De ezel en Bileam. Wat vroeg Balak nogmaals aan Bileam? Numeri 22:16-17 16 Die kwamen bij Bileam en zeiden tegen hem: Dit zegt Balak, de zoon van Zippor: Laat u er toch niet van weerhouden naar mij toe te komen. 17 Ja, ik zal u met grote eer overladen, en alles wat u tegen mij zegt, zal ik doen. Maar kom toch, vervloek dit volk voor mij! Toen de gezanten aan Balak de boodschap overbrachten van de weigering van de profeet om hen te vergezellen, maakten ze hem niet duidelijk dat God dit had verboden. In de veronderstelling dat Bileam een grotere beloning wenste, zond de koning meer en aanzienlijker vorsten dan de eerste maal, met beloften van hogere onderscheidingen, en met de boodschap dat ze op elke voorwaarde van Bileam konden ingaan.
Kon Bileam tegen Gods wil ingaan? Numeri 22:18-19 18 Toen antwoordde Bileam en zei tegen de dienaren van Balak: Al zou Balak mij zijn huis vol zilver en goud geven, ik ben niet in staat het bevel van de HEERE, mijn God, te overtreden om iets te doen, klein of groot. 19 Nu dan, blijft u toch ook deze nacht hier, opdat ik weet wat de HEERE verder tot mij spreken zal. Bileam werd voor een tweede maal op de proef gesteld. In antwoord op het verzoek van de boden had hij zich heel nauwgezet en vroom voorgedaan, door hen te verzekeren dat goud of zilver hem niet kon overhalen in te gaan tegen Gods wil. Maar hij wilde graag ingaan op het verzoek van de koning, en hoewel Gods wil duidelijk was bekendgemaakt, verzocht hij de boden te blijven, om God nader te raadplegen; alsof de Oneindige een mens was, die zich laat overhalen.
Wat was Bileam van plan; zocht hij Gods wil of wilde hij in zijn hart zijn eigen wil uitvoeren? Numeri 22:20 20 God kwam 's nachts tot Bileam en zei tegen hem: Kwamen die mannen soms om u te ontbieden? Sta op, ga met hen mee, maar u mag alleen dat doen, wat Ik tot u spreken zal. Zover wilde God Bileam zijn eigen weg laten volgen, omdat hij dit toch van plan was. Hij zocht niet Gods wil, maar de zijne, en probeerde daarna Gods goedkeuring te verkrijgen.
Waar ging Bileam toch naar toe? Numeri 22:21 21 De volgende morgen stond Bileam op, zadelde zijn ezelin en ging met de vorsten van Moab mee.
Wat was de reactie van God? Numeri 22:22 22 De toorn van God ontbrandde echter, omdat hij op weg ging, en een engel van de HEERE ging hem in de weg staan als zijn tegenstander. Bileam reed op zijn ezelin, en twee van zijn knechten waren bij hem.
Waaruit bleek dat Bileam weinig geduld toonde? Numeri 22:23 23 Toen de ezelin de engel van de HEERE op de weg zag staan, met het getrokken zwaard in zijn hand, week de ezelin van de weg af en ging het veld in. Toen sloeg Bileam de ezelin om haar weer naar de weg terug te drijven.
Ging Bileam door met slaan? Numeri 22:24-25 24 Maar de engel van de HEERE ging nu op een nauw pad tussen de wijngaarden staan, met een muur aan de ene en een muur aan de andere kant. 25 Toen de ezelin de engel van de HEERE zag, drukte ze zich tegen de muur aan en drukte Bileams voet tegen de muur; daarom ging hij door met haar te slaan.
Had Bileam in de gaten dat de ezelin tegem hem sprak? Numeri 22:26-28 26 De engel van de HEERE ging nog verder en ging op een nauwe plaats staan, waar geen weg was om naar rechts of links af te wijken. 27 Toen de ezelin de engel van de HEERE zag, ging ze liggen, onder Bileam. Toen ontstak Bileam in woede en hij sloeg de ezelin met een stok. 28 Toen opende de HEERE de mond van de ezelin en ze zei tegen Bileam: Wat heb ik u misdaan, dat u mij nu driemaal geslagen hebt?
Hoe machtig was Bileam als tovenaar? Numeri 22:29 29 Toen zei Bileam tegen de ezelin: Omdat jij de spot met me drijft. Had ik maar een zwaard in mijn hand, dan zou ik je nu doden! Woedend omdat zijn reis op deze wijze vertraagd werd, antwoordde Bileam het dier, zoals hij een redelijk wezen zou hebben aangesproken: "Omdat gij de spot met mij drijft; had ik een zwaard in mijn hand, dan zou ik u nu zeker doden." Hier was iemand die zich uitgaf voor tovenaar, op weg om een heel volk te vervloeken zodat ze machteloos zouden zijn, en toch was hij niet eens in staat het dier waarop hij reed te doden!
Wat zag Bileam opeens en wat deed hij toen? Numeri 22:30-31 30 De ezelin zei tegen Bileam: Ben ik niet uw ezelin, waarop u gereden hebt sinds u mijn heer werd, tot op deze dag? Was ik ooit gewend u zo te behandelen? Hij zei: Nee! 31 Toen ontsloot de HEERE de ogen van Bileam, zodat hij de engel van de HEERE zag staan op de weg, met zijn uitgetrokken zwaard in zijn hand. En hij knielde en boog zich neer met zijn gezicht ter aarde.
Dankzij wie bleef Bileam in leven? Numeri 22:32-33 32 De engel van de HEERE zei tegen hem: Waarom hebt u uw ezelin nu driemaal geslagen? Zie, ik ben zelf uitgegaan als uw tegenstander, want deze weg wijkt van mij af. 33 Maar de ezelin heeft mij gezien en driemaal is ze voor mij uitgeweken. Als ze niet voor mij was uitgeweken, zou ik u nu zeker hebben gedood, maar haar zou ik hebben laten leven.
Door wie en door welke oorzaak was Bileam ziende blind geworden? 2 Korinthe 4:4 4 Van hen, de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is, hen niet zou bestralen. Bileam had zijn leven te danken aan het arme dier dat hij zo wreed behandeld had. De man die voorgaf een profeet des Heren te zijn, die beweerde dat zijn ogen geopend waren, en dat hij "het gezicht des Almachtige" zag, was zo verblind door hebzucht en eerzucht dat hij de Engel van God niet zag, die wel door zijn ezelin werd gezien. De god dezer eeuw heeft de overleggingen van hen, ongelovigen, met blindheid geslagen.
Door welke geest werd Bileam beheerst? Spreuken 12:10 10 De rechtvaardige kent het leven van zijn vee, maar barmhartigheid van goddelozen is meedogenloos. Door de wijze waarop Bileam het dier behandelde, had hij getoond welke geest hem beheerste. Weinigen beseffen terecht de zondigheid van het misbruiken of verwaarlozen van dieren. Hij, Die de mens heeft geschapen, maakte ook de dieren, en "Zijn barmhartigheid is over al Zijn werken." Psalm 145:9 De dieren werden geschapen om de mens te dienen, maar deze heeft niet het recht hen pijn te veroorzaken door een ruwe of wrede behandeling.
Wat zag Bileam nu wel in en welke strikte opdracht kreeg Bileam? Numeri 22:34-35 34 Toen zei Bileam tegen de engel van de HEERE: Ik heb gezondigd, want ik wist niet dat u hier stond om mij onderweg te ontmoeten; nu dan, als het slecht is in uw ogen, zal ik wel terugkeren. 35 En de engel van de HEERE zei tegen Bileam: Ga met deze mannen mee, maar alleen het woord dat ik tot u spreken zal, mag u spreken. Daarop ging Bileam met de vorsten van Balak mee.