Naam, adres, telefoon, datum paraaf. Namens de gemeente Dinkelland. Drs. J.A.M. Oude Rengerink

Vergelijkbare documenten
0 Archeologische begeleiding (AB) Opsteller Naam, adres, telefoon, datum paraaf Auteur

Programma van Eisen Archeologische begeleiding en Proefsleuvenonderzoek, geactualiseerd Locatie Commanderiegebied Ootmarsum

Programma van Eisen AK PUTTEN T (0341) E mstruijs@putten.nl. Naam, adres, telefoon, datum paraaf. Regio Noord-Veluwe

Nota van wijziging: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)

Programma van Eisen. Vanekerbeek Enschede

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Programma van Eisen. Kotmanpark Oost, Enschede

CHECKLIST. vooronderzoek. Omdat ook voor archeologische opgravingen een PvE verplicht is, is

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Dordrecht Ondergronds Waarneming 6 VEST 124, GEMEENTE DORDRECHT

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Plan van Aanpak Conform KNA versie 4.0 Kootstertille, Gemeente Achtkarspelen, Provincie Fryslân Archeologische begeleiding hoofdwatergang

Archeologische Quickscan

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Archeologische MonumentenZorg

KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE 2005

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

Programma van Eisen Archeologische begeleiding Locatie Vliegveld Twenthe

PLAN VAN AANPAK. Pagina 1 van 7 LOCATIE. Knegsel, gemeente Eersel PROJECT

INHOUDSOPGAVE. VUhbs archeologie 3

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Selectiebesluit archeologie Liesboslaan 30-32

Nota van wijziging 2: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven)

Nota van wijziging 2_PvE DO Bredyk 32 Leeuwarden pdf

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

Mevr. M. Burger,

Rotterdamseweg 202 in Delft

Programma van Eisen Locatie

Plangebied Best Hoofdstraat 28 - Sint Odulphusstraat. Archeologische begeleiding conform protocol proefsleuvenonderzoek. M.E. Hemminga. Archol.

Archeologische Quickscan

ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING VAN DE SANERING VAN ZINKASSEN HEIJERSTRAAT 26 TE WESTERHOVEN GEMEENTE BERGEIJK

4 Archeologisch onderzoek

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

PROGRAMMA VAN EISEN. versie 1.0, Projectnr.: LOCATIE. Boekel, De Donk PROJECT De Donk fase 2

Dordrecht Ondergronds 33

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Grotestraat 55 te Tubbergen, gemeente Tubbergen (Ov.)

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, Groningenweg 10, Postbus 420, 2800 AK Gouda tel , Programma van Eisen

Programma van Eisen. Protocol 4001

PROGRAMMA VAN EISEN LOCATIE

Gemeente Deventer Toelichting Bestemmingsplan Eikendal 2014 eerste uitwerking

Dordrecht Ondergronds 51. Gemeente Dordrecht, Schrijversstraat 7. Een archeologisch bureauonderzoek.

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Bijlage 11 Archeologisch onderzoek

Er staat enige tijdsdruk op het project, zou je me kunnen laten weten op wat voor termijn ik een reactie kan verwachten?

Programma van Eisen. Mevr. drs. S. Moerman Postbus 126

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK Aanleiding en motivering...

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.

Gemeente Deventer, archeologische beleidsadvies 767 Bestemmingsplan Cröddendijk 12. M. van der Wal, MA (Senior archeoloog)

Bijlage 5a. De AMZ-cyclus op land

Programma van Eisen. VUhbs archeologie Drs. M. Bink (senior KNA-archeoloog) De Boelelaan HV Amsterdam

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Het is van belang dat Archeologie West-Friesland minstens een week van tevoren wordt geïnformeerd over de start van de werkzaamheden.

Verkaveling De Bos te Heist-op-den- Berg (gem. Heist-op-den-Berg) Programma van Maatregelen

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Plangebied tussen Ringweg en August van Dijkstrjitte te Marrum

Archeologisch onderzoek De Berghorst te Enter Noord

Bijlage 3 De AMZ-procedure

Selectiebesluit archeologie Hoeveneind tussen 7 en 21 Teteringen

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Poperinge - Afkoppeling Vleterbeek HB Programma van Maatregelen

RAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek

no-hoek: / zw-hoek: / zo-hoek: /

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Programma van maatregelen: Waasmunster - Schrijbergstraat

Gemaal Monnickendam. RAAP-PvE 1194 Archeologische begeleiding (protocol opgraven) Gemeente Waterland

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quickscan Archeologie

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

nota van inlichtingen

Archeologische Begeleiding

Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11

Nota van wijziging 2_PvE DO Bredyk 32 Leeuwarden pdf

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

Programma van maatregelen: Londerzeel - Bloemstraat

Advies Archeologie Rimburg School Palenbergerweg (gem. Landgraaf) Advies Archeologie Rimburg School Palenbergerweg gemeente Landgraaf

PLAN VAN AANPAK ARCHEOLOGISCH INVENTARISEREND ONDERZOEK H023 OOST, HAARLEM

Bijlage 3. Vrijstellingen

Programma van Eisen Format volgens KNA versie 4.0 ( ) Gorinchem Spijkse dijk/glacis (Bastion XI) Bedekte weg

Afbeelding 1. De ligging van plangebied Kadijkweg te Lutjebroek (zwarte stippellijn).

Archeologische Quickscan

Advies Monitoring sloop + stelpost (mogelijke kosten voor initiatiefnemer)

Programma van maatregelen: Sint-Kwintens-Lennik (Lennik) Veldstraat

Transcriptie:

Programma van Eisen Archeologische begeleiding Locatie Commanderie Ootmarsum Projectnaam Archeologische begeleiding aanleg nuts-leidingen en overige werken Commanderie Ootmarsum Plaats binnen archeologisch proces 0 IVO Proefsleuven (IVO-P) 0 IVO Overig (IVO-O) 0 Opgraven X Archeologische begeleiding (AB) 0 Archeologische begeleiding met beperkte verstoring (AB-bv) Opsteller Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf Auteur Drs. J.A.M. Oude Rengerink Het Oversticht 19-01- 2016 Postbus 531 8000 AM Zwolle 06-55747240 houderengerink@oversticht.nl Opdrachtgever Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf Gemeente Dinkelland B. Horselenberg Postbus 11, 7590 AA Denekamp T 0541-854100 b.horselenberg@noaberkracht.nl Goedkeuring bevoegde overheid X Gemeente 0 Provincie 0 Rijk 0 Overig Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf Namens de gemeente Dinkelland Drs. J.A.M. Oude Rengerink Het Oversticht Postbus 531 8000 AM Zwolle 06-55747240 houderengerink@oversticht.nl 9-07- 2014

1. ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED...3 2. AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK...4 3. EERDER ONDERZOEK...5 4. ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING...6 4.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context...6 4.2 Gespecificeerde archeologische verwachting...10 5. DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING...11 5.1 Doelstelling...11 5.2 Relatie met NOaA en/of andere onderzoekskaders...11 5.3 Vraagstelling...11 5.4 Onderzoeksvragen...11 6. METHODEN EN TECHNIEKEN...12 6.1 Methoden en technieken...12 6.2 Strategie...12 6.3 Structuren en grondsporen...12 6.4 Aardwetenschappelijk onderzoek...12 6.5 Anorganische artefacten...13 6.6 Organische artefacten...13 6.7 Archeozoölogische (klein) en -botanische resten...13 6.8 Overige resten...13 6.9 Dateringstechnieken...13 6.10 Beperkingen...13 7. UITWERKING EN CONSERVERING...13 7.1 Structuren, grondsporen, vondstspreidingen...13 7.2 Analyse aardewetenschappelijke gegevens...13 7.3 Anorganische artefacten...14 7.4 Organische artefacten...14 7.5 Archeozoölogische en -botanische resten...14 7.6 Beeldrapportage...14 7.7 Selectie materiaal...14 7.8 Conservering materiaal...14 8. DEPONERING...14 8.1 Eisen betreffende depot...14 8.2 Te leveren producten...14 9. RANDVOORWAARDEN EN AANVULLENDE EISEN...15 9.1 Personele randvoorwaarden...15 9.2 Overlegmomenten...15 9.3 Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie...15 9.4 Overige randvoorwaarden en aanvullende eisen...15 10. WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET VASTGESTELDE PVE...15 10.1 Wijzigingen tijdens het veldwerk...15 10.2 Procedure van wijziging na de evaluatiefase van het veldwerk...15 10.3 Procedure van wijziging tijdens uitwerking en conservering...15 LITERATUUR...16 2

1. ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED Projectnaam Provincie Gemeente Plaats Toponiem Kaartbladnummer Archeologische begeleiding aanleg nuts-leidingen en overige werken Commanderie Ootmarsum Overijssel Dinkelland Ootmarsum Oldenzaalsvoetpad 28G x,y coördinaten 258020/491870 CMA/AMK-status Terrein van hoge archeologische waarde (deels) Archis-monumentnummer 2672 Archis-waarnemingsnummer 2387 Oppervlakte plangebied Ca. 30000m 2 Oppervlakte onderzoeksgebied Ca. 1000 m 2 Huidig grondgebruik Braak Afbeelding 1: Ligging van de locatie (binnen rode cirkel 3

B Afbeelding 2: Inrichtingsplan, locatie voor archeologische begeleiding en proefsleuvenonderzoek (in rood). Gobale aanduiding. 2. AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK Vanwege de ontwikkeling en inrichting van de Commanderie is een bestemmingsplan opgesteld dat het mogelijk maakt om ter plaatse een brouwerij en een proeflokaal te bouwen. Verder wordt ook een achterliggend terrein ingericht als Hoptuin en zijn diverse groenvoorzieningen voorzien. Ten behoeve van de ontwikkeling dienen er ook nutsvoorzieningen aangelegd te worden. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met archeologische waarden die in bestemmingsregels zijn geïmplementeerd. (10: Waarde Archeologie 2, en 11: Waarde Archeologie 3). In deze twee dubbelbestemmingen geldt een vrijstelling voor archeologisch onderzoek voor bodemingrepen van minder dan 10m2 en/of ondieper dan resp. 31,4 en 30,0 m +NAP. Op basis van gegevens van de gemeente Dinkelland blijkt dat er binnen beide zones met de dubbelbestemmingen werken zullen worden uitgevoerd die de vrijstellingsgrens overschrijden. Op grond daarvan dient er archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. In het verleden is er meermalen onderzoek uitgevoerd om tot een waardering van de in het plangebied aanwezige archeologische resten te komen. Op basis van deze onderzoeken is vastgesteld dat er in het gebied sprake is van zeer hoge archeologische waarden. Het betreft de sporen en funderingen van het omvangrijke gebouwencomplex van de voormalige Commanderie en het Huis Ootmarsum. Op basis van het vooronderzoek is tevens vastgesteld tot op welke diepten er zonder aantasting van de aanwezige archeologische waarden gebouwd en gegraven kan worden. Op basis daarvan zij de vrijstellingsgrenzen vastgesteld ten aanzien van de diepte waarop gegraven kan worden en waarbij 4

dus de archeologische resten behouden kunnen blijven (zie voorgaande paragraaf m.b.t. bestemmingsregels). Bij de grondwerken vanwege het bouwrijpmaken en de aanleg van een wadi rond de hoptuin zullen op enkele plaatsen grondwerken worden uitgevoerd die dieper reiken dan de in de bestemmingsregels gestelde dieptes. Het gaat om de aanleg van riolen in de toegangsweg en parkeerstrook in de zone met Waarde Archeologie 2 en het uitgraven van de wadi in de zone met Waarde Archeologie 3. Vanwege de aard van deze grondwerken is ervoor gekozen om tijdens de aanleg en ontgraving een archeologische begeleiding te laten uitvoeren. 3. EERDER ONDERZOEK In het verleden zijn er diverse onderzoeken uitgevoerd met boringen en geofysische metingen. Bij de onderzoeken door RAAP kon het onderhavige perceel niet worden onderzocht. Pas in 2007 kon ook onderzoek gedaan worden. Daarbij zijn metingen verricht met grondradar en zijn er boringen gezet. De metingen leverden geen eenduidig beeld op van de mogelijke archeologische resten. Vermoedelijk werden de metingen te veel beïnvloed door materiaal dat in het ophogingspakket aanwezig is en door kabels, leidingen en metalen op en in de bodem. Een boorraai langs de noordzijde van het perceel 1277 leverde echter aanwijzingen voor een gracht onder het westelijke deel en funderingen op het middendeel van het perceel. Door BAAC is in herfst 2011 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het oostelijke deel van het Commanderiegebied. In dit gebied lagen de voormalige tuinen van het Huis Ootmarsum. Hierbij zijn geen eenduidige resten van gebouwen aangetroffen die tot het Commanderiecomplex gerekend kunnen worden. Wel is er een fundering van een klein gebouwtje aangetroffen en een houten waterleiding. Naar aanleiding van het onderzoek door BAAC is een groot deel van dit onderzoeksgebied vrijgegeven maar is besloten dat op de percelen 1484 en 1485 nog aanvullend onderzoek nodig is. De percelen 411 en 412 dienden toen ook door BAAC nog onderzocht te worden maar dat bleek toen nog niet mogelijk. In 2014 is er door Archeodienst in het overige gebied een proefsleuvennonderzoek uitgevoerd. Dat heeft in ieder geval aangetoond dat er in het noordwestelijke deel van het plangebied veel funderingsresten van gebouwen aanwezig zijn en dat er in het noordoostelijke deel met name enkele grachten aanwezig zijn die mogelijk al in de 14 e eeuw gedateerd kunnen worden, alsmede gebouwsporen die mogelijk ook al in de late middeleeuwen gedateerd kunnen worden. Soort onderzoek Uitvoerder Uitvoeringsperiode 1997 Rapportage Vondsten/documentatie Bureauonderzoek, booronderzoek en geofysisch onderzoek RAAP Archeologisch Adviesbureau Oude Rengerink, J.A.M., Gemeente Ootmarsum, Huis Ootmarsum en stadsgrachten; geofysisch onderzoek., RAAPrapport 274, 1997 N.v.t. Soort onderzoek Uitvoerder Geofysisch onderzoek en booronderzoek RAAP Archeologisch Adviesbureau 5

Uitvoeringsperiode 1998 Rapportage Vondsten/documentatie Oude Rengerink, J.A.M., 1998: Gemeente Ootmarsum, Huis Ootmarsum; weerstandsonderzoek, RAAP-rapport 360 N.v.t. Soort onderzoek Uitvoerder Uitvoeringsperiode 2007 Rapportage Vondsten/documentatie booronderzoek en geofysisch onderzoek Groundtracer en Stichting Commanderie Ootmarsum Oude Rengerink, J.A.M., & D.v. der Roest, 2007. De lokalisering van het Huis Ootmarsum op basis van verkoopakten, kadastrale kenmerken en veldonderzoek. Stichting Commanderie Ootmarsum, ongepubliceerd. N.v.t. Soort onderzoek Uitvoerder proefsleuvenonderzoek BAAC Uitvoeringsperiode 2011 Rapportage Vondsten/documentatie Witte, N., Ootmarsum Commanderie, inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. BAAC. Provinciaal depot Soort onderzoek Uitvoerder Uitvoeringsperiode 2014 Rapportage Vondsten/documentatie proefsleuvenonderzoek Archeodienst Janssen, M.J., 2014. De Commanderie van de Duitse Orde of het Huis Ootmarsum. Een proefsleuvenonderzoek. Archeodienst Rapport 567 Provinciaal depot 4. ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING 4.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context Aardkundige situatie Het onderzoeksgebied ligt aan de voet van de oostelijke helling van de stuwwal van Ootmarsum. De diepere ondergrond bestaat uit gestuwde tertiaire klei en leem die is afgedekt met al dan niet verspoelde dekzanden. Ter plaatse is het dekzand grotendeels omgezet in een antropogene geroerde laag vanwege het commanderiecomplex dat hier in de 13 e eeuw is verrezen. Deels door de aanleg 6

van grachten en funderingen en deels door latere egalisaties na afbraak en de omzettingen tot tuingronden. Voorafgaand aan de bouw van de woning is het sterk opgehoogd. Huidige situatie Het onderzoeksgebied ligt ten zuiden van de historische kern van Ootmarsum en omvat een gebied dat merendeels in beslag wordt genomen door volkstuinen, waterpartijen en diverse gebouwen (woningen, schuren en tuinschuurtjes). Historie De Commanderie is gesticht in 1273 als een groot versterkt huis of klein kasteel als een residentie van de ridders van de Duitse Orde. In de loop van de eeuwen zijn er een gotische kapel (1480) en meerdere bijgebouwen aan toegevoegd. Het geheel was door een gracht omgeven. Vanaf de 17 e eeuw, toen het huis in particuliere handen overging, werden uitgebreide tuinen aangelegd waarvan de lay-out te zien is op de Hottingerkaart uit circa 1788-1792. Hierbij gaat het om de meest uitgebreide uitleg maar veel gebouwen zijn dan al afgebroken. Het gebouwencomplex met het hoofdgebouw is in 1780 al totaal verbouwd en vermoedelijk zijn ook de grachten deels verlegd. Hoewel de percelering wel redelijk goed is weergegeven is het niet goed mogelijk om de ligging van de gebouwen te herleiden. Afbeelding 3: Reconstructietekening door H.K. Elties en D.Maschmeijer van de gebouwen van het gebouwencomplex midden 18e eeuw op basis van historische tekeningen. Uit: Hulshof 1979. Op de kadastrale minuut zijn alle gebouwen verdwenen en de grachten gedempt. Wel is de percelering nog grotendeels in lijn met de Hottingerkaart en ook in de huidige percelering is deze nog herkenbaar. Het gebouwencomplex van het Huis Ootmarsum heeft aan de westzijde van het Commanderiegebied gelegen maar is tot op heden ondanks meerdere onderzoeken nog niet precies gelokaliseerd. Hoewel de Hottingerkaart op het eerste gezicht een gedetailleerd en betrouwbare weergave van de lay-out van het complex van Huis Ootmarsum lijkt te zijn, is dit waarschijnlijk niet het geval. Aan de hand van de beschrijvingen van de percelen bij de verkoopakten bij twee veilingen in 1818 en 1821 is vermoedelijk wel de locatie van het hoofdgebouw en de lage vleugel te herleiden. Dit is in 7

1958 door Dingeldein al gedaan en in 2007 nog eens nagetrokken. Dat leidt tot de in onderstaande figuur veronderstelde locaties. 3 e : Grond of binnenplaats achter hoge en lage gebouw 7 5 4 2 Wed. Menger 1 e : Lage of rechtervleugel J.W. Essink 6 3 2 e :Hoge of linkervleugel E.Vos 8 Wed. Menger 5 e : Terrein of plein ten zuiden voor het hoge gebouw gelegen E.Vos G.Lansink G.Evers 9 4 e : Allee 6e : Allee Afbeelding 4: 1: Vermoedelijke De ligging van ligging de van percelen het hoofdgebouw zoals genoemd met lage in vleugel de notariële op basis akte van herleiding uit 1818 uit (links) verkoopaktes en uit 1821 (Oude (rechts). Rengerink & van der Roest 2007). Indien de reconstructie van de ligging juist is zullen de resten van het hoofdgebouw op de oostelijke helft van het onderzoeksgebied A,, tegen de noordelijke grens liggen. De overige gebouwen, waaronder de kapel lagen dan westelijk daarvan. Bij de uitwerking van de gegevens van het laatste proefsleuvenonderzoek door Archeodienst komt M. Jansen tot een andere interpretatie. Door de kaart van Jacobus van Deventer te projecteren op de huidige ondergrond lijkt het er op dat het hoofdgebouw en de kapel toch meer in noordelijke richting gelegen moeten hebben. Dat is dan meer in overeenstemming met de locatie zoals die op basis van de Hottingerkaart is te herleiden. Daarmee kunnen ook de in de proefsleuven aangetroffen resten van funderingen en de grachten veel beter geplaatst worden. Naar het zich laat aanzien zijn in het noordwestelijke deel niet de resten van het hoofdgebouw en de kapel aangetroffen maar de resten van de gebouwen op de zuidelijke zijde van de voorhof voor het hoofdgebouw dat verder noordelijk, ongeveer ter plaatse van het bestaande woonhuis en een van de loodsen 8

Afbeelding 5: aangetroffen archeologische sporen bij benadering geprojecteerd op de kaart van Jacobus van Deventer Bekende archeologische waarden ARCHIS en AMK In ARCHIS staat enkele archeologische vondsten geregistreerd uit het plangebied. Onder de waarnemingsnummers 2381 t/m 2387 en 13426 zijn meerdere vondsten uit de prehistorie en de Romeinse tijd administratief geplaatst en hebben vrijwel zeker geen enkele relatie met het onderhavige onderzoeksgebied. Waarnemingsnummer 13425 heeft betrekking op het Commanderieterrein en gaat terug op een melding uit 1966. Hierbij wordt melding gemaakt van veel puin dat op het terrein aanwezig is. De 9

melding is mede gebaseerd op artikelen over de Commanderie in de Mededelingen van de Vereniging voor Overijssels Regt en Geschiedenis uit 1943, 1948 en 1950. ARCHIS-waarneming 45160 omschrijft het onderzoek van RAAP uit 1998. Archeologische verwachtingskaart van de gemeente Dinkelland Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Dinkelland is het plangebied aangeduid als historische kern en gebied van hoge archeologische waarde waarin de aanwezigheid van archeologische resten is aangetoond. Afbeelding 6: Uitsnede uit de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Dinkelland 4.2 Gespecificeerde archeologische verwachting 4.2.1 Aard en ouderdom van de vindplaats(en) Archeologische resten kunnen dateren vanaf de tweede helft van de late middeleeuwen, 13 e eeuw, tot en met de 19 e eeuw. Het gaat om sporen, funderingen, grachten en overige materialen die te relateren zijn aan de Commanderie en het latere Huis Ootmarsum. 4.2.2 Begrenzing en oppervlakte van de vindplaats(en) Vooralsnog is binnen het onderzoeksgebied geen duidelijke begrenzing aan te duiden. Op basis van het proefsleuvenonderzoek worden in het noordwestelijke deel (toegangsweg) funderingen verwacht en in het noordoostelijke en oostelijke deel resten van grachten met beschoeiingen en eventueel bebouwingssporen. 4.2.3 Structuren en sporen Funderingen, grachten en overige sporen van de voormalige gebouwen van de Commanderie en het Huis Ootmarsum en grachten. 4.2.4 Anorganische artefacten Artefacten kunnen bestaan uit aardewerkfragmenten, (verbrande) leem, bouwkeramiek, natuursteen (bouwresten), metalen artefacten, munten en glas. In principe is de conservering ervan goed. De intactheid kan sterk wisselen en is mede afhankelijk van de context waarin het materiaal zich bevindt. 10

4.2.5 Organische artefacten Hout, houtskool, dierlijk bot, hoorn, leder en textiel. De conservering kan, indien het materiaal zich binnen het bereik van het grondwater bevindt, erg goed zijn. 4.2.6 Archeozoölogische en botanische resten In diepere sporen in de grondwaterzone kunnen macrobotanische resten worden aangetroffen die van goede kwaliteit zijn. 4.2.7 Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen Vondstniveaus met archeologisch materiaal worden met name verwacht onder het opgebrachte pakket en het daaronder liggende 19e-eeuwse egalisatiepakket. De bij het proefsleuvenonderzoek aangetroffen funderingen in het noordwestelijke deel (onder de toegangsweg) liggen tussen circa 31,4 en 30,0 m +NAP. Archeologische sporen in het noordoostelijke deel liggen tussen circa 28,9 en 30,0 m +NAP. 4.2.8 Gaafheid en conservering De gaafheid kan sterk wisselen en is mede afhankelijk van de context en aard van de sporen. De conservering van organische materialen zal met name goed zijn in diepere niveaus binnen het bereik van het grondwater. 5. DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING 5.1 Doelstelling Het doel van de archeologische begeleiding is het documenteren en bergen van archeologische sporen en resten die bij niet archeologische grondwerken eventueel worden aangetroffen. 5.2 Relatie met NOaA en/of andere onderzoekskaders Voor wat betreft de NOaA zijn is er geen onderzoekskader voor kastelen en havezaten. 5.3 Vraagstelling In het kader van het vooronderzoek en in combinatie met historische gegevens is het in de eerste plaats aan de orde om meer duidelijkheid te krijgen over de contouren en de layout van het voormalige complex van de commanderie en het Huis Ootmarsum. Echter vanwege de beperkte onderzoeksmogelijkheden bij deze archeologische begeleiding, -de te onderzoeken delen zijn in plaats en diepte begrenst tot delen waar vanwege civieltechnische werken ontgravingen zijn gepland-, zijn ook veel denkbare onderzoeksvragen waarschijnlijk niet beantwoordbaar. 5.4 Onderzoeksvragen - Wat is er aan archeologische resten en sporen aanwezig? - Zijn sommige sporen en structuren in te passen of aanvullend op de uit het vooronderzoek aangetroffen sporen en structuren? - Zijn er in het noordwestelijke gebied nog meer aanwijzingen voor grachten en hoe verhouden zich die tot de in het vooronderzoek aangetroffen sporen van grachten? - Kunnen de grachten worden ingepast in de het grachtenstels die o.a. op de kaart van Jacobus van Deventer en de Hottingerkaart zijn te zien? - Zijn er mogelijkheden voor aanvullende dateringen van de grachten? - Zijn er mogelijkheden voor aanvullende dateringen van de funderingen? - Geef een beschrijving en in beelden inzicht in eventuele bewonings- en overige sporen op het perceel; - Geef, indien mogelijk, een zo compleet mogelijke beschrijving van de sporen en structuren; 11

- Wat is de aard, datering en fysieke kwaliteit van de aangetroffen archeologische waarden? - Op welke diepte liggen de aangetroffen archeologische resten? - Wat is de bouwgeschiedenis binnen de onderzoekslocatie? 6. METHODEN EN TECHNIEKEN 6.1 Methoden en technieken - Indien sporen en vondsten worden aangetroffen worden deze opgegraven volgens het KNAprotocol Opgraven (4004) en de KNA-veldhandleiding; - Het uitvoeren en registreren van waarnemingen tijdens niet-archeologische bodemverstorende activiteiten, gericht op het vaststellen van aan- en afwezigheid van archeologische waarden. - Bij het aantreffen van potentieel behoudenswaardige archeologische waarden wordt terstond het bevoegd gezag geïnformeerd. 6.2 Strategie De archeologische begeleiding dient plaats te vinden in de strook waarin riolen worden aangelegd (A) en ter plaatse van de uit te graven wadi rond de hoptuin (B). In onderstaande afbeelding zijn die zones globaal aangegeven. Een nauwkeurigere tekening is vanwege de grootte als een afzonderlijke digitale bijlage toegevoegd. 6.2 Archeologische begeleiding - Bij de aanleg van het riool en het uitgraven van de wadi wordt tijdens het graven van de rioolsleuf permanent toezicht gehouden door een archeoloog; - Bij het aantreffen van archeologische resten wordt het grondwerk gestaakt. De archeoloog beoordeelt of deze (binnen de sleuf) eventueel verder vrijgelegd dienen te worden en al dan niet ingemeten en gedocumenteerd dienen te worden; - De archeologische begeleiding is conform de eisen in de KNA; - Vooraf dienen afspraken gemaakt te worden over de werkwijze en planning van de werkzaamheden door de archeologen en de aannemer; deze worden vastgelegd in een archeologisch Plan van Aanpak ( PvA) dat door de regio-archeoloog wordt geaccordeerd. In het PvA wordt verder geregeld hoe er onder een V&G-plan gewerkt kan worden. 6.3 Structuren en grondsporen - Grondsporen en structuren worden, voor zover deze ouder dan de 20 e eeuw zijn, volledig gedocumenteerd en afgewerkt. - Eventuele water- en beerputten worden aan de bovenkant in het vlak gedocumenteerd en door middel van guts- of Edelmanboringen verder onderzocht. Vullingen worden bemonsterd en onderzocht op archeologisch relevant materiaal. - In principe dienen funderingen en overige (hout-)constructies onder het ontgravingsniveau intact gelaten te worden en behouden te blijven. Funderingen en constructies boven het ontgravingsniveau dienen te worden verwijderd; - Ter plaatse van de wadi is het denkbaar dat eventuele funderingen en houtconstructies worden behouden zodat deze zichtbaar blijven. Dit zal op basis van bevindingen en in overleg met de regio-archeoloog en de belanghebbenden worden beoordeeld en overlegd; - Vloeren bestaande uit tegels, keien of bakstenen worden niet in detail getekend maar alleen als zodanig op de veldtekeningen aangeduid. Deze vloeren worden met een bezem schoongeveegd en gefotografeerd; 6.4 Aardwetenschappelijk onderzoek - Geen 12

6.5 Anorganische artefacten - Vondsten van na circa 1850 worden selectief verzameld voor zover deze bij de interpretatie en dateringen van sporen en lagen van de gracht noodzakelijk is. Uit oudere sporen en lagen dient in eerste instantie voldoende materiaal verzameld te worden om informatie te verzamelen voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen; - Tijdens het onderzoek wordt intensief gebruik gemaakt van de metaaldetector. Relevante aanleg- en vlakvondsten dienen te worden ingemeten in RD- coördinaten; - Vondsten uit profielen worden stratigrafisch verzameld. Bijzondere vondsten dienen te worden ingemeten en onder afzonderlijk vondstnummer geregistreerd; - Bouwmaterialen (baksteen en natuursteen) die verwijderd dienen te worden, worden apart gehouden (niet afvoeren) en in eerste instantie nog voor mogelijk nader onderzoek beschikbaar gehouden. De locatie voor de opslag wordt nog nader bepaald. 6.6 Organische artefacten - Bij het aantreffen van structuren en constructies van hout wordt wanneer mogelijk een monster voor dendro-onderzoek genomen, indien de structuur uit meerdere stukken hout bestaat worden er minimaal 3 monsters genomen. Groot hout zoals dikke funderingspalen wordt in het veld schoongespoten en ter plekke gefotografeerd en beschreven. Alle overige organische objecten dienen te worden verzameld; - Overige organische artefacten worden verzameld en verwerkt volgens de veldhandleiding; 6.7 Archeozoölogische (klein) en -botanische resten - Uit kansrijke sporen worden paleo-ecologische monsters genomen voor een waardering, op basis waarvan besloten kan worden of uitgebreide uitwerking van de monsters noodzakelijk is. 6.8 Overige resten Naar bevind van de begeleidende senior-archeoloog in het veld. Bijzondere vondsten dienen te worden gemeld bij de regio-archeoloog. 6.9 Dateringstechnieken Met name in de periode van de nieuwe tijd zijn dateringen aan de hand van materiële resten veel nauwkeuriger dan C14-dateringen. Mogelijk kunnen ook dendro-dateringen worden benut. Bij sporen en structuren uit de middeleeuwen kunnen C14 dateringen wel zinvol zijn. Bij sporen die ouder zijn dan de nieuwe tijd dient daarom ook organisch materiaal of houtskool verzameld te worden voor C14-dateringen. 6.10 Beperkingen Omtrent het uitgraven van eventuele water- of beerputten dient met het bevoegd gezag gesproken te worden. 7. UITWERKING EN CONSERVERING 7.1 Structuren, grondsporen, vondstspreidingen Alle aangetroffen sporen en structuren worden uitgewerkt en geanalyseerd vanuit het perspectief van de vraagstellingen en conform KNA 3.2 7.2 Analyse aardewetenschappelijke gegevens Van elke profielopname wordt in een bijlage bij het rapport de beschrijving toegevoegd. 13

7.3 Anorganische artefacten Het aangetroffen materiaal wordt gedetermineerd, gedateerd en beschreven, voor zover nodig voor beantwoording van de vraagstelling. 7.4 Organische artefacten Het aangetroffen materiaal wordt per materiaalgroep besproken en gewaardeerd, voor zover nodig voor beantwoording van de vraagstelling. 7.5 Archeozoölogische en -botanische resten Monsters worden voor zover nodig voor de beantwoording van de onderzoeksvragen onderzocht. Een voorstel voor de uitwerking wordt toegevoegd aan het evaluatierapport. 7.6 Beeldrapportage Conform KNA 7.7 Selectie materiaal Aan de hand van het evaluatierapport waarin voorstellen worden gedaan. 7.8 Conservering materiaal Kwetsbare vondsten worden schoongemaakt en gestabiliseerd. Hiervoor een stelpost opnemen in de offerte. Er wordt geen extra onderzoek uitgevoerd zonder voorafgaand overleg met opdrachtgever en het bevoegd gezag. 7.9 Aantallen t.b.v. inschrijfstaat De aantallen waarmee voor het opstellen van een offerte gerekend moet worden zijn in de inschrijfstaat genoemd. 8. DEPONERING 8.1 Eisen betreffende depot Vondsten die worden gedaan bij archeologisch onderzoek zijn eigendom van de provincie Overijssel en dienen, na selectie en met documentatie na afronding van het onderzoek gedeponeerd te worden in het archeologisch depot van de provincie Overijssel (0570 644 173, archeologisch.depot@oversticht.nl ) De overdracht vindt maximaal twee jaar na afronding van het onderzoek plaats. 8.2 Te leveren producten Binnen twee weken na afloop van het veldwerk dient een conceptevaluatierapport te worden geleverd. Dit evaluatierapport zal binnen twee weken worden beoordeeld door de regioarcheoloog. Eventueel wordt een tweede concept worden aangeleverd. Uiterlijk vier weken na het veldwerk zal er een definitief evaluatierapport worden aangeleverd op basis waarvan de uitwerking van vondsten en monsters verder uitgevoerd kan worden. Binnen 8 weken na veldwerk wordt een conceptrapport aangeleverd. De beoordelingstermijn door de regioarcheoloog is twee weken. Eventueel wordt een tweede conceptrapport opgesteld. Een definitief rapport volgt binnen 16 weken na het veldwerk. Er dient een basisrapport gemaakt te worden van de resultaten van het onderzoek, conform de eisen in KNA. 14

9. RANDVOORWAARDEN EN AANVULLENDE EISEN 9.1 Personele randvoorwaarden Het onderzoek wordt in het veld uitgevoerd, uitgewerkt en gerapporteerd door een KNA medior- of een senior archeoloog met veld- en uitwerkingservaring op het gebied van stadsarcheologie in de regio. - De metaaldetector wordt gehanteerd door hierin ervaren personen. - Lokale amateur-archeologen moeten de gelegenheid geboden worden om mee te helpen bij het veldwerk (veldwerkcoordinator AWN: Evert Ulrich, ulrich@home.nl ) - Het hele onderzoek staat onder leiding van een KNA-seniorarcheoloog met aantoonbare expertise op het gebied kastelenonderzoek of stadskernonderzoek, aan te tonen middels een CV. Deze archeoloog heeft ook de dagelijkse leiding in het veld. 9.2 Overlegmomenten Bij de start van het veldwerk (opstartbespreking) in aanwezigheid van de regio-archeoloog. Bij het aantreffen van bijzondere sporen en vondsten wordt de regio-archeoloog ingelicht. Bij het aantreffen van sporen tijdens de archeologische begeleiding wordt contact opgenomen met de regio-archeoloog en wordt met de opdrachtgever besproken welke maatregelen genomen moeten worden (opgraven of behouden). 9.3 Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie Toezicht op de werkzaamheden namens de gemeente wordt gehouden door de regio-archeoloog. Aanwijzingen 9.4 Overige randvoorwaarden en aanvullende eisen Na de afronding van de archeologische begeleiding wordt een evaluatierapport opgesteld. Het conceptevaluatierapport dient binnen 2 weken na afronding veldwerk gereed te zijn. Het conceptrapport dient binnen 8 weken na goedkeuring van het evaluatierapport gereed te zijn. Eventueel kunnen onderdelen die wachten op analyses als PM worden opgenomen. De oplevering van het definitieve rapport volgt binnen 4 weken na beoordeling van het conceptrapport. 10. WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET VASTGESTELDE PVE 10.1 Wijzigingen tijdens het veldwerk Wijzigingen ten opzichte van dit PvE worden besproken en geaccordeerd door het bevoegd gezag, vertegenwoordigd door de regio-archeoloog en worden in dag- en weekrapporten gerapporteerd. Wijzigingen die kunnen leiden tot meer- of minderwerk worden alleen toegestaan met toestemming van de regio-archeoloog. In dagrapporten wordt daarvan aantekening gemaakt. Meer- of minderwerk wordt alleen uitgevoerd nadat ook de kosten daarvan zijn overeengekomen en middels een aanvullende offerte zijn gegund. 10.2 Procedure van wijziging na de evaluatiefase van het veldwerk Het evaluatierapport wordt beoordeeld door de regio-archeoloog alvorens met de verdere uitwerking wordt gestart. Ook hiervoor gelden dezelfde bepalingen ten aanzien van meer- en minderwerk als genoemd onder 10.1 10.3 Procedure van wijziging tijdens uitwerking en conservering Belangrijke wijzigingen worden besproken met de regio-archeoloog. Ook hiervoor gelden dezelfde bepalingen ten aanzien van meer- en minderwerk als genoemd onder 10.1. 15

10.4 Selectie tijdens veldwerk, evaluatie en uitwerking Het bevoegd gezag, vertegenwoordigd door de regio-archeoloog, behoudt zich het recht voor om tijdens het veldwerk, de evaluatie en de uitwerking besluiten te nemen ten aanzien van de selectie en behoudenswaardigheid van archeologische sporen en vondsten en om aanwijzingen te geven over de wijze waarop veldwerk wordt uitgevoerd, al dan niet in afwijking van dit PvE en indien belangen van de initiatiefnemer onevenredig worden geschaad. LITERATUUR Dingeldein, T.H.W., 1959. De eindphase van het huis Ootmarsum, bewerkt door A.L. Hulshof In: VORG, Verslagen en mededeelingen 74 (1959) Hulshof, A.L., 1979. Meindert Hobbema en het huis Ootmarsum. In: VORG, Verslagen en mededeelingen 94 (1979). Janssen, M.J., 2014. De Commanderie van de Duitse Orde of het Huis Ootmarsum. Een proefsleuvenonderzoek. Archeodienst Rapport 567 Oude Rengerink, J.A.M., 1997. Gemeente Ootmarsum, Huis Ootmarsum en stadsgrachten; geofysisch onderzoek. RAAP-rapport 274 Oude Rengerink, J.A.M., 1998. Gemeente Ootmarsum, Huis Ootmarsum; weerstandsonderzoek. RAAP-rapport 360 Oude Rengerink, J.A.M., & D.v. der. Roest, 2007. De lokalisering van het Huis Ootmarsum op basis van verkoopakten, kadastrale kenmerken en veldonderzoek. Stichting Commanderie Ootmarsum, ongepubliceerd. Witte, N., 2011. Ootmarsum Commanderie, inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. BAAC 16

Bijlage 1 bij het PvE: Lijst met te verwachten aantallen AB Commanderie Verwachting Omvang Ca. 800 m 2 Vondstcategorie Verwachte aantallen (N) Aardewerk 150 Bouwmateriaal 25 Metaal (ferro) 10 Metaal (non-ferro) 5 Slakmateriaal Vuursteen Overig natuursteen 10 Glas 25 Menselijk botmateriaal onverbrand Menselijk botmateriaal verbrand Dierlijk botmateriaal onverbrand 10 Dierlijk botmateriaal verbrand Visresten Schelpen Hout 10 Houtskool(monsters) Textiel Leer 5 Submoderne materialen Monstername Verwachte aantallen (N) Algemeen biologisch monster (ABM) 1 Algemeen zeefmonster (AZM) 2 Pollen, diatomeeën en andere microfossielen Monsters voor anorganisch chemisch onderzoek Monsters voor micromorfologisch onderzoek Monsters voor luminescentiedatering (OSL) 2 Monsters voor koolstofdatering ( 14 C) 2 DNA Dendrochronologisch monster 5 17