Intitulé : Bioscoopverordening Citeertitel: Bioscoopverordening Vindplaats : AB 1990 no. GT 12 Wijzigingen: AB 1997 nos. 33, 34 De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder Artikel 1 1. Het is verboden openbare bioscoopvoorstellingen te houden of te geven zonder vooraf verkregen schriftelijke vergunning van de minister van Vervoer en Communicatie. 2. Deze vergunning wordt niet vereist voor het houden of geven van: a. openbare bioscoopvoorstellingen ten dienste van door de minister van Vervoer en Communicatie aangewezen inrichtingen van onderwijs; b. openbare bioscoopvoorstellingen waarbij uitsluitend films worden vertoond betreffende onderwerpen van wetenschap, nijverheid, landbouw en handel, welke als zodanig door de commissie, bedoeld in artikel 13, zijn goedgekeurd, mits daarbij wordt voldaan aan de door de minister van Vervoer en Communicatie te stellen eisen van veiligheid, gezondheid en zedelijkheid. Artikel 2 1. De vergunning, bedoeld in artikel 1, eerste lid, wordt schriftelijk aangevraagd voor een daarbij omschreven plaats. Bij de aanvraag kiest de belanghebbende woonplaats in Aruba. 2. De aanvrager verstrekt zoveel mogelijk de van hem door of vanwege de minister van Vervoer en Communicatie gevraagde inlichtingen en bescheiden. 3. Binnen twee maanden wordt op de aanvraag schriftelijk beschikt, de minister van Justitie en Publieke Werken of een door hem aangewezen ambtenaar gehoord. Artikel 3 1. De ministeriële beschikking tot verlening van de vergunning houdt in een omschrijving van de plaats waar de voorstellingen zullen worden gehouden. 2. De vergunning geldt voor de rechtverkrijgenden van de vergunninghouder indien zij het bedrijf voortzetten gedurende drie maanden nadat het recht is overgegaan of indien zij binnen die tijd vergunning hebben aangevraagd totdat de beschikking op hun aanvraag onherroepelijk is geworden. Artikel 4 De vergunning kan worden geweigerd: a. in het algemeen belang;
b. indien te duchten is, dat de aanvrager de bepalingen, bij of krachtens deze landsverordening vastgesteld, niet zal nakomen; c. indien de plaats waar de voorstellingen zullen worden gegeven, niet voldoet aan de door de minister van Vervoer en Communicatie te stellen eisen van veiligheid, gezondheid en zedelijkheid; d. indien nog geen vijf jaren zijn verstreken sedert een aan de aanvrager, ingevolge deze landsverordening verleende vergunning, is ingetrokken. Artikel 5 1. Een ministeriële beschikking tot weigering van de vergunning vermeldt de gronden waarop deze weigering berust. 2. Deze wordt niet vastgesteld dan nadat de belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om door of vanwege de minister van Vervoer en Communicatie te worden gehoord. Artikel 6 De houder van de vergunning is verplicht te zorgen: a. dat de bepalingen bij of krachtens deze landsverordening vastgesteld, voor zover hem betreft, worden nagekomen; b. dat de exploitatie van zijn bedrijf niet geschiedt in strijd met de goede zeden of de openbare orde; c. dat geen andere afbeeldingen ter reclame voor films worden vertoond dan die welke vooraf door de commissie, bedoeld in artikel 13, zijn toegelaten. Artikel 7 Ter bestrijding van de kosten van administratie en toezicht betaalt de houder van de vergunning ten bate van het Land ter zake van de hem verleende schriftelijke vergunning bij de uitreiking daarvan en vervolgens in de eerste maand van elk volgend kalenderjaar een recht waarvan het bedrag door de minister van Vervoer en Communicatie wordt vastgesteld. Artikel 8 Indien de ondervinding de noodzaak daartoe aantoont, kunnen de krachtens artikel 4, onderdeel c, gestelde eisen van veiligheid, gezondheid en zedelijkheid worden gewijzigd. De minister van Vervoer en Communicatie zendt hiervan schriftelijk bericht aan de houder van de vergunning met bepaling van een termijn, waarbinnen door deze aan de gewijzigde eisen zal moeten zijn voldaan. Schorsing en intrekking van de vergunning Artikel 9 De minister van Vervoer en Communicatie zendt een schriftelijke waarschuwing aan de houder van een vergunning indien enige ingevolge deze landsverordening of ingevolge de hem verleende vergunning op hem rustende verplichting niet is nagekomen of indien de plaats waar de voorstellingen worden gehouden niet voldoet aan de gestelde eisen van 2
veiligheid, gezondheid en zedelijkheid. Artikel 10 1. De vergunning kan door de minister van Vervoer en Communicatie voor de tijd van ten hoogste zes maanden worden geschorst, indien aan de waarschuwing, bedoeld bij artikel 9, binnen een door de minister van Vervoer en Communicatie te bepalen termijn niet is voldaan of indien na het zenden van de waarschuwing binnen een tijdsverloop van vijf jaren er andermaal termen zijn voor toepassing van artikel 9. 2. De ministeriële beschikking tot schorsing wordt niet vastgesteld dan nadat de houder van de vergunning in de gelegenheid is gesteld door of vanwege de minister van Vervoer en Communicatie te worden gehoord. Artikel 11 1. De vergunning kan door de minister van Vervoer en Communicatie worden ingetrokken: a. indien omstandigheden zich voordoen op grond waarvan, indien zij vroeger bekend of te duchten waren geweest de vergunning zou zijn geweigerd; b. indien blijkt dat er binnen vijf jaren na de waarschuwing, bedoeld in artikel 9, of de schorsing, bedoeld in artikel 10, andermaal termen zouden zijn voor toepassing van een van deze artikelen. 2. De minister van Justitie en Publieke Werken of een door hem aan te wijzen ambtenaar kan hiertoe een voorstel aan de minister van Vervoer en Communicatie doen. 3. De ministeriële beschikking tot intrekking wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning in de gelegenheid is gesteld om door of vanwege de minister van Vervoer en Communicatie te worden gehoord. Artikel 12 1. Een ministeriële beschikking tot schorsing of intrekking van de vergunning vermeldt de gronden waarop de schorsing of intrekking berust. 2. Tegen de schorsing of intrekking kan de belanghebbende binnen een maand na de dagtekening van de ministeriële beschikking van de minister van Vervoer en Communicatie bij de Gouverneur in beroep komen. Binnen twee maanden na de dagtekening van het beroepschrift wordt bij met redenen omkleed landsbesluit beslist. 3. Voordat op het ingesteld beroep wordt beslist, kan bij landsbesluit worden bepaald dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van de minister van Vervoer en Communicatie tot schorsing of intrekking van de vergunning buiten werking wordt gesteld. Keuring en herkeuring van films Artikel 13 1. De minister van Vervoer en Communicatie benoemt voor de keuring van films een commissie van ten hoogste veertien leden, waaronder een voorzitter en twee plaatsvervangende voorzitters. Aan de commissie 3
wordt door de minister van Vervoer en Communicatie een secretaris toegevoegd. 2. De leden van de commissie worden benoemd voor de tijd van een kalenderjaar. 3. De leden en de secretaris van de commissie hebben te allen tijde vrije toegang tot de openbare bioscoopvoorstellingen. 4. De minister van Vervoer en Communicatie is bevoegd aan de voorzitter, de leden en de secretaris van de commissie een vergoeding toe te kennen. 5. De commissie keurt met ten minste drie en ten hoogste vijf leden waaronder de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter. Artikel 14 1. Het is de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, verboden in het openbaar films te vertonen, tenzij deze door de keuringscommissie als niet in strijd met de goede zeden of de openbare orde voor openbare vertoning zijn toegelaten. Tegelijk met de films worden de titellijsten en het materiaal tot aankondiging en reclame van de films gekeurd. 2. Bij openbare bioscoopvoorstellingen, toegankelijk voor of bijgewoond door kinderen te wier aanzien niet voldoende aannemelijk is dat zij de leeftijd van veertien jaren hebben bereikt, worden geen films vertoond dan indien en voor zover de keuringscommissie die voor het vertonen aan kinderen jonger dan veertien jaren toelaatbaar heeft bevonden. 3. Bij openbare bioscoopvoorstellingen, niet toegankelijk voor of bijgewoond door kinderen beneden de veertien jaren, doch toegankelijk voor of bijgewoond door personen van veertien jaren of daarboven, te wier aanzien niet voldoende aannemelijk is dat zij de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt, worden geen films vertoond dan indien en voor zover de keuringscommissie die voor het vertonen aan personen tussen veertien en achttien jaren toelaatbaar heeft bevonden. 4. In afwijking van de voorgaande bepalingen is de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, naar door de keuringscommissie te stellen regelen bevoegd in spoedeisende gevallen films die blijkens catalogus zijn goedgekeurd door het "National Legion of Decency" te New York, te vertonen vóórdat deze aan het oordeel van de keuringscommissie zijn onderworpen. 5. Het bepaalde in het vierde lid is niet van toepassing ten aanzien van door het "National Legion of Decency" te New York goedgekeurde films waarvan de keuringscommissie de keuring uitdrukkelijk heeft voorbehouden. Artikel 15 1. Na iedere keuring doet de voorzitter c.q. de plaatsvervangend voorzitter van de keuringscommissie zo spoedig mogelijk mededeling van het resultaat van de keuring aan de minister van Vervoer en Communicatie en aan de betrokken vergunninghouder. 2. De houder van de vergunning kan binnen vierentwintig uur na ontvangst van de evenbedoelde mededeling de minister van Vervoer en Communicatie verzoeken een herkeuring te doen plaats hebben. De herkeuring geschiedt door of namens de minister van Vervoer en Communicatie. 4
Artikel 16 Op duidelijk waarneembare wijze wordt aan de ingang van de plaats waar de openbare bioscoopvoorstelling gegeven wordt, vermeld voor welke personen naar onderscheiding van leeftijd de voorstelling toegankelijk is. Artikel 17 Indien van de openbare vertoning van een door de keuringscommissie toegelaten film stoornis van de openbare orde te duchten is, is de minister van Justitie en Publieke Werken of een door hem aan te wijzen ambtenaar bevoegd de openbare vertoning van zulk een film te verbieden. Toezicht en strafbepalingen Artikel 17a 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren. Een zodanig landsbesluit wordt bekendgemaakt in de Landscourant van Aruba. 2. De krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle zakelijke boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen; c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen; d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm. 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren. 5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren alle medewerking te verlenen, die op grond van het tweede lid wordt gevorderd. Artikel 18 1. Hij die in strijd handelt met of niet nakomt de voorwaarden verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, wordt geacht gehandeld te hebben zonder vergunning. 2. Onder handelen wordt in dit artikel tevens begrepen nalaten. Artikel 19 Overtreding van artikel 1, eerste lid, en van artikel 14, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of 5
geldboete van ten hoogste drieduizend florin. Artikel 20 Hij die een openbare bioscoopvoorstelling geeft als bedoeld in artikel 1, op een plaats die niet voldoet aan de eisen van veiligheid, gezondheid en zedelijkheid door de minister van Vervoer en Communicatie gesteld of tijdens een openbare bioscoopvoorstelling de desbetreffende voorschriften niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste duizend florin. Artikel 21 1. Het is aan personen van achttien jaren of ouder die vergezeld zijn van kinderen beneden de leeftijd van achttien jaren verboden met deze kinderen een openbare bioscoopvoorstelling te bezoeken, indien tijdens die voorstelling een film zal worden vertoond, die door de keuringscommissie ontoelaatbaar is bevonden voor kinderen van de leeftijd van het betrokken kind. 2. Overtreding van dit verbod wordt gestraft met geldboete van ten hoogste honderd florin. Artikel 22 (vervallen) Artikel 23 Indien tijdens het plegen van een overtreding als bedoeld in artikel 21, eerste lid, nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan de in artikel 21, tweede lid, bedreigde straf met een derde worden verhoogd. Artikel 24 (vervallen) Artikel 25 De bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten worden als overtredingen beschouwd. Artikel 26 (vervallen) Slotbepalingen Artikel 27 1. Nadere bepalingen welke ter uitvoering van deze landsverordening nodig blijken, worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. 2. Op overtreding van bepalingen krachtens deze landsverordening vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan straf worden gesteld doch geen andere dan hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drieduizend florin. 6
Artikel 28 Deze landsverordening kan worden aangehaald als Bioscoopverordening. 7