ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 24 februari 1987 *

Vergelijkbare documenten
ARREST VAN HET HOF 6 november 1990*

ARREST VAN HET HOF 27 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF 16 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF 24 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF 14 oktober 1987 *

ARREST VAN HET HOF 20 september 1988*

ARREST VAN HET HOF 15 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 december 2000 (1)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

ARREST VAN HET HOF 5 oktober 1988 *

ARREST VAN HET HOF 21 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 28 maart 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF 30 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 april 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

BESCHIKKING VAN HET HOF 5 maart 1986 *

Uittreksel van het arrest van het Hof van Justitie, AETR, zaak (31 maart 1971)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987*

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 21 februari 2002 *

ARREST VAN HET HOF 2 augustus 1993 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Grote kamer) 17 maart 2005 * betreffende een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 27 juli 2004,

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 22 juni 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 juli 2000*

ARREST VAN HET HOF 24 november 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

ARREST VAN HET HOF 25 oktober 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 8 oktober 1986 * 1) Gerhardus Leussink, ambtenaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen,

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 11 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 oktober 2003 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1987 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF 18 mei 1995 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 februari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 9 maart 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 mei 2003 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

ARREST VAN HET HOF 1 oktober 1997"

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 7 maart 1990 *

ARREST VAN HET HOF 17 november 1993 "

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

61985J0072. Trefwoorden. Samenvatting. Jurisprudentie 1986 bladzijde 01219

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

Datum van inontvangstne ming : 13/04/2012

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vijfde kamer) 5 juli 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 februari 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 6 oktober 2005 * betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 14 mei 2003,

ARREST VAN HET HOF 21 september 1989*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 maart 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

61993J0381. Jurisprudentie 1994 bladzijde I Zweedse bijz. uitgave bladzijde I Finse bijz. uitgave bladzijde I-00225

ARREST VAN HET HOF 15 maart 1990*

( Richtlijnen van de Raad 77/388, artikel 13, B, sub d, punt 1, en 78/583, artikel 1 )

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

Benoît Suss tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

ARREST VAN HET HOF 14 november 1995 *

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig geding tussen

ARREST VAN HET HOF 30 september 1987 *

ARREST VAN ZAAK C-215/94. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

ARKEST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

Steunmaatregelen van de staten / Nederland - Steunmaatregel nr. N 8/ Verlenging sociaal-economisch plan veehouderij

ARREST VAN HET HOF 21 november 1991*

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 15 juli 2004 *

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 *

Angélique Verii-Wallace tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 juli 1988 *

Steunmaatregel N 118/2004 -België (Vlaanderen) Subsidies voor haalbaarheidsstudies met betrekking tot bouw- en milieuprojecten buiten de EU.

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 14 oktober 2004 * betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG,

ARKEST VAN HET HOF 9 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 24 oktober 1996*

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 september 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 juli 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 1 april 2004 *

dello Stato" I. M. Braguglia, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Italiaanse ambassade.

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

Zaak T-205/99. Hyper Srl tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 *

Transcriptie:

DEUFIL/COMMISSIE ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 24 februari 1987 * In zaak 310/85, Deufil GmbH & Co. KG, commanditaire vennootschap naar Duits recht, gevestigd te Bergkamen-Rünthe, in de persoon van de beherende vennootschap Deufil GmbH, eveneens gevestigd te Bergkamen Rünthe, vertegenwoordigd door K. G. Beisken, advocaat te Düsseldorf, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij E. Vogt, directeur van de Compagnie financière de crédit et de gestion, 40, boulevard Joseph-II, verzoekster, tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur N. Koch als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende bij G. Kremlis, lid van haar juridische dienst, bâtiment Jean Monnet, Kirchberg, verweerster, betreffende een beroep tot nietigverklaring van beschikking nr. 85/471 van de Commissie van 10 juli 1985 inzake een steunmaatregel van de Duitse regering ten behoeve van een producent van polyamide- en polypropyleengarens te Bergkamen (PB 1985, L 278, blz. 26), wijst HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer), samengesteld als volgt: C. Kakouris, kamerpresident, T. F. O'Higgins, T. Koopmans, O. Due en K. Bahlmann, rechters, advocaat-generaal: M. Darmon griffier: D. Louterman, administrateur * Procestaal: Duits. 921

ARREST VAN 24. 2. 1987 ZAAK 310/85 gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 24 september 1986, gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 10 december 1986, het navolgende Arrest 1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 14 oktober 1985, heeft Deufil GmbH & Co. KG, gevestigd te Bergkamen-Rünthe (Bondsrepubliek Duitsland), krachtens artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag beroep ingesteld tot nietigverklaring van beschikking nr. 85/471 van de Commissie van 10 juli 1985 (PB 1985, L 278, blz. 26). In deze beschikking verklaarde de Commissie dat de steun ten bedrage van 2,945 miljoen DM welke in 1983 krachtens de Duitse wet inzake investeringssubsidies en het gemeenschappelijke regionale steunprogramma van de Bondsregering en de Lander aan verzoekster was toegekend, onwettig was, omdat hij niet vooraf bij de Commissie was aangemeld, en onverenigbaar was met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92 EEG-Verdrag, en dat hij van de ontvanger moest worden teruggevorderd. 2 Vaststaat dat de Duitse autoriteiten dit bedrag hebben toegekend op grond van een aanvraag van verzoekster, waarin zij verzocht om investeringssteun naar aanleiding van de vervanging van een installatie met een jaarlijkse produktiecapaciteit van 3 000 ton polyamidegarens door een nieuwe installatie met een jaarlijkse produktiecapaciteit van 5 000 ton polyamide- of polypropyleengarens. Volgens deze aanvraag lag het in de bedoeling om met gebruikmaking van nieuwe produktietechnologieën polyamidegarens voor een deel door polypropyleengarens te vervangen. 3 Uit de gegevens die verzoekster in antwoord op vragen van het Hof heeft verstrekt, blijkt evenwel dat de nieuwe installatie een capaciteit van 6 000 ton heeft en dat de geplande omschakeling in 1985 nog niet was uitgevoerd; in dat jaar werden namelijk 4 191 ton polyamidegarens en 1 546 ton polypropyleengarens vervaardigd. 922

DEUFIL / COMMISSIE 4 Bovendien blijkt uit het dossier, dat in tegenstelling tot polyamidegarens, de polypropyleengarens, een relatief nieuw produkt, eerst sinds 1985 vallen onder de steuncode", dat wil zeggen de gedragsregels die de Commissie aan de Lid-Staten heeft meegedeeld met betrekking tot steunmaatregelen aan de kunstvezel- en -garensector; dat de gemeenschappelijke markt voor polyamide- en polypropyleengarens onder een groot aantal kleine en middelgrote ondernemingen is verdeeld, zodat verzoekster reeds met een aandeel van slechts 2 à 3% van de communautaire produktie één van de belangrijkste producenten is; en dat de capaciteitsbenutting in de Gemeenschap in 1983 voor polyamidegarens op 72% en voor polypropyleengarens op 64% lag. 5 Tot staving van haar beroep tot nietigverklaring voert verzoekster de volgende drie middelen aan: schending van artikel 92, lid 1, EEG-Verdrag, omdat de betrokken steun geen steunmaatregel in de zin van deze bepaling is en de mededinging en het handelsverkeer tussen de Lid-Staten niet ongunstig beïnvloedt; schending van artikel 92, lid 3, omdat de betrokken steun voldoet aan de voorwaarden die gelden voor de uitzonderingen bedoeld in de punten sub b en c van die bepaling, en schending van verzoeksters gewettigd vertrouwen, omdat de beschikking van de Commissie de Bondsrepubliek Duitsland ertoe verplicht deze steun terug te vorderen. 6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het beleid van de Commissie inzake steunmaatregelen in de textielsector en de argumenten van partijen zij verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hieronder slechts weergegeven, voor zover dit noodzakelijk is voor de redenering van het Hof. De toepassing van artikel 92, lid 1 7 Verzoekster begint met te stellen dat het betwiste bedrag is toegekend overeenkomstig nationale voorschriften inzake conjunctuurpolitieke maatregelen in de zin van artikel 103 EEG-Verdrag, die bijdragen tot de algemene economische ontwik- 923

ARREST VAN 24. 2. 1987 ZAAK 310/85 keling en de verbetering van de structuren. Dergelijke maatregelen zouden geen steunmaatregelen zijn in de zin van artikel 92, lid 1, EEG-Verdrag. 8 Dit argument kan niet worden aanvaard. Zoals het Hof in zijn arrest van 2 juli 1974 (zaak 173/73, Italië/Commissie, Jurispr. 1974, blz. 709) heeft vastgesteld, heeft artikel 92 ten doel te voorkomen dat het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig wordt beïnvloed door tegemoetkomingen van overheidswege die in verschillende vormen de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde produkties vervalsen of dreigen te vervalsen. Dit artikel maakt dus geen onderscheid naar de oorzaken of doeleinden der bedoelde maatregelen, maar ziet naar hun gevolgen. In casu heeft het toegekende bedrag de door verzoekster te dragen investeringskosten verlaagd, zodat zij werd begunstigd ten opzichte van de andere producenten in die sector. De algemene doelstellingen van de nationale regelingen, die de rechtsgrondslag voor de toekenning van deze bedragen vormden, volstaan niet om deze maatregel aan de toepassing van artikel 92 te onttrekken. 9 In de tweede plaats stelt verzoekster dat, zelfs indien het hier een steunmaatregel zou betreffen, deze niet de mededinging heeft kunnen vervalsen noch het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig heeft kunnen beïnvloeden. In dat verband merkt verzoekster op, dat het grootste deel van haar polyamidegarensproduktie buiten de Gemeenschap wordt verkocht. Het resterende deel zou zij vooral aan ondernemingen leveren, die tot hetzelfde concern behoren als waarvan zij deel uitmaakt, en die gelijktijdig hun eigen produktie zouden hebben verminderd, zodat de hoeveelheid van deze garens die in de Gemeenschap in het vrije verkeer is gebracht, in feite een te verwaarlozen deel van de markt zou vertegenwoordigen. Voorts zou de markt voor polyamide- en polypropyleengarens een constante verbetering van de capaciteitsbenutting en van de prijzen vertonen. 10 In de considerans van de bestreden beschikking voert de Commissie ter motivering van de toepassing van artikel 92, lid 1, met name aan, dat er een scherpe concurrentie bestaat tussen polyamide- en polypropyleenproducenten in de EEG en dat er intensief handel wordt gedreven in deze produkten. Hoewel de capaciteitsbenutting voor polyamidegarens na de toekenning van de betrokken steun inderdaad is verbeterd, zou dat voornamelijk zijn omdat een deel van de capaciteit in de Gemeenschap was verwijderd, terwijl de produktie ongewijzigd was gebleven. Ook voor polypropyleengarens zou de capaciteitsbenutting zijn verbeterd, doch voor beide produkten zou de bestaande capaciteit nog gedurende een aanzienlijk aantal jaren niet in evenwicht zijn met de vraag en zouden tal van producenten in de 924

DEUFIL / COMMISSIE EEG verlies blijven lijden, omdat de prijzen te laag waren en nog steeds niet boven het peil van 1974 uitkwamen. 1 1 Inzonderheid wat verzoeksters situatie betreft, stelt de Commissie in de considerans van de bestreden beschikking verder, dat deze een produktiecapaciteit heeft die 3,2 en 5,6% van de totale EEG-capaciteit voor respectievelijk polyamide en polypropyleen vertegenwoordigt, en dat zij 30% van haar polyamideproduktie en 70% van haar polypropyleenproduktie aan andere Lid-Staten levert. 12 Deze overwegingen, die verzoekster niet heeft kunnen weerleggen, rechtvaardigen volkomen de conclusie in de beschikking van de Commissie, dat de betrokken steun van dien aard is, dat hij het handelsverkeer ongunstig beïnvloedt en de mededinging tussen Lid-Staten vervalst of dreigt te vervalsen. 13 Wat verder de gestelde vermindering van de produktie van andere ondernemingen die behoren tot het concern waarvan ook verzoekster deel uitmaakt betreft, volstaat het erop te wijzen, dat deze bewering, die voor het eerst ter terechtzitting werd ter sprake gebracht, niet is bewezen. Volgens de door de Commissie overgelegde statistieken bedroeg het aandeel van de andere ondernemingen van dit concern in 1984 nog steeds 9,2% van de markt voor polyamidegarens. 14 Derhalve moet verzoeksters eerste middel worden verworpen. Het niet toepassen van artikel 92, Ľd 3 15 Volgens verzoekster draagt de litigieuze steun bij tot de economische ontwikkeling van de streek Bergkamen, waarin de levensstandaard abnormaal laag is en een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst. Daar het de bedoeling was met die investering de produktie van polyamidegarens te beperken en uiteindelijk stop te zetten ten voordele van polypropyleengarens waarvan de produktie toen nog niet onder de steuncode viel, zou het een herstructurering in het gemeenschappelijk belang zijn. De steun zou derhalve voldoen aan de voorwaarden die gelden voor de uitzonderingen van artikel 92, lid 3, sub a en c. 925

ARREST VAN 24. 2. 1987 ZAAK 310/85 16 In de considerans van haar beschikking wijst de Commissie erop, dat de met behulp van de steun geïnstalleerde machines aanzienlijke economische voordelen opleveren ten opzichte van de traditionele produktie-eenheden. Deze machines zouden al een aantal jaren op de markt beschikbaar zijn geweest, zodat de betrokken investering niet meer zou zijn geweest dan een normale modernisering met het oog op het behoud van de concurrentiepositie en derhalve tot stand had moeten zijn gebracht met gebruikmaking van eigen financiële middelen van de onderneming. Gelet op de overcapaciteit die bestaat voor de produktie zowel van polypropyleen als van polyamidegarens, zou iedere kunstmatige verlaging van de investeringskosten van een producent van deze produkten de concurrentiepositie van andere concurrenten verzwakken en, indien zij leidt tot uitbreiding van de capaciteiten, tot gevolg hebben dat de capaciteitsbenutting wordt verminderd en de prijzen worden verlaagd. Ongetwijfeld zou de betrokken steun dus een ongunstige invloed uitoefenen op de handel in een mate die in strijd is met het gemeenschappelijk belang in de zin van artikel 92, lid 3, sub c. 17 Wat inzonderheid artikel 92, lid 3, sub a, betreft, de Commissie betwist dat de levensstandaard in de streek Bergkamen abnormaal laag is en dat er een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst. In de situatie waarin de polyamide- en polypropyleengarensector zich momenteel bevindt en zich in een voorzienbare toekomst blijft bevinden, zou de betrokken steun de betrokken streek alleszins geen duurzame inkomensverbetering hebben gebracht, noch tot een vermindering van de werkloosheid hebben geleid, en zou hij derhalve niet ten goede komen aan de economische ontwikkeling van die streek in de zin van het bepaalde sub a. 18 Zoals het Hof in zijn arrest van 17 september 1980 (zaak 730/79, Philip Morris, Jurispr. 1980, blz. 2671) heeft vastgesteld, verleent artikel 92, lid 3, de Commissie een discretionaire bevoegdheid, waarvan de uitoefening een afweging van economische en sociale gegevens impliceert, die dient te geschieden in een communautair kader. Toen de Commissie overwoog, dat de toekenning van steun voor een investering die de produktiecapaciteit verhoogt in een sector die reeds met een ernstige overproduktie heeft te kampen, in strijd is met het gemeenschappelijk belang en dat een dergelijke steun de economische ontwikkeling van de betrokken streek niet ten goede kan komen, heeft zij de aan haar beoordelingsmarge gestelde grenzen in geen enkel opzicht overschreden. 19 Derhalve moet ook dit tweede middel worden verworpen. 926

DEUFIL / COMMISSIE De bescherming van het gewettigd vertrouwen 20 Subsidiair betoogt verzoekster, dat het door de Commissie tot de Bondsrepubliek Duitsland gerichte bevel om de steun terug te vorderen, zich niet verdraagt met het beginsel van het gewettigd vertrouwen. Verzoekster zou deze steun hebben ontvangen op grond van een definitief geworden beschikking en correcte inlichtingen en zou die steun hebben aangewend om haar produktie om te schakelen op een produkt dat nog niet onder de steuncode viel. 21 In wezen stelt dit middel de vraag aan de orde, of het feit dat polypropyleengarens niet onder de steuncode vielen bij de ondernemingen die hun produktie op dit produkt hebben omgeschakeld, een gewettigd vertrouwen heeft kunnen wekken, dat eraan in de weg zou kunnen staan dat de Commissie de nationale autoriteiten zou gelasten een daarvoor toegekende steun terug te vorderen. 22 Deze vraag dient ontkennend te worden beantwoord. De steuncode geeft slechts richtsnoeren waarin het beleid wordt bepaald, dat de Commissie op het gebied van steun aan de kunstvezel- en -garensector in de toekomst denkt te volgen, en die zij door de Lid-Staten geëerbiedigd wenst te zien. In de steuncode wordt niet afgeweken van de artikelen 92 en 93 EEG-Verdrag; hij zou dat trouwens ook niet kunnen. 23 Uit het dossier blijkt overigens, dat de marktsituatie een verschil in behandeling tussen polypropyleengarens en polyamidegarens niet rechtvaardigde, en dat de polypropyleengarens enkel eerst met ingang van 1985 in de onder deze code vallende produkten werden opgenomen, omdat het een nieuw produkt was. 24 Daar het bestreden bedrag onmiskenbaar een steunmaatregel in de zin van artikel 92, lid 1, was, had de Commissie conform artikel 93, lid 3, van dit voornemen tot toekenning van de steun op de hoogte moeten worden gebracht, en had de steun niet voor het einde van de door de Commissie aangevangen procedure mogen worden verleend. Volgens artikel 93, lid 2, bepaalt de Commissie indien zij vaststelt dat een steunmaatregel niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, dat de betrokken staat die steunmaatregel moet opheffen of wijzigen. Wanneer de steun in strijd met artikel 93, lid 3, evenwel reeds is uitbetaald, kan de betrokken beschikking de vorm hebben van een tot de nationale autoriteiten gericht bevel, de steun terug te vorderen. 927

ARREST VAN 24. 2. 1987 ZAAK 310/85 25 Hieruit volgt, dat het feit dat polypropyleengarens niet onder de steuncode vielen, bij verzoekster geen gewettigd vertrouwen heeft kunnen wekken, dat eraan in de weg zou staan dat de Commissie in de beschikking waarin zij vaststelt dat de steun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, de Duitse autoriteiten kon gelasten de steun terug te vorderen. 26 Mitsdien moet dit beroep in al zijn onderdelen worden verworpen. Kosten 27 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, moet zij in de kosten worden verwezen. rechtdoende: 1) Verwerpt het beroep. HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer) 2) Verwijst verzoekster in de kosten, daaronder begrepen die welke op het kort geding zijn gevallen. Kakouris O'Higgins Ko op mans Due Bahlmann Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 24 februari 1987. De griffier P. Heim De president van de Zesde kamer C. Kakouris 928