Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Feiten & Achtergronden. Aanpak veelplegers. December 2006/F&A 6806

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Naar een veiliger samenleving. Zesde voortgangsrapportage

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eindexamen maatschappijwetenschappen vwo I

Samenvatting en conclusies

Actieplan tegen geweld

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

8 secondant #3/4 juli/augustus Bedrijfsleven en criminaliteit Crimi-trends

Crimiquiz over trends en ontwikkelingen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

BIJLAGE II OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE VEILIGHEID

Tweede Kamer der Staten-Generaal

28 juni EZ-B-012 OI/O /

Veiligheidstrends in Leiden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 12 april 2012 Onderwerp Inspectie Openbare Orde en Veiligheid rapport "Follow the Money"

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Centraal Bureau voor de Statistiek

Eindexamen maatschappijwetenschappen vwo I

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage 1 Gebruikte gegevens

RAPPORT AD/2005/ Inzake de negende voortgangsrapportage Structuur Uitvoering Werk en Inkomen. Auditdienst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 22 september 2011 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over terreur van Marokkaanse jongeren in Helmond

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting. WODC tot stand is gekomen. Het rapport presenteert prognoses van de benodigde

Datum 26 september 2011 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de bescherming van juweliers en andere middenstanders

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BESLUITEN. B&W-nr.: d.d Pilot Jeugdpreventieteam

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid

Plan van aanpak ter verbetering van het voorschottenbeheer

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. Wat is de aanleiding? Sinds 2007 wordt de gemeenteraad jaarlijks geïnformeerd over schade aan gemeentelijke eigendommen.

SERVICECODE AMSTERDAM

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Misdrijven en opsporing

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Veiligheidsbeeld gemeente Amersfoort

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Concept-Convenant verlaging caseload gezinsvoogdij. Convenant. 1. De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

CIOT-bevragingen Proces en rechtmatigheid

Politiemonitor Bevolking Landelijke rapportage

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Conclusies Inspectie De Inspectie heeft zich in haar onafhankelijke onderzoek gefocust op de lokale

Afdeling Sociaal Beleid Participatie en Onderwijs. Aan de leden van de gemeenteraad. Onderwerp: Afronding project economische crisis

AGENDAPUNT voor burgemeester en wethouders

B en W. nr d.d

Raadsvoorstel. Onderwerp. Status. Voorstel. Inleiding. Beoogd effect. Ag. nr.: Reg. nr.: Datum:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum Voorstel integrale rapportage en kritieke prestatie indicatoren (kpi s)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)

Samenwerking tussen en in de Veiligheidshuizen

Raad voor de rechtshandhaving JAARPLAN 2017

Datum 13 augustus 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. Onderwerp Actieprogramma criminele jeugdgroepen

meerdere keren op het JCO besproken wordt, zal het aantal besproken personen waarschijnlijk lager dan zijn.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

VOORBLAD RAADSVOORSTEL

ME/MW RL/FvK/2002/ Advies departementale actieprogramma s vermindering administratieve lasten 2002

tabel 2-1: Beleidsinstrumenten per veiligheidsveld Woon-/ Bedrijvigheid Jeugd leefomgeving Instrument Integriteit Overig

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 28 684 Naar een veiliger samenleving Nr. 36 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNEN- LANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 13 oktober 2004 Met deze brief bieden wij u de Vierde voortgangsrapportage over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma aan. Deze vierde voortgangsrapportage bouwt voort op de eerdere voortgangsrapportages. De rapportage beschrijft de voortgang met betrekking tot de maatregelen en prestaties uit het Veiligheidsprogramma en beslaat de periode 1 januari 2004 tot 1 juli 200 In vergelijking met eerdere rapportages zijn enkele wijzigingen aangebracht die beogen de inzichtelijkheid en de helderheid van de bereikte prestaties te vergroten. De Jaarrapportage Veiligheid 2004 als annex behorende bij de vierde voortgangsrapportage wordt u binnenkort toegezonden. De Minister van Justitie, J. P. H. Donner De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes KST80245 0405tkkst28684-36 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2004 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 1

NAAR EEN VEILIGER SAMENLEVING VOORTGANGSRAPPORTAGE OKTOBER 2004 Inhoudsopgave blz. Samenvatting 3 Paragraaf 1 Inleiding 4 Paragraaf 2 Algehele voortgang programma 5 1 De doelstellingen in de veiligheid 6 2 Afspraken met ketenpartners en resultaten expertmeetings 7 3 De maatregelen 9 Paragraaf 3 Beleidsspeerpunten 9 1 Veelplegers 9 2 Risicojongeren 10 3 Urgente aanpak 12 Paragraaf 4 Maatregelen 13 1 Politie en opsporing 13 2 Vervolging en afdoening 16 3 Sanctietoepassing 19 4 Preventie en openbaar bestuur 21 5 Publiek-private samenwerking 24 Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VIa Bijlage VIb Bijlage VII Maatregelen en prestaties Objectieve en subjectieve veiligheid Kerncijfers Politie en Strafrechtsketen Voortgang wetgevingsprogramma Verantwoording over financiën Auditrapportage Reactie op auditrapportage Monitor Jeugd Terecht Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 2

SAMENVATTING De uitvoering van het Veiligheidsprogramma is nu twee jaar op gang. In deze periode is veel tot stand gebracht. En, zoals in de derde voortgangsrapportages van mei jl. reeds kon worden aangegeven, de eerste positieve effecten voor de veiligheid zijn waarneembaar, zij het dat er nog veel moet gebeuren. In deze verslagperiode van 1 januari 2004 tot 1 juli 2004 zijn verschillende resultaten geboekt. In de sfeer van de wetgeving kan worden gewezen op de aanvaarding en (naderende) inwerkingtreding van belangrijke wetsvoorstellen als de identificatieplicht, de langere vrijheidsontneming voor meerderjarige veelplegers en de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, de invoering van meerpersoonscelgebruik, en de aanvaarding door de Tweede Kamer van onder meer de vier wetsvoorstellen die beogen het strafproces te stroomlijnen en de rechterlijke macht te ontlasten. In de sfeer van de overige maatregelen kan onder meer worden gewezen op het Actieplan Veilig Ondernemen waarin met het bedrijfsleven heldere afspraken zijn gemaakt over het terugdringen van criminaliteit tegen het bedrijfsleven (gepresenteerd op 20 januari 2004). De daaruit resulterende maatregelen zijn in de voorliggende voortgangsrapportage inmiddels integraal opgenomen. Ook kan worden gewezen op het beleidskader GSB III voor de convenantsperiode 2005 2009 dat op 27 april jl. is ondertekend door de minister voor BVK (namens het kabinet) en de burgemeesters van Zwolle (namens de G26) en van Amsterdam (namens de G4). Op basis hiervan worden de afspraken met de grote gemeenten dit najaar concreet ingevuld, onder andere wat betreft de aanpak en nazorgtrajecten voor volwassen en jeugdige veelplegers. Bezien over het totaal van de maatregelen zijn er in totaal nu 30 maatregelen afgerond. In de afgelopen periode betreft het zulke uiteenlopende maatregelen als de oprichting van het Centrum voor criminaliteitspreventie, de inrichting van een helpdesk voor privacy, het realiseren van 600 arrestantencellen, de inwerkingtreding van het Besluit betere benutting zittingscapaciteit en de uitbreiding van het aantal plaatsen voor illegale vreemdelingen naar 600. De overige 112 maatregelen zijn nog in uitvoering; voor het grootste deel op schema. Met de veiligheid zijn we op de goede weg. Zowel de landelijke slachtofferenquêtes als de door de politie geregistreerde criminaliteitsgegevens signaleren een daling in het totale volume van criminaliteit. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door dalingen in de sfeer van de vermogenscriminaliteit. Daarnaast blijkt uit zowel landelijke slachtofferenquêtes als geregistreerde criminaliteitsgegevens een verminderde stijging en mogelijke stabilisering in de sfeer van de geweldscriminaliteit, maar wel met de nodige zorgpunten in de sfeer van bedreigingen en specifieke ernstige delicten. De situatie wat betreft het geweld in de probleemwijken van de grote steden lijkt zich overigens wel positief te ontwikkelen. In de 11 steden en 20 wijken waarvan reeds een eenmeting voorhanden is, blijkt het percentage inwoners dat slachtoffer is van geweld te dalen van 8,8% naar 7,2%; het slachtofferpercentage van vermogenscriminaliteit daalt van 22,7% naar 20,8%. Nog onduidelijk is hoe dit zich verder doorzet. Bemoedigend daarbij is dat van een verschuiving van de problemen naar andere wijken in deze 11 steden vooralsnog weinig waarneembaar is. Het algehele ophelderingspercentage door de politie van de geregistreerde criminaliteit stijgt met 12,4% van 17,8% naar 20%: bij geweldsmisdrijven van 48,3% naar 52,6%; bij vermogenscriminaliteit van 9,9% naar 10,6%. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 3

De eerste signalen zijn derhalve positief, maar het is nu zaak die ontwikkeling vast te houden. Om deze reden wordt nog dit najaar een mid term review op het veiligheidsprogramma uitgebracht, waarin wordt aangegeven welke initiatieven naast en voortbouwend op het huidige veiligheidsprogramma, zullen worden genomen voor de tweede helft van deze kabinetsperiode. Deels betreft dit aanvullingen of aanscherpingen op de huidige maatregelen uit het Veiligheidsprogramma; deels ook maatregelen op terreinen die in het programma onvoldoende zijn belicht. De voorbereidingen daartoe zijn inmiddels gestart. Nog dit najaar vindt nadere besluitvorming plaats en zal aansluitend de Kamer worden bericht. PARAGRAAF 1 INLEIDING Op 16 oktober 2002 heeft het kabinet Balkenende I de nota Naar een veiliger samenleving aangeboden aan de Tweede Kamer. 1 Ingevolge de status van groot project die de Tweede Kamer aan de uitvoering van het Veiligheidsprogramma heeft toegekend, wordt U twee maal per jaar geïnformeerd over de voortgang in de uitvoering. Voor U ligt de vierde voortgangsrapportage. Deze rapportage beslaat de periode 1 januari 2004 tot 1 juli 200 In vergelijking met eerdere rapportages zijn enkele wijzigingen aangebracht die beogen de inzichtelijkheid en de helderheid van de bereikte prestaties te vergroten. De hoofdindeling van de tekst is grosso modo dezelfde gebleven. In paragraaf 2 wordt op hoofdlijnen gerapporteerd over de voortgang van het programma als geheel. Paragraaf 3 gaat vervolgens in op de voortgang in de beleidsspeerpunten uit het programma: veelplegers (1), risicojongeren (2) en urgente aanpak (3). Ook deze rapportage zal zoveel mogelijk de hoofdlijnen betreffen. In paragraaf 4 wordt daarna ingezoomd op de maatregelen die als randvoorwaarden voor een effectieve aanpak kunnen worden beschouwd. In volgorde komen aan de orde de maatregelen die betrekking hebben op politie en opsporing (1), op vervolging en afdoening (2), sanctietoepassing (3), preventie en openbaar bestuur (4) en op de publiek-private samenwerking (5). 1 TK 2002 2003, 28 684, nrs. 1 en In het vervolg aangeduid als Veiligheidsprogramma. Bij verwijzing naar bepaalde pagina s wordt gedoeld op het kamerstuk. De hoofdteksten centreren zich op het (geven van) overzichten van de betreffende terreinen. Meer exacte informatie over de voortgang op het niveau van de maatregelen en de daarin vervatte concrete prestaties, afspraken, nul- en streefwaarde(n) wordt gegeven in de bijlagen. In lijn met het advies van de departementale auditdiensten ten aanzien van de derde voortgangsrapportage, hebben daarbij in vergelijking tot de vorige keer enkele wijzigingen plaatsgevonden. Bijlage I (oud) is vanaf heden gesplitst. Bijlage Ia bevat het overzicht van de reeds afgeronde maatregelen; bijlage Ib concentreert zich op het proces van de nog lopende maatregelen. In bijlage II wordt conform eerdere rapportages, een cijfermatig beeld met betrekking tot de situatie in de objectieve en subjectieve veiligheid gegeven. Bijlage III is vanaf heden geplitst in bijlage IIIa (prestatiegegevens politie (Landelijk kader) en strafrechtketen) en IIIb (overige gegevens politie en strafrechtketen), dit om nadrukkelijker aan te geven wat nu de «echte» toegevoegde prestaties zijn in het kader van het Veiligheidsprogramma (IIIa, incl. nul- en streefwaarden) en wat beoogt een beeld te geven van de algemene stand der dingen in de politie- en justitieketen (IIIb). Bijlage IV is qua opzet ongewijzigd en schetst een beeld van de voortgang in het wetgevingsprogramma. Bijlage V bevat het financiële totaaloverzicht van de budgetten, onderverdeeld naar operationele doelstelling en organisaties, die in het kader van de veiligheid bij Strategisch en Hoofdlijnenakkoord ter beschikking zijn gesteld. In dit totaaloverzicht zijn de middelen Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 4

uit het Hoofdlijnenakkoord die bij begroting 2005 werden verdeeld, reeds verwerkt. Aan de kritische opmerkingen van de departementale auditdiensten bij eerdere budgetoverzichten in de tweede voortgangsrapportage, wordt in de huidige opstelling tegemoet gekomen. Bijlage VIa bevat de conform de Procedureregeling grote projecten voorgeschreven rapportage over de controle door de auditdiensten. Bijlage VIb bevat onze reactie hierop. Bijlage VIIa bevat de Monitor Jeugd Terecht met gegevens over de mate waarin de doelstelling van het programma Jeugd Terecht wordt gerealiseerd. Bijlage VIIb bevat de monitoring bij de justitiële jeugdinrichtingen, ter uitvoering van de motie Kalsbeek. 1 PARAGRAAF 2 ALGEHELE VOORTGANG PROGRAMMA De uitvoering van het Veiligheidsprogramma is nu twee jaar op gang. In deze periode is veel tot stand gebracht. En, zoals in de derde voortgangsrapportage reeds kon worden aangegeven, de eerste positieve effecten voor de veiligheid zijn waarneembaar. Het is nu zaak die ontwikkeling vast te houden. De doelstellingen in de veiligheid moeten in de periode 2008 2010 gerealiseerd zijn. Om tussentijds scherper te kunnen beoordelen of en in hoeverre we op de goede weg zijn wordt in 50 concrete probleemwijken nagegaan of de beoogde landelijke reductie van criminaliteit en overlast op deze plaatsen reeds ín 2006 kan worden bereikt. Inmiddels zijn deze 50 wijken geselecteerd en is met de gemeenten hierover overeenstemming bereikt. In deze voortgangsrapportage vindt U hierover voor het eerst de nodige informatie in paragraaf 1 (De doelstellingen in de veiligheid) en in bijlage II (inclusief nul- en streefwaarden). De uitvoering van het programma nadert nu ook zijn mid term review. Centraal hierbij staat de vraag welke initiatieven naast en voortbouwend op het huidige veiligheidsprogramma, voor de tweede helft van deze kabinetsperiode met betrekking tot de sociale veiligheid zullen worden genomen. Het betreft enerzijds maatregelen in aanvulling of aanscherping op maatregelen in het huidige Veiligheidsprogramma; anderzijds maatregelen op terreinen die in het huidige programma nog onvoldoende zijn belicht, bijvoorbeeld ten aanzien van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit, de aanpak van geweld en de grensoverschrijdende samenwerking. Nog dit najaar zal hierover nadere besluitvorming plaatsvinden. Daarover zal de Tweede Kamer per separate brief worden geïnformeerd. Ter voorbereiding van de mid term review is dit voorjaar een serie bijeenkomsten gehouden met vertegenwoordigers van de belangrijkste ketenpartners. Tijdens deze zogenaamde expert meetings is de stand van zaken in de uitvoering van het veiligheidsprogramma besproken, zijn knelpunten gesignaleerd en mogelijke oplossingen aangedragen. Een analyse daarvan vindt u in paragraaf Hiermee komen wij tegemoet aan de toezegging van de Minister van BZK in het Algemeen Overleg met Uw Kamer van 30 juni 200 In 2005 is ook een (externe) tussenevaluatie van het Veiligheidsprogramma voorzien. De eerste voorbereidingen hiervan zullen dit najaar ter hand worden genomen. In de volgende voortgangsrapportage wordt U hierover nader bericht. 1 TK 2003 2004, 29 200 VI, nr. 119. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 5

1 De doelstellingen in de veiligheid Met de veiligheid zijn we op de goede weg. In de derde voortgangsrapportage hebben wij u geïnformeerd over de ontwikkelingen. Het CBS rapporteerde op basis van slachtofferenquêtes een verbetering in de stand van zaken met betrekking tot de veiligheid, met name een daling in het aantal vermogensdelicten (ca. 9%). Met uitzondering van 2002 lijkt de positieve trend van de afnemende vermogenscriminaliteit daarmee te zijn hervat. Het aantal geweldsdelicten is daarentegen gestabiliseerd (ca. + 1%), en bevindt zich volgens het CBS op vrijwel hetzelfde niveau als de laatste twee jaar. Kijkend naar de aard van de geweldscriminaliteit kan de volgende nuancering worden gemaakt: tegenover een afname van het aantal seksuele delicten (ca. 20%) staat een toename van het aantal mishandelingen (ca. + 11%) en bedreigingen (ca. + 4%). Ook in de subjectieve veiligheid het veiligheidsgevoel van de burger blijkt uit de Politiemonitor Bevolking, is sprake van een geleidelijke verbetering in vergelijking met de eerdere enquêtes. Voelde in 2002 en 2003 resp. 30,8% en 27,7% zich wel eens onveilig, in 2004 is dit gedaald tot 26,9%. Dit beeld spoort met de bevindingen van het CBS van maart jl. die in de recente meting eveneens een lichte daling in de beleefde onveiligheid lieten zien. Zowel de Politiemonitor Bevolking als het CBS signaleren derhalve een toegenomen gevoel van veiligheid in vergelijking met 2002; onzeker is nog of hierbij sprake is van een «echte» trendbreuk. Ook vanuit de geregistreerde politiecijfers komen positieve geluiden. Zo rapporteerde het CBS op 30 augustus jl. dat de politie 1,38 miljoen misdrijven heeft geregistreerd in 2003, hetgeen een daling betekent van bijna 3% ten opzichte van het jaar 200 Er worden vooral minder vermogensmisdrijven geregistreerd. Ook het aantal geregistreerde vernielingen nam aanzienlijk af. De vernielingen in het openbaar vervoer daalden zelfs met 26%. Daarentegen blijft de situatie onverminderd zorgelijk in andere sectoren, met name ten aanzien van drugsmisdrijven, openbare orde misdrijven en vuurwapenmisdrijven. Het totale aantal geregistreerde geweldsmisdrijven steeg met 2%, aldus het CBS. Vooral het aantal bedreigingen nam toe. Maar deze stijging was toch minder sterk dan in 2001 (+ 11%) en 2002 (+ 8%). Zowel de landelijke slachtofferenquêtes als de geregistreerde criminaliteitsgegevens melden derhalve vergelijkbare bewegingen. Een daling in de totale criminaliteit, vooral veroorzaakt door een daling in de sfeer van de vermogenscriminaliteit. Daarnaast is sprake van een verminderde stijging en mogelijke stabilisering in de sfeer van de geweldscriminaliteit in vergelijking met vorige jaren, maar wel met de nodige zorgpunten in de sfeer van bedreigingen en specifieke ernstige delicten. Het algehele ophelderingspercentage door de politie van de geregistreerde criminaliteit stijgt met 12,4% van 17,8% naar 20%: bij geweldsmisdrijven van 48,3% naar 52,6%; bij vermogenscriminaliteit van 9,9% naar 10,6%. Vijftig probleemwijken In het afgelopen half jaar is met de G30 overeenstemming bereikt over de selectie van 50 probleemwijken (zgn. «meetwijken veiligheid»: zie voor de lijst bijlage II). In deze 50 wijken in de G30 met een bijzondere veiligheidsproblematiek wordt nagegaan in hoeverre de beoogde landelijke reductie van criminaliteit en overlast met 20 tot 25% reeds in 2006 zichtbaar wordt. Hiertoe wordt de ontwikkeling van de onveiligheid in de periode 2002 2006 gemeten, gerelateerd aan de vijf outcome-indicatoren van het Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 6

Veiligheidsprogramma, te weten (slachtofferschap van) gewelds- en vermogenscriminaliteit, door burgers ervaren ernstige overlast en fysieke verloedering en de mate van onveiligheidsgevoelens. Ten aanzien van de ervaren overlast, fysieke verloedering en de onveiligheidsgevoelens moet daarbij sprake zijn van een substantiële verbetering. In deze vierde voortgangsrapportage wordt naast de presentatie van de 50 wijken zelf zowel de nulmeting (betrekking op 2001/2002/2003) als de eenmeting (betrekking op 2003/2004) gepresenteerd (zie bijlage II). De nulmeting omvat de stand van zaken voor alle 50 wijken. De eenmeting heeft gezien de tweejaarlijkse cyclus van de gemeentelijke monitoren Leefbaarheid en Veiligheid (L&V) waarbij de situatie in elke stad/wijk om de twee jaar wordt gemeten, in casu betrekking op 11 van de 30 steden (waaronder 2 van de G4), en 20 wijken met een inwonertotaal van 539 600 inwoners, d.w.z. 58% van het totaal aantal inwoners in de 50 meetwijken. Het beeld dat uit de eenmeting voor deze 11 steden oprijst is grotendeels positief en kan bemoedigend worden genoemd. Zo is het gemiddelde percentage inwoners dat slachtoffer is van geweld in de periode tussen de nulmeting en de eenmeting gedaald van 8,8% naar 7,2%. Het gemiddelde percentage slachtoffers van vermogenscriminaliteit is gedaald van 22,7% naar 20,8%, en ook het gevoel van onveiligheid daalt (van 39,2% naar 35,7%). Overlast en verloedering blijven grosso modo gelijk. Bemoedigend daarbij is ook dat in deze 11 steden vooralsnog weinig van een verschuiving van de problemen naar andere (eveneens onderzochte) wijken waarneembaar is: een zogenaamd «waterbedeffect» wordt op enkele uitzonderingen (5% van de 55 gevallen waarin dit mogelijk had kunnen voorkomen) na niet geconstateerd. Criminaliteit tegen het bedrijfsleven In januari 2004 is het Actieplan Veilig Ondernemen van start gegaan dat beoogt de criminaliteit tegen het bedrijfsleven terug te dringen (zie paragraaf 5). Met betrekking tot het meten van aard en omvang van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven hebben wij in vorige voortgangsrapportages reeds gerapporteerd dat bij de resultaten van de bestaande Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI) vragen waren gerezen over de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de beschikbare criminaliteitsgegevens. Om goede gegevens op te leveren moest het onderzoek naar de criminaliteit tegen het bedrijfsleven op een nieuwe leest worden geschoeid. Vanwege de focus op het bedrijfsleven is de benaming van dit onderzoek gewijzigd in Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven. Het veldwerk zal najaar 2004 plaatsvinden, zodat wij over 2004 nog over een nulmeting zullen beschikken. De rapportage hierover zal begin 2005 naar de Tweede Kamer worden gezonden. Vooruitlopend daarop is ten behoeve van deze vierde voortgangsrapportage inmiddels onderzoek verricht naar winkeldiefstal. Uit dit onderzoek (meting 2004) blijkt dat de detailhandel naar schatting bijna 2,9 miljoen keer slachtoffer is geworden van diefstal. In het omvangrijkere onderzoek Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2004 worden naast de detailhandel ook andere sectoren meegenomen. Geïntegreerde veiligheidsmonitor Het stroomlijnen van de verschillende veiligheidsmonitors met als uiteindelijk doel te komen tot één veiligheidsenquête is inmiddels ter hand genomen. Deze enquête komt tegemoet aan de informatiebehoefte op het gebied van de sociale veiligheid van de verschillende partners op rijks-, regionaal en lokaal niveau. Het stroomlijnen richt zich op drie enquêtes, te weten: de enquête Permanent Onderzoek Leef Situatie (POLS) van het CBS, (delen van) de gemeentelijke enquêtes Leefbaarheid en Veiligheid en de Politie Monitor Bevolking. Momenteel is een samenwerkingsovereen- Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 7

komst tussen de betrokken partijen (ministerie van BZK, ministerie van Justitie en het CBS) in voorbereiding. Voorzien wordt de nieuwe enquête vanaf begin 2005 te laten starten. Om een goede aansluiting te borgen tussen de gegevens uit de nieuwe enquête en die uit de bestaande enquêtes zullen onderdelen van de bestaande enquêtes gedurende het jaar 2005 worden voortgezet. 2 Afspraken met ketenpartners en resultaten expertmeetings De afgelopen verslagperiode heeft vooral in het teken gestaan van het actief (verder) betrekken van ketenpartners. Op 20 januari 2004 werden de gemaakte afspraken met het bedrijfsleven gepresenteerd in het Actieplan Veilig Ondernemen. 1 En op 27 april jl. is het beleidskader voor het grotestedenbeleid voor de derde convenantsperiode (2005 tot 2009) ondertekend door de minister voor BVK (namens het kabinet) en de burgemeesters van Zwolle (namens de G26) en van Amsterdam (namens de G4). Per 1 juli hebben de GSB-steden de concept Meerjarige Ontwikkelprogramma s (MOP s) bij de minister voor BVK ingediend. Op basis hiervan worden de komende periode de afspraken met de grote gemeenten verder ingevuld. Daarnaast hebben er in de verslagperiode zes expertmeetings plaatsgevonden: met praktijkdeskundigen, het College van procureurs-generaal, korpsbeheerders/burgemeesters G30, hoofdcommissarissen, de VNG/niet G30-gemeenten en de Raad voor de Rechtspraak. Doel van deze meetings was om na te gaan of het Veiligheidsprogramma op koers ligt en de goede dingen aanpakt, en welke knelpunten er zich bij voordoen. De belangrijkste bevindingen uit de expertmeetings zijn: de inzet van het Veiligheidsprogramma en de keuze voor de speerpunten veelplegers, jeugd en harde kernjongeren en urgente aanpak, worden vrij unaniem onderschreven; met betrekking tot de lokale veiligheidsketen is een belangrijk knelpunt het soms gebrekkig organiserend vermogen van de lokale partners en het nog te weinig tot uitdrukking komen van de regierol van de gemeente daarin. Met name voor de kleinere gemeenten is het vaak moeilijk om de lokale partners te betrekken in de aanpak van onveiligheid en te binden aan afspraken. de keten moet breder. De keten is nu vooral een aangelegenheid van politie en justitie. Ook andere organisaties kunnen en moeten een grotere rol vervullen bij de aanpak van onveiligheid: zoals bijvoorbeeld (geestelijke) zorginstellingen, jeugdzorg, scholen, gemeenten, woningbouwcorporaties. de aanpak van veelplegers en harde kernjongeren dient persoongericht («client centered») te zijn om succes te hebben. Door informatie-uitwisseling kunnen «probleemgevallen» gerichter worden aangepakt. De privacywetgeving wordt vaak soms terecht, soms onterecht opgevoerd als reden waarom dit niet mogelijk zou zijn. het bedrijfsleven en de burger moeten meer worden betrokken, zodat zij hun eigen verantwoordelijkheid nemen. en er wordt een mogelijk gat geconstateerd tussen de maatregelen van het Veiligheidsprogramma om de criminaliteit aan te pakken en het veiligheidsgevoel van de burger dat meer afhankelijk is van alledaagse kleinere ergernissen. Er moet meer inzicht komen in en worden aangesloten bij de elementen die de subjectieve veiligheid bepalen. Naast deze hoofdpunten hebben de experts veel concrete suggesties gedaan ter verbetering van de aanpak van criminaliteit en overlast. In de voorziene mid term review op het Veiligheidsprogramma zal nog dit najaar concreet worden aangegeven tot welke conclusies dit heeft geleid. 1 TK 2003 2004, 28 684, nr. 2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 8

3 De maatregelen In de vorige voortgangsrapportage was het totale aantal maatregelen uit het Veiligheidsprogramma teruggelopen tot 13 Inmiddels zijn hier als gevolg van het Actieplan Veilig Ondernemen 10 nieuwe maatregelen aan toegevoegd (totaal per 1 juli 2004: 142). In bijlage Ib vindt U een compleet overzicht van de lopende maatregelen. Van de 142 zijn er nu 30 maatregelen (circa 21%) afgerond (zie bijlage Ia). Hiervan worden er 7 ook na voltooiing nog gemonitord. De overige 112 maatregelen zijn nog in uitvoering. Zo n 61% (68) ligt daarbij op schema; ongeveer 39% (44) is doorgaans op onderdelen vertraagd. Van de vertraagde maatregelen heeft overigens tweederde slechts een geringe vertraging, een minderheid heeft ernstige vertraging opgelopen. Momenteel wordt er hard aan gewerkt om de gesignaleerde vertragingen weer in te lopen. Overigens zullen de meeste maatregelen in de periode najaar 2004 en 2005 hun voltooiing naderen. PARAGRAAF 3 BELEIDSSPEERPUNTEN 1 Veelplegers Op 6 juli 2004 is het wetsvoorstel Plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (wet ISD) door de Eerste Kamer aangenomen. Deze wet is, tegelijk met de wijziging van de Penitentiaire Maatregel, op 1 oktober 2004 in werking getreden. Met het oog op de toepassing van deze wet, worden door de politie, het gevangeniswezen, het openbaar ministerie, de reclasseringsinstellingen en de gemeenten inmiddels de nodige voorbereidingen getroffen. Zo zullen naar verwachting met ingang van 1 januari 2005 de 544 ISD-plaatsen beschikbaar zijn. Over de wijze waarop de ISD-capaciteit voor de komende jaren over de arrondissementen wordt verdeeld, is uw Kamer bij brief van 16 juni 2004 geïnformeerd. Naast deze extra capaciteit krijgen de hoofdofficieren van justitie in wier arrondissementen de G4 liggen nog trekkingsrechten op in totaal 600 basisdetentieplaatsen. Hierop kunnen zij bij voorrang en in de regio een beroep doen ten behoeve van de lokale veelplegeraanpak. Op het moment van in werking treding van de wet ISD gaat het openbaar ministerie werken conform de richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers. Ter ondersteuning van de vordering van de ISD-maatregel door het openbaar ministerie en de tenuitvoerlegging daarvan door de justitiële inrichtingen worden inmiddels ook de eerste reclasseringsmedewerkers en medewerkers van het gevangeniswezen opgeleid om het diagnose-instrument RISc te kunnen toepassen. Medio juni 2005 dient het opleidingstraject te zijn afgerond. Voor die gevallen waarin bij de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel een traject gericht op gedragsverandering in de rede ligt, is in het kader van het programma Terugdringen Recidive een rapportage over gedragsinterventies voor verslaafde en niet-verslaafde veelplegers opgesteld. De daarin beschreven methodiek zal worden toegepast in de voorzieningen voor stelselmatige daders. Daarbij zal in eerste instantie gebruik worden gemaakt van nu reeds bij de reclasseringsorganisaties en het gevangeniswezen beschikbare gedragsinterventies. Tegelijkertijd worden nieuwe interventies ontwikkeld en zullen bestaande interventies die nog niet aan de kwaliteitseisen voldoen verder worden verbeterd. De G30 tenslotte hebben in de concept-meerjarenontwikkelprogramma s in het kader van GSBIII hun ambities geformuleerd over de aantallen aan Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 9

te bieden en af te ronden nazorgtrajecten voor volwassen en jeugdige veelplegers. De conceptplannen zijn in juli en augustus beoordeeld door BZK en Justitie. In de meeste gevallen voldeden de plannen nog niet aan de eisen die daaraan worden gesteld. De G30 hebben tot medio november de tijd de noodzakelijke aanpassingen door te voeren. In januari 2005 worden de afspraken definitief bekrachtigd in de maatwerkconvenanten per stad. Toespitsing jeugdige veelplegers Bij de aanpak van jeugdige veelplegers op basis van de nota Jeugd terecht, actieprogramma aanpak jeugdcriminaliteit 2003 2006 1 staat het voorkomen van criminele carrières centraal. Juist voor jongeren is het van het grootste belang dat zij door de gezamenlijke inspanning van alle bij hun opvoeding betrokkenen van het criminele pad worden afgehouden. Voor die jongeren waarvoor die aanpak (nog) niet heeft gewerkt, kan plaatsing in een justitiële jeugdinrichting aangewezen zijn. Conform de beleidsbrief veelplegers is de justitiële jeugdinrichting Den Engh uitgebreid met 36 plaatsen voor jeugdige veelplegers. Alle jongeren die op die plaatsen geplaatst zijn, zijn afkomstig uit de vier grote steden. Daarnaast komen in 2004 eveneens voor de G4 plaatsen in justitiële jeugdinrichtingen voor jeugdige veelplegers beschikbaar. In totaal gaat het om 250 plaatsen waarover met de burgemeesters van de G4 afspraken zijn gemaakt. Besloten is deze 250 reeds bestaande plaatsen via de hoofdofficieren van justitie ter beschikking te stellen. De afspraken zullen na een jaar worden geëvalueerd. In 2004 zal naar verwachting in alle 25 politieregio s gewerkt kunnen worden met het landelijk format criminaliteitsbeeldanalyse-jeugd. Hierdoor zal de informatiepositie per politieregio over de jeugdcriminaliteit versterkt zijn waardoor een effectievere aanpak mogelijk wordt. In december 2004 zal een inventarisatieonderzoek rondom effectieve aanpakken van jeugdige veelplegers binnen de opsporing gereed zijn. 2 Risicojongeren Jeugd terecht De algemene doelstelling van het programma Jeugd terecht voor de aanpak van jeugdcriminaliteit is het voorkomen van eerste delicten en het terugdringen van recidive. In 2002 was het aantal door de politie gehoorde minderjarige verdachten 55 200. In 2003 is dit aantal toegenomen tot 58 989 (bron: CBS Politiestatistiek). In hoeverre de toename uitsluitend het resultaat is van de verhoogde inspanningen van de politie dan wel dat ook andere oorzaken daarbij een rol spelen is op dit moment nog onvoldoende duidelijk. 1 TK 2002 2003, 28 741, nr. In bijlage VIIa wordt de ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit in Nederland nader in beeld gebracht aan de hand van de monitor Jeugd terecht. Voor dat doel wordt gebruik gemaakt van gegevens uit het Herkenningsdienstsysteem van de politie (HKS), aangevuld met gegevens uit het informatiesysteem van de Halt-bureaus. Het gesommeerde cijfer (totaal HKS + Halt) ligt jaarlijks iets onder het niveau van het hierbovengenoemde CBS-cijfer met betrekking tot het aantal door de politie gehoorde minderjarige verdachten. Dit verschil is door de jaren heen redelijk constant en hangt samen met definitieverschillen. Deze worden toegelicht in bijlage VIIa. Enkele belangrijke conclusies van de monitor zijn: Zowel bij het aantal geregistreerde first-offenders als het aantal geregistreerde recidiverende jongeren is er sprake van een toename. Bij de recidiverende jongeren is de toename groter. De toename van de gere- Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 10

gistreerde jeugdcriminaliteit is mogelijk het gevolg van een intensivering van de dadergerichte aanpak, waaraan het programma Jeugd terecht een extra impuls heeft gegeven. In tegenstelling tot wat wellicht verwacht werd zijn verdachten binnen de categorie 12 t/m 17-jarigen niet jonger geworden. De grootste toename van het aantal geregistreerde pv s is te zien bij de 16- en 17-jarigen. De meest voorkomende afdoeningen zijn de Halt-afdoening en de taakstraf. Er is een opvallende groei van het aantal Stop-reacties voor jongeren onder de twaalf jaar. De groei van het aantal Stop-reacties is een van de actiepunten van het programma Jeugd terecht. De ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit is nu alleen in beeld gebracht aan de hand van cijfers over de geregistreerde jeugdcriminaliteit. Als volgend jaar ook cijfers van zelfgerapporteerd daderschap in de analyse zullen worden betrokken, is een beter inzicht in de werkelijke jeugdcriminaliteit (anno 2004) beschikbaar. Op verzoek van de Kamer rapporteert de minister van Justitie halfjaarlijks over de ontwikkelingen van een aantal cijfermatige gegevens van de justitiële jeugdinrichtingen. Op 21 juni 2004 zond de minister van Justitie u een eerste rapportage 1. Vanaf nu zal deze als bijlage bij de voortgangsrapportage van het Veiligheidsprogramma worden opgenomen (bijlage VIIb). Kernthema s van Jeugd terecht zijn maatwerk, effectiviteit en ketensamenwerking. Jeugdcriminaliteit is ook één van de thema s binnen de Operatie Jong. Binnen dat kader ligt het accent op het voorkomen van jeugdcriminaliteit en de nazorg. Maatwerk Aan de ondersteuning van ouders van jeugdigen met (een verhoogd risico op) politiecontacten wordt meer gestalte gegeven. Het expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Opvoeding (JSO, voorheen S&O) ontwikkelt in opdracht van de ministeries van Justitie en van VWS een reeks producten die kunnen worden ingezet bij opvoedingsondersteuning. Een aantal van deze producten is in concept gereed. Oplevering van de totale reeks is eind 2005 gepland. 1 TK 2003 2004, 28 606, nr. 17. Voor de versterking van opvoed- en gezinsondersteuning op lokaal niveau zijn door het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld, oplopend van 3,4 miljoen in 2004 naar 15 miljoen in 2007. In 2005 is hiervoor 6,5 miljoen beschikbaar. Doel van deze middelen is bij te dragen aan het doorbreken van de stijgende vraag naar zwaardere jeugdzorg en het voorkomen dat jongeren afglijden naar het criminele circuit. Op basis van een door VWS en Justitie opgesteld kader worden de middelen in 2004 verdeeld over de G Vanaf 2005 kunnen ook de overige gemeenten een beroep doen op deze middelen en daarvoor hun plannen indienen. Waarschijnlijk zal het gaan om de top 50 van gemeenten die het hoogst scoren op een aantal factoren, waaronder aantal jeugdigen, aantal allochtonen, aantal een-ouder-gezinnen per gemeente. Bezien zal worden hoe deze structurele middelen vanaf 2008 verdeeld kunnen worden over de gemeenten. In de praktijk wordt een aantal knelpunten gesignaleerd bij de toepassing van interventies voor jeugdigen omdat niet alle gebruikte interventies optimaal passen binnen de bestaande regelgeving. Er is inmiddels een concept-wetsvoorstel opgesteld (het wetsontwerp gedragsbeïnvloeding jeugdigen), dat o.a. de introductie van een nieuwe, kortdurende gedragsbeïnvloedende maatregel behelst. Hierover wordt de Tweede Kamer in het voorjaar van 2005 geïnformeerd. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 11

Effectiviteit Het methodisch handboek voor de jeugdreclassering zal in de loop van 2005 gereed zijn voor gebruik. Met het handboek kan meer eenheid in de begeleiding worden aangebracht, en kan worden bevorderd dat op termijn alleen nog gebruik gemaakt wordt van methoden die hun effectiviteit bewezen hebben. Naast de reguliere jeugdreclassering zijn er twee intensieve vormen: Individuele Traject Begeleiding voor harde-kernjongeren (ITB/HK) en voor allochtone jongeren in de grote steden (ITB-CRIEM). Voor ITB-CRIEM is in juni 2004 een methodiekbeschrijving uitgebracht, teneinde ook hier meer eenheid in de begeleiding te brengen. Tegelijkertijd is ITB-CRIEMuitgebreid naar alle (niet-westerse) allochtone jongeren in het hele land. Op basis van effectiviteitsonderzoek (gereed eind 2005) zal worden besloten over verdere uitbreiding ook naar autochtone jongeren. Rond de zomer van 2005 wordt een landelijke erkenningscommissie ingesteld, die alle strafrechtelijke interventies, zowel voor volwassenen als voor jeugdigen, zal toetsen op basis van inmiddels ontwikkelde erkenningscriteria. Sinds het najaar van 2003 is nachtdetentie mogelijk. De invoering van nachtdetentie is goed op gang gekomen. De verwachting is dat het aantal afgesproken plaatsen in 2004 (14 plaatsen) ruim hoger uitkomt. Nachtdetentie is in principe landelijk uitvoerbaar en er zijn inmiddels convenanten tussen bijna alle betrokken organisaties gesloten. Onlangs bent U geïnformeerd over de verbeteringen in het systeem van de jeugdsancties 1, als gevolg van de herbezinning op de jeugdsancties en de positie van onder toezicht gestelde jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen. Het totale pakket van jeugdsancties moet leiden tot een transparant, evenwichtig en goedkoper systeem. Ketensamenwerking Het landelijk overdrachtsformulier waarmee zaken door de politie aan ketenpartners worden overgedragen is inmiddels landelijk ingevoerd. Per 1 januari 2005 wordt een verbeterde versie in gebruik genomen. Het Parket-Generaal is bezig met een model-procesbeschrijving jeugdstrafrechtketen. In het najaar wordt hieraan in overleg met de betrokken ketenpartners de laatste hand gelegd. Dit model zal de basis vormen voor verdere landelijke standaardisatie. Sinds juni 2004 is de helpdesk Privacy operationeel. Deze helpdesk is erop gericht ketenpartners in het kader van Jeugd terecht, huiselijk geweld, veelplegers en forensische diagnostiek in de jeugdzorg optimaal te informeren over de (on)mogelijkheden van gegevensuitwisseling binnen de bestaande regelgeving. 3 Urgente aanpak 1 TK 2004 2005, 24 587, nr. 11 2 TK 2003 2004, 28 684, nr. 2 Bij brief van 24 december 2003 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop het kabinet invulling geeft aan de maatregel «urgentiegebieden». 2 De urgente aanpak is één van de instrumenten die kan worden ingezet om de lokale veiligheidsproblemen aan te pakken. Het rijk biedt de gemeenten de helpende hand om ervaren belemmeringen weg te nemen. Op 14 mei 2004 zijn ook de gemeenten bij brief geïnformeerd over deze maatregel. Gemeenten kunnen via de website van het Veiligheidsprogramma (www.veiligheidsprogramma.nl/urgenteaanpak) een aanvraag indienen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 12

Inmiddels is de aanpak van de overlast door illegalen in samenwerking met de gemeente Den Haag naar tevredenheid afgerond (aan enkele specifieke onderdelen wordt nog gewerkt in het kader van de illegalennota). De informatie hieruit voortgekomen is gepubliceerd via internet, zodat andere gemeenten hiermee hun voordeel kunnen doen. Tijdens de zomermaanden van 2004 zijn de eerste aanvragen via de website ontvangen. Tot nu toe zijn ongeveer tien aanvragen ingediend, vooral door kleine en middelgrote gemeenten. Het betreft concrete problemen die de uitvoering van het veiligheidsbeleid belemmeren, zoals complicaties rond de inzet van particulier toezicht (waarvoor de aanstaande bestuurlijke boete nieuwe mogelijkheden gaat bieden), de (on)mogelijkheden om overtreders op recreatieplassen te sanctioneren of overlast door jongeren op weg naar uitgaansgelegenheden. De komende periode zal er extra aandacht worden gevestigd op het bestaan van de urgente aanpak, zodat meer gemeenten er gebruik van zullen gaan maken. Dit zal onder andere gebeuren via de accountmanagers van de diverse departementen en op een groot congres over het veiligheidsprogramma in november 200 Tevens is in het kader van het Actieplan Veilig Ondernemen het deelproject dat zich richt op urgente bedrijvenlocaties van start gegaan (zie ook paragraaf 5). Tot slot kan gemeld worden dat de aanpak van plaatsen met een ernstig handhavingstekort (ook wel vrijplaatsen genoemd) eveneens verloopt via dezelfde probleemgerichte methodiek als wordt toegepast bij de urgente aanpak. Over de aanpak vrijplaatsen wordt de Tweede Kamer separaat geïnformeerd. PARAGRAAF 4 MAATREGELEN 1 Politie en opsporing Resultaatafspraken met de politie In het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003 2006 (Landelijk kader) en de regionale convenanten met de korpsen en het KLPD zijn de beleids- en beheersmaatregelen voor de politie uit het Veiligheidsprogramma in concrete afspraken vastgelegd. Ten aanzien van de prestatieafspraken kan worden gemeld dat deze volgens planning in uitvoering worden gebracht. Met alle korpsen zijn deze zomer gesprekken gevoerd over de voortgang van de convenantsafspraken. Tijdens deze gesprekken is ingegaan op de context en achtergrond («de wereld achter de cijfers») en is gesproken over de effecten van de bereikte resultaten op de veiligheid en de wijze waarop de betreffende resultaten zijn bereikt. Ook zijn eventuele knelpunten aan de orde gesteld. Voor meer informatie over de resultaatsafspraken en de achtergronden daarbij wordt verwezen naar het Jaarverslag Nederlandse Politie 200 Voor twee afspraken geldt dat de nadere concretisering meer tijd kost dan voorzien. Het betreft de onderwerpen intensivering van het vreemdelingentoezicht en de afspraak over de adequate verwerking van internationale rechtshulpverzoeken. Nog dit jaar zal duidelijk worden hoe daar inhoud en vorm aan wordt gegeven in het kader van de prestatieafspraken met de korpsen. Taakuitvoering politie Er wordt gewerkt aan het basispakket aangiftevoorzieningen. Dit pakket maakt het de burger mogelijk op drie nieuwe manieren aangifte te doen. De elektronische aangiftevoorziening is inmiddels bij ongeveer de helft Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 13

van de regiokorpsen geïmplementeerd. De andere helft volgt in de tweede helft van 200 De telefonische aangifte wordt in 2004 verder ontwikkeld en wordt in 2005 geïmplementeerd. Onder aangifte op locatie wordt aangifte op andere locatie dan het politiebureau verstaan. Zo is het op verschillende locaties van Carglass mogelijk aangifte te doen en bestaat ook op enkele campings de mogelijkheid aangifte te doen. Voor dit jaar staat een proef gepland met aangiftezuilen die op enkele stations zullen worden geplaatst. Medio 2005 zal een evaluatie plaats vinden. In mei 2004 is Burgernet van start gegaan. Burgernet is een netwerk waarbij burgers en bedrijfsleven kunnen worden ingeschakeld bij de opsporing. In juni 2004 zijn er ruim 1500 aanmeldingen van burgers geregistreerd die aan Burgernet willen deelnemen. De doelstelling van minimaal 400 deelnemers binnen een tijdsbestek van 3 maanden is daarmee ruimschoots gehaald. In november 2004 wordt een tussenrapportage van het onderzoek «Burgernet Landelijk» verwacht. Evaluatie alsmede de eindrapportage van de pilot is voor februari 2005 voorzien. Op basis daarvan wordt besloten over landelijke toepassing van Burgernet. U wordt hierover in het voorjaar van 2005 geïnformeerd. Inmiddels participeren alle korpsen in Meld Misdaad Anoniem (M). Er is sprake van een toename van het aantal opgehelderde zaken als gevolg van de anonieme meldingen. Het betreft ook steeds vaker zwaardere delicten. Er worden besprekingen opgestart om te bezien op welke wijze Mdeel gaat uitmaken van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Nadat per 1 juli 2003 de Nationale Recherche (NR) feitelijk operationeel was, is zij dat vanaf 1 januari 2004 ook formeel. De afwikkeling van de reorganisatie zal 1 januari 2005 gerealiseerd zijn. Op dit moment vindt een grootschalige wervingsactie plaats om de vacatures te vullen. Onlangs heeft de Dienst Nationale Recherche Informatie (NRI) het Nationaal Dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit (NDB) opgeleverd. Het NDB geeft een toekomstgericht overzicht van wat speelt binnen het domein van de zware of georganiseerde criminaliteit en de dreigingen voor Nederland zijn erin geëxpliciteerd. Het is voor het eerst dat in Nederland een dergelijk toekomstgericht criminaliteitsbeeld van deze vorm van criminaliteit is gemaakt. In het najaar komen de ministers van BZK en Justitie, in wier opdracht het NDB is opgesteld, met een reactie waarin wordt ingegaan op de aanpak van de zware of georganiseerde criminaliteit en de rol van de nationale, bovenregionale en regionale recherche hierin. Informatievoorziening politie Juni jl. is gestart met de totstandbrenging van een informatieprotocol voor de opsporing, waarin de verschillende bij opsporing betrokken partijen afspraken vastleggen over de werkwijze en samenwerking. Voor de totale informatievoorziening van de politie wordt een nieuw Bestek (Bestek 2004 2007) geschreven, dit is eind november 2004 gereed. Om meer inzicht te krijgen in de huidige en toekomstige kosten van ICT voor de korpsen is een definitie vastgesteld van wat «eigen» regionale kosten zijn (naast kosten die de korpsen maken voor landelijke ICT-ontwikkelingen en voor C2000). Deze kosten worden inmiddels door de korpsen gemonitord. De totale ICT-kosten van de korpsen mogen niet boven de 13% komen van de totale bijdrage die ze ontvangen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 14

Doelmatigheid politie In het Landelijk Kader is afgesproken dat de korpsen in de periode 2003 2006 plannen van aanpak aanleveren waarin maatregelen zijn genoemd om de afgesproken doelmatigheidsverbetering van 5% ten behoeve van het primaire proces van de politie te realiseren. Inmiddels zijn alle plannen van aanpak van de korpsen ontvangen, bestaande uit maatregelen resulterend in de afgesproken doelmatigheidswinst van 5% van de korpssterkte ultimo 2002 in de periode 2003 2006. Voor alle korpsen betekent dit een doelmatigheidswinst van in totaal 2623 fte, uitgaande van het geconsolideerde sterktecijfer 2002, zijnde 52 452 fte. De maatregelen die de korpsen hebben ingediend in de plannen van aanpak zijn inmiddels gevalideerd. De te behalen 5% doelmatigheidswinst is onderbouwd en de maatregelen die de onderbouwing vormen, zijn getoetst en geaccordeerd door een extern bureau. De realisatie van de maatregelen zal worden gemonitord. Momenteel wordt bezien op welke wijze de monitoring van de realisatie van de ingediende doelmatigheidsmaatregelen het meest effectief en efficiënt kan plaatsvinden. De overdracht van de administratieve toelatingstaken van de vreemdelingendiensten naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst is gereed. Per 13 april 2004 zijn de frontoffice-taken overgedragen aan de gemeenten. De gemeenten vervullen nu een rol bij het innemen van de aanvraag en het uitreiken van de verblijfsdocumenten. Al in 2003 zijn de back-office taken gefaseerd overgedragen aan de IND. Als gevolg van deze operatie komt er extra capaciteit (in totaal 450 fte s) vrij voor het toezicht op (criminele) illegale vreemdelingen, vertrek en terugkeer alsmede migratiecriminaliteit (mensenhandel en mensensmokkel). Deze vrijgespeelde capaciteit van 450 fte maakt (als quick-win) deel uit van de hierboven genoemde te realiseren 5% doelmatigheidswinst. Ten aanzien van de reductie van het ziekteverzuim naar maximaal 8% in 2008 kan worden vastgesteld dat het landelijk percentage is gedaald van 8,2% over het jaar 2002 naar 7,2% over het jaar 200 Op dit moment wordt een kwalitatieve analyse over 2003 uitgevoerd. De daling van het ziekteverzuim lijkt zich verder door te zetten en bedroeg eind juni 2004 6,99%. Ook de met deze daling gewonnen capaciteit maakt onderdeel uit van de te realiseren 5% doelmatigheidswinst. Zaak is dan wel dat de daling wordt vastgehouden tot in 2006. In juli jl. is uw Kamer per brief geïnformeerd over de kerntaken van de politie. 1 In de brief hebben wij uiteengezet dat de kerntaken handhaving en opsporing te zeer in het gedrang zijn gekomen door taken die de politie er in de loop van de afgelopen decennia bij heeft gekregen. Wij zetten in op maatregelen op drie terreinen: het aanspreken van andere actoren, het creëren en communiceren van een helder imago van de politie en het onderzoeken of de taakstelling in artikel 2 van de Politiewet aangescherpt kan worden. Beheer 1 TK 2003 2004, 29 628, nr. Met het veld is overeenstemming bereikt over de aanpassing van het bestaande stelsel van prestatiebekostiging voor 2004, 2005 en 2006. Het instrument prestatiebekostiging is er op gericht de regionale politiekorpsen te stimuleren om de geformuleerde afspraken uit het Landelijk Kader en de afzonderlijke afspraken uit de regionale convenanten in het jaar 2006 te halen. Voor 2003 is een gemiddelde realisatie op alle geldende indicatoren afgesproken van 15% van de afspraken voor 2006. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 15

De komende jaren loopt deze gemiddelde realisatie op naar 35% in 2004 en naar 65% in 2005. In 2006 dienen alle afspraken te worden gerealiseerd. In 2007 zal worden bezien of de regionale politiekorpsen hun afspraken uit de regionale convenanten hebben gehaald en zal een benchmark plaatsvinden over de periode 2003 2006. De systematiek voor de «eindafrekening» i.c. de prestatiebeloning wordt dit najaar vastgesteld. Voor de benchmark wordt dit najaar een voorstel ontwikkeld, dat met het veld wordt besproken. Medio 2005 wordt de benchmark vastgesteld. Begin dit jaar is een stuurgroep Evaluatie en Herziening Budget Verdeel- Systeem (BVS) ingesteld. De stuurgroep ziet op basis van de uitgevoerde evaluatie alleszins een rechtvaardiging voor en de noodzaak van aanpassing van het huidige BVS. Hiervoor acht de stuurgroep nader onderzoek echter noodzakelijk. Voor het onderzoek en voor het nieuw en genormeerd budgetverdeelsysteem heeft de stuurgroep een aantal adviezen cq. richtingen gegeven. In het najaar start het nader onderzoek. Met het wetsvoorstel «Versterking bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie» 1 wordt onder meer beoogd ons van een beter instrumentarium te voorzien om vooraf sturing te kunnen geven aan het beheer en de taakuitvoering van de politie, zodat doorwerking van de nationale prioriteiten wordt gewaarborgd. Ook beoogt dit wetsvoorstel om op regionaal niveau te komen tot een meer heldere verdeling van verantwoordelijkheden op het terrein van het beleid en het beheer. Het wetsvoorstel is in juli 2004 bij de Tweede Kamer ingediend. Beoogde inwerkingtreding: eerste helft 2005. Over de opleidingen en het loopbaanbeleid van de politie en over de opleidingscapaciteit van het LSOP hebben wij uw Kamer in april geïnformeerd, in de brief over de politiesterkte. 2 2 Vervolging en afdoening Adequate verwerking In de voortgangsrapportages die in het voorjaar verschijnen wordt op kwantitatieve wijze gerapporteerd over de adequate verwerking van de extra zaken die de politie volgens de afspraken uit het Landelijk Kader bij het Openbaar Ministerie aanbrengt. Dan zijn immers de jaarcijfers van de diverse justitie-onderdelen bekend. Het eerste beeld voor dit jaar is dat de stijgende lijn, die in 2002 is ingezet, zich voortzet. De politie ligt hiermee op schema. Bij het OMen de overige partners in de strafrechtsketen zijn de zeilen bijgezet om de voorraden en doorlooptijden niet op te laten lopen, en om het interventieratio op een hoog peil te houden. Dat is in 2003 gelukt en het voorlopige beeld is dat deze trend zich in 2004 doorzet. OM-afdoening 1 TK 2003 2004, 29 704, nrs. 1 2 TK 2003 2004, 28 824, nr. 9. Om de groeiende instroom van zaken adequaat te kunnen verwerken wordt, naast de toekenning van extra middelen uit het Strategisch Akkoord en het Hoofdlijnenakkoord, voorzien in meer afdoeningen door het OMzelf in plaats van door de rechter. Daartoe is het wetsvoorstel OM-afdoening opgesteld. Het advies van de Raad van State is inmiddels uitgebracht. Het wetsvoorstel zal in oktober bij de Tweede Kamer ingediend worden. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 16

Ketencoördinatie In de afgelopen rapportageperiode heeft een bezinning op de sturingsfilosofie van Justitie plaatsgevonden. Het domein van Justitie heeft principieel de kenmerken van een «archipel» van relatief zelfstandige organisaties. Deze worden «verticaal» vanuit het Bestuursdepartement via de hoofdkantoren bestuurd, terwijl van hen vooral een horizontaal gerichte samenwerking, onderling zowel als met andere organisaties die actief zijn binnen het veiligheidsdomein, wordt verwacht. Bij de bezinning op de uitgangspunten van de besturing gaat het er dan ook om, meer recht te doen aan de spanning die hieruit voortvloeit. In dat kader is een aantal programma s ontwikkeld. Een daarvan is het programma ketencoördinatie. Dit is gericht op: het op alle niveaus beter zichtbaar en hanteerbaar maken van wederzijdse afhankelijkheden in de strafrechtketen, met behulp van een te ontwikkelen cluster van informatie- en procesverbeteringsvoorzieningen; het met behulp daarvan versterken van de coördinatie binnen en vanuit de beleidsketen in «Den Haag». Meer concreet gaat het om de volgende clusters van activiteiten: Justitie in de Buurt, in samenhang met de lokale aanwezigheid van justitie-organisaties; strategisch beheer van keteninformatievoorzieningen; het wegnemen van knelpunten in de horizontale samenwerking tussen organisaties in de strafrechtsketen die voortvloeien uit de verticale aansturing van deze organisaties, en het ontwikkelen van een informatiepositie op keten niveau. Tegelijkertijd wordt een vorm ontwikkeld om een dergelijk werkprogramma tot uitvoering te brengen en de nodige capaciteit daarvoor vrij te maken. Vooruitlopend daarop zijn reeds enkele urgente activiteiten in uitvoering genomen. Versterking regionalisering Een van de andere programma s in het kader van de bezinning op de sturingsfilosofie van Justitie is het programma versterking regionalisering. De doelstellingen van het programma zijn: a. verbeteren van de kwaliteit en de effectiviteit van justitie in de regio door de lokale en regionale samenwerking in de Arrondissementale Justitiële Beraden (AJB s) te bevorderen; b. bevorderen dat (bovenregionale) knelpunten door de betrokken hoofdkantoren en het departement slagvaardig worden aangepakt; c. bevorderen dat structurele voorzieningen worden gecreëerd die het mogelijk maken dat dergelijke knelpunten in de toekomst vlot en met reguliere middelen worden opgelost. Inmiddels is een plan van aanpak gemaakt, met daarin beschreven een actueel activiteitenoverzicht. Medio 2005 zal vooruitlopend op de planning een afrondende rapportage worden gepresenteerd. Versterking rechtsprekende macht De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen die mede naar aanleiding van het advies van de Commissie verbetervoorstellen zijn opgesteld, aanvaard. Het betreft het wetsvoorstel met betrekking tot de inbeslagneming en doorzoeking door de rechter-commissaris (29 252), het wetsvoorstel houdende wijzigingen in de regelingen van de voorlopige hechtenis (29 253), het wetsvoorstel met betrekking tot het horen van getuigen (29 254) en tenslotte het wetsvoorstel over de bekennende verdachte (29 255). Sinds 1 juli 2004 zijn zij aanhangig bij de Eerste Kamer. Afhanke- Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 17

lijk van het verdere verloop van de parlementaire behandeling zal de inwerkingtreding naar verwachting op 1 januari 2005 kunnen plaatsvinden. Overige verbeteringen strafproces In het Veiligheidsprogramma is aangegeven dat enkele wettelijke maatregelen worden voorbereid waarmee praktische knelpunten in het strafproces kunnen worden weggenomen. In september 2004 is het wetsvoorstel inzake de herziening van de betekeningvoorschriften bij de Tweede Kamer ingediend. Mede naar aanleiding van het rapport van de Commissie stroomlijning hoger beroep heeft de minister van Justitie een wetsvoorstel in voorbereiding genomen met een aantal procesrechtelijke aanpassingen ten aanzien van het hoger beroep. Momenteel worden de ontvangen adviezen over dit concept wetsvoorstel verwerkt. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in januari 2005 bij de Tweede Kamer ingediend. Ook zijn in overleg met de Raad voor de rechtspraak maatregelen aangekondigd gericht op de verbetering van de efficiency en doelmatigheid van de rechterlijke organisatie. In dit verband is begin 2004 het Besluit betere benutting zittingscapaciteit in het kader van de voorhangprocedure aan de Tweede Kamer gezonden. De Tweede Kamer heeft geen aanleiding gezien tot het stellen van vragen. Het Besluit is inmiddels op 1 september 2004 in werking getreden 1. Sectorprogramma straf Naast wettelijke maatregelen worden in het kader van het sectorprogramma straf door de Raad voor de rechtspraak diverse maatregelen getroffen die beogen de strafsectoren van gerechten te ondersteunen bij het verbeteren van hun functioneren. Doelstellingen van het sectorprogramma straf zijn het vergroten van de doelmatigheid/productiviteit, het verkorten van doorlooptijden, het vergroten van rechtseenheid en het vergroten van de kwaliteit. Het Programma kent de projecten Werkprocessen, ICT-ondersteuning strafsectoren, Keten OM-ZM en Kwaliteitsstatuut. Door het project Werkprocessen zijn nagenoeg alle werkprocessen in de eerste lijn uniform omschreven. Streven is om deze uniforme werkprocessen in de eerste helft van 2005 landelijk in te voeren. In het kader van het project ICT-ondersteuning werken Openbaar Ministerie en de zittende magistratuur samen aan de ontwikkeling van het geïntegreerd processysteem (GPS) en een geautomatiseerd systeem voor het plannen van zittingen (ZRP). Het project draagt zorg, dat GPS optimaal voorziet in de eisen en wensen van de strafsectoren. Gefaseerde invoering van GPS is voorzien vanaf begin 2005. ZRP is medio 2004 ter beschikking van de strafsectoren gesteld en wordt nu geïmplementeerd bij de sectoren. In 2005 zullen de strafsectoren die voor dit systeem hebben geopteerd, hiermee kunnen werken. Het project Keten OM-ZM inventariseerde de bestaande vormen van afstemming en samenwerking tussen het OMen de strafsectoren. In het najaar van 2004 zal dit project resultaten in de vorm van «best practices» opleveren. Streven is om deze in 2005 in de sectoren te implementeren. In het project Kwaliteitsstatuut is een model kwaliteitsstatuut voor de strafsectoren ontwikkeld. Het project zal de strafsectoren faciliteren bij de implementatie van dit statuut. Ook hier is de implementatie voorzien in 2005. 1 Stb. 2004, 288. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 18

3 Sanctietoepassing In de brief van 7 juni 2004 van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer is de visie op de modernisering van de sanctietoepassing uiteengezet. 1 Deze geeft richting en samenhang aan fundamentele wijzigingen in de sanctietoepassing. In de brief worden de twee hoofdproblemen op het terrein van de sanctietoepassing geschetst, te weten de voortdurende en toenemende druk op de capaciteit, vooral de intramurale capaciteit; en de beperkte effectiviteit van de huidige sancties, vanuit het perspectief van zowel algemene als speciale preventie. Om in een toereikende capaciteit te voorzien dient de beschikbaarheid van meer alternatieve reactiemogelijkheden op normoverschrijdend gedrag sterk te worden bevorderd, zonder dat daarbij de keten vastloopt. Wetgeving Het wetsvoorstel Meerpersoonscelgebruik is inmiddels in werking getreden. Het wetsvoorstel Plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders is op 1 oktober 2004 in werking getreden. Het wetsvoorstel voor doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden ligt bij de Tweede Kamer; de beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2005. De huidige vervroegde invrijheidstelling wordt herzien. In het licht van het Hoofdlijnenakkoord, waarin is bepaald dat invrijheidstelling een voorwaardelijk karakter krijgt en van rechtswege wordt ingetrokken bij hernieuwd delinquent gedrag, wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel Voorwaardelijke Invrijheidsstelling. Het wetsvoorstel is momenteel in consultatie; begin 2005 zal het bij de Tweede Kamer ingediend worden. Capaciteit Het project Modernisering sanctietoepassing (MST) ligt op koers om de doelstelling voor 2008 een uitbreiding van de detentiecapaciteit met 6000 plaatsen te halen. In de Justitiebegroting 2005 is uit de verdeling van de Veiligheidsenveloppe, tranche 2005, een verhoging van de taakstelling van 6000 plaatsen tot 7640 opgenomen. 1 TK 2003 2004, 29 200 VI, nr. 167. 2 Stb. 2003, 349. 3 TK 2003 2004, 24 587, nr. 106. Tot de behaalde resultaten behoren de volgende specifieke onderdelen. Overleg met het CJIB heeft ertoe geleid dat in 2004, bovenop de reeds beschikbare 600 plaatsen, nog eens 600 cellen voor arrestanten zijn bestemd. Deze eenvoudigere en goedkopere voorzieningen in de vorm van een basisregime konden daadwerkelijk vorm krijgen door de inwerkingtreding op 15 september 2003 van het Besluit van 28 augustus 2003 houdende wijziging van artikel 3 van de Penitentiaire maatregel in verband met de bijstelling van het aantal uren dagprogramma en activiteiten in penitentiaire inrichtingen. 2 De uitbreiding van meerpersoonscellen is goed op gang gekomen. De eerste fase van de invoering is inmiddels met behulp van een onafhankelijk onderzoek geëvalueerd. Hierover is de Tweede Kamer op 30 juni 2004 afzonderlijk geïnformeerd. 3 Met het oog op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel zijn de voorbereidingen gestart om het aantal beschikbare plaatsen in 2004 verder te verhogen, zodanig dat eind 2004 1000 meerpersoonscellen, geschikt voor 2000 gedetineerden, beschikbaar zullen zijn voor meerpersoonscelgebruik. Daarmee wordt de doelstelling voor 2004 gehaald. In het kader van de besteding van de middelen uit de Veiligheidsenveloppe II (tranche 2005) zal in 2005 het aantal van 1500 meerpersoonscellen, geschikt voor 3 000 gedetineerden, worden bereikt. In 2004 komen 272 plaatsen voor veelplegers beschikbaar. Hierin zijn 48 plaatsen voor de SOV bestemd. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 19

De uitbreiding van het aantal plaatsen voor illegale vreemdelingen naar 600 is al in 2004, twee jaar eerder dan gepland, gerealiseerd. De druk op de sanctiecapaciteit is het grootst in de huizen van bewaring. Twee maatregelen het wetsvoorstel tot doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden en de maatregel tot het sneller doorplaatsen naar minder beveiligde inrichtingen dragen ertoe bij dat gedetineerden sneller kunnen doorstromen, zodat de capaciteitsdruk in de huizen van bewaring kan afnemen. Extramurale modaliteiten Modernisering van sanctietoepassing betreft niet alleen uitbreiding van intramurale plaatsen, maar ook het stimuleren van extramurale modaliteiten zodat de aanhoudende druk op de intramurale capaciteit afneemt. In dat kader wordt nagegaan of, en zo ja, op welke wijze kan worden gestimuleerd dat meer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid een voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden in plaats van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De pilot waarbij zelfmelders onder elektronisch huisarrest worden geplaatst verloopt goed. Tot 1 juli 2004 ondergingen reeds 1143 personen elektronisch huisarrest, met een slagingspercentage van 94%. In overleg met DJI, Openbaar Ministerie, rechterlijke macht en reclassering wordt uitgewerkt hoe elektronische detentie optimaal is in te passen in het sanctie- en executiestelsel. De uitkomsten hiervan zullen de basis zijn voor een op te stellen wetsvoorstel Elektronische Detentie. PPS Over de mogelijkheden om in het gevangeniswezen met gebruikmaking van vormen van privaat-publieke samenwerking (PPS) te komen tot verbetering van de doelmatigheid werd een onderzoeksrapport uitgebracht. Er bestaan geen principiële bezwaren tegen het inzetten van private partijen bij de bouw en exploitatie van gevangeniscapaciteit. Nu reeds worden private partijen in verschillende vormen betrokken bij de realisatie en exploitatie van justitiële voorzieningen, zoals de bereiding van maaltijden, maar ook aan de particuliere inrichtingen in de sector TBS en de sector Justitiële Jeugdinrichtingen. Bij verschillende gelegenheden heeft de minister van Justitie de Tweede en Eerste Kamer te kennen gegeven PPS-constructies te willen toelaten die passen binnen zijn verantwoordelijkheid voor het gevangeniswezen. Thans staat centraal dat de beschikbare middelen voor exploitatie beperkt zijn. In het kader van het veranderproces waarin DJI verkeert, wordt ingezet op het verder verlagen van de exploitatiekosten. Zolang dit proces niet is afgerond, is het niet opportuun om langdurige contracten met private partijen te sluiten. In de loop van 2005 zal worden bezien of PPS perspectiefvol is bij het verder verbeteren van de prijs-kwaliteitverhouding cq. de doelmatigheid. Selectie Voor een doelgerichte benadering van personen die binnen het gevangeniswezen verblijven worden twee instrumenten ontwikkeld, quick scan en RISc. De quick scan, die toegepast wordt bij inverzekeringstelling, moet informatie gaan opleveren of gedragsinterventies nodig en mogelijk zijn, of dat kan worden volstaan met een kale sanctie. Het is van belang de quick scan in de huidige vorm te testen alvorens tot landelijke invoering over te gaan. Hiertoe werden in het voorjaar van 2004 drie pilots voorbereid, die 1 september 2004 van start zijn gegaan. Op basis van het onderzoek naar de bruikbaarheid en betrouwbaarheid zullen de quick scan en het advies over de toepassing daarvan zonodig Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 2005, 28 684, nr. 36 20