Orde van Dienst 10 maart 2019 Voorganger: Ds. A.L. Verduijn Welkom en mededelingen Zingen Psalm 81: 1, 5, 6, 7 en 8 1. Jubelt God ter eer, Hij is onze sterkte! Juicht voor Israëls Heer, stem en tegenstem springen op voor Hem die ons heil bewerkte. 6. Antwoord gaf Ik u, antwoord uit het onweer. Toen zo goed als nu heb Ik u beproefd; waar ge Mij bedroeft, roep Ik u tot omkeer. Jubel God ter eer 5. Onder lasten zwaar waart gij haast bezweken. Groot was het gevaar - Ik vergat u niet, in het doodsgebied gaf Ik taal en teken. 7. Luister, welk bevel Ik u in wil scherpen. Hoor Mij, Israël! Laat geen vreemde god, laat geen vreemd gebod ooit u onderwerpen! 8. Ik ben HIJ-die-is: God wil Ik u wezen. Uit de duisternis van de slavernij maakte Ik u vrij: hebt gij nog te vrezen? Stil gebed Bemoediging en groet Zingen Psalm 81: 11, 12, 13 en 14 11. Ga niet van Mij heen, volg Mij op Mijn wegen, sluit u hecht aaneen. Waar gij langs zult gaan maak Ik u ruim baan: niemand houdt u tegen. 13. Macht en tegenstand, haters van de Here, slaat zijn sterke hand; tegen die Hem vleit in arglistigheid zal Hij haast zich keren. vervolg intochtspsalm 12. Al wie u verdrukt zal Ik af doen deinzen. Ik verbreek het juk dat uw schouders knelt, en het ruw geweld zal verering veinzen. 14. Keer terug tot Mij Israël, gij trotse - en de woestenij zal weer bloeien gaan; Ik geef most en graan, honing uit de rotsen.
Gebed van verootmoediging en genade verkondiging Tien geboden Zingen Liedbundel 99: 1, 2, 3 en 4 1. Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige naam. Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan. Waar ik ben, bent U; wat een kostbaar geheim. Uw naam is Ik ben en Ik zal er zijn. 3. De toekomst is zeker, ja eindeloos goed. Als ik eens moet sterven, als ik U ontmoet: dan droogt U mijn tranen, U noemt zelfs mijn naam. U blijft bij mij Jezus, laat mij niet gaan. 4. O naam aller namen, aan U alle eer. Niets kan mij ooit scheiden van Jezus mijn Heer:: Geen dood en geen leven, geen moeite of pijn. Ik zal eeuwig zingen, dicht bij U zijn. Ik zal er zijn 2. Een boog in de wolken als teken van trouw, staat boven mijn leven, zegt: Ik ben bij jou! In tijden van vreugde, maar ook van verdriet, ben ik bij U veilig, U die mij ziet. Refrein: Ik ben die ik ben is uw eeuwige naam. Onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan. Hoe adembenemend, ontroerend dichtbij: uw naam is Ik ben, en Ik zal er zijn. Refrein: Ik ben die ik ben is uw eeuwige naam. Onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan. Hoe adembenemend, ontroerend dichtbij: uw naam is Ik ben, en Ik zal er zijn. Gebed bij de opening van het Woord 1e schriftlezing Genesis 3: 1-19 1 Van alle in het wild levende dieren die God, de HEER, gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten? 2 We mogen de vruchten van alle bomen eten, antwoordde de vrouw, 3 behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven. 4 Jullie zullen helemaal niet sterven, zei de slang. 5 Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad. 6 De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. 7 Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. 8 Toen de mens en zijn vrouw God, de HEER,
in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor Hem tussen de bomen. 9 Maar God, de HEER, riep de mens: Waar ben je? 10 Hij antwoordde: Ik hoorde U in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me. 11 Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan Ik je verboden had te eten? 12 De mens antwoordde: De vrouw die U hebt gemaakt om mij terzijde te staan, heeft mij vruchten van de boom gegeven en toen heb ik ervan gegeten. 13 Waarom heb je dat gedaan? vroeg God, de HEER, aan de vrouw. En zij antwoordde: De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten. 14 God, de HEER, zei tegen de slang: Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. 15 Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel. 16 Tegen de vrouw zei Hij: Je zwangerschap maak ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen. 17 Tegen de mens zei Hij: Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die Ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. 18 Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. 19 Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug. 2e schriftlezing Marcus 1: 9-13 9 In die tijd kwam Jezus vanuit Nazaret, dat in Galilea ligt, naar de Jordaan om Zich door Johannes te laten dopen. 10 Op het moment dat Hij uit het water omhoogkwam, zag Hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op Zich neerdalen, 11 en er klonk een stem uit de hemel: Jij bent Mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde. 12 Meteen daarna dreef de Geest Hem de woestijn in. 13 Veertig dagen bleef Hij in de woestijn, waar Hij door satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen zorgden voor Hem. Zingen Lied 538: 1, 3 en 4 1. Een mens te zijn op aarde is leven van genade buiten de eeuwigheid, is leven van de woorden die opgeschreven staan en net als Jezus worden die 't ons heeft voorgedaan. Een mens te zijn op aarde 3. Een mens te zijn op aarde dat is de dood aanvaarden, de vrede en de strijd, de dagen en de nachten, de honger en de dorst, de vragen en de angsten, de kommer en de koorts. 4. Een mens te zijn op aarde dat is de Geest aanvaarden
die naar het leven leidt; de mensen niet verlaten, Gods woord zijn toegedaan, dat is op deze aarde de duivel wederstaan. Verkondiging Zingen lied 536: 1, 2, 3 en 4 1. Alles wat over ons geschreven is gaat Gij volbrengen in de veertig dagen; de tien geboden en de veertig slagen, dit hele leven dat geen leven is. 3. Maar, Heer, de haard van uw aanwezigheid zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken. Gij waart met ons, Gij zult ons niet ontbreken, Gij Hogepriester in der eeuwigheid. Alles wat over ons geschreven is 2. Gods schepping die voor ons gesloten was ontsluit Gij weer, Gij opent onze ogen, O Zoon van David wees met ons bewogen, het vuur van bloed en ziel brandde tot as. 4. Gij onderhoudt de vlam van ons bestaan, aan U, o Heer, ontleent het brood zijn leven, ons is een lofzang in de mond gegeven, sinds Gij de weg van 't offer zijt gegaan. Collecte Dankgebed Slotlied lied 793: 1, 2 en 3 1. Bron van liefde, licht en leven, voor elkaar zijn wij gemaakt door uw hand elkaar gegeven, door uw vinger aangeraakt. Laat ons op uw toekomst hopen, gaandeweg U tegemoet; dat wij samen lachend lopen in uw grote bruiloftsstoet. Bron van liefde, licht en leven 2. Bron van liefde, licht en leven, zon die hartverwarmend schijnt, woord van hogerhand gegeven, trouw en teder tot het eind - al zou ons een vijand haten, al gaat zelfs de liefste heen, liefde zal ons nooit verlaten: Gij laat ons geen dag alleen. 3. Bron van liefde, licht en leven, laat uw vreugde in ons zijn; is de blijdschap weggebleven, liefde maakt van water wijn. Dat wij dan elkaar beminnen
zó dat zelfs de dood niet scheidt; niets kan liefde overwinnen - liefde heeft de eeuwigheid. Heenzending en zegen Respons amen, amen, amen Amen, amen, amen. Dat wij niet beschamen. Jezus Christus, onze Heer. Amen, God, Uw naam ter Eer.