Constantin Meunier Liever tekenen en schilderen Reeds in zijn prille jeugd kwam Constantin Meunier ( 1831 in Etterbeek) in contact met kunstenaars: zijn moeder, een jonge weduwe, baatte een familiepension uit (nabij de Kleine Zavel) waar kunstenaars logeerden. Onder hen bevond zich Calamatta, een Italiaanse graveur, die zonder twijfel de jonge Meunier beïnvloedde bij zijn studiekeuze: op 14-jarige leeftijd schreef hij zich in aan de Brusselse Academie en koos er al snel voor beeldhouwkunst. Hij werkte drie jaar lang als helper bij de beeldhouwer Fraikin. Op het einde van zijn opleiding interesseerde hij zich echter meer voor tekenen en schilderen en gedurende dertig jaar zou hij in die richting blijven doorwerken. Hij kwam o.m. in contact met Félicien Rops en Charles De Groux. Tussen 1857 en 1875 verbleef hij enkele malen in het Trappistenklooster van Westmalle, waar hij inspiratie opdeed voor religieuze thema s. Een bekend voorbeeld uit die tijd, is zijn Kruisweg in de kerk van Sint-Pieters-Kapelle te Herne. Naast deze religieuze thema s richtte hij zich als schilder op historiestukken. Op vraag van de toenmalige Belgische regering trok hij naar Sevilla om er een copie te maken van de Kruisafneming van Pedro Campaña, alias Pieter de Kempeneer. Uit die tijd stammen ook een groot aantal kleurrijke scènes en volkse taferelen uit de streek. Hij ontmoette er ook de Belgische schilders Van Rysselberghe en Charlet. In diezelfde periode stelde hij regelmatig zijn schilderijen tentoon op de Belgische en Parijse Salons. Hij werkte hard en nam heel wat opdrachten aan om in het onderhoud van zijn gezin te voorzien. In die zin was zijn benoeming door het Leuvens stadsbestuur als leraar aan de plaatselijke academie van groot belang. Hij kreeg van de stad een woning ter beschikking (het vroegere anatomische amfitheater). Deze faciliteiten en het regelmatig inkomen lieten hem toe zich intensief toe te leggen op zijn schilder- en beeldhouwkunst, met heel wat interessante werken tot gevolg tijdens zijn Leuvense periode. Toenemende belangstelling voor het arbeidsmilieu Op vraag van Camille Lemonnier tekende Meunier een reeks illustraties voor diens boek over de Belgische mijnstreken. Daarom bezocht hij de smederijen en walserijen van Régissa (Hoei), de fabrieken van Cockerill en de glasblazerijen van Val-Saint-Lambert. Hij doorkruiste de Borinage en het Pays Noir in gezelschap van Lemonnier en Mellery. Het harde labeur van de arbeiders maakten een diepe indruk op hem, hij zou zich vanaf nu wijden aan het uitbeelden van de arbeider en zo evolueerde zijn werk van historiestukken naar het
realisme. In 1880 exposeerde hij met succes op het Salon te Gent een reeks schilderijen betreffende het zware leven van de arbeiders in de steenkoolmijnen en de in de hoogovens. In een brief aan een van zijn vrienden verklaarde Meunier over zichzelf: Op vijftigjarige leeftijd voelde ik in mij ongekende krachten, als een tweede jeugd, en ik ging opnieuw aan de arbeid. Door de ervaringen met het Waalse industriegebied kwam hij tot de bevinding dat hem een nieuw levenswerk wachtte. Niet onmiddellijk is het de kunstenaar duidelijk geweest langs welke weg dit kon leiden, maar na enkele jaren, hij was toen 54, kwam de resolute doorbraak van de beeldhouwkunst in zijn oeuvre. Steenkolenstreek (Museum M) - Bron: Wikipedia Terugkeer tot de beeldhouwkunst Naast de reeds hogergenoemde Waalse industriestreek ontdekte Meunier ook de Antwerpse haven en andere plaatsen waar de arbeider in de sociale ellende van de 19 de eeuw werd aangetroffen. Eén van zijn bekendste beeldhouwwerken, De Buildrager (1885), staat nog steeds op de hoek van de Suikerrui in Antwerpen. Los van deze inspirerende sociale achtergrond kan het werk van de beeldhouwer niet gegroeid zijn noch verklaard worden. Het lijdt geen twijfel dat de plastische kwaliteiten van deze taferelen de kunstenaar erg hebben aangesproken, wat eveneens zijn terugkeer tot de beeldhouwkunst rechtvaardigt. Daarnaast is er de grote bewondering van Meunier voor de kunst van de Grieken, omwille van het schoonheidsideaal en de levensechtheid ervan. De kunst van Meunier kan bestempeld worden als een soort samensmelting van Germaanse romantiek met het klassieke ideaal van de Zuiderse schoonheid. Camille Lemonnier noemde Meunier de kunstenaar van le bel animal humain. Zijn verdienste was het immers om de juiste plastische vorm te verlenen aan het prototype van de landman, de mijnwerker, de
haven- en fabrieksarbeider te verlenen. Door Meunier kreeg de Belgische beeldhouwkunst een nieuwe impuls, die ook in het buitenland vooral in Duitsland gewaardeerd werd. Zijn kunst wordt wel eens vergeleken met die van de grote Franse vernieuwer, August Rodin. Er is zeker verwantschap tussen beide: zij breken met de traditionele uitbeelding van het menselijk lichaam én boetseren beiden figuren die getekend zijn door arbeid en door smart. Maar waar Rodin de diepere menselijke drijfkrachten in zijn werk vat, blijft Meunier beperkt binnen de wereld van het zware arbeidersleven. Zijn levenswerk Het grauwvuur, KMSK Brussel. - Bron: wikipedia In 1887 vond in de steenkoolmijn van La Boule (Pâturages in de Borinage) een grauwvuurexplosie plaats waarbij 120 mijnwerkers om het leven kwamen. Meunier was persoonlijk getuige van het hartverscheurend moment toen een moeder haar zoon herkende onder de doden. Deze tragiek maakte een enorme indruk op Meunier en met grote zeggingskracht beeldde hij dit gegeven uit in een bronzen beeld, genoemd Het grauwvuur (KMSK, Brussel). Daarnaast ontstonden door dit voorval ook twee andere bekende werken van hem: Het mijngas en Het oude mijnpand. In 1890 presenteerde hij op het Salon van Brussel het reliëf De nijverheid (ook Het werk geheten), het eerste onderdeel voor het Monument van de Arbeid dat hem tot het einde van zijn leven zou bezighouden. Het was zijn bedoeling om de vier hoofdelementen aarde, lucht, vuur en water in het directe, ons omliggende leven te betrekken door ze te verpersoonlijken in arbeidersfiguren. Hij creëerde verschillende onderdelen, o.m. vier reliëfs voorstellende een mijnwerkersgroep, boerenarbeid op een veld met dreigende wolkenhemel, een tafereel bij een oven in een glasblazerij en een scene in de haven. Het monument was bedoeld als eerbetoon aan de dagelijkse arbeid van mannen en vrouwen. Victor Horta stond in voor de architecturale uitwerking. In 1901 vroeg Meunier aan Leopold II om zijn monument te installeren op de rotonde van de Tervurenlaan, maar de Belgische Staat weigerde het werk aan te kopen uit vrees dat het een verzamelplaats voor betogers zou worden. Onder druk van de publieke opinie werd het toch
aangekocht maar het verdween haast onmiddellijk in de kelders van het Museum voor Schone Kunsten. Het duurde tot 1930 voordat het publiek het werk te zien kreeg wanneer het in aanwezigheid van koning Albert I en koningin Elisabeth onthuld werd op de Jules Detroozsquare te Laken. In 1949 moest het monument verplaatst worden (wegens werken aan de nieuwe brug) naar de andere oever van het kanaal. De inplanting ervan, als scharnierelement tussen de havenzone en de commerciële, industriële en residentiële wijken is merkwaardig, ook al is de omgeving momenteel helaas nog steeds sterk verwaarloosd. Monument voor de Arbeid, Laken. Bron: wikipedia Zijn laatste atelier In 1893 ontving Meunier samen met zijn vriend-beeldhouwer Vander Stappen een regeringsopdracht voor de decoratie van de Kruidtuin in Brussel. De retrospectieve van zijn werk in Parijs kende een groot succes. Van dan af was zijn internationale reputatie gevestigd. Hij werd lid van de Koninklijke Academie van België (1899). In 1900 betrok hij in de Abdijstraat te Elsene, in de buurt van het Terkamerenbos, een huis met atelier dat hij had laten bouwen door architect Delune. In 1903 aanvaardde hij nog een opdracht voor een monument voor Emilie Zola, terwijl hij intussen verder werkte aan zijn eigen Monument voor de Arbeid. Bij zijn dood in 1905 waren beide zo goed als klaar
Het atelier werd in 1930 aangekocht door de staat en in 1938 verbouwd tot museum. Het werd op het einde van de jaren 1970 verbonden aan de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. In 1986 werd het door deze instelling heringericht. Thans zijn in het huis en het atelier talrijke schilderijen, tekeningen en gipsen en bronzen beelden van de kunstenaar tentoongesteld Het Constantin Meuniermuseum - Bron: www.irisnet.be Samenstelling: Myriam Vanden Nest Bronnen M.R. Bentein, Constantin Meunier Buildrager, in:.okv, via www.tento.be C. Lambert en S. Moutury, Het monument voor de arbeid, in: Brusselse wandelingen. Cel Historisch erfgoed van de stad Brussel, 1999. www.wikipedia.nl www.irismonument.be/nl.elsene.abdijstraat.59.html