Hulpvraag bij amfetamineen ecstasygebruik

Vergelijkbare documenten
Feestmeter

Fact sheet. Kerncijfers drugsgebruik 2014

Kerncijfers drugsgebruik 2014

GHB hulpvraag in Nederland

Nederlandse samenvatting

Alcoholhulpvraag in Nederland

Monitor. alcohol en middelen

KERNCIJFERS ROKEN 2017

Belangrijkste ontwikkelingen van de hulpvraag voor cannabisproblematiek in de verslavingszorg

Antenne Gooi en Vechtstreek 2017

Nationale Drug Monitor Jaarbericht Samenvatting

FACTSHEET CONTINU ONDERZOEK ROOKGEWOONTEN 2013

Samenvatting. Per middel beschouwd zien we de volgende ontwikkelingen:

Ecstasy: feiten en fabels.

Nederlandse cannabisbeleid

Alcohol en ouderen in de verslavingszorg in Nederland ( )

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Ontwikkelingen in hulpvraag voor alcohol bij ouderen in Nederland ( )

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Langdurige werkloosheid in Nederland

Samenvatting. Adviesaanvraag

Tabak, cannabis en harddrugs

34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie. van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016

Hierbij presenteert het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) een selectie van "feiten en cijfers" uit zijn:

De Nederlandse drugsmarkt in 2012

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks

FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf

Profiel XTC-cliënten in de Nederlandse verslavingszorg

Samenvatting. Drugs: gebruik en hulpvraag

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer doden onder fietsers, minder onder motorrijders. Meeste verkeersdoden onder twintigers

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 13 juli 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Factsheet alcohol. Think Before You Drink

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Keuzevak Effectieve Verslavingspreventie. Welkom. iri Kruit Voorlichting en training

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

De kater komt later...

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) Indigo Haaglanden Tactus. Brijder. DIMS bureau Onderdeel van Trimbos-instituut.

V O LW A S S E N E N

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Keuzevak Effectieve Verslavingspreventie. Welkom. iri Kruit Voorlichting en training

Charles Dorpmans Senior preventiewerker Coördinator Dims Noord-Brabant

Trends in middelengebruik bij jongeren

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 27 januari 2014 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Kwetsbaar alleen. De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs

4. SAMENVATTING. 4.1 Opzet

Sint Jansstraat 2C Goudsesingel 184 Telefoon Telefoon Fax Fax

ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2014

Samenvatting: Summary in Dutch

Ontwikkeling leerlingaantallen

Beroepsbevolking 2005

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

Factsheet Indicatie zorgvraag Amsterdam 2030 Prognoses van functioneren en chronische aandoeningen 1

Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

GENOTMIDDELEN. Jongerenmonitor % ooit alcohol gedronken. Klas 2. Klas 4. 5% ooit wiet gebruikt. 24% weleens gerookt.

Samenvatting (Summary in Dutch)

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

Samenvatting Jong; dus gezond!?

1894 zelfdodingen in 2016

Op weg naar een generatie Nix? Vandaag: HBSC-landen in de studie. Trends in middelengebruik onder scholieren. Tom ter Bogt Wilma Vollebergh

Feestmeter

Functiebehoud bij ouderen in levensloopperspectief

Summary & Samenvatting. Samenvatting

E-Health en de huisarts. Digitaal Stadspanel Rotterdam. Achtergrond. Methode. Contact met de huisarts

Lectoraat GGZ-Verpleegkunde. LVG en Verslaving. s Heerenloo 30 juni 2010

Monitor. alcohol en middelen

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/ /2012

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Tekenen van vooruitgang: minder drugsdoden, HIV-besmettingen en heroïnegebruik, maar groeiende bezorgdheid over toename andere vormen van drugsgebruik

FLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten eindmeting, januari 2006

Cannabis monitoring en evidence-informed beleid. Dr. Margriet van Laar Programmahoofd Drug Monitoring & Policy Trimbos-instituut

Wijnimport Nederland naar regio

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2014

Samenvatting. Samenvatting

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

Prevention of cognitive decline

Dorstig Europa? Snel, J. (2007). Dorstig Europa? AdFundum, Vakblad voor de Drankenbranche, 15(6/7):10-11, juni/juli.

De impact van legalisering van online. kansspelen op klassieke loterijen. April In opdracht van Goede Doelen Loterijen NV

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström

5. CONCLUSIES ONDERZOEK

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

Transcriptie:

Esther Croes, Wil Kuijpers, Jan Krul, Margriet van Laar Hulpvraag bij amfetamineen ecstasygebruik Achtergrondstudie van de Nationale Drug Monitor 1 2 3 20 10

Esther Croes, Wil Kuijpers, Jan Krul, Margriet van Laar Hulpvraag bij amfetamineen ecstasygebruik Achtergrondstudie van de Nationale Drug Monitor Trimbos-instituut, Utrecht, 2010

Colofon Projectleiding Mw. dr. E.A. Croes Auteurs Mw. dr. E.A. Croes 1 Dhr. Drs. W.G.T. Kuijpers 2 Dhr. J. Krul MSc 3 Mw. dr. M.W. van Laar 1 Productiebegeleiding Ladenius Communicatie BV Omslagontwerp Ladenius Communicatie BV Productie Trimbos-instituut 1 Utrecht: Trimbos-instituut 2 Houten: Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ) 3 Groningen: Stichting Educare ISBN 978-90-5253-685-9 Deze uitgave is te bestellen via www.trimbos.nl/webwinkel met artikelnummer AF0997 Trimbos-instituut Da Costakade 45 Postbus 725 3500 AS Utrecht T: 030-297 11 00 F: 030-297 11 11 2010, Trimbos-instituut, Utrecht. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van het Trimbos-instituut.

Leden van de wetenschappelijke raad van de NDM Dhr. prof. dr. H.G. van de Bunt, Erasmus Universiteit Rotterdam Dhr. prof. dr. H.F.L. Garretsen, Universiteit van Tilburg (voorzitter) Dhr. dr. P.G.J. Greeven, Novadic-Kentron Dhr. prof. dr. R.A. Knibbe, Universiteit Maastricht Dhr. dr. M.W.J. Koeter, AIAR Dhr. prof. dr. D.J. Korf, Bonger Instituut voor Criminologie, Universiteit van Amsterdam Mw. prof. dr. H. van de Mheen, IVO Dhr. dr. C.G. Schoemaker, RIVM Dhr. A.W. Ouwehand, Stg. IVZ Waarnemers Mw. mr. R. Muradin, Ministerie van Justitie Mw. drs. W.M. de Zwart, Ministerie van VWS Met dank aan: Gerard Alderliefste, Tibor Brunt, Guus Cruts, Nathalie Dekker, Erik van Delden, het DIMS netwerk, Peter van Dijk, André van Gageldonk, Marloes van Goor, Peter Greeven, Gerda Hellwich, Toine Ketelaars, Raymond Niesink, Ellen van Oerle, Sander Rigter, Aukje Sannen, Jeroen Wisselink, Roelof de Wit en intakers en behandelaren van VNN en Centrum Maliebaan. Leden van de wetenschappelijke raad van de NDM 3

Inhoudsopgave Samenvatting 7 1 Inleiding 11 2 Omvang en aard van ecstasy- en amfetaminegebruik 13 3 De samenstelling van amfetamine en ecstasy 27 4 Effecten van amfetamine en ecstasy 31 5 Risico s van amfetamine- en ecstasygebruik 37 6 Behandeling van amfetamine- en ecstasyafhankelijkheid 55 7 Hulpvraag in de reguliere verslavingszorginstellingen 65 8 Hulpvraag van ecstasy- en amfetaminegebruikers op grootschalige dance-evenementen 87 9 Discussie en conclusies 101 Referenties 109 Bijlage 1 Methamfetamine 117 Bijlage 2 Qat 121 Bijlage 3 ADHD medicatie 123 Bijlage 4 Kenmerken en hulpbehoefte van forse amfetamineen ecstasygebruikers 127 Inhoudsopgave 5

Samenvatting Amfetamine en ecstasy zijn chemisch verwante drugs met een stimulerende en bewustzijnsveranderende werking. Ecstasy is vooral populair onder jongeren en jongvolwassenen en het gebruik is sterk gelieerd aan het uitgaanscircuit. Amfetamine kent een relatief grote populariteit in alternatieve subscenes en wordt daarnaast door bepaalde groepen gebruikt vanwege de prestatieverhogende eigenschappen van het middel. Ondanks de populariteit van deze beide -in potentie verslavende- middelen, blijft de hulpvraag bij de reguliere verslavingszorg vanwege een probleem gerelateerd aan het gebruik relatief beperkt. Dit rapport onderzoekt de vraag waarom er in de verslavingszorg maar weinig cliënten zijn met probleemgebruik van amfetamine of ecstasy. Het eerste deel van het rapport bestaat uit inleidende teksten die de achtergrond beschrijven waartegen de hulpvraag moeten worden bezien. Deel 2 schetst het profiel van amfetamine- en ecstasygebruikers en hun hulpvraag in Nederland en maakt daarbij gebruik van twee bronnen: LADIS/IVZ voor een beschrijving van cliënten in de reguliere verslavingszorg; en Stichting Educare voor de acute hulpvraag op grootschalige evenementen. Na een inleidend hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 epidemiologische gegevens gepresenteerd over omvang en aard van het ecstasy- en amfetaminegebruik, achtereenvolgens in de algemene bevolking en in groepen van uitgaande jongeren en jongvolwassenen. Het allergrootste deel van de algemene Nederlandse bevolking heeft geen ervaring met het gebruik van een van deze middelen en voor het merendeel van de personen die het middel wel eens hebben gebruikt was dit slechts een eenmalig of kortdurend experiment. Vergeleken met de rest van Europa is het gebruik van ecstasy in Nederland relatief hoog. Daarentegen ligt het gebruik van amfetamine in Nederland lager dan in de meeste andere Europese landen. Het gebruik onder Nederlandse uitgaande jongeren is substantieel hoger dan in de algemene bevolking, hoewel na een piek eind jaren negentig uitgaande jongeren hun gebruik van amfetamine en ecstasy gemiddeld genomen enigszins hebben gematigd. Het hoofdstuk sluit af met een aantal opmerkingen over gebruikscarrières en de motieven die meespelen in het doorgaan of juist stoppen met amfetamine- en ecstasygebruik. Hoofdstuk 3 geeft achtergrondinformatie over de samenstelling van amfetamine en ecstasy op de Nederlandse illegale markt. De samenstelling van beide middelen heeft in de afgelopen jaren sterke schommelingen laten zien, waarbij vooral in 2008 en de eerste helft van 2009 het gehalte aan amfetamine en MDMA (de werkzame stof in ecstasy) in de monsters lager was dan in voorgaande jaren. Soms bevatten de monsters geen enkel psychoactief bestanddeel, maar in de meeste gevallen werd een andere farmacologisch actieve stof toegevoegd, waardoor de effecten soms moeilijk voorspelbaar zijn. Samenvatting 7

Hoofdstuk 4 gaat in op de farmacologische effecten van amfetamine en ecstasy. Beide middelen hebben effect op neurotransmitters in de hersenen, overdrachtsstoffen die prikkels tussen zenuwen overbrengen. Het effect van amfetamine is het grootst op het dopaminerge en noradrenerge systeem, waarbij amfetamine ervoor zorgt dat deze stoffen langer in de zenuwspleten aanwezig blijven zodat de zenuwen langer prikkels afgeven. Het acute effect van amfetaminegebruik is een verhoogde waakzaamheid en alertheid. Ecstasy (of beter gezegd het werkzame bestanddeel MDMA) heeft vooral invloed op het serotonerge en dopaminerge systeem. De verhoogde serotonineactiviteit veroorzaakt het bekende entactogene effect (sterk gevoel van verbondenheid met andere mensen); dopamine heeft een stimulerend effect. In het hoofdstuk wordt ingegaan op de snelheid en duur van de effecten, de gebruikelijke dosis, het optreden van tolerantie bij vaker gebruik en de optredende gewenste en ongewenste effecten door het gebruik van deze stimulantia. De risico s van amfetamine- en ecstasygebruik worden beschreven in hoofdstuk 5. De lichamelijke complicaties direct aansluitend aan het gebruik zijn over het algemeen mild, maar in uitzonderingsgevallen kunnen levensbedreigende ontregelingen van verschillende systemen optreden. Berucht zijn oververhitting (hyperthermie), inwendige uitdroging (hyponatriëmie), ernstige stoornissen in de circulatie en leverfalen. Deze stoornissen kunnen op hun beurt weer leiden tot stollingsstoornissen, massale spierafbraak, uitval van de nierfunctie en de dood. Het optreden van dergelijke ernstige complicaties is onvoorspelbaar en kan al optreden na een enkele dosis. Individuele en omgevingsfactoren spelen hierbij een rol. Volgens cijfers uit de Doodsoorzakenstatistiek van het CBS overlijden in Nederland jaarlijks meerdere personen door het gebruik van psychostimulantia. Ook uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat in meerdere gevallen per jaar het overlijden direct kan worden toegeschreven aan amfetamine- of ecstasygebruik. In de periode 1999-2004 betrof het 38 direct aan amfetamine- of ecstasygebruik gerelateerde gevallen, en nog eens 32 die een andere doodsoorzaak hadden, maar waarbij amfetamine of ecstasy wel een rol speelde. Bij een gematigd, recreatief gebruik van beide middelen lijkt de kans op blijvende en aantoonbare schade klein. Bij langdurig en fors gebruik kunnen structurele veranderingen in de hersenen ontstaan met als gevolg functionele beperkingen, vooral op het gebied van de uitvoerende hersenfuncties. Deze kunnen lang aanhouden, maar het is niet bewezen dat de structurele hersenschade blijvend is. Vergeleken met niet-drugsgebruikers zijn de meest consistente bevindingen onder ecstasygebruikers een vermindering van het geheugen en zelfgerapporteerde depressie en impulsiviteit. Hoewel de meeste resultaten wel in dezelfde richting wijzen, zijn de chronische effecten op het psychologisch functioneren gemiddeld genomen gering. Het is momenteel nog onduidelijk wat de relevantie van de bevindingen is, zowel op populatieniveau als voor de individuele gebruiker, en welke impact zij hebben op het dagelijks leven of de kwaliteit van leven. Bij langdurig gebruik bestaat ook het risico op afhankelijkheid, of verslaving. Langdurig gebruik van amfetamine kan leiden tot chronische ondervoeding en lichamelijke uitputting of schade aan hart en vaten en het zenuwstelsel. 8 Hulpvraag bij amfetamine- en ecstasygebruik

In hoofdstuk 6 valt te lezen dat de behandeling van chronische amfetamine- en ecstasyproblemen (zoals afhankelijkheid) voornamelijk bestaat uit psychosociale interventies, die soms medicamenteus worden ondersteund. Er is nog geen bewezen effectieve medicamenteuze behandeling voor amfetamine- of ecstasyafhankelijkheid. Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat cognitieve gedragsinterventies waarin op enigerlei wijze een vorm van contingency management wordt gebruikt tot nu toe het meeste resultaat geeft, zowel in het verminderen van voortijdige uitval als het verminderen van het (bij) gebruik van amfetamine. In Nederland worden geen specifiek op amfetamine- of ecstasyproblemen gerichte behandelingen aangeboden, maar zijn er algemene programma s gericht op verslaving. Daarbij volgt het aanbod van interventies in de verslavingszorg het zogeheten stepped care -principe. De cliënt krijgt, afhankelijk van de ernst en complexiteit van de problematiek, in de eerste plaats de zorg aangeboden die het beste past bij zijn problemen, het minst intensief is en waarvan toch wordt verondersteld dat deze het hoogst haalbare behandeldoel oplevert. De Leefstijltraining is een programma dat past binnen een stepped care benadering. Naast het reguliere aanbod vanuit de verslavingszorginstellingen komt er ook toenemend aandacht voor behandeling via het internet en in privéklinieken. Een andere recente ontwikkeling is de oprichting van het Landelijk Spreekuur Partydrugs. Hier kunnen (ex-)gebruikers terecht met aanhoudende, vaak onbegrepen klachten. Doorgaans hebben zij geen middelenafhankelijkheid. Met hoofdstuk 7 begint ook het tweede deel van dit rapport over de hulpvraag. Het hoofdstuk beschrijft dat cliënten met een aan amfetamine of ecstasy gerelateerd probleem een beperkt aandeel hebben in de reguliere verslavingszorg en dat zij op een aantal kenmerken afwijken van de gemiddelde cliënt. Ondanks een verdrievoudiging in de afgelopen tien jaar van het absolute aantal hulpvragen vanwege amfetaminegebruik is in nog geen twee procent van alle gevallen in de verslavingszorg dit middel het hoofdprobleem. De stijging lijkt in 2008 tot staan gekomen. De hulpvraag vanwege een primair probleem met ecstasy is minder dan een half procent van het totaal en schommelt al jaren tussen de 200 en 300 gevallen. Bij tweederde van de cliënten met een amfetamineprobleem speelt ook een probleem met een ander middel. Meestal is dit alcohol, maar cannabis en snuifcoke zijn ook frequent onderdeel van de meervoudige problematiek rond amfetaminegebruik. In de helft van deze gevallen van meervoudige problematiek wordt amfetamine als het belangrijkste middel beschouwd. Ecstasy wordt zelden als hoofdprobleem gezien maar speelt wel relatief vaak mee als secundair probleem naast het probleemgebruik van een ander middel. Hulpvragers met een primair amfetamine- of ecstasyprobleem zijn jonger dan de gemiddelde hulpvrager in de verslavingszorg. De helft van de cliënten met amfetamine als hoofdprobleem is jonger dan 25 jaar en bij ecstasy is dat ruim 60 procent. Van de overige cliënten in de verslavingszorg is daarentegen slechts 10 procent jonger dan 25 jaar. Meer dan 90 procent van de cliënten met een primair amfetamine- of ecstasyprobleem is autochtoon. Ecstasycliënten vallen op omdat zij relatief weinig op eigen initiatief naar de verslavingszorg zijn gestapt; cliënten met een primair ecstasyprobleem komen opvallend vaak via justitie in de verslavingszorg terecht. Samenvatting 9

Hoofdstuk 8 presenteert cijfers over acute gezondheidsverstoringen die tussen 2006 en 2008 op de eerstehulppost van 33 grootschalige evenementen werden behandeld. Van de ongeveer 814.000 bezoekers meldden 4.319 zich op de eerstehulppost, van wie 609 aangaven ecstasy of amfetamine te hebben gebruikt. Het betrof voor het allergrootste deel milde en aspecifieke gezondheidsverstoringen; een oorzakelijke relatie tussen het gebruik van amfetamine of ecstasy en de gezondheidsverstoring was meestal niet eens te bepalen. Anderzijds onderstrepen de gegevens uit dit hoofdstuk opnieuw dat het gebruik van ecstasy en amfetamine niet gevaarloos. Bij negen aan ecstasy- en amfetaminegebruik gerelateerde gevallen bleek het medisch noodzakelijk om de patiënt door te verwijzen naar het ziekenhuis. Deze patiënten hadden een fractuur of een combinatieletsel, aanhoudende bewusteloosheid, een psychiatrisch beeld, of waren onwel geworden zonder dat de oorzaak daarvoor kon worden gevonden. Er deden zich geen incidenten voor met dodelijke afloop. Het laatste hoofdstuk legt enkele verbanden tussen de eerder beschreven bevindingen. Dit hoofdstuk eindigt met een aantal aanbevelingen, waarbij geadviseerd wordt om, gezien de verschillen in problematiek tussen amfetamine- en ecstasygebruikers, beleid op twee sporen uit te zetten. De kans op afhankelijkheid lijkt bij amfetaminegebruik groter en in recente jaren is een duidelijke stijging in de hulpvraag gezien. Het hulpaanbod voor deze groep zou zich dan ook vooral kunnen richten op (toeleiding naar) behandeling van afhankelijkheid of anderszins probleemgebruik. Ecstasygebruikers komen vooral bij de hulpverlening met acute klachten tijdens of direct na het gebruik. Het beperken van de acute risico s lijkt voor deze groep prioriteit te hebben. 10 Hulpvraag bij amfetamine- en ecstasygebruik

1 Inleiding Amfetamine (straatnamen: speed, pep ) en ecstasy ( XTC ) zijn psychoactieve stoffen die worden gebruikt vanwege hun stimulerende en bewustzijnsveranderende werking. Beide hebben een reputatie als dans- of uitgaansdrug. Daarnaast wordt amfetamine in bepaalde groepen gebruikt als prestatieverhogend middel, vooral in beroepen die een groot uithoudingsvermogen of grote krachtsinspanning vereisen (zoals vrachtwagenchauffeurs, vleesindustrie, land- en tuinbouw), of artistieke beroepen waar amfetamine het heldere denken zou stimuleren. Het gebruik van ecstasy is vooral populair onder jongeren en jongvolwassenen. De opkomst en het gebruik van het middel zijn sterk gerelateerd aan het muziekgenre dance, dat in de jaren tachtig opkwam en zich ontwikkelde uit de disco en elektronische muziek zoals house, techno en garage. Het gebruik van ecstasy op dancefeesten is omvangrijk, al zijn de verschillen tussen feesten groot (zie hoofdstuk 8). Aangezien meer dan 13 procent van de Nederlandse 15-35-jarigen minimaal eens per jaar een dancefeest bezoekt, is het niettemin duidelijk dat het gebruik van ecstasy in deze (kwetsbare) leeftijdsgroep relatief hoog is (KPMG, 2002). Amfetamine is vergeleken met ecstasy en cocaïne minder populair maar sleutelfiguren in het uitgaansleven signaleren in de afgelopen jaren een toename van het gebruik onder jongeren in niet-stedelijke gebieden (Nabben et al., 2008). Wetenschappelijk onderzoek geeft aan dat ecstasygebruik op lange termijn sommige hersenfuncties negatief kan beïnvloeden, al is de discussie over de ernst van de afwijkingen en de rol van andere factoren nog niet afgerond. Ecstasy kan ook andere (acute) gezondheidsproblemen veroorzaken, in zeldzame gevallen met dodelijke afloop. Ondanks het wijdverbreide gebruik en de mogelijk schadelijke gevolgen blijft de hulpvraag binnen de reguliere verslavingszorg in verband met ecstasygebruik beperkt. Eén van de mogelijke oorzaken voor deze beperkte hulpvraag is het geringe verslavingsrisico van ecstasy. Voor amfetamine geldt deze relatief beperkte hulpvraag ook, echter in mindere mate. Het aantal gebruikers van amfetamine is lager en het aandeel hulpvragers groter dan onder ecstasygebruikers, waarbij er tevens in de afgelopen jaren een duidelijke stijging waarneembaar was. De hierboven geschetste ontwikkelingen rond het gebruik van ecstasy en amfetamine vormen aanleiding voor een NDM achtergrondstudie waarin de hulpvraag wegens amfetamine- of ecstasygebruik het centrale thema is. De studie begint met inleidende teksten over de achtergrond waartegen de hulpvraag in Nederland moet worden bezien: in hoofdstuk 2 de omvang en aard van het gebruik van beide middelen, in hoofdstuk 3 de samenstelling van amfetamine- en ecstasypillen en -poeders op de Nederlandse markt, in de hoofdstukken 4 en 5 de effecten van beide middelen en de risico s die 1 Inleiding 11

kleven aan het gebruik en hoofdstuk 6 tenslotte bevat een beknopte samenvatting over de behandeling van afhankelijkheid van amfetamine of ecstasy. Deze hoofdstukken zijn gebaseerd op de (wetenschappelijke) literatuur. In de twee volgende hoofdstukken staat de hulpvraag bij de verslavingszorg en op dance-evenementen centraal. In hoofdstuk 7 wordt een profiel geschetst van ecstasy- en amfetaminegebruikers die de afgelopen vijf jaar een beroep deden op de verslavingszorg. In hoofdstuk 8 volgt een analyse van de vraag naar medische eerste hulp op grootschalige evenementen waarin amfetamine- of ecstasygebruik een rol speelt. Tenslotte worden in het laatste hoofdstuk de bevindingen uit de voorgaande hoofdstukken geïntegreerd, met als centraal thema de vraag waarom in Nederland relatief weinig amfetamine- of ecstasygebruikers behandeling zoeken. 12 Hulpvraag bij amfetamine- en ecstasygebruik

2 Omvang en aard van ecstasyen amfetaminegebruik Ecstasy heeft vanwege de combinatie van entactogene (contactbevorderende) en stimulerende effecten de reputatie van meest populaire party- of dansdrug verworven. Het gebruik van ecstasy in de algemene bevolking in Nederland lijkt weliswaar over zijn hoogtepunt uit de jaren negentig heen te zijn maar is, bezien in internationaal perspectief, nog steeds hoog. Amfetamine is minder populair dan ecstasy, zowel onder de algemene bevolking als onder uitgaande jongeren, en vergeleken met andere landen is het amfetaminegebruik in Nederland laag. Het middel wordt soms beschouwd als een tweederangs stimulant (Nabben et al., 2007). Het gebruik is relatief populair in alternatieve subscenes, zoals de underground, techno scene, en onder psychonauten. Daarnaast wordt amfetamine, vaker dan ecstasy, gebruikt tijdens doordeweekse werkzaamheden. De afgelopen jaren waren er signalen voor een toenemende belangstelling onder plattelandsjongeren. Onder de problematisch drugsgebruikers speelt ecstasygebruik geen, of hooguit een bijkomende, rol en amfetaminegebruik een bescheiden rol. In 2.1 beschrijven we het gebruik in de algemene bevolking en onder scholieren. Dit betreft onderzoek op basis van een representatieve steekproef. Dit geeft een beeld van de omvang van het gebruik, hoewel in algemeen bevolkingsonderzoek juist risicogroepen nogal eens ontbreken (personen die langere tijd in een instelling verblijven, spijbelaars). Een ander nadeel is dat de aantallen drugsgebruikers vaak te klein zijn voor het in kaart brengen van kenmerken van drugsgebruikers en patronen van gebruik, zeker als het om middelen gaat die minder populair zijn. De meeste respondenten zijn immers niet-drugsgebruiker. In 2.2 wordt daarom ingezoomd op onderzoek onder groepen van uitgaande jongeren en jongvolwassenen, die doorgaans meer ervaring hebben met middelengebruik dan de doorsnee bevolking. Respondenten aan dit soort onderzoek worden doorgaans geworven op de uitgaanslocaties zelf, aangezien er geen steekproefkader van de uitgaande bevolking is waaruit deelnemers aselect benaderd kunnen worden. Bij dergelijke gelegenheidssteekproeven worden bijvoorbeeld alle, of elke zoveelste, bezoekers van een club of party benaderd voor het onderzoek. Bedacht moet worden dat de resultaten sterk zijn gekoppeld aan de setting en methode van werving. Ook is het percentage mensen dat uiteindelijk echt deelneemt in dit type onderzoek vaak nog lager dan in bevolkingsonderzoek. Dat kan enige vertekening geven van de resultaten. De uitkomsten geven daarom geen precieze schattingen van prevalenties maar beschrijven wel kenmerken van gebruikers en aspecten van gebruikspatronen. In 2.3 wordt ingegaan op de carrières van ecstasy- en amfetaminegebruikers en motieven om te stoppen of door te gaan. 2 Omvang en aard van ecstasy- en amfetaminegebruik 13

2.1 Gebruik in de algemene bevolking Omvang van het ecstasy- en amfetaminegebruik Het Nationaal Prevalentie Onderzoek middelengebruik uit 2005 liet zien dat 4,3 procent van de algemene bevolking van 15-64 jaar ooit ecstasy had gebruikt (Rodenburg et al., 2007). Ruim 1 procent had het afgelopen jaar nog ecstasy genomen (gedefinieerd als recent gebruik) en 0,4 procent de afgelopen maand (actueel of huidig gebruik). Het allergrootste deel van de Nederlandse bevolking heeft dus geen ervaring met ecstasy, en voor het merendeel van de personen die het middel wel eens hebben gebruikt geldt dat dit experimenteel of kortdurend was. Het percentage mensen dat ooit of pas nog ervaring had met amfetamine was ongeveer twee keer kleiner. In 2005 had 2,1 procent van de algemene bevolking ooit amfetamine gebruikt; 0,3 procent deed dit nog in het afgelopen jaar en 0,2 procent in de afgelopen maand. Omgerekend naar de bevolking van 15-64 jaar waren er in 2005 circa 40 duizend actuele ecstasygebruikers en 21 duizend actuele amfetaminegebruikers. Nieuwe cijfers over het aantal ecstasy- en amfetaminegebruikers komen in 2011 beschikbaar. Er zijn ook cijfers over drugsgebruik onder scholieren. Gegevens over de omvang van middelengebruik in deze groep zijn van belang vanwege de gevoelige fase van jongeren voor middelengebruik, zowel op biologisch als op sociaal en psychologisch gebied. Van de 12-16 jarige scholieren van het voortgezet onderwijs had in 2007 1,9 procent ervaring met ecstasy en 1,8 procent met amfetamine (Monshouwer et al., 2008). Actueel gebruik kwam voor onder respectievelijk 0,7 en 0,8 procent van de scholieren van 12-16 jaar. Onder kwetsbare groepen, zoals volwassen en jeugdige dak- en thuislozen, gedetineerden en diverse groepen probleemjongeren is het amfetaminegebruik over het algemeen hoger dan onder leeftijdgenoten in de algemene bevolking. Vergeleken met het gebruik van cannabis, cocaïne en opiaten door deze groepen blijft het amfetaminegebruik echter (zeer) beperkt. Dit geldt ook voor ecstasy (Van Laar et al., 2010). Kenmerken van gebruikers Uit het Nationaal Prevalentie Onderzoek middelengebruik uit 2005 blijkt dat de gemiddelde, recente ecstasygebruiker 28 jaar oud is, iets ouder dan in 1997 (25 jaar) en ouder dan de gemiddelde, recente amfetaminegebruiker (26 jaar). Kenmerken van actuele gebruikers zijn niet beschikbaar vanwege te kleine aantallen in de steekproef. Het Nationaal Prevalentie Onderzoek middelengebruik levert meer gegevens over ooitgebruikers. Deze groep bevat voor een belangrijk deel personen die in het verleden eens of enkele keren hebben geëxperimenteerd met gebruik van het middel. Voor inzicht in de huidige omvang van het probleem is deze groep dus minder interessant. Uit het Nationaal Prevalentie Onderzoek blijkt dat mannen vaker ervaring hebben met ecstasy dan vrouwen (ooitgebruik 6,6% versus 2,1%) en jongeren vaker dan ouderen (ooitgebruik 14 Hulpvraag bij amfetamine- en ecstasygebruik

door 5,1% van de 15-24-jarigen en 7,1% van de 25-44 jarigen versus 0,9% van de 45-64 jarigen) (Rodenburg et al., 2007). Het relatief geringe ooitgebruik in de oudere bevolkingsgroepen weerspiegelt een generatie-effect, omdat ecstasy vooral in omloop is in de jongeren- en jongvolwassenencultuur en het middel pas in de jaren tachtig op de markt kwam. De gemiddelde leeftijd van het eerste gebruik in het Nationaal Prevalentie Onderzoek was 22.2 jaar (in de totale steekproef van 15-64 jarigen). Voor jongeren (15-24 jaar) was de gemiddelde leeftijd van eerste gebruik 17 jaar. Het ooit gebruikt hebben van ecstasy is een stedelijk fenomeen. In de verstedelijkte gebieden had 9,6% van de bevolking ooit ecstasy gebruikt, in de niet-verstedelijkte gebieden 1,7%. Ook amfetamine is vaker ooit gebruikt door mannen dan door vrouwen (respectievelijk 3,2% en 1,0%) en de gebruikers zijn vaker afkomstig uit de stad. Er zijn geen duidelijke verschillen in het ooitgebruik tussen leeftijdscategorieën. Trends in het ecstasy- en amfetaminegebruik Tussen 1997 en 2001 nam het percentage recente gebruikers van ecstasy in de algemene Nederlandse bevolking licht toe van 0,8 naar 1,1% en bleef in 2005 op het zelfde niveau (1,2%). Het actuele ecstasygebruik is echter nauwelijks veranderd (0,3-0,4%; Rodenburg et al., 2007). Het amfetaminegebruik in de algemene bevolking bleef tussen 1997 en 2005 vrijwel ongewijzigd. Onder scholieren van het voortgezet onderwijs bereikte het gebruik van ecstasy en amfetamine in 1996 een piek om vervolgens in 1999 weer te dalen. Tussen 1999 en 2007 was sprake van een verdere geringe daling of stabilisering (Monshouwer et al., 2008). Internationale verschillen In heel Europa hebben naar schatting 10 miljoen mensen van 15-64 jaar ooit ecstasy geprobeerd en 12 miljoen mensen amfetamines. Het aantal recente gebruikers is 2,5 miljoen ecstasygebruikers en 2 miljoen amfetaminegebruikers, van wie driekwart tussen 15 en 34 jaar oud is. Tabel 2.1 geeft ter vergelijking een overzicht van het ecstasygebruik in de algemene bevolking in Nederland, de EU (gemiddelde en uiterste waarden), de Verenigde Staten en Australië. De tabel geeft het percentage inwoners dat ooit in het leven en in het afgelopen jaar aangeeft het middel te hebben gebruikt. Met een slag om de arm vanwege methodologische verschillen tussen studies suggereren de gegevens dat het ecstasygebruik in Nederland vergeleken met het Europese (gewogen) gemiddelde relatief hoog is. Toch behoort Nederland nog niet tot de zes Europese lidstaten met de hoogste prevalenties. Het percentage recente ecstasygebruikers is het hoogst in het Verenigd Koninkrijk en Letland (1,5%), Slowakije (1.6%), Estland (1.7%), en Tsjechië (3.5%). Het recente gebruik is onder Australiërs bijna drie keer hoger dan in Nederland. Uit tabel 2.1 valt ook op te maken dat zowel het ooitgebruik als het recent gebruik van amfetamines in Nederland lager ligt dan het gemiddelde in Europa, de VS en Australië. In een aantal van deze landen speelt ook het gebruik van methamfetamine 2 Omvang en aard van ecstasy- en amfetaminegebruik 15

een significante rol, zoals de Verenigde Staten, Tsjechië en Slowakije. In Europa wordt het hoogste amfetaminegebruik gezien in het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Spanje en Noorwegen. Landen met een laag gebruik zijn Portugal, Frankrijk en Griekenland. Ook Nederland hoort tot de landen met een relatief laag amfetaminegebruik. Tabel 2.1 Percentage gebruikers van ecstasy en amfetamine in de algemene bevolking van Nederland, Europa, de VS en Australië Ecstasy (%) Amfetamine (%) Ooit Recent Ooit Recent Nederland (15-64 jaar) 4,3 1,2 2,1 0,3 EU-15 (15-64 jaar) 3,3 (0,4-7,3) EU-27 (15-64 jaar) 2,8 (0,3-7,3) 0,8 (0,2-1,8) 0,8 (0,2-3,5) 3,9 (0,1-11,9) 3,3 (0,1-11,9) 0,6 (0,0-1,3) 0,6 (0,0-1,3) VS (12 jaar en ouder) 5,0 0,9 8,7* 1,2* Australië (14 jaar en ouder) 8,9 3,5 6,3 2,3 Percentage ooit-gebruikers en recente (laatste jaar) gebruikers van ecstasy in de algemene bevolking van Nederland (cijfers uit 2005), de 15 oude en 27 huidige lidstaten van de Europese Unie (in de meeste lidstaten van 2003-2007), de Verenigde Staten (2008) en Australië (2007). Tussen haakjes in de eerste kolom de leeftijdsgrenzen. Tussen haakjes in de volgende kolommen de laagste en de hoogste waarde in de Europese landen. * Niet-medisch gebruik van psychofarmaca, stimulantia en methamfetamine. Ooitgebruik methamfetamine 5%, recent gebruik 0,3%. Vanwege verschillen in leeftijdsgroepen en methoden van onderzoek moeten verschillen tussen landen voorzichtig worden geïnterpreteerd. In landen waar een bredere leeftijdsgroep wordt gebruikt zijn de prevalenties naar verwachting lager dan wanneer alleen de leeftijdsgroepen worden meegenomen waarin het gebruik vaker voorkomt. Bronnen: Van Laar et al., 2009; EMCDDA, 2008; AIHW, 2008; SAMHSA, 2008. 2.2 Gebruik onder uitgaande jongeren en jongvolwassenen In de afgelopen jaren zijn er diverse studies uitgevoerd naar middelengebruik onder jongeren en jongvolwassenen in het uitgaansleven (zie Jaarberichten NDM). Wij geven hier cijfers over het gebruik van ecstasy en amfetamine op basis van twee bronnen. Ten eerste de Antenne monitor, een kwantitatieve en kwalitatieve monitor onder uitgaande jonge Amsterdammers, met herhaalde peilingen onder bezoekers van clubs. Hoewel de cijfers uit Amsterdam niet representatief zijn voor het hele land, geven ze wel een indicatie van de ontwikkelingen in het ecstasy- en amfetaminegebruik, waarbij Amsterdam overigens niet altijd de trendsetter is. De tweede bron betreft een landelijk onderzoek in 2008/2009 naar middelengebruik onder jongeren en jonge volwassenen van 15-35 jaar op elf party s en festivals in Nederland, en in clubs en discotheken in vijf regio s van Nederland (van der Poel et al., 2010). Opgemerkt moet worden dat dit soort onderzoek, vanwege de aard van de te onderzoeken populatie, eigenlijk nooit onder 16 Hulpvraag bij amfetamine- en ecstasygebruik