogelonderzoek Nederland/ Alterra-rapport 1292, Wageningen: Alterra. 11 Brief van de Minister van LNV van 1 juli 2008, naar aanleiding van Kamervragen over het doden van vossen in de kraamtijd. 12 Mulder J.L., Vossenonderzoek en beheer op de Sallandse Heuvelrug 2009-2010, blz 13. 13 Zwarte de N., e.a., Vossen in Rotterdam, literatuurstudie: ecologie, voorkomen en verspreiding in de stad, 2011 blz. 7 14 Rechtbank Leeuwarden 16 maart 2004, 03/678 en 03/679

preventieve maatregelen genomen worden. Het doden van dieren zal een uiterste middel moeten zijn om deze schade te voorkomen. Algemene uitgangspunten hierbij zijn: de gewenste situatie moet concreet (toetsbaar) beschreven worden (welke gebieden, welke doelstellingen met betrekking tot flora en fauna worden bedreigd etc.); er zijn geen andere bevredigende oplossingen tegen redelijke kosten dan het doden van beschermde dieren om de gewenste situatie te bereiken; het doden van beschermde dieren mag niet leiden tot een inbreuk op een gunstige staat van instandhouding van deze diersoorten. 6 De Vos predeert op het broedsel van die vogels die op de bodem broeden. Volgens de Nota beleidsregels faunabeheer wil de provincie in weidevogelbeheersgebieden, in nieuwe natuurgebieden met een weidevogeldoelstelling, en gebied met korhoenders faciliterend beleid voeren ten aanzien van behoud en ontwikkeling van populaties van kwetsbare diersoorten, eventueel ten koste van de Vos. Uitgangspunt is dat in deze gebieden en een zone van 5 kilometer daaromheen het vangen en doden van vossen met behulp van kunstlicht en geweer mogelijk is. Een kaart waarop de betreffende gebieden met 5 kilometer zone aangegeven zijn, staat in het Faunabeheerplan Overijssel 2009-2014. Deze kaart is als bijlage I bij dit besluit gevoegd. Weidevogels In Overijssel liggen de kerngebieden voor weidevogels in de lager gelegen gebiedsdelen in het noordwesten van de provincie. In het bijzonder de IJsseldelta het gebied in en rond de Wieden en de Weerribben, het veenweidegebied rond Staphorst. Overige weidevogelgebieden liggen is de Tolhuislanden, Salland en Twente (zie het Natuurbeheerplan 2015 Overijssel). 15 Naast weidevogelsoorten als Kievit, Scholekster en Veldleeuwerik, komen met name in de veenweidegebieden weidevogelsoorten voor als Watersnip, Tureluur, Slobeend, Grutto, Kemphaan en Zomertaling. Het zijn vooral deze soorten die de laatste decennia sterk in aantal achteruit zijn gegaan. Die achteruitgang heeft meerdere oorzaken. Intensivering van de landbouw, sterke ontwatering, vroeger maaien, het verdwijnen van hooilanden, sneller en s nachts maaien, en predatie door vogels en zoogdieren zijn allemaal oorzaken die in meer of meerdere mate hebben bijgedragen aan deze achteruitgang. Zo is de stand van de Grutto in Overijssel van 10.000 paren rond 1990 teruggelopen tot 3.200 3.500 paren in 2005. De kwijnende populaties maken weidevogels extra kwetsbaar voor predatie door bijvoorbeeld kraaiachtigen en Vossen. Dit kan plaatselijk leiden tot een verdere afname van het broedsucces.16 Door het Rijk en provincies worden diverse maatregelen ingezet om weidevogels te beschermen. Dit is eveneens een uitvloeisel van de internationale verplichtingen die overheden op zich hebben genomen om vogels die in hun voortbestaan bedreigd worden (rode 15 zie Natuurbeheerplan 2015 Overijssel voor een overzicht en beschrijving van de weidevogelgebieden. blz 21 e.v.. In dit natuurbeheerplan zijn alle agrarische natuur- en landschapsbeheergebieden aangewezen als gebied waarbij een collectief beheerplan is vereist. Subsidie is dan alleen mogelijk als deze onderdeel uitmaakt van een collectief beheerplan. Een collectief beheerplan werd al vereist voor dynamisch beheer van weidevogels, akkervogels en ganzen omdat daarbij een gebiedsgerichte aanpak nodig is voor een voldoende effectiviteit van de beheermaatregelen. 16 Faunabeheerplan Overijssel 2014-2019, vastgesteld op 1 september 2014, blz. 125

lijst soorten) actief te beschermen. Predatie op weidevogels is een natuurlijk proces, maar kan schade aan fauna veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 68 van de Flora- en faunawet. De Vos eet eieren en kuikens van weidevogels. Dit heeft een negatieve invloed op de populatieomvang van weidevogels. Predatie van vossen bedreigt het vóórkomen van weidevogels in een gebied. Uit onderzoek van SOVON/Alterra uit 2005 blijkt dat onder andere vossen verantwoordelijk zijn voor de sterke afname van de weidevogelstand. In gebieden met meer dan 50% legselverliezen door predatie blijken zoogdieren de belangrijkste predator te zijn. De grootste verliezen waren vooral s nachts. Vermoedelijk betreft het dan vooral de Vos. 17 Met name Friesland, Waterland en Noordwest-Overijssel vielen op door een bovengemiddelde legselpredatie. (Alterra document 1292: 2005). Deze conclusie strookt met de conclusie die Beintema al in 1995 trok (Beintema et al: 1995). Uit het Alterra onderzoek bleek de Vos de belangrijkste predator, met uitzondering van het onderzoeksgebied Arkemheen waar de Hermelijn de belangrijkste predator was.18 7 Sinds 1987 doet vogelonderzoeker de heer Brandsma onderzoek naar het effect van verschillende beheermaatregelen op de weidevogelstand in het reservaatgebied Giethoorn- Wanneperveen. 19 Hij is bezig met promotie onderzoek, en heeft een reeks publicaties op zijn naam staan die gaan over het onderzoek naar de effecten van verschillende beheermaatregelen op weidevogelpopulaties. Ook het effect van schadebeheer door het schieten van vossen op de stand van weidevogels is door hem onderzocht en beschreven. Het reservaatgebied Giethoorn-Wanneperveen is een van de weinige weidevogelgebieden in Nederland waar de weidevogelgemeenschap nog vrijwel compleet is. Onder de beheermaatregelen die uitgevoerd worden zijn een uitgestelde maai- en beweidingsdatum, waterpeilverhoging en een actief bejagingsregime van de vos o.a. door het schieten met behulp van een kunstmatige lichtbron. In 2002 verscheen van de hand van Brandsma het artikel Invloed van de Vos op de weidevogelstand in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen. Het werd gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift De Levende Natuur. De conclusie van dit onderzoek is dat de Vos in de periode 1987 tot 2001 de oorzaak is van de sterke afname van de weidevogelstand in het reservaatgebied Giethoorn-Wanneperveen. Door zware predatie op de nesten en kuikens werden nauwelijks nog kuikens vliegvlug. De zeer bijzondere weidevogelpopulatie van het reservaatgebied wordt hierdoor ernstig in haar voortbestaan bedreigd. 20 Sinds dit artikel in 2002 in De Levende Natuur, heeft de heer Brandsma het onderzoek naar de beheermaatregelen en publicaties daarover voorgezet. In 2010 publiceerde de heer Brandsma in opdracht van de Vereniging Natuurmonumenten het artikel Onderzoek Weidevogelbeheer in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen XXI I. Het volgende citaat komt uit dit onderzoeksartikel: Op basis van de waarnemingen van de heer Brandsma van de afgelopen jaren komt een volgend beeld naar voren van de predatie van de Vos: 17 Theunissen W., Predatie bij weidevogels, 2005 18 Faunabeheerplan Overijssel 2014-2019, vastgesteld op 1 september 2014, blz. 125 19 Dit reservaatgebied ligt ten oosten van Giethoorn, en is onderdeel van het Natura 2000-gebied De Wieden. 20 Brandsma, O., Invloed van de Vos op de weidevogelstand in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen, De Levende Natuur, 103 (4); 126-131 (2002)

Tot circa eind april beperkt de predatie zich tot plaatselijke predatie van nesten, kuikens en volwassen vogels op het nest (afgebeten koppen). Vanaf begin mei tot half juni gaan de Vossen (met hun jongen?) op pad en worden grote gebieden systematisch afgezocht op nesten en kuikens. In het veld wordt bij controle vastgesteld dat binnen een week (waarschijnlijk binnen één nacht; dit is enkele keren vastgesteld) alle legsels en kuikens verdwijnen. Daarbij moet worden bedacht dat de predatie op kuikens en legsels in de periode eind mei/begin juni betekent dat het broedseizoen voor deze paren als verloren moet worden beschouwd. 8 De volgende effecten worden toegeschreven aan de aanwezigheid van de Vos: Zeer sterke afname van vrijwel alle soorten weidevogels in het deelgebied de Bramen van 1994 tot 2002, terwijl het beheer hier vrijwel optimaal is voor weidevogels. Belangrijkste oorzaak van de afname is het ontbreken van broedsucces (hoge predatie). De aanwezigheid van de Vos heeft er toe geleid dat weidevogels zich hier niet, of in veel lagere aantallen vestigen. Eind april/begin mei zijn er relatief weinig legsels en veel territoria van de Grutto (1997 t/m 2002). De ei-leg lijkt te worden uitgesteld. Veel Gruttoparen komen niet tot broeden. Een deel van de Grutto s vertrekt of verhuist al voor eind april. Paren vestigen zich niet, waarschijnlijk als gevolg van de aanwezigheid van de Vos. Opmerkelijk is ook dat de Zwarte stern de laatste 13 jaar niet in het onderzoeksgebied heeft gebroed (in periode 1987-1997, en waarschijnlijk al veel langer daarvoor, jaarlijks aanwezig met 10-70 broedparen). In 1999 vestigde zich een kolonie van circa 30 paar, maar deze verdween al weer voordat de eerste eieren werden gelegd. Een laag broedsucces en een zeer hoge predatie van legsels van Kievit en Grutto, met name in 1995, 1996, 2000, 2001 en 2002. In 1997, 1998 en 1999 is de predatiedruk duidelijk lager. In 2003 en in 2006 en in mindere mate in 2004 en 2005 is het broedsucces duidelijk toegenomen (47-62 %), maar nog te laag. In 2007 en 2009 is de predatie zeer hoog. Ook in 2010 is de predatiedruk hoog. Het broedsucces van de Kievit geeft een vergelijkbare ontwikkeling te zien. De predatiedruk bij de Kievit is gemiddeld jaarlijks ongeveer 20 % lager dan bij de Grutto. Waarschijnlijk komt dit doordat de Kievit vroeger broedt en een groot deel van de legsels rond 1 mei al uit is, terwijl het accent van de predatie door de Vos in mei en begin juni ligt. In 2002 was het broedsucces (uitkomstsucces van de eieren) van de Kievit goed: 75 % van de legsels kwam uit. Echter rond half mei werd een groot deel van de kuikens door de Vos gepredeerd, zodat de reproductie toch laag was. Gelijktijdig met de predatie van legsels in een groot gebied verdwijnen ook alle paren met kuikens van Grutto, Kievit en Tureluur. Effect van bestrijding van de Vos Na een aantal jaren van bestrijding van de Vos met behulp van de kunstmatige lichtbron neemt het aantal waarnemingen van vossen in het onderzoeksgebied vanaf 2003 duidelijk af. Het aantal paren van vrijwel alle soorten weidevogels neemt in deze periode weer toe (zie tabel 1.)

9 Tabel 1. Dichtheden weidevogels in het reservaatgebied Giethoorn-Wanneperveen 1987-2010 21 De meest recente publicatie van de heer Brandsma (De Grutto als broedvogel in het reservaatgebied Giethoorn-Wanneperveen (De Wieden)), is onlangs verschenen in de publicatie Vogels in Overijssel, nummer 13, 2014 van de Samenwerkende Vogelwerkgroep Overijssel. In het onderzoek wordt aangegeven dat van zoveel mogelijk legsels het broedsucces wordt bepaald. Het gaat dan vooral om de Grutto en Kievit en in mindere mate de andere weidevogelsoorten. De vindplaatsen van de legsels wordt nauwkeurig op kaart ingetekend. Tegelijk worden de oorzaken van legselverlies zo goed als mogelijk vastgesteld. Legselverlies door landbouwwerkzaamheden (o.a. beweiding, maaien etc.) zijn meestal eenvoudig vast te stellen. Ook predatie door roofdieren is regelmatig goed vast te stellen. Bij predatie door zwarte kraaien worden uitgepikte eieren in de buurt van nesten gevonden. Dit kan ook gebeuren door eksters en kokmeeuwen, echter deze vogels komen in het gebied nauwelijks voor. Bij predatie door vliegende predatoren wordt binnen een deelgebied een deel van de legsels gepredeerd. Predatie vindt vaak gespreid plaats over langere periode. Grondpredatoren halen vaak een nest overhoop. Een in de hals doodgebeten vogeltje bij het nest met eieren met ronde gekartelde gaatjes van ongeveer 1 cm doorsnede duiden op predatie door een Wezel of Hermelijn. Bij aanwezigheid van een Wezel of Hermelijn wordt vaak binnen een beperkt gebied (ca. 5-10 ha) de meeste nesten opgevreten. Vossen bijten soms van de broedende vogels de kop af. Het verdwijnen van (vrijwel) alle weidevogellegsels en -kuikens in een korte periode (vaak binnen één nacht) in een groot gebied wijst ook op predatie door de Vos. Voor een aantal van deze legsels kon ook met zekerheid vastgesteld worden dat het predatie door de Vos betrof. Er werden namelijk afgebeten koppen of een keutel bij het nest aangetroffen. In veel gevallen, met name van predatie van legsels, is het moeilijk vast te stellen of het om predatie van de vos gaat. 21 Brandsma O., Onderzoek Weidevogelbeheer in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen XXI I, 2010 blz 15

Vanaf 1997 wordt de Vos actief bejaagd in De Wieden o.a. door s nachts schieten met behulp van een kunstmatige lichtbron. In 1997 en 1998 werden in en om De Wieden in totaal ongeveer 200 vossen geschoten. Daarna jaarlijks 20 tot 50 vossen. Dit heeft geleid tot een afname van de predatiedruk in broed- en kuikenfase. Vanaf 2003 neemt het aantal paren Grutto s dat met succes kuikens grootbrengt weer toe. Vooral in het zuidelijke deel van het reservaatgebied De Bramen speelt predatie door de Vos de laatste jaren nauwelijks meer een rol. De lage reproductie van vogels in 2007 en 2008 in het reservaat wordt vooral veroorzaakt door slechtere resultaten in het noordelijk deelgebied De Stouwe. In De Stouwe waren in 2007 en 2008 (maar ook in 2010 en 2012) wel vossen actief. In 2007 sneuvelden in De Stouwe veel kuikens, vrijwel zeker door de Vos. 10 Bij het bejagen van de Vos met kunstmatige lichtbron zijn door Natuurmonumenten en de Wildbeheereenheid ook het aantal waargenomen vossen geteld. Daarbij is onderscheid gemaakt in drie perioden: het najaar, januari en februari, en maart en april. De laatste waarnemingen voor en in het broedseizoen (meestal maart en april) zijn de belangrijkste maatstaf, omdat dit het aantal vossen betreft voor het broedseizoen. Het blijkt dat het gemiddeld aantal waargenomen vossen per ronde in de periode 1997-2002 veel hoger lag dan in de periode 2003-2012 (zie tabel 2 volgende bladzijde) De sterke afname van de broedsuccessen in de periode 1995-2002 valt samen met de periode waarin veel meer vossen gezien zijn. Na de afname van de Vos in het reservaat, neemt de stand van de Grutto weer toe (zie tabel 3 volgende bladzijde). 22 22 Brandsma O., De Grutto als broedvogel in het reservaatgebied Giethoorn-Wanneperveen (De Wieden)), nummer 13, 2014

11 Tabel 2 Minimale en maximale reproductie van de Grutto in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen (2002-2014) Tabel 3 Gemiddeld aantal waargenomen vossen per ronde in en rondom het onderzoeksgebied 1997-2012

De laatste jaren stagneert de toename van het broedsucces van de Grutto in het reservaat. De lokale activiteiten van de Vos in het noordelijk gebied speelden hierbij waarschijnlijk een rol. In het zuidelijk gebied, waar de Vos nauwelijks actief is neemt de Grutto gestaag toe. Geconcludeerd kan worden dat: in het reservaatgebied Giethoorn-Wanneperveen in het gehele gebied dezelfde speciale weidevogelbeheermaatregelen getroffen worden; in het zuidelijke deel, waar nauwelijks meer vossen voorkomen en predatie door vossen dus geen rol meer speelt,neemt sinds 2003 het aantal gruttoparen dat met succes kuikens grootbrengt weer toe; in het noordelijke deel, waar wel vossen actief prederen, is er geen sprake van een broedsucces. In de periode 1997-2002 waarin veel vossen waargenomen werden, is een sterke afname van het broedsucces, in de periode 2003-2012 waarin veel minder vossen werden waargenomen, neemt het broedsucces duidelijk toe. 12 In overige Overijsselse weidevogelgebieden bevestigen weidevogelwerkgroepen dat de Vos als belangrijkste predator beschouwd kan worden. Volgens het Weidevogelplatvorm Overijssel zijn het afgelopen jaar 350 vossen in en om weidevogelgebieden met kunstlicht geschoten. 23 Het weidevogelplatvorm geeft aan dat: met name de periode voor en tijdens het weidevogelseizoen is het van groot belang om de populatie vossen in en rondom de weidevogelgebieden laag te hebben. We denken dan aan de periode 1 december 15 juli. Juist in deze periode kan met behulp van kunstlicht effectief worden opgetreden en predatie van nesten en kuikens worden voorkomen. In enkele weidevogelgebieden zoals die van Lierder- en Molenbroek, IJsseldelta en de Wieden, blijkt dat een consistent vossenbeheer een positieve invloed gehad heeft op de weidevogelstand. In de andere weidevogelgebieden waar de weidevogelstand slecht is, wordt door weidevogelwerkgroepen aangegeven dat de vos de belangrijkste predator is. Uit telgegevens van weidevogelwerkgroepen in Overijssel, blijkt dat tussen de 45 en 85% van het aantal legsels van de Kievit aan predatie verloren gaat. Opvallend is dat in het weidevogelgebied Heeten, Pleegste, Spekhoek en Witteveen, waar de Vos niet bestreden kon worden met behulp van geweer en kunstlicht, de verliezen door predatie erg hoog zijn (82%). 24 De meest kwetsbare periode voor weidevogels in verband met het zoeken van nestgelegenheid, de broedsels en niet vliegvlugge jongen loopt van 1 februari tot en met 15 juli. Om de kans op predatie door vossen zo gering mogelijk te houden, dient de populatie vossen reeds vóórdat de kwetsbare periode aanbreekt, op een laag niveau gebracht te zijn. Om dit mogelijk te maken moet vanaf 1 december van een ontheffing gebruik gemaakt kunnen worden. 25 Het bestrijden van Vossen in de kwetsbare gebieden en de zone van 5 km er omheen gebeurt door jagers die dat in hun vrije tijd moeten doen. Zij moeten deze nachtelijke activiteit vaak combineren met een baan. Het is daardoor voor de jagers niet mogelijk om in een korte periode voor 1 februari de kwetsbare gebieden en de 5 km zones vrij 23 Brief van Weidevogelplatvorm aan Faunabeheereenheid Overijssel van 28 oktober 2014. 24 Bijlage 1 bij de ontheffingsaanvraag van 2010 (ons kenmerk: 2010/0036648) 25 Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (200401758/1) in 2004 blijkt dat zij zich kan vinden in de motivering voor het verstrekken van een ontheffing voor de periode van 1 december tot en met 15 juli

te maken van vossen. Dat is de reden waarom wij voor een langere periode voor 1 februari (dus ook december en januari) een ontheffing verlenen voor het schieten van vossen in de nacht periode met kunstlicht of restlichtversterker. Gelet hierop wordt een ontheffing verleend voor de periode 1 december tot en met 15 juli. 13 Korhoender In het Nationaal Park De Sallandse Heuvelrug bevindt zich op een ongeveer 1000 hectare groot heidegebied de laatst overgebleven populatie in het wild levende korhoeders van Nederland. Het Natura 2000-gebied de Sallandse Heuvelrug is als gebied aangewezen voor de instandhoudingsdoelstelling van de Korhoen. Deze populatie is zo klein dat hij zich op de minimumgrens van een levensvatbare populatie bevindt. Het gevaar van uitsterven is aanzienlijk. Tijdens de jaarlijkse telling in 2014 zijn er 6 hanen geteld. Het aantal hennen is geschat op 10. 26 Zelfs het verlies van één of enkele hanen vergroot het gevaar van uitsterven aanzienlijk. De terreinbeheerders verrichten grote inspanningen om een snelle doorgroei naar een veilige populatiegrootte van ongeveer 40 hanen te bewerkstelligen. Bestrijding van predatoren is in het belang van deze zeer zeldzame kwalificerende broedvogelsoort waarvoor het Natura 2000-gebied de Sallandse Heuvelrug als leefgebied aangewezen is. Een maatregel om een veilige populatiegrootte te bereiken is een effectieve bestrijding van de Vos. Uit de korhoenmonitoring is gebleken dat de Vos en de Zwarte kraai de twee belangrijkste predatoren van korhoenders, hun kuikens en legsel zijn.. 27 Uit onderzoek door Alterra in 2006 28 blijkt dat in de periode 2002-2006 ongeveer 35% (8 nesten) van de nesten verloren gingen. Oorzaken van deze verliezen waren: vospredatie: 5 nesten; kraaipredatie: 2 nesten onbekend: 1 nest. Vanaf 2007 is de predatie op nesten lager, mogelijk mede als gevolg van de geïntensiveerde bestrijding van vossen en kraaien. 29 In februari 2008 is het rapport Predatiebestrijding in het Nationaal Park De Sallandse Heuvelrug uitgekomen. Hierin is een analyse gemaakt van de meest effectieve periode, locatie en methode van bestrijding van vossen. Dit heeft geresulteerd in een plan van aanpak voor de bestrijding. Uit de aanbevelingen van het rapport blijkt dat het vanuit de ecologie van de Vos de meest effectieve periode van bestrijding tussen 1 februari en 31 mei ligt, met het zwaartepunt voor 15 april. Het resultaat van de bestrijding in deze periode is een verlaagd aantal vossen in het gebied in de periode die ertoe doet, de kwetsbare periode voor de Korhoen: het voortplantingsseizoen. In de baltsperiode, de leg- en broedfase, en de periode dat de jonge kuikens nog niet vliegvlug zijn. Rond 15 juli zullen vrijwel alle kuikens vliegvlug zijn. Doel van de bestrijding moet zijn dat in de voortplantingsperiode van de Korhoen de Vos niet of zo min mogelijk in het gebied van de Korhoen voorkomt. De conclusie van het rapport, en 26 http://www.sallandseheuvelrug.nl/node/422 27 Den, P.G.A., H.A.H. Jansman & F.J.J. Niewold. Korhoen Sallandse Heuvelrug in 2007. Alterra-rapport korhoen 2007. 28 Den, P.G.A., H.A.H. Jansman & F.J.J. Niewold. Het Korhoen op de Sallandse Heuvelrug in 2006. Alterra-rapport korhoen 2006. 29 Den, P.G.A., H.A.H. Jansman & F.J.J. Niewold. Korhoen Sallandse Heuvelrug in 2007. Alterra-rapport korhoen 2007.

uit ervaring die inmiddels met de bestrijding opgedaan is, blijkt dat de meest optimale periode van bestrijding van 1 februari tot en met 15 juli loopt. Om de kans op predatie door vossen zo gering mogelijk te houden, dient de populatie vossen reeds vóórdat de kwetsbare voortplantingsperiode aanbreekt, op een laag niveau gebracht te zijn. Om dit mogelijk te maken moet vanaf 1 december van een ontheffing gebruik gemaakt kunnen worden. Gelet hierop wordt een ontheffing verleend voor de periode 1 december tot en met 15 juli. 30 14 Een ontheffing in het Korhoengebied wordt aangevraagd voor het doden van de Vos met behulp van geweer en kunstlicht en een geweer met een restlichtversterker. Vossen foerageren voornamelijk s nachts in het korhoendergebieden en verblijven overdag daarbuiten. Een ontheffing wordt aangevraagd voor het gebruik van een restlichtversterker op het geweer gemonteerd. Volgens Staatsbosbeheer heeft het gebruik van een geweer met restlichtkijker op de Sallandse Heuvelrug in de gebieden met hoge struikheide vegetatie en bos meer succes dan kunstlicht (dicht struikgewas blokkeert namelijk de lichtbundel). Daarnaast heeft het gebruik van een restlichtkijker een grote meerwaarde, omdat deze gebruikt kan worden tijdens de aanzit. 31 Het gebruik van een restlichtversterker in plaats van kunstlicht zorgt daarnaast voor minder verstoring onder andere kwetsbare en voor verstoring gevoelige diersoorten In het cultuurlandschap dat aan het natuurgebied grenst is het gebruik van kunstlicht op het geweer gemonteerd wel succesvol. Gebruik van kunstlicht en restlichtversteker Op 7 april 2010 is door ons een ontheffing op grond van artikel 68 van de Flora- en faunawet aan de Faunabeheereenheid Overijssel verleend. De ontheffing was voor het doden van vossen met gebruikmaking van het geweer met kunstmatige lichtbron ter voorkoming van belangrijke schade aan vee, en ter voorkoming van schade aan fauna op gronden gelegen binnen de weidevogel- en korhoendergebieden, met een buffer van 5 kilometer daaromheen. 32 Voor het gebruik van het geweer met een restlichtversterker was toen geen ontheffing verleend. In 2010 verhinderde Europese regelgeving dat een ontheffing verleend kon worden voor een geweer voorzien van een restlichtversterker. De Minister van LNV had dat in een brief van 10 oktober 2008 aan de Tweede Kamer bevestigd. Met de aanpassing van de werkwijze van de Benelux-beschikking op 5 maart 2014 is het inmiddels wel mogelijk om een ontheffing te verlenen, voor zowel het gebruik van kunstlicht als een restlichtversterker tijdens het schieten van vossen. 33 In de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 7 oktober 2014 aan de Tweede Kamer 34 geeft ze aan, dat Provincies desgewenst ook ontheffing kunnen verlenen voor het gebruik van restlicht-geweerkijkers. 30 Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (200401758/1) in 2004 blijkt dat zij zich kan vinden in de motivering voor het verstrekken van een ontheffing voor de periode van 1 december tot en met 15 juli 31 Verslag predatiebestrijding door Peter ter Haar in de periode januari t/m juni 2009. En, schriftelijke toelichting van A. Spijker van Staatsbosbeheer. 32 Ons kenmerk: 2010/0063623 33 Op 5 maart 2014 heeft het Comité van Ministers van de Benelux Unie aan de Nederlandse regering toestemming verleend voor het voornemen van Nederland om de praktijk van beheer en schadebestrijding voort te zetten overeenkomstig de kaders van de Flora- en faunawet. Daarmee is het nu weer mogelijk geworden om s nachts vossen de schieten met kunstmatige lichtbronnen en restlichtversterkers. Zie ook de brief van de Staatssecretaris van 18 maart 2014 aan de Tweede Kamer (kenmerk: 29446 nr 87)

Gebruik van de ontheffing 2010-2014 Uit de jaarlijkse rapportages van de Faunabeheereenheid Overijssel blijkt dat de afgelopen jaren veel gebruik gemaakt is van de vorige ontheffing voor het schieten van vossen met behulp van kunstlicht. Volgens de Faunabeheereenheid Overijssel werden tussen 1 december 2012 en 15 juli 2013 in de betreffende vogelgebieden met een buffer van 5 kilometer er om heen, 344 vossen met behulp van het geweer en kunstlicht geschoten. Er werden slechts 5 vossen geschoten in de dagperiode. 35 Dit verschil is te verklaren doordat de vos zich in de dagperiode schuilhoudt in voor mensen ontoegankelijke gebieden, en zich s nachts begeeft in en in de omgeving van de weidevogelgebieden. 15 Conclusie In de dagperiode mag de Vos al met de landelijke vrijstelling (ex art 65) geschoten worden. Schieten in de dagperiode is echter onvoldoende effectief om weidevogels en bodembroeders te beschermen, de aantallen lopen nog steeds terug. Vossen zijn namelijk voornamelijk s nachts actief, en richten in die periode ook de meeste schade aan weidevogels en bodembroeders aan. Vossen verblijven overdag vaak in hun schuilplaats buiten de weidevogelgebieden. De verblijfplaatsen van vossen liggen daarnaast vaak in voor mensen ontoegankelijke gebieden. De effectiviteit van het s nachts doden van vossen met geweer met kunstlicht is om bovengenoemde redenen veel hoger, dan overdag. Het is daarom noodzakelijk om naast de dagperiode ook vossen te schieten in de nachtperiode. Het schieten van vossen in de nachtperiode zonder het gebruik van kunstlicht of een restlichtversterker is niet goed mogelijk. Het gebruik van een restlichtversterker in plaats van kunstlicht is veel effectiever in gebieden met dichte bossage of dichte rietlanden. Bovendien is mogelijke verstoring van overige diersoorten minder bij het gebruik van restlichtversterker dan bij het gebruik van kunstlicht. Gelet op het feit dat de vogelbeschermers en de terreinbeheerders aangegeven dat het gebruik van kunstlicht en restlichtversterkers als hulpmiddel bij het schieten van vossen effectief is, en beslist noodzakelijk is om hun doelstellingen te kunnen halen, en op het feit dat uit de afschotcijfers blijkt dat van de vorige ontheffing veel gebruik gemaakt werd, wordt een ontheffing verleend voor het gebruik van kunstlicht en voor een restlichtversterker op het geweer gemonteerd bij het schieten van vossen in de nachtperiode. Een ontheffing wordt verleend in weidevogelgebieden en korhoendergebied en een zone van 5 kilometer daaromheen. Vossen verblijven overdag vaak in hun schuilplaats buiten de weidevogelgebieden. Om bij een weidevogelgebied of korhoengebied te komen kunnen vossen, gezien de grootte van hun territorium, afstanden van 5 kilometer afleggen. 36 Het is dus van belang om ook de gebieden in een zone van 5 kilometer om de kwetsbare gebieden vrij te houden van vossen. 34 Brief: Nadere informatie in relatie tot plaatsing van de vos op de landelijke vrijstellingslijst, 7 oktober 2014, kenmerknummer: DGNR-NB / 14115349. 35 Faunabeheerplan Overijssel 2014-2019, blz 129. 36 Dit is af te leiden uit het feit dat de omvang van het territorium van vossen tot maximaal 400 ha groot is. Bron: Zwarte de N., e.a., Vossen in Rotterdam, literatuurstudie: ecologie, voorkomen en verspreiding in de stad, 2011 blz 8

De meest kwetsbare periode voor weidevogels en bodembroeders voor de predatie van de Vos, loopt vanaf het moment dat vogels opzoek gaan naar een broedplek tot het moment dat de kuikens vliegvlug zijn. Dit is de periode dat het schieten van Vossen het meest effectief is. Voor de Korhoeder en weidevogels loopt die periode van 1 februari tot en met 15 juli (zie blz. 12 en 13 van deze ontheffing). Het bestrijden van Vossen in de kwetsbare gebieden en de zone van 5 km er omheen gebeurt door jagers die dat in hun vrije tijd moeten doen. Zij moeten deze nachtelijke activiteit vaak combineren met een baan. Het is daardoor voor de jagers niet mogelijk om in een korte periode voor 1 februari de kwetsbare gebieden en de 5 km zones vrij te maken van vossen. Dat is de reden waarom wij voor een langere periode voor 1 februari (december en januari) ook een ontheffing verlenen voor het schieten van vossen in de nacht periode met kunstlicht of restlichtversterker. 16 Preventieve maatregelen Mogelijke preventieve maatregelen zoals het onaantrekkelijk maken van het biotoop van de vos, het verjagen van de vos of het afrasteren van weidevogelgebieden zijn praktisch niet uitvoerbaar. Bovendien beperkt de plaatsing van rasters de mogelijkheid tot uitwisseling van andere dieren tussen de verschillende kerngebieden in Overijssel. Dit laatste is in strijd met de doelstellingen voor de Ecologische Hoofdstructuur om uitwisseling van deelpopulaties mogelijk te maken. Stand van de populatie Op 17 september 2007 heeft de Rechtbank van Haarlem bepaald dat omdat de vos geplaatst is op de landelijke vrijstellingslijst als bedoelt in artikel 65 Flora en faunawet er in een ontheffingsbesluit ex art. 68 Flora en faunawet geen eigen beoordeling meer gemaakt hoeft te worden of aan alle voorwaarden genoemd in artikel 68 Flora en faunawet is voldaan. Volgens de rechter hoeft alleen de vraag beantwoord te worden of verweerder in redelijkheid ontheffing kon verlenen voor de gekozen middelen. 37 Onlangs is door de Staatssecretaris in haar brief van 7 oktober 2014 aan de Tweede Kamer bevestigd dat er aan de wettelijke belangen voor het plaatsen van de vos op de landelijke vrijstellingslijst nog steeds voldaan wordt. 38 Overigens is de gunstige staat van instandhouding van de Vos niet in gevaar. De Vos is in grote delen van Nederland en in Overijssel een algemeen voorkomende soort. De landelijke trend van de aantalsontwikkeling in Nederland is stabiel. Het aantal vossen is sinds de jaren 90 van de vorige eeuw tot 2008 in Overijssel geleidelijk toegenomen. Meer verblijfplaatsen en een verhoogd voedselaanbod door natuurontwikkeling hebben daar mogelijk toe bijgedragen. 39 Uit gegevens van www.waarnemingen.nl blijkt dat de vos in de periode 2008-2014 verspreid over de gehele provincie Overijssel voorkwam. 40 Volgens het Compendium voor de Leefomgeving is de landelijke trend van de vos stabiel in de periode vanaf 1994 tot en met 2013. 41 Nota beleidsregels en Faunabeheerplan 37 Rechtbank Haarlem, uitspraaknr. ECLI:NL:RBHAA:2007:BB5460, datum uitspraak 17-09-2007 38 Brief: Nadere informatie in relatie tot plaatsing van de vos op de landelijke vrijstellingslijst, 7 oktober 2014, kenmerknummer: DGNR-NB / 14115349. 39 Bode, A.D., e.a., De Zoogdieren van Overijssel, 1999, en; Compendium voor de Leefomgeving, Aantalsontwikkeling dagactieve zoogdieren, 1994-2008 40 Faunabeheerplan Overijssel 2014-2019, blz 122. 41 http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/ (indicator 1424, versie 07, 21 oktober 2014)

In de Nota Beleidsregels Faunabeheer Provincie Overijssel (21 september 2014) staat dat in gebieden met een weidevogeldoelstelling, en gebied met korhoenders en in een zone van 5 kilometer om deze gebieden heen, het doden van de Vos met behulp van kunstlicht mogelijk is, omdat veel inzet wordt geleverd om weidevogels en korhoenders te behouden. In deze gebieden wil de provincie een faciliterend beleid voeren ten aanzien van populaties van kwetsbare diersoorten, eventueel ten koste van de Vos. Op basis van het Faunabeheerplan kunnen ontheffingen ex artikel 68 Flora- en faunawet worden verleend. Voor de onderbouwing van de aanvraag verwijst de FBE naar het goedgekeurde Faunabeheerplan Overijssel. In het Faunabeheerplan zijn de beheermaatregelen per diersoort in het kader van beheer en schadebestrijding opgenomen. Hoofdstuk 17 van het Faunabeheerplan heeft betrekking op de Vos. Hierin staat dat predatie van vossen op korhoenders, zeldzame bodembroeders en weidevogels, die zeldzaam zijn of in aantal teruglopen, een effect kan hebben op het voortbestaan van populaties. 17 Natura-2000 gebieden In de gebieden waarvoor de ontheffing aangevraagd is, liggen beschermde gebieden. Dit zijn de zogenaamde "vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden" die in het kader van de Natura- 2000 regeling aangewezen zijn. Er dient door de houder van de ontheffing getoetst te worden of, in de vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden, de activiteiten die uit de ontheffing voortvloeien, leiden tot significante verstoring van de kwalificerende vogel- en/of diersoorten. Al vele jaren vindt binnen en buiten Natura-2000 gebieden afschot plaats. Het is niet aannemelijk dat eventuele verstoringen door afschot buiten Natura-2000 gebieden significante effecten hebben op de doelstellingen van de gebieden. Hiervan is in het verleden althans niets gebleken. Binnen de Natura-2000 gebieden is een beoordeling van de vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet door Gedeputeerde Staten noodzakelijk, voordat er vossen geschoten gaan worden. Het is namelijk mogelijk dat door het schieten van vossen kwalificerende soorten worden verstoord. Het is mogelijk dat naast deze ontheffing ex artikel 68 van de Flora- en faunawet, een vergunning op basis van artikel 19 d van de Natuurbeschermingswet (1998) noodzakelijk is. De Faunabeheereenheid (FBE) is de houder van de ontheffing. Het is de verantwoordelijkheid van de FBE om, voordat een ontheffing aan een Wildbeheereenheid (WBE) doorgeschreven wordt, te beoordelen of het gebied waar geschoten gaat worden, in een Natura 2000 gebied ligt. Het is de verantwoordelijkheid van de FBE, indien noodzakelijk, een ingevuld aanvraagformulier voor een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet '98 naar Gedeputeerde Staten te sturen. Conclusie Wij zijn van mening dat de gevraagde ontheffing voor het doden van vossen met behulp van kunstlicht en/of restlichtversterker kan worden verleend voor de weidevogelgebieden en een zone van 5 kilometer daaromheen, en de korhoengebieden en een zone van 5 kilometer daaromheen. Beide gebieden zijn aangegeven op kaart in het Faunabeheerplan Overijssel 2014-2019 (zie ook bijlage I bij dit besluit).

De ontheffing kan verleend worden omdat (mogelijke) belangrijke schade door vossen aan weidevogels en korhoenders duidelijk is aangetoond, 42 de wettelijk vereiste preventieve maatregelen praktisch niet uitvoerbaar zijn, en de gunstige staat van instandhouding van vossen geen gevaar loopt. Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan: - het ministerie van EZ, - de Faunabescherming, - de Koninklijke Jagersvereniging, - de NOJG, - Faunafonds in Utrecht, en, - de politie Eenheid Oost-Nederland. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel, 18 Lars Wuijster, teamleider Vergunningverlening 42 De Rechter heeft op 10 juli 2003 (Awb 03/606 en Awb 03/607) aangegeven van oordeel dat voor de conclusie dat de Vos een predatiefactor van betekenis is, niet nodig dat daarvoor sluitend wetenschappelijk bewijs wordt geleverd. Voldoende is dat zulks aannemelijk is.

19 Bezwaar Binnen 6 weken ingaand op de dag na de datum van verzending van het bijgaand besluit, kunt u daartegen een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, Postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon 038 499 9305). U kunt het bezwaarschrift desgewenst ook per fax verzenden. Het faxnummer van het Team Juridische Zaken is: 038-425 48 02. Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op http://www.overijssel.nl/loket/bezwaar-klacht/bezwaar-klachten/. Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarschriftprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld. Indien onverwijlde spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzieningenrechter van de Sector Bestuursrecht Rechtbank Overijssel (telefoon 038 888 44 44). In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.

BIJLAGE I WEIDEVOGEL- EN KORHOENDERGEBIED EN 5000 METER BUFFERZONE Bron: Faunabeheer plan Overijssel 2014-2019 (blz 176) 20