5-1 Moleculen en atomen



Vergelijkbare documenten
5 Formules en reactievergelijkingen

1) Stoffen, moleculen en atomen

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

Hoofdstuk 3-5. Reacties. Klas

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2 stoffen en reacties

Scheikunde Samenvatting H4+H5

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3

Module 8 Chemisch Rekenen aan reacties

Aluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie.

3.1 Energie. 3.2 Kenmerken chemische reactie

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

Hoofdstuk 4. Chemische reacties. J.A.W. Faes (2019)

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 6 en 8

7.1 Het deeltjesmodel

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

14 DE ATOOMTHEORIE VAN DALTON PROCESTECHNIEK

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

Mens erger je niet: chemistry edition

Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde

PROEFVERSIE HOCUS POCUS... BOEM DE CHEMISCHE REACTIE. WEZO4_1u_ChemischeReacties.indd 3

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2

ßCalciumChloride oplossing

Stoffen, structuur en bindingen

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Database scheikunde havo- vwo

Het smelten van tin is géén reactie.

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

Reactievergelijkingen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3 en 4

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 2

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

Rekenen aan reacties (de mol)

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Wednesday, 28September, :13:59 PM Netherlands Time. Chemie Overal. Sk Havo deel 1

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water.

3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Reacties en stroom 1

vrijdag 28 oktober :40:59 Nederland-tijd Moleculaire stoffen 4havo hoofdstuk 2; Chemie Overal

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

1 De bouw van stoffen

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Schrap wat niet past: Een ionverbinding met grote roosterkrachten heeft een kleine/grote ionstraal en een kleine/grote ionlading.

Samenvatting Scheikunde H3 Reacties

27 ste Vlaamse Chemie Olympiade

Stoffen en Reacties 2

Kleinschalige chloorproductie (ce)

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

6.9. Boekverslag door G woorden 13 december keer beoordeeld. Scheikunde

Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4

SCHEIKUNDE KLAS TITEL VAN HET BLAD

07 MOLECUULFORMULES & CHEMISCHE BINDINGEN PROCESTECHNIEK

Alles om je heen is opgebouwd uit atomen. En elk atoom is weer bestaat uit protonen, elektronen en neutronen.

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

Oefenvragen Hoofdstuk 5 Reacties en energie antwoorden. Vraag 1 Geef bij iedere blusmethode aan, welk onderdeel van de branddriehoek wordt weggenomen.

Plan van toetsing/afsluiting 2012/2014

Ar(C) = 12,0 u / 1 u = 12,0 Voor berekeningen ronden we de atoommassa s meestal eerst af tot op 1 decimaal. Voorbeelden. H 1,0 u 1,0.

Reacties met koper 4.1 (1)

Chemie 4: Atoommodellen

woensdag 14 december :06:43 Midden-Europese standaardtijd

Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en schoonmaken

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

6.5. Boekverslag door A woorden 10 januari keer beoordeeld. Scheikunde. Hoofdstuk 2: Stoffen en reacties

Scheikunde samenvatting H1 t/m H4

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Bindingen. Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11

SCHEIKUNDE KLAS TITEL VAN HET BLAD

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 1: INLEIDING MOLECULEN EN ATOMEN

Het spel: Rad van Fortuin

1 Uit welke deeltjes is de kern van een atoom opgebouwd? Protonen en neutronen.

5 a de gele vlam wappert, is minder heet en geeft roet af b vlak boven de kern c met de gasregelknop d de brander is dan moeilijk aan te steken

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

Oefenopgaven BEREKENINGEN

I. Basiskennis. ijs. Een chemisch verschijnsel is het verschijnsel waarbij wel nieuwe stoffen ontstaan.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

I. Basiskennis. Zuivere stof*: Is materie die uit 1 stof bestaat en niet meer gescheiden kan worden door fysische scheidingstechnieken.

Uitwerkingen Basischemie laboratoriumonderwijs hoofdstuk 11

LESBRIEF PhET simulatie Zouten en oplosbaarheid

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

Transcriptie:

5-1 Moleculen en atomen Vraag 1. Uit hoeveel soorten moleculen bestaat een zuivere stof? Vraag 2. Wat is een molecuul? Vraag 3. Wat is een atoom? Vraag 4. Van welke heb je er het meeste: moleculen of atomen? Vraag 5. Je broertje zit met lego te allerlei verschillende huisjes te bouwen. Jij bent een slim figuur en zegt: het bouwen van lego kun je vergelijken met atomen en moleculen bij NASK 2. De legoblokjes zijn in dit geval de: Vul in: moleculen of atomen De huisjes zijn in dit geval de: Vul in: moleculen of atomen Vraag 6. Bij een chemische reactie verdwijnen beginstoffen en ontstaan nieuwe reactieproducten. De moleculen van de beginstoffen verdwijnen en er ontstaan in een keer nieuwe moleculen van de reactieproducten. Leg met behulp van wat je hebt geleerd over moleculen en atomen de term hergroeperen uit. Vraag 7. Uit hoeveel atomen bestaat een niet-ontleedbare stof? Vraag 8. N,H (g) Au (s) O (g) Na,Cl(s) VUL IN: Ontleedbare stof of niet-ontleedbare stof ALS HET EEN ONTLEEDBARE STOF IS: Vertel dan in welke stof de ontleedbare stof kan worden ontleed. Vraag 9. Wat vind je in het periodiek systeem der elementen? Vraag 10. Maak op de achterkant van het blad met kleur tekeningen van moleculen.

Moleculen van een zuivere niet-ontleedbare stof Moleculen van een ontleedbare stof Moleculen van een mengsel van niet-ontleedbare stoffen Moleculen van een mengsel van ontleedbare stoffen

5-2 Scheiden Vraag 1. Wat is het verschil tussen scheiden en ontleden Vraag 2. Beschrijf wat er met de moleculen gebeurt bij: A. Scheiden B. Ontleden Vraag 3. Vul de onderstaande opdracht in Benodigdheden: gekleurde paperclips en kleurtjes. Maak van elk van de volgende opdachten een tekening. Het liefst met dezelfde kleuren als die van je paperclips. De witte paperclips kun je stippelen. Teken voor het gemak een paperclip als een plat ringetje. Elke paperclip stelt een molecuul voor. Neem acht paperclips van een kleur. Deze stellen dus acht moleculen van dezelfde stof voor. Opdracht 1 Maak met de acht paperclips een model van een vaste stof Opdracht 2 Maak met de acht paperclips een model van een vloeistof

Opdracht 3 Maak met de acht paperclips een model van een gas Neem nu ook vier paperclips van een andere kleur. Deze stellen dus een andere soort moleculen voor. Opdracht 4: Maak van al je paperclips een model van een oplossing

5-3 Molecuulformules Vraag 1. Welke informatie kun je uit molecuulformules halen? Vraag 2. Welke atoomsoorten en hoeveel van die atomen zijn aanwezig in moleculen met de atoomformule: A. C 6 H 12 O 6 B. PCl 5 C. 2 H 2 O Vraag 3. Geef de namen van: A. C 2 H 4 B. C 2 H 5 C. KCl 3 D. NO 2 Vraag 4. Vul de onderstaande opdracht in Benodigdheden: gekleurde paperclips en kleurtjes. Maak van elk van de volgende opdachten een tekening. Het liefst met dezelfde kleuren als die van je paperclips. De witte paperclips kun je stippelen. Teken voor het gemak een paperclip als een plat ringetje. Elke paperclip stelt een atoom voor. Een witte paperclip stelt een waterstofatoom voor. Een rode paperclip een zuurstofatoom en een zwarte paperclip een koolstof atoom. Opdracht 1 Maak met de paperclips een model van een waterstofmolecuul. Opdracht 2 Maak een model van een zuurstofatoom.

Opdracht 3 Maak een model van een watermolecuul. Opdracht 4 Maak een model van vijf watermoleculen. Opdracht 5 (moeilijk) De verbranding van methaangas heeft het volgende reactieschema met molecuulformules: CH 4 + 2O 2 CO 2 + 2H 2 O Maak met de paperclips een model van deze reactievergelijking.

5-4 Reactievergelijkingen Maak de opdracht Oefenen met reactievergelijkingen. Maak daarna een leuk toneelstuk over hoe je reactievergelijkingen kloppend maakt. Laat je creativiteit de vrije loop! 5-5 Atoommassa en molecuulmassa Vraag 1. Reken de massa van de onderstaande moleculen uit, vergeet je berekening niet! A. NaCl B. Cesiumbromide C. C 8 H 18 D. C 6 H 12 O 5 E. Zwavelzuur (H 2 SO 4 ) Vraag 2. Geef een kloppende reactievergelijking van de volledige verbranding van C 4 H 10 (moeilijk!) Vraag 3. Laat zien dat de massa voor en na de reactie gelijk is, vergeet niet je berekening op te schrijven.

6-1 Het bijzondere van zoutoplossingen Vraag 1. Natriumjodide Na 1+ I 1- (s) is een zout A. Leg uit dat vaste zouten geen elektrische stroom geleiden B. Leg uit in welke toestanden natriumjodide stroom kan geleiden C. Hoe noteer je een natriumjodide-oplossing? D. En hoe noteer je gesmolten natriumjodide? E. Geef de lading van het natrium-ion en de lading van het jodide-ion Natrium-ion : Jodide-ion : Vraag 2. Maak met behulp van de ionen-theorie een plaatje van het kristalrooster van vast Natriumjodide Na 1+ I 1- (s).gebruik twee kleuren.

Vraag 3. Vast Natriumjodide Na 1+ I 1- (s) wordt in water opgelost. A. Vertel wat er gebeurt met de ionen van vast Natriumjodide Na 1+ I 1- (s) als deze stof in water wordt opgelost. B. Wat gebeurt er met de ionen bij elektrolyse van een natriumjodideoplossing? Vraag 4. (moeilijk) Waarom hebben zouten een hoog smeltpunt?

6-2 Opbouw van zouten Vraag 1. natriumjodide Na 1+ I _ (s) is een zout. A. Wat gebeurt er bij het oplossen van een zout in water? B. Maak een tekening van het oplossen van natriumjodide Na 1+ I 1- (s) in water. Gebruik voor het natrium-ion de kleur rood, voor het jodide-ion de kleur groen en voor watermoleculen de kleur blauw. C. Bij elektrolyse gebeurt er iets bijzonders met de ionen. Geef de tekening aan wat er gebeurt bij de elektrolyse van een natriumjodide-oplossing. Gebruik voor het natrium-ion de kleur rood, voor het jodide-ion de kleur groen en voor watermoleculen de kleur blauw. - elektrode + elektrode

Vraag 2. Geef de formules van de volgende ionen: Magnesium-ion Kwik-ion Ijzer(II)-ion Chloride-ion Bromide-ion Jodide-ion Vraag 3. Geef de namen van de volgende ionen: Fe 3+ Al 3+ Sn 4+ O 2- S 2- K 1+ Vraag 4. geef de formules van de ionen waaruit de volgende zouten zijn opgebouwd: A. Natriumbromide B. Zilverbromide C. Aluminiumjodide D. Loodoxide

6-3 Formules van zouten Vraag 1. Geef aan: moleculaire stof (M) of een zout (Z) A. Stikstofdisulfide B. Zinkchloride C. Koperoxide D. Koolstofdioxide E. Distikstofpentaoxide F. Calcuimchloride Vraag 2. Maak de zoutformule van ijzer(iii)chloride 1. naam : 2. in symbolen : 3. verhouding : 4. verhoudingsformule : 5. vereenvoudigen : Vraag 3. Geef de formules van de volgende zouten: A. zilverchloride B. calciumjodide C. natriumoxide D. ijzer(iii)fluoride E. aluminiumsulfide F. tinbromide Vraag 4. Geef de namen bij de volgende formules: A. Cu 2+ O 2- B. (K + ) 2 S 2+ C. Al 3+ (I 1- ) 3 D. Fe 2+ (Br 1- ) 2 E. Sn 4+ (O 2- ) 2 Vraag 5. Geef in een vergelijking weer het oplossen en indampen van tinchloride. Oplossen: Indampen:

6-4 Samengestelde ionen Vraag 1: Wat zijn samengestelde ionen? Vraag 2: Wat zijn enkelvoudige ionen? Vraag 3. Maak de zoutformule van aluminiumcarbonaat 1. naam : 2. in symbolen : 3. verhouding : 4. verhoudingsformule : 5. vereenvoudigen : Vraag 4. noteer het oplossen van de volgende zouten: A. calciumwaterstofcarbonaat B. ijzer(iii)fosfaat C. kwiknitraat D. tincarbonaat Vraag 5. Schrijf de formules van de volgende zouten met de ionlading. Schrijf ook de namen van de zouten erachter. A. K 2 SO 4 B. AL 2 (CO 3 ) 3 C. Pb(HCO 3 ) 2 D. (NH 4 ) 2 SO 4 Vraag 6. (moeilijk) hoe spreek je Pb(HCO 3 ) 2 uit?

6-5 Oplosbaarheid van zouten Vraag 1. Wat betekent de oplosbaarheid van zouten? Vraag 2. Wat betekent matig oplosbaar? Vraag 3. Vul de volgende tabel aan: Keukenzout 360 gram per liter Kalksteen 0,001 gram per liter Gips 3 gram per liter Salpeter 300 gram per liter VUL IN: goed oplosbaar matig oplosbaar slecht oplosbaar VUL IN: Elektriciteit geleiding: goed, matig of slecht Vraag 4. Welke zouten kun je met deze ionen maken? PO 4 3- CO 3 2- Br 1- Zn 2+ NH 4 + AL 3+