Watervogels in IJsselmeer en Markermeer: seizoensverslag 2004/2005



Vergelijkbare documenten
Documentnummer AMMD ( )

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied IJsselmeer

Ecologie en Ruimte. gebruik door vogels en mensen in de SBZ's IJmeer, Markermeer en IJsselmeer


Natura 2000 gebied 77 Eemmeer & Gooimeer Zuidoever

Eemmeer en Gooimeer (zuidoever)

Watervogeltelling Lelystad 2014

Actualisatie. Ecologisch onderzoek Zonnehof, Meander te Ouder-Amstel

Achter de Schotbalken. Een evaluatie

Watervogels en kustbroedvogels tussen Breskens en Braakmanhaven

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam

Kitesurfen in Noord-Hollandse Natura 2000-gebieden

Natura 2000 gebied 72 - IJsselmeer

Natura 2000 gebied 78 - Oostvaardersplassen

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2014 en januari 2015

Watervogels in een deel van de uiterwaard langs de Boven-Rijn (Gld) in winter 2008/09

Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten buiten het Natura 2000 gebied. Verspreidingsinformatie ten behoeve van externe werking

Overwinterende watervogels rondom IJburg in 2015/16

Vissen in het IJsselmeer. Romke Kats

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014

MER/SMB Bloemendalerpolder /KNSF-terrein

Donderdag 28-jan 6:30 8:27 11:54 12:54 15:34 17:23 19:20

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

^^^^^<^3^ der Wal 'htinsen bij Bolt. Nederlandse Vissersbond De heer D.J.T. Berends Postbus AB EMMELOORD. Geachte heer Berends,

Mogelijke gevolgen van de tweede fase van IJburg voor watervogels in de speciale beschermingszone IJmeer

Watervogels Zeedijk St Pieterspolder

Toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 R.G. Verbeek H.A.M. Prinsen

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2011

Ornithologisch jaarverslag Texel 2008

Vliegtuigtellingen van watervogels en zeezoogdieren in de Voordelta, Rapport RIKZ/

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Watervogeltelling in januari 1990

De opvallendste waarnemingen uit de. Dollard zijn de hoge. kokmeeuwen (1602). Van deze 3 soorten. zijn dit de hoogste Januari-waarden

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Ecosysteem IJsselmeergebied: nog altijd in ontwikkeling

Quick scan ecologie. Prinses Irenestraat 31-33, Amsterdam

ORNITHOLOGISCHE WAARNEMINGEN BLOKKERSDIJK (Antwerpen-Linkeroever) JANUARI TOT MAART 2015

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2006

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

Passende beoordeling

Mededeling * * 1 Mededeling

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2008

Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Toerisme in Caribisch Nederland 2016

Natuurtoets amovatie eenheden FL30 en 32 Maxima-centrale, Lelystad

Markermeer & IJmeer

Natura 2000 Beheerplan IJsselmeergebied Markermeer & IJmeer

Natura 2000 gebied Markiezaat

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)

Markermeer & IJmeer

1 7 AUG ir. dis. M. Wings over Holland T.a.v. De heer Huizenga Emoeweg PC LELYSTAD

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012

Quick scan ecologie herontwikkeling Dorpsplein Duivendrecht

Deel 4H: Deelonderzoek Vogels & vliegveiligheid

Overwinterende watervogels rondom IJburg in 2016/17

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2017 en januari 2018

Aantalsontwikkeling van vogels langs het Pannerdensch kanaal in

Watervogeltelling Lelystad 2018 en periode

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - december april 2014 S. Lagerveld (IMARES)

Nationale Databank Flora en Fauna Uitvoerportaal

Een analyse van de mogelijke gevolgen van de aanleg van IJburg tweede fase voor watervogels in de SBZ IJmeer

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2015 en januari 2016

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015

Winter 2012/2013 B. van den Boogaard K.L. Krijgsveld S.H.M. van Rijn T.J. Boudewijn

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2015 S. Lagerveld (IMARES)

Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk

Toetsing Leeuwenveld III en IV te Weesp Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 31 juli

Trends en ontwikkelingen in ecologie en draagkracht voor Tafeleend en Brilduiker in de Veluwerandmeren

Quick scan ecologie Wibautstraat te Amsterdam

Ecologische effecten van verondieping van zandwinputten in het Gooimeer. Mike van der Linden. wat komt aan de orde

Analyse vogels & vliegveiligheid vliegveld Lelystad

TREK VAN AALSCHOLVERS OVER TELPOST DE HORDE

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 25 januari

Het effect van woontorens aan de Marina Muiderzand op het voorkomen van watervogels in het Vogelrichtlijngebied IJ meer. Alterra

Watervogels en steltlopers langs de Friese IJsselmeerkust

Water- en roofvogeltelling januari uitgevoerde telling. De telling wordt

Verspreiding van toppers en enkele andere eendensoorten langs de kust van de Noordoostpolder, winter 2007/2008

Timing najaartrek in relatie tot de mogelijke introductie van aviaire influenza door in het wild levende vogels

Natuurherstel in het zeekleilandschap: mag het iets meer zijn? Mennobart van Eerden Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 9 oktober

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2003

Verslag Wadvogeltellingen langs de Wieringerkust.

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2016 en januari 2017

Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede

Watervogels in het Lauwersmeer in 2010/2011

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013

Beoordeling ganzenbeheermaatregelen en externe werking: analyse van acht Natura gebieden in Noord-Holland

Watervogels in het Veerse Meer:

Notitie NATUURAMBITIE IN DE PRAKTIJK

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 26 juli

Koloniebroedende pioniers. Dwergmeeuw Larus minutus

PTT-nieuwsbrief, telling 2010

Transcriptie:

M inisterie van V erkeer en W aterstaat Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling RIZA Watervogels in IJsselmeer en Markermeer: seizoensverslag 2004/2005 S. van Rijn RIZA Werkdocumentnr.: 2005.163X

Ministerie van Verkeer en W aterstaat Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling RIZA......................................................................................... Watervogels in IJsselmeer en Markermeer: seizoensverslag 2004/2005 S. van Rijn Delta Project Management, Culemborg RIZA Werkdocumentnr.: 2005.163X december 2005

Inhoudsopgave............................................................................................... Samenvatting 5 1 Inleiding 7 2 Materiaal en methoden 9 3 Resultaten 11 3.1 Bodemfauna-eters 11 3.1.1 Tafeleend Aythya ferina 11 3.1.2 Kuifeend Aythya fuligula 13 3.1.3 Topper Aythya marila 15 3.1.4 Brilduiker Bucephala clangula 17 3.1.5 Meerkoet Fulica atra 19 3.2 Viseters 21 3.2.1 Aalscholver Phalacrocorax carbo 21 3.2.2 Grote Zaagbek Mergus merganser 23 3.2.3 Middelste Zaagbek Mergus serrator 25 3.2.4 Nonnetje Mergellus albellus 27 3.2.5 Fuut Podiceps cristatus 29 3.2.6 Visdief Sterna hirundo 31 3.2.7 Zwarte Stern Chlidonias niger 33 3.2.8 Kokmeeuw Larus ridibundus 35 3.2.9 Zilvermeeuw Larus argentatus 37 3.2.10 Stormmeeuw Larus canus 39 3.2.11 Grote Mantelmeeuw Larus marinus 41 3.2.12 Dwergmeeuw Larus minutus 43 3.3 Planteneters 45 3.3.1 Knobbelzwaan Cygnus olor 45 3.3.2 Smient Anas penelope 47 4 Discussie 49 4.1 Aandeel op landelijke schaal 49 4.2 Internationale waarden 50 4.3 Aantallen in voorgaande seizoenen 4.4 Aandachtspunten 52 55 5 Literatuur 57 Bijlage 1 Teldata en telomstandigheden... 59 Bijlage 2 Lijst van eerdere jaarrapportages IJsselmeer en Markermeer... 61 3

4

Samenvatting................................................................................................ Dit verslag is inmiddels het elfde in een reeks van tussenrapportages van de integrale watervogeltellingen van het IJsselmeergebied. De tellingen zijn onderdeel van de Monitoring van de Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL). In dit rapport wordt aandacht besteed aan de aantalsontwikkeling en verspreiding van 19 watervogelsoorten die elke maand geteld zijn in de periode juli 2004 - juni 2005. Deze 19 basissoorten zijn onderverdeeld in bodemfauna-eters (Tafeleend, Kuifeend, Topper, Brilduiker en Meerkoet), viseters (Aalscholver, Grote Zaagbek, Middelste Zaagbek, Nonnetje, Fuut, Visdief, Zwarte Stern, Kokmeeuw, Zilvermeeuw, Stormmeeuw, Grote Mantelmeeuw en Dwergmeeuw) en planteneters (Knobbelzwaan en Smient). Over alle overige soorten wordt in dit verslag niet gerapporteerd. Seizoen 2004/2005 werd gekenmerkt door een zachte winter met slechts enkele kortdurende vorstperioden. Benthoseters namen sinds 1994/1995 sterk af. Een soort als de Tafeleend, die in het najaar voor een belangrijk deel op waterplanten foerageert, nam net als de Kuifeend al voor 1994/1995 af op IJsselmeer en Markermeer. De (verdere) afname van Tafeleenden kan deels worden verklaard doordat de vogels in het najaar uitweken naar de randmeren waar in de jaren negentig een enorme toename van het areaal Kranswieren werd geregistreerd (Noordhuis et al. 1997). Echter hiermee is de afname van overwinterende, mosseletende Tafeleenden niet verklaard. Van de benthosetende soorten nam ook de Meerkoet, die in de winter mossels eet, al over een langere periode af (Van Eerden 1998). De mosseletende Meerkoeten blijken op het IJsselmeer verder af te nemen (Platteeuw et al. 2005). Toppers namen sinds 1994/1995 sterk af. Een opleving van het aantal in 2001/2002 en 2002/2003 blijkt vooralsnog van tijdelijke aard te zijn gezien het lage aantal uit de seizoenen van 2003/2004 en 2004/2005. Brilduikers hadden een opleving aan het eind van de jaren negentig maar gedurende de hele periode vanaf 1994/1995 namen de aantallen gemiddeld genomen af. Er kan geconcludeerd worden dat alle mosseleters sinds 1994/1995 of reeds vanaf eerdere jaren nagenoeg onveranderd in aantal afnemen. De afname van bodemfauna-eters is onder andere verklaarbaar uit de afname van Driehoeksmossels. De duikende viseters (Aalscholvers, zaagbekken, Futen) namen totaal vanaf 1994/1995 gemiddeld toe. Zaagbekken droegen hieraan bij doordat in de winters van 2001/2002 en 2002/2003 grotere aantallen overwinterden. Aalscholvers blijven sinds 1994/1995 in stabiele maximum aantallen voorkomen en Futen namen, vooral in eerdere jaren, af. In recente jaren blijken Aalscholvers op het IJsselmeer sterk toe te nemen maar dit is niet zichtbaar in de ontwikkeling van het maximum aantal. Van de vliegend jagende viseters (Visdief, Zwarte Stern, Dwergmeeuw) nam het aantal Zwarte Sterns vanaf 1994/1995 sterk af. In recente jaren (vooral vanaf seizoen 2003/2004) is een grote toename van Visdieven zichtbaar. De toename kan deels verklaard worden doordat de vogels beter telbaar zijn in de natuurontwikkelingsprojecten (Kreupel, Waterlandse kust) waar ze op kale bodems kunnen rusten en broeden. In eerdere jaren werden sterns veelal ondertelt omdat kleine groepjes of solitair vliegende exemplaren op het open water moeilijk waarneembaar zijn. Voor Dwergmeeuwen geldt hetzelfde. Dwergmeeuwen worden de laatste jaren steeds minder vaak en in kleinere aantallen gezien. Van de meeuwen (slechts gedeeltelijk viseters) namen Zilvermeeuw en Stormmeeuw sinds 1994/1995 enigszins toe. De Kokmeeuw nam sinds 1994/1995 sterk af. De Grote Mantelmeeuw neemt waarschijnlijk af. Van de plantenetende soorten, waarvan er in dit verslag slechts 2 worden besproken, bleek het aantal Knobbelzwanen de laatste jaren zeer stabiel te zijn en in de laatste 5

twee jaren ineens toe te nemen. Het aantal Smienten nam in de laatste seizoenen sterk toe maar was in de laatste twee seizoenen weer minder. Volgens Ramsar-normen moet een gebied voor een bepaalde soort op een bepaald moment in het jaar minimaal 1% van de West-Palearctische flywaypopulatie (waarvan Nederland deel uitmaakt) herbergen om als internationaal belangrijk voor die soort gedefinieerd te kunnen worden. Van de benthoseters haalden vooral Kuifeend (IJsselmeer en Markermeer) en Topper (IJsselmeer) de norm in 2004/2005 regelmatig. De Tafeleend haalde de norm alleen op het Markermeer in de periode september-november. De Meerkoet haalde de norm op zowel IJsselmeer als Markermeer net meer, ook niet meer in het najaar op het Markermeer (waterplanteneters). Ook Brilduikers overschreden de norm in seizoen 2004/2005 niet. Van de viseters haalden alleen Aalscholvers (met name IJsselmeer) de norm regelmatig. Grote Zaagbekken bereikten de norm bijna in januari 2005 op het IJsselmeer. Het Nonnetje haalde de norm bijna in februari 2005 op het IJsselmeer. Middelste Zaagbekken haalden de norm niet omdat slechts zeer geringe aantallen werden gezien. Ook Futen waarvan met name op het IJsselmeer in het verleden belangrijke ruipopulaties verbleven, haalden de norm niet meer. Door de achteruitgang van benthoseters en een viseter als de Fuut, worden de normen steeds minder regelmatig overschreden. Dit betekent dat het IJsselmeer en Markermeer langzamerhand hun internationale waarde voor deze soorten gaan verliezen. Van de beschreven planteneters haalden Knobbelzwanen de 1% norm op het IJsselmeer in zowel de zomer van 2004 als het voorjaar van 2005. Smienten overschreden de norm in de winter (november-december) op zowel IJsselmeer als Markermeer. Het belang van het IJsselmeergebied voor watervogels is zeer groot, maar gezien het aantalsverloop van een aantal soorten ontstaat een steeds ongunstiger situatie. Aanvullend onderzoek naar de verklarende parameters voor deze negatieve wending zal nodig zijn voor een beter begrip van deze ontwikkeling. Meer inzicht in wat de effecten zijn van veranderingen in waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer alsmede in gebruik en inrichting (o.a. natuurontwikkeling) op watervogels, kan tot noodzakelijke adviezen voor aanpassingen in beleid en beheer leiden. Dit is zeker belangrijk in het licht van de aanwijzing van deze meren als Vogelrichtlijngebieden, hetgeen voor de beheerder een instandhoudingverplichting met zich meebrengt. Hiervoor moeten zogenaamde instandhoudingsdoelen vastgesteld worden waarbij per SBZ rekening gehouden kan worden met bovengenoemde factoren. Hierbij is het onontbeerlijk om een beeld te verkrijgen van de stuurbaarheid van deze factoren. Bij de vaststelling van de doelen kan rekening worden gehouden met de afname van de draagkracht van de gebieden, o.a. als gevolg van veranderingen in waterkwaliteit en klimaatseffecten. In deze pragmatische benadering moeten de doelen niet te hoog worden gesteld. Het is ook mogelijk om wat ambitieuzere doelen vast te stellen, waarin de doelen wat hoger liggen en waarbij de draagkracht van de gebieden op natuurlijke wijze instandgehouden en/of herstelt dienen te worden. In Platteeuw et al. 2005 (opdracht Vogelbescherming Nederland) is hiervoor voor het IJsselmeer een eerste aanzet gegeven. Het vaststellen van doelen voor verschillende watersystemen zijn inmiddels in volle gang. 6

1 Inleiding................................................................................................ In opdracht van Rijkswaterstaat IJsselmeergebied in Lelystad wordt jaarlijks door het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA), verslag gedaan van de integrale watervogeltellingen van het IJsselmeergebied. De projectbegeleiding ligt in handen van Maarten Platteeuw (RIZA). Dit rapport is het elfde in de reeks tussenrapportages. De tellingen maken deel uit van het monitoringsprogramma MWTL (Monitoring van de Waterstaatkundige Toestand des Lands). Dit verslag wordt gevormd door een korte soortbespreking van 19 getelde basissoorten op IJsselmeer en Markermeer waarin de aantallen van de maandelijkse tellingen van juli 2004 tot en met juni 2005 aslmede de verspreiding in 4 seizoenen worden gepresenteerd. Omdat inmiddels in een aantal recent gereed gekomen rapportages wordt ingegaan op de langjarige trends van een groot aantal soorten in IJsselmeer en Markermeer (Plateeuw et al. 2005 en van Eerden et al. 2005) is in dit verslag kort ingegaan op de ontwikkelingen in aantallen vanaf de jaren tachtig. In de discussie is een interpretatie gegeven van de nationale en internationale waarden volgens Ramsar-normen. Vervolgens zijn de maximale aantallen van alle voorgaande seizoenen vanaf 1994/1995 in beeld gebracht. Tenslotte is kort aandacht geschonken aan punten die gericht zijn op factoren die veranderingen in de watervogelgemeenschap zouden kunnen verklaren. Deze punten geven de richting aan hoe in het beheer van het IJsselmeergebied met vogelwaarden rekening gehouden kan worden. 7

8

2 Materiaal en methoden................................................................................................ Watervogeltellingen van het IJsselmeergebied worden maandelijks uitgevoerd per vliegtuig. Gestreefd wordt om iedere dinsdag het dichtst bij de helft van de maand een integrale telling uit te voeren. De tellingen werden uitgevoerd door M.R. van Eerden en M. Roos (RIZA) (teldata in bijlage 1). Voor een uitvoerige beschrijving van de telmethodiek kan verwezen worden naar de eerste jaarrapportage van de IJsselmeertellingen uit het seizoen 1994/95, RIZA Werkdocument 96.194X (Van Rijn & Platteeuw 1996). Dit rapport beschrijft aantallen vogels en hun verspreiding in de periode juli 2004-juni 2005. Hierin worden de 19 basissoorten Fuut, Aalscholver, Knobbelzwaan, Smient, Tafeleend, Kuifeend, Topper, Brilduiker, Nonnetje, Middelste Zaagbek, Grote Zaagbek, Meerkoet, Dwergmeeuw, Kokmeeuw, Stormmeeuw, Zilvermeeuw, Grote Mantelmeeuw, Visdief en Zwarte Stern besproken. De verspreiding is weergegeven op kaartjes waarop het seizoen is opgedeeld in vier afzonderlijke periodes van drie maanden. Belangrijke overige watervogelsoorten zijn de herbivore watervogels als Wilde Eend, Krakeend, ganzen, Kleine Zwaan, Wilde Zwaan en de steltlopers. Deze soorten worden in deze rapportage niet behandeld................................ Figuur 1. Het weer in seizoen 2004/05 in Den Helder (bron: KNMI). Weergegeven is de gemiddelde etmaaltemperatuur ( 0 C) en de dagelijkse neerslag (mm). temperatuur ( 0 C) 30 25 20 15 10 5 0-5 1-7-2004 1-8-2004 1-9-2004 1-10-2004 1-11-2004 1-12-2004 1-1-2005 1-2-2005 1-3-2005 1-4-2005 1-5-2005 1-6-2005 30 neerslag (mm) 25 20 15 10 5 0 1-7-2004 1-8-2004 1-9-2004 1-10-2004 1-11-2004 1-12-2004 1-1-2005 1-2-2005 1-3-2005 1-4-2005 1-5-2005 1-6-2005 9

10

3 Resultaten................................................................................................ 3.1 Bodemfauna-eters 3.1.1 Tafeleend Aythya ferina Op het IJsselmeer namen Tafeleenden sinds de winter van 1994/1995 sterk af. Sindsdien is het gemiddeld aantal laag en kent het steeds vaker dieptepunten met extreem lage aantallen. Op het Markermeer namen Tafeleenden al vanaf 1991/1992 af. De aantallen fluctueerden sindsdien rond een laag gemiddeld aantal. De afname is vooral verklaard door de sterke afname van overwinterende mosseletende dieren. Met name op het Markermeer lijkt sprake van een verschuiving in de seizoensritmiek waarbij relatief hoge aantallen in het najaar verblijven. In de winter van 2004/2005 waren op het Markermeer slechts gedurende een zeer korte periode aantallen van betekenis aanwezig (figuur 2). Op het IJsselmeer wordt nadrukkelijk gebruikt door overwinterende mosseleters. In de maanden december-februari verbleven een kleine 2.000 vogels op het IJsselmeer............................... Figuur 2. Aantalverloop van Tafeleend Aythya ferina in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 10000 8000 Tafeleend Markermeer IJsselmeer 6000 4000 2000 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun In de nazomer van 2004 (juli-september) werd veelal vanuit binnendijkse gebieden geopereerd. In de omgeving van het Markermeer verspreiden zich belangrijke aantallen in de Oostvaardersplassen, Lepelaarplassen en in de Gouwzee. De dieren in de Gouwzee foerageren daar op waterplanten. Op het IJsselmeer opereerden Tafeleenden op het noordelijk deel ter hoogte van het dijkgat (figuur 3). In de rest van het najaar tot in het eerste deel van de winter (oktober-december) volgde een influx in het zuidelijk Markermeer en IJmeer. De gouwzee liep vol en er waren veel dieren aanwezig in het zuidelijk IJmeer en Pampushaven. Deze vogels profiteerden met name van waterplanten. Op het noordelijk deel van het Markermeer verbleven een aantal concentraties ter hoogte van het naviduct bij Enkhuizen. Op het IJsselmeer waren lage aantallen aanwezig langs de kust van Noord Holland. In de baai van Lemmer vertoefde een groep van betekenis. In de rest van de winter (januarimaart) was het aantal in het zuidelijk Markermeer en IJmeer sterk afgenomen. Het grootste deel verspreide zich nog steeds in de Gouwzee, het zuidelijk IJmeer en ook het westelijk deel van het IJmeer. Op het IJsselmeer lag het zwaartepunt langs de oude land kust van Noord Holland (Enkhuizen-Hoorn). De groep in de baai van Lemmer was nog steeds aanwezig (figuur 3). In het voorjaar van 2005 (april-juni) verbleven slechts een klein aantal zeer kleine groepjes Tafeleenden op IJsselmeer en Markermeer (figuur 3). 11

............................... Figuur 3. Ruimtelijke verspreiding van Tafeleend in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 12

3.1.2 Kuifeend Aythya fuligula............................... Figuur 4. Aantalverloop van Kuifeend Aythya fuligula in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. Kuifeenden namen op het IJsselmeer al sinds eind jaren tachtig geleidelijk af. De laatste jaren schommelt het aantal rond een relatief laag aantal. Hierdoor lijkt er niets aan de hand. In werkelijkheid ontwikkelen de aantallen zich nog steeds. De grote aantallen overwinterende mosseletende dieren nemen nog steeds in aantal af en tegelijkertijd overzomeren steeds grotere aantallen. De aantallen overzomerende dieren zijn slechts een afspiegeling van de oude winteraantallen. Ook op het Markermeer is sprake van een geleidelijke afname maar deze trad in feite al op sinds het begin van de jaren tachtig. De aantallen op het Markermeer stabiliseerden zich vanaf de jaren negentig terwijl de afname in het IJmeer zich onverminderd doorzette. In seizoen 2004/2005 waren tientallen duizenden Kuifeenden aanwezig op het Markermeer in de periode augustus-oktober (ruiers). Vanaf oktober nam dat aantal gedurende winter en voorjaar gestaag af (figuur 4). Op het IJsselmeer lijkt sprake van een stabiele, standvastige populatie van 15-20 duizend vogels in de periode september-maart met iets hogere aantallen in de winter (december-februari). Een piek met ruiende vogels in augustus komt de laatste seizoenen niet meer voor. Op het IJsselmeer bestaat, zoals in het verleden het geval was, geen duidelijke najaarspiek meer en lijken de aantallen zich over de rest van het seizoen te nivelleren. Ook de najaarspiek op het Markermeer is minder nadrukkelijk aanwezig dan in het verleden het geval was. 70000 60000 50000 40000 30000 20000 10000 0 jul aug sep okt Kuifeend nov dec jan feb mrt Markermeer IJsselmeer apr mei jun In de ruiperiode van de nazomer van 2004 (juli-september) is er een duidelijk zwaartepunt in de verspreiding langs de Houtribdijk (figuur 5). Naast de Houtribdijk behoorden op het IJsselmeer de kusten van de Afsluitdijk en de Wieringermeer tot de in de zomer belangrijke concentraties. Op het Markermeer waren in juli-september voornamelijk grote concentraties in de Gouwzee. In de periode oktober-december verspreiden Kuifeenden op het IJsselmeer zich in een aantal concentraties langs de kust van Noord Holland. In het zuidelijk deel van het IJsselmeer kwamen ook wat concentratie voor en net als bij de Tafeleend verbleek er een groep in de baai van Lemmer. Langs de Houtribdijk waren de omgeving van Lelystad en de omgeving van het naviduct belangrijke locaties voor groepen Kuifeenden (figuur 5). Op het Markermeer was het aantal in de Gouwzee verder toegenomen en werd het IJmeer (met name Pampushaven) en Lepelaarplassen belangrijk. Het verspreidingsbeeld voor de periode januari-maart komt voor zowel IJsselmeer als Markermeer sterk overeen met het beeld van de periode oktober-december (figuur 5). 13

............................... Figuur 5. Ruimtelijke verspreiding van Kuifeend in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 14

3.1.3 Topper Aythya marila Topper namen na de sterke influx van na de strenge winters van de jaren tachtig vanaf de winter van 1988-1989 op het IJsselmeer zeer sterk af. Sinds 1997/1998 schommelen de aantallen sterk. Op het Markermeer was het aantal Topper nooit extreem hoog. Rond het begin van de jaren negentig trad een kort influx in het aantal op maar daarna zakte het aantal weg. De laatste zeven seizoenen worden nagenoeg geen Toppers meer in het Markermeer gezien. De Toppers van het IJsselmeer verblijven er in de wintermaanden (novemberfebruari). De dieren foerageren op driehoeksmossels. De laatste winters zijn steeds maximale aantallen van 50-60 duizend dieren vastgesteld (figuur 6)................................ Figuur 6. Aantalverloop van Topper Aythya marila in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 70000 60000 50000 Toppereend Markermeer IJsselmeer 40000 30000 20000 10000 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun De Toppers uit de winter van 2004/2005 verspreiden zich nadrukkelijk op het noordelijk deel van het IJsselmeer (figuur 7). De belangrijkste concentraties verbleven langs de kust en op het open water voor de kust van de Wieringermeer. Deze dieren foerageren s nachts op mosselbanken van het noordelijk IJsselmeer. Overige belangrijke concentraties bevonden zich in het rustgebied van het waterwingebied bij Andijk en langs de Friese kust van Gaasterland. Ook de baai van Lemmer functioneerde net als voor Tafeleenden en Kuifeenden als belangrijk rustgebied. In het eerste deel van de winter was er een belangrijke concentratie Toppers langs de Houtribdijk ter hoogte van Trintelhaven. Deze dieren foerageerden waarschijnlijk op mosselbanken van het zuidelijke deel van het Markermeer. In het tweede deel van de winter waren er geen concentraties in de omgeving van het zuidelijk Markermeer aanwezig. 15

............................... Figuur 7. Ruimtelijke verspreiding van Topper in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 16

3.1.4 Brilduiker Bucephala clangula Brilduikers nemen op zowel IJsselmeer als Markermeer en IJmeer sinds 1980 af. De laatste jaren worden regelmatig zeer geringe aantallen geteld. In seizoen 2003/2004 werden beduidend minder Brilduikers waargenomen dan in voorgaande seizoenen. Brilduikers zijn echte overwinteraars die in de periode november-maart op driehoekmossels foerageren. In een gemiddelde winter komen maximale aantallen voor in december. In de winter van 2004/2005 waren de vogels wat later en piekte het aantal in januari. Op het IJsselmeer werden ruim 2.500 dieren waargenomen terwijl op het Markermeer slechts een paar honderd dieren verbleven (figuur 8). De aantallen op het IJsselmeer waren in de winter van 2004/2005 weer iets hoger dan in vorige winters. Op het Markermeer waren de aantallen in vergelijking met voorgaande winters zeer laag................................ Figuur 8. Aantalverloop van Brilduiker Bucephala clangula in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 3500 3000 2500 Brilduiker Markermeer IJsselmeer 2000 1500 1000 500 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun Brilduikers verspreiden zich in de winter van 2004/2005 nadrukkelijk langs de Friese kust van Gaasterland (figuur 9). Daarnaast verbleven een aantal belangrijke concentraties op het open water van het zuidelijke deel van het IJsselmeer. Over de hele kustzone van het IJsselmeer verspreiden zich verder gemiddeld kleine groepjes (figuur 9). De veel lagere aantallen op het Markermeer waren met name aanwezig in het IJmeer, in de Gouwzee en langs de Houtribdijk ter hoogte van Lelystad (figuur 9). 17

............................... Figuur 9. Ruimtelijke verspreiding van Brilduiker in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. Brilduiker 18

3.1.5 Meerkoet Fulica atra............................... Figuur 10. Aantalverloop van Meerkoet Fulica atra in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. Meerkoeten nam,en na de sterke influx uit de jaren 1989-1992 op het IJsselmeer sterk af tot een stabiel niveau vanaf 1994 dat lijkt op de gemiddelde aantallen van het begin van de jaren tachtig. Het aantal Meerkoeten van het Markermeer lijkt over de hele periode 1980-2005 niet aan hele sterke veranderingen onderhevig al zijn de aantallen sinds 2000 een fractie lager als in de jaren negentig. Op het IJmeer is wel sprake van een geleidelijke afname. In seizoen 2004/2005 werd een historisch dieptepunt in het maximum aantal Meerkoeten bereikt. In de laatste tien winters werden maximaal steeds ca 30-40 duizend Meerkoeten gezien. In september 2004 bereikte het maximum slechts een kleine 17.000 dieren (figuur 10). De najaarspiek van september en oktober had vooral betrekking op vogels van het Markermeer (waterplanteneters in Gouwzee en IJmeer). Daarna nam het aantal hier sterk af (figuur 10). Op het IJsselmeer verbleef een aantal van 4-6 duizend dieren in de periode augustus-december. Na december nam ook hier het aantal Meerkoeten sterk af. De sterke afname in seizoen 2004/2005 geldt met name voor dieren van het IJsselmeer. De afname voltooit zich ten kosten van het aantal overwinterende mosseletende vogels. 20000 16000 Meerkoet Markermeer IJsselmeer 12000 8000 4000 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun De grootste najaarsconcentraties werden met name in de Gouwzee en in het zuidelijke IJmeer (Muiden-Muiderzand) geregistreerd (figuur 11). Deze dieren foerageren hier op lokaal aanwezige waterplanten arealen. Andere belangrijke gebieden betroffen de Houtribdijk ter hoogte van Lelystad en het naviduct ter hoogte van Enkhuizen. De Noord Hollandse oude land kust van het IJsselmeer bevatte gemiddeld ook grotere aantallen dan in de rest van het IJsselmeer (figuur 11). In de periode oktober-december veranderde er weinig in het verspreidingsbeeld. Het zwaartepunt lag naast de Gouwzee ook nog steeds in het zuidelijk deel van het IJmeer. De aantallen van de Houtribdijk bij Lelystad waren iets toegenomen terwijl de aantallen bij Enkhuizen en de oude land kust van Noord Holland op het IJsselmeer in belang afnam (figuur 11). In de periode januari-maart veranderde er ook weinig in de verspreiding en was het aantal slechts een geringe fractie van de periode ervoor. Vanaf april werden de eerste concentraties alweer in de omgeving van de Gouwzee gezien. 19

............................... Figuur 11. Ruimtelijke verspreiding van Meerkoet in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 20

3.2 Viseters 3.2.1 Aalscholver Phalacrocorax carbo Op het IJsselmeer namen Aalscholvers sinds 1998 sterk toe. De toename ging gepaard met een toename van broedvogels bij Enkhuizen. Tegelijkertijd namen Aalscholver op het Markermeer sinds 1997 af. Deze afname ging ook gelijk op met een afname van broedvogels in de kolonies aan de zuidkant van het Markermeer (Oostvaardersplassen, Lepelaarplassen en het Naardermeer). Naast deze herverdeling van broedvogels met een toename van vogels op het IJsselmeer nam het winteraantal in deze jaren ook sterk toe. Sinds 2002 neemt het aantal op het Markermeer weer enigszins toe. In seizoen 2004/2005 was het aantal Aalscholvers onverminderd hoog. Vanaf 2002 stabiliseerde de situatie. De zomeraantallen van 2004 waren net als in 2002 en 2003 hoog in augustus en september met tot bijna 25.000 exemplaren. Opmerkelijk is het lage aantal in juli 2004. In deze maand moet een groot deel van de broedvogels elders gefoerageerd hebben. In september 2004 verbleef een uitzonderlijk hoog aantal op het Markermeer. In het winterhalfjaar (oktober tot en met maart) verspreiden zich nauwelijks Aalscholvers op het Markermeer (figuur 12). De hoge winteraantallen van de laatste jaren betreft vooral dieren op het IJsselmeer. Het winteraantal is minder hoog dan in voorgaande jaren maar nog steeds hoger dan in de jaren negentig. In het broedseizoen van 2005 (april-juni) werden veel Aalscholvers gezien. Net als in voorgaande jaren werd vooral het IJsselmeer bezocht maar verbleven ook enkele duizenden dieren op het Markermeer (figuur 12). Dit laatste betekent dat het Markermeer over z n dieptepunt uit de jaren 2000-2003 heen is................................ Figuur 12. Aantalverloop van Aalscholver Phalacrocorax carbo in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 25000 20000 15000 Aalscholver Markermeer IJsselmeer 10000 5000 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun In de nazomer van 2004 (juli-september) verspreiden Aalscholvers zich in een aantal grote concentraties op zowel IJsselmeer en Markermeer. Op het IJsselmeer verbleven grote aantallen bij Den Oever, op de Steile Bank, bij Andijk en op het zuidelijk deel van het meer (figuur 13). Deze laatste groep opereerde waarschijnlijk vanuit de Oostvaardersplassen terwijl de overige groepen vanuit lokaal aanwezige rustplaatsen visten. Op het Markermeer verspreiden zich een aantal belangrijke concentraties op het westelijke en zuidelijke deel van het meer (figuur 13). Deze dieren opereerden waarschijnlijk vanuit de Lepelaarplassen en mogelijk ook vanuit de Oostvaardersplassen. In de periode oktober-december verspreiden aantallen van betekenis zich over een klein aantal concentraties op het IJsselmeer (Andijk, kust NOP en Flevocentrale, zie figuur 13). In de periode januari-maart 2005 lag het zwaartepunt in de verspreiding duidelijk op het centrale noordelijke deel van het IJsselmeer. Op het Markermeer waren de 21

............................... Figuur 13. Ruimtelijke verspreiding van Aalscholver in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. aantallen zeer gering en werden alleen het Enkhuizerzand en het zuidelijk IJmeer benut (figuur 13). Aalscholver 22

3.2.2 Grote Zaagbek Mergus merganser Na een aantal winters te hebben gehad waarin relatief grote aantallen Grote Zaagbekken overwinterden (10-20 duizend in de laatste 2 winters) was het aantal dieren in de winter van 2004/2005 aan de lage kant. In januari 2005 werden op het IJsselmeer ruim 2.000 overwinterende Grote Zaagbekken geteld (figuur 14). Een belangrijk deel van de jaarlijkse verschillen is verklaarbaar door weerseffecten als zware koude invallen in het Oostzeegebied en de Baltische Staten. In zachte winters blijven Grote Zaagbekken in die contreien hangen en worden ze minder in het IJsselmeergebied waargenomen. Strenge winters met daarin piekaantallen zaagbekken in het IJsselmeer blijken met enige regelmaat terug te komen. Op het Markermeer werden in de winter van 2004/2005 niet meer dan 100 dieren gezien (figuur 14)................................ Figuur 14. Aantalverloop van Grote Zaagbek Mergus merganser in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 2500 2000 1500 Grote Zaagbek Markermeer IJsselmeer 1000 500 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun De overwinterende Grote Zaagbekken verspreidden zich nadrukkelijk over het noordelijk deel van het IJsselmeer. De grootste concentraties werden op het open water voor de Friese IJsselmeerkust en voor de kust van de Wieringermeer gezien (figuur 15). Op het Markermeer verbleven de dieren grotendeels langs de Houtribdijk op het Enkhuizerzand en ter hoogte van Lelystad (figuur 15). 23

............................... Figuur 15. Ruimtelijke verspreiding van Grote Zaagbek in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 24

3.2.3 Middelste Zaagbek Mergus serrator Het IJsselmeer speelt voor Middelste Zaagbekken een grote rol. Winters met grote aantallen kwamen voor in de jaren tachtig en begin jaren negentig. In deze periode werden tot 10.000 dieren geteld. In de jaren negentig en in recente winters werden slechts maximaal een paar honderd vogels waargenomen. Het aantal van ruim 2.500 van januari 2004 was uitzonderlijk hoog. In seizoen 2004/2005 verbleven hooguit slechts ongeveer 20 dieren, allen op het IJsselmeer. De dieren zaten er in november en december, namen in januari sterk af en in maart volgde een klein doortrekpiekje (figuur 16). Op het Markermeer werden in de winter van 2004/2005 geen Middelste Zaagbekken gezien................................ Figuur 16. Aantalverloop van Middelste Zaagbek Mergus serrator in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 25 20 15 Middelste Zaagbek Markermeer IJsselmeer 10 5 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun De waargenomen Middelste Zaagbekken van november en december lagen langs de Houtribdijk en bij Andijk. De vogels in het tweede deel van de winter zaten in het zuidelijk deel van het IJsselmeer, langs de Afsluitdijk en bij Andijk (zie figuur 17). 25

............................... Figuur 17. Ruimtelijke verspreiding van Middelste Zaagbek in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 26

3.2.4 Nonnetje Mergellus albellus............................... Figuur 18. Aantalverloop van Nonnetje Mergellus albellus in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. In de afgelopen tien seizoenen werden alleen in de strenge winters van 1995/96, 2001/2002 en 2002/2003 duizenden vogels gezien. Meestal worden maximaal slechts ongeveer duizend Nonnetjes geteld. In januari 2004 werden slechts ca 400 Nonnetjes gezien. In de winter van 2004/2005 nam het aantal verder af. In februari 2005 werd het maximum van slechts ruim 200 vogels geteld (figuur 18). Voor het Nonnetje geldt hetzelfde als voor de andere zaagbeksoorten; jaarlijkse verschillen worden met name verklaard door de weersituaties in Noordwest-Europa en veel minder door de lokale voedselsituatie in het IJsselmeergebied. In strenge winters kunnen de aantallen in het IJsselmeer en Markermeer zeer hoog zijn. Als strenge winters (door klimaatverschuiving) steeds schaarser gaan worden, neemt de betekenis van het IJsselmeer voor zaagbekken en Nonnetjes af. Op het Markermeer nemen Nonnetjes sinds de jaren tachtig wel consequent af. Grote aantallen zoals in de strenge winters van de jaren tachtig en in de winter van 1995/1996 kwamen nadien niet meer voor. Toch blijven Nonnetjes het Markermeer bezoeken, in de winter van 2004/2005 vooral in het eerste deel van de winter (zie figuur 18). In tegenstelling tot de andere zaagbeksoorten worden Nonnetjes normaliter veel op het Markermeer waargenomen. Vanaf de winter van 2001/2002 worden de dieren relatief veel vogels op het IJsselmeer vastgesteld. Er lijkt een verschuiving op te treden van Markermeer naar IJsselmeer. 250 200 Nonnetje Markermeer IJsselmeer 150 100 50 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun De Nonnetjes uit november en december verspreidden zich nadrukkelijk langs de Houtribdijk ter hoogte van Lelystad en Lelystadhaven. In de periode januari-maart lag het zwaartepunt in de verspreiding meer op het noordelijk IJsselmeer (figuur 18), zoals dat in de meeste overige seizoenen meestal sterker het geval is. De Nonnetjes verbleven ook langs de gehele Houtribdijk en een opvallende concentratie van vogels verbleef in de baai van Lemmer (figuur 18). Het aantal Nonnetjes van het zuidelijke Markermeer (IJmeer en ter hoogte van de Lepelaarplassen) was in tegenstelling tot eerdere winters zeer gering (figuur 19). 27

............................... Figuur 19. Ruimtelijke verspreiding van Nonnetje in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 28

3.2.5 Fuut Podiceps cristatus Futen namen sinds de jaren tachtig op zowel IJsselmeer als Markermeer sterk af. De enorme ruipopulatie die tot in het begin van de jaren negentig langs de Friese IJsselmeerkust verbleef vormt een belangrijke aandeel van de afname op het IJsselmeer. Gedurende de ruiperiode in augustus en september verbleven in het verleden tot meer dan 10.000 Futen in IJsselmeer en Markermeer. Sinds 1992 is de ruipoulatie fors geslonken. De laatste jaren werden slechts enkele duizenden ruiende Futen geteld. Het aantal Futen neemt de laatste jaren op zowel IJsselmeer als Markermeer verder af. In augustus 2004 verbleven op het IJsselmeer nog bijna 3.000 Futen. Het aantal was vanaf september extreem laag. Op het Markermeer gaat het maximaal om nog maar een paar honderd vogels (figuur 20). Naast de afname van de ruiconcentraties blijken de aantallen ook in z n algemeenheid sterk af te nemen................................ Figuur 20. Aantalverloop van Fuut Podiceps cristatus in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 3500 3000 2500 Fuut Markermeer IJsselmeer 2000 1500 1000 500 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun Het zwaartepunt in de verspreiding lag, zoals in overige recente jaren, in de nazomer (ruiers) langs de Houtribdijk en langs de hele Noord-Hollandse IJsselmeerkust (figuur 21). De aantallen in de overige kustdelen (Friesland, NOP, Flevoland) zijn gering in vergelijking met eerdere jaren. De huidige afname lijkt vooral in deze kustdelen op te treden. De nazomer aantallen op het Markermeer zijn zeer gering. In de winter (oktober-maart) verspreidden Futen zich nadrukkelijk langs de Houtribdijk ter hoogte van Lelystad (figuur 21). Het belang van de Friese kust neemt ook in de winter af. Op het Markermeer verbleven Futen met name in het zuidelijk IJmeer, onder andere bij Almeerderzand (figuur 21). 29

............................... Figuur 21. Ruimtelijke verspreiding van Fuut in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. Fuut 30

3.2.6 Visdief Sterna hirundo Visdieven namen op het IJsselmeer gedurende de jaren negentig toe en op het Markermeer af. In recente jaren (vanaf 2000) neemt het aantal op het Markermeer weer toe. Deze toename lijkt tijdelijk en veroorzaakt door het ter beschikking komen van het natuurcompensatieproject in de vorm van een eiland langs de waterlandse kust. De`aantallen op het Markermeer zijn in 2004 en 2005 weer laag. Op het IJsselmeer is een zeer sterke toename gemeten sinds 2002 door het ter beschikking komen van de Kreupel. De Kreupel heeft waarschijnlijk Visdieven van elders (o.a. van het Markermeer) weggezogen. Het aantal Visdieven augustus 2004 was evenals voorgaande twee seizoenen groot. In augustus 2004 werd, net als in 2003, een extreem hoog maximum van ca 7.000 dieren geteld (figuur 22)................................ Figuur 22. Aantalverloop van Visdief Sterna hirundo in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 8000 7000 6000 Visdief Markermeer IJsselmeer 5000 4000 3000 2000 1000 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun Het verspreidingsbeeld van Visdieven uit de nazomer van 2004 laat zien dat de belangrijkste aantallen op de recent ter beschikking gekomen natuurontwikkelingsgebieden (natuurcompensatie Waterlandse kust en de Kreupel) werden waargenomen. De oudere natuurontwikkelinggebieden (uit de jaren negentig) zijn nauwelijks in gebruik. Vooral langs de Houtribdijk ter hoogte van Lelystad en langs de Afsluitdijk concentreerden zich naast de nieuwe natuurontwikkelinggebieden veel Visdieven (figuur 23). In het voorjaar van 2005 (mei-juni) verbleven de belangrijkste concentraties Visdieven van het IJsselmeer op de Steile Bank, Mokkebank, op de Kreupel, langs de Afsluitdijk, langs de kust van de Wieringermeer op het IJsselmeer en langs de Waterlandse kust op het Markermeer (figuur 22). Het opgespoten terrein van het naviduct bij Enkhuizen, speelde een paar jaar lang een belangrijke rol voor rustende en broedende Visdieven maar die zijn inmiddels door sterke verbossing vrijwel allemaal verdwenen. Op de Kreupel broeden tegenwoordig veel Visdieven. 31

.............................. Figuur 23. Ruimtelijke verspreiding van Visdief in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode.. 32

3.2.7 Zwarte Stern Chlidonias niger Met Zwarte Sterns is het zeer slecht gesteld op het IJsselmeer en Markermeer. Sinds 1994 namen de aantallen op beide meren drastisch af. Op het Markermeer is nog maar een handje vol Zwarte Sterns over. Op het IJsselmeer verblijven nog steeds aantallen van betekenis maar deze zijn maar een fractie van wat het was. In augustus 2004 werden op het IJsselmeer slechts 1000 Zwarte Sterns geteld (figuur 24). Hiermee lijkt het erop dat de het aantal ook op het IJsselmeer verder afneemt................................ Figuur 24. Aantalverloop van Zwarte Stern Chlidonias niger in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 1400 1200 1000 Zwarte Stern Markermeer IJsselmeer 800 600 400 200 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun De zomeraantallen uit 2004 van het IJsselmeer hadden betrekking op vogels op het noordelijk deel met de belangrijkste concentratie op de Kreupel (figuur 25). Op het Markermeer verbleven Zwarte Sterns vooral in het oostelijk deel (o.a. de Houtribdijk ter hoogte van Lelystad) (zie figuur 25). De aantallen in het zuidelijk Markermeer en IJmeer (natuurcompensatie Waterlandse kust) waren minimaal (figuur 25). De aanleg van de Kreupel in 2003 resulteerde sinds de zomer van 2003 in regelmatig aanwezige concentraties van rustende Zwarte Sterns (figuur 25). 33

............................... Figuur 25. Ruimtelijke verspreiding van Zwarte Stern in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 34

3.2.8 Kokmeeuw Larus ridibundus Kokmeeuwen zijn sinds halverwege de jaren negentig sterk afgenomen. In recente jaren worden maximaal nog ongeveer 20.000 Kokmeeuwen geteld. Eerder in de jaren negentig was dat vaak het dubbele. Het aantal bereikt doorgaans in augustus of september een maximum. In de zomer van 2004 piekte het aantal in september (figuur 26). Daarna nam het aantal fors af. Opvallend zijn de extreem lage aantallen in juli 2004. Net als voor veel andere viseters zijn de condities van het IJsselmeer waarschijnlijk zeer slecht geweest. Op het Markermeer zijn de aantallen relatief zeer laag (figuur 26). De grootste afname werd veroorzaakt door de situatie van het Markermeer.................................. Figuur 26. Aantalverloop van Kokmeeuw Larus ridibundus in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 25000 20000 Kokmeeuw Markermeer IJsselmeer 15000 10000 5000 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun In de zomer van 2004 verbleef een belangrijk deel van de Kokmeeuwen op het IJsselmeer. Het zwaartepunt van de verspreiding lag in het IJsselmeer nadrukkelijk op het noordelijke deel en het uiterste zuidelijke deel (met name Houtribdijk tot Trintelhaven). Op het Markermeer verbleven Kokmeeuwen met name langs de westkust met een kleine concentratie in het westelijk IJmeer (natuurcompensatie) en in de Hoornse Hop (figuur 27). In de winter en het voorjaar van 2005 verspreidden de vogels zich nadrukkelijk in het noordelijk deel van het IJsselmeer. In het voorjaar was onder andere de Friese kust belangrijk (figuur 27). 35

............................... Figuur 27. Ruimtelijke verspreiding van Kokmeeuw in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 36

3.2.9 Zilvermeeuw Larus argentatus............................... Figuur 28. Aantalverloop van Zilvermeeuw Larus argentatus in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. Zilvermeeuwen komen de laatste jaren in steeds geringere aantallen voor. De aantallen zijn gemiddeld zeer laag. In seizoen 2004/2005 werd alleen in maart 2005 een relatief groot aantal van ruim 1.000 dieren gezien. Een groot deel van alle waargenomen vogels verblijft op het IJsselmeer. Op het Markermeer werden maximaal slechts 100 vogels geteld en op IJsselmeer verblijven grofweg slecht 200 vogels ( zie figuur 28). 1200 1000 800 Markermeer IJsselmeer Zilvermeeuw 600 400 200 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun In het najaar verspreidden Zilvermeeuwen op het IJsselmeer zich over vrijwel het gehele kustdeel (figuur 29). In de nazomer van 2004 waren er opmerkelijk weinig dieren aanwezig langs de Houtribdijk terwijl daarna (oktober-december) weinig vogels langs de Friese kust en het noordelijk deel van de Noordoostpolderdijk verbleven (figuur 29). In het tweede deel van de winter (januari-maart) lag de nadruk in de verspreiding op het IJsselmeer op het noordelijk deel, in het bijzonder op het Kornwerderzand (figuur 29). Op het Markermeer werden relatief veel Zilvermeeuwen geteld langs delen van Houtribdijk en in het zuidelijk Markermeer en IJmeer (figuur 28). 37

............................... Figuur 29. Ruimtelijke verspreiding van Zilvermeeuw in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 38

3.2.10 Stormmeeuw Larus canus............................... Figuur 30. Aantalverloop van Stormmeeuw Larus canus in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. Het aantal Stormmeeuwen in seizoen 2004/2005 was vergelijkbaar met de aantallen in voorgaande seizoenen. In voorgaand seizoen (2003/2004) werden regelmatig veel hogere aantallen geteld. In seizoen 2004/2005 waren de aantallen Stormmeeuwen groot in het winterhalfjaar (figuur 30). Op het Markermeer werd het maximum van ca 700 vogels in oktober vastgesteld. Op het IJsselmeer werden bijna 2.500 exemplaren gezien in januari 2005 (figuur 30). Maximale aantallen van ongeveer 2.500 vogels werden in voorgaande seizoenen vaak waargenomen. 2500 2000 1500 Stormmeeuw Markermeer IJsselmeer 1000 500 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun In het eerste deel van de winter (oktober-december) verspreidden Stormmeeuwen zich langs alle kustdelen met een duidelijk zwaartepunt in het zuidelijk IJsselmeer langs de Houtribdijk ter hoogte van Lelystad. In het tweede deel van de winter (januari-maart) waren Stormmeeuwen duidelijk verschoven naar het noordelijk IJsselmeer met, net zoals bij Zilvermeeuwen, een zwaartepunt op het Kornwerderzand (zie figuur 31). Ook in het voorjaar van 2005 (april-juni) verbleven meer Stormmeeuwen in het noordelijk IJsselmeer. Op het Markermeer lijkt naast de Houtribdijk een voorkeur te zijn voor de westkust, waarbij de omgeving van de Hoornse Hop, de Gouwzee en de westkant van het IJmeer met enige regelmaat kleine concentraties te herbergen (figuur 31). 39

............................... Figuur 31. Ruimtelijke verspreiding van Stormmeeuw in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 40

3.2.11 Grote Mantelmeeuw Larus marinus In augustus 2004 verbleven ruim 300 Grote Mantelmeeuwen in IJsselmeer en Markermeer (figuur 32). Een groot deel van dit aantal betrof dieren op het Markermeer. Het aantal vogels op het Markermeer nam daarna snel af en bleef gedurende de rest van het seizoen laag met hooguit enkele tientallen vogels tot in het voorjaar. Op het IJsselmeer bleven de aantallen langer hoog en namen pas vanaf november geleidelijk af (figuur 32). Vergeleken met voorgaande seizoenen kenmerkte seizoen 2004/2005 zich door een gemiddeld aantalverloop................................ Figuur 32. Aantalverloop van Grote Mantelmeeuw Larus marinus in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 350 300 250 Grote Mantelmeeuw Markermeer IJsselmeer 200 150 100 50 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun Grote Mantelmeeuwen op het IJsselmeer verspreidden zich gedurende het hele seizoen met name in het noordelijk deel (figuur 33). Op het Markermeer was naast de Houtribdijk in het oosten met name het IJmeer in gebruik. Daar verbleven zeer regelmatig een aantal Grote Mantelmeeuwen op de zandbank van het natuurcompensatieproject van de Waterlandse kust (figuur 33). 41

............................... Figuur 33. Ruimtelijke verspreiding van Grote Mantelmeeuw in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. 42

3.2.12 Dwergmeeuw Larus minutus Het aantal getelde Dwergmeeuwen fluctueert enorm per seizoen. Dwergmeeuwen worden meestal tijdens de gevlogen lussen, midden op het open water opgemerkt. De kans dat Dwergmeeuwen, die ver op het open water vliegen, worden gemist is vrij groot. Deze geringe trefkans verklaart waarschijnlijk voor een belangrijk deel de grote fluctuaties in het getelde aantal. In het seizoen van 2004/2005 werd alleen in april 2005 een noemenswaardig aantal gezien (figuur 34). Voorgaand seizoen (2003/2004) was een zeer matig jaar. Op basis van langjarige trends lijkt het aantal Dwergmeeuwen op het IJsselmeer af te nemen. Op het Markermeer verblijven altijd lage aantallen................................ Figuur 34. Aantalverloop van Dwergmeeuw Larus minutus in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 800 700 600 Markermeer IJsselmeer Dwergmeeuw 500 400 300 200 100 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun Een zeer gering aantal in de nazomer van 2004 werd langs de kust van de Noordoostpolder waargenomen. In maart 2005 werd een klein aantal gezien op het open water in de directe omgeving van de Kreupel. Het grote aantal van ca 700 vogels uit april 2005 verbleef langs de Friese kust. In dat seizoensdeel (mei) werd nog een klein groepje gezien op het open water van het zuidelijk IJsselmeer (figuur 35). 43

............................... Figuur 35. Ruimtelijke verspreiding van Dwergmeeuw in IJsselmeer en Markermeer per periode in seizoen 2004/05. Stipgroottes hebben betrekking op gemiddeld aantal getelde vogels per periode. Dwergmeeuw 44

3.3 Planteneters 3.3.1 Knobbelzwaan Cygnus olor Sinds de zomer van 2003 is het aantal Knobbelzwanen van IJsselmeer en Markermeer toegenomen. In zowel augustus 2003 als in juli 2004 werden ca 5.500 zwanen geteld. In voorgaande seizoen werden jaarlijks maximaal ongeveer 4.500 vogels geteld. De zwanen waren in 2003 blijkbaar later dan in 2004 maar het maximum aantal is zeer vergelijkbaar. Vanaf juli 2004 nam het aantal snel af. In de winter verbleven nauwelijks noemenswaardige aantallen zwanen. In mei en juni 2005 bouwde zich snel een ruipopulatie op van ongeveer 4.000 vogels in juni. De meeste vogels worden op het IJsselmeer geteld (figuur 36). De najaars- en winteraantallen zijn altijd zeer laag................................ Figuur 36. Aantalverloop van Knobbelzwaan Cygnus olor in IJsselmeer en Markermeer in de periode juli 2004 tot en met juni 2005. 6000 5000 4000 Knobbelzwaan Markermeer IJsselmeer 3000 2000 1000 0 jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun Op het IJsselmeer lag de nadruk in de verspreiding van Knobbelzwanen van de nazomer van 2004 op het noordelijk en zuidelijk deel van de Friese IJsselmeerkust (Makkumerwaarden en Friese kust van Gaasterland, zie figuur 37). Op het Markermeer lag het zwaartepunt met name in het zuidelijk IJmeer (Muiden- Muiderzand) maar ook in de Gouwzee en in de Hoornse Hop verbleven aantallen van betekenis (figuur 37). In het najaar (oktober-december) verspreidden Knobbelzwanen zich op het IJsselmeer met name in de omgeving van de Makkumerwaarden en op het Markermeer met name langs de gehele westkust, in het bijzonder het Almeerderzand (figuur 37). In het voorjaar van 2005 (april - juni), als de ruipopulatie zich opbouwt, komen de meeste Knobbelzwanen blijkbaar als eerste naar de Friese IJsselmeerkust (zie figuur 37). 45